In den beginne was er niets. En toen
zei Paul Rudolf von Bilguer: "Er zij openingstheorie!" En er was
openingstheorie. En dat gebeurde de eerste dag en ging von Bilguer rusten, want
hij was het waard.
De tweede dag sprak hij: "Wit zal
openen met 1.e4 of 1.d4 en zwart zal hierover nadenken." Dat was de tweede
dag.
De derde dag liet hij zich ontvallen:
"Zwart zal op 1.e4 e5 of c5 antwoorden. Op 1.d4 zal hij met d5 of Pf6
antwoorden." En dat was al heel wat voor de derde dag.
Op de vierde dag was von Bilguer in
vorm, en hij ging verder met 1.e4 e5 aan de slag. Dit zijn de open spelen, en
zij zullen zo genoemd worden, omdat ik andere openingen de "gesloten
spelen" ga noemen. Wit speelt hier best 2.Pf3 en dan speelt zwart ook best
1...Pc6."
Op de vijfde dag deed von Bilguer het
rustiger aan en liet enkel weten dat na 1.d4 d5 of Pf6 wit best met 2.c4 kon
verder gaan.
Op de zesde dag vond Paul het tijd
voor wat detailwerk en hij besteedde die dag tijd aan het Pruissisch.
Op de zevende dag zei von Bilguer
vermoeid: "en laat von der Lasa nu maar de rest invullen".
De openingstheorie is historisch
gegroeid, omdat mensen als von Bilguer dat nu eenmaal interessant vonden, om
lessen te trekken uit hoe de beste spelers hun partijen opzetten. Hoewel de
beste spelers goed begrepen waar ze het best hun stukken neerzetten in de opening
(zie in dit verband het uitstekend leesbare Chess Secrets I learned from the
Masters van Ed Lasker), kwam er toch nog veel persoonlijke smaak bij kijken.
Vaak kwamen ze met hun foliekes nog goed weg, gewoon omdat ze strategisch of
tactisch veel beter waren dan de "niet-meesters". Steinitz
bijvoorbeeld bezorgde zichzelf bekrompen stellingen, maar zijn tegenstanders
hadden vaak geen goed plan om hiermee om te gaan.
Was openingstheorie in het begin nog
iets eenvoudigs, eerder een manier om een bepaald middenspel te bereiken, dan
groeide het continu uit tot een monster in het schaakspel. Wie nu partijen uit
begin vorige eeuw naspeelt, ziet een zeer smal repertoire (Spaans,
Damegambiet), dat het bord in toptornooien overheerst. Dat wil niet zeggen dat
er geen experimenten met bizarre openingen gebeurden - het Boedapester gambiet
dateert van ruwweg 1916, en werd uitgewerkt door Abonyi, Barasz en Breyer
(jawel, die van die grote Spaanse variant), vandaar ook de naam. De witte
tegenhanger van het BDG, het Tennisson gambiet, werd al voor 1900 gespeeld.
Die tweesprong bleef aanhouden:
"echte" schakers hielden zich aan de grote openingen, maar aan de
rand waren er veel enthousiastelingen, die hun eigen bergweg uithakten. Otto
Tennison, Hugh Myers, Stefan Bücker, Gerard Welling, Blackmar en Diemer, Smith
en Morra, Maurits Wind (breeze), Michael
Basman Van Geet, …
Maar geleidelijk aan sijpelen ideeën
door van de ene naar de andere kant. Denken we maar aan de partij Karpov -
Miles, waarin de Engelsman won met
1...a6. Of het Benko-gambiet, wat oorspronkelijk ook maar een wild idee
van één speler was. En recent heeft vooral Alpha Zero veel ogen geopend. Het
zetje h2-h4 was in de jaren 80 een veel voorkomende zet in… computerpartijen,
omdat de simpele algoritmes te vroeg in het middenspel al activiteit aan torens
wilden geven. Meer werd er met de zet niet gedaan - het programma was
"tevreden" dat de torens nu wel meer velden hadden en dat was dat. Nu
heeft Alpha Zero aangetoond dat die stormram heel vaak nuttig is om op lange
termijn verzwakkingen uit te lokken in de vijandelijke (konings)stelling.
Alles is speelbaar, voorbeelden genoeg
(bv rare openingszetten). Zo zag
ik onlangs bij Quality Chess het boek Playing the Najdorf (playing the najdorf by david_vigorito) door
David Vigorito passeren. Het lijkt me een goed boek, afgaande op het excerpt
dat je op de site kan downloaden. Hier viel me meteen zijn aanbeveling op de
Engelse aanval op: na 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 a6 6.Le3 e5
7.Pb3 Le6 8.f3 h5! Daar is-ie dan: de Alpha Zero zet. Nu, zo onlogisch is die
zet niet: wit wil g2-g4 spelen, dus waarom niet even dat manoeuvre vertragen
door zelf h7-h5 te spelen. Je vraagt je enkel af waarom hier niemand eerder is
opgekomen. Maar dat bleek dan weer niet zo: al in "The English
Attack" van de Firmian en Fedorowicz (Batsford, 2004) wordt de zet
vermeld, alleen in een iets andere stelling, maar wel met dezelfde
bedoeling.
Dat deed me dan weer denken aan het
kleine zetje a3 in de Pirc. Vaak gaat de Oostenrijkse aanval als volgt: 1.e4 d6
2.d4 Pf6 3.Pc3 g6 4.f4 Lg7 5. Pf3 0-0 6.Ld3 c5 7.dxc5 Da5 en zwart krijgt zijn
pion terug. Het doel van het "ezelsoor" op a3 is om in zo'n gevallen
met b4 te kunnen antwoorden, en zwart kan fluiten achter zijn pion.
Is alles dan speelbaar - en is
openingstheorie dan per definitie "overbodig"? Niet helemaal
natuurlijk; er zijn altijd betere zetten en minder goede zetten. Maar dat is
net de driesprong bij het schaken: het wetenschappelijke ("meest correcte
schaak") versus het sportieve ("beste schaak qua resultaat")
versus het kunstzinnige ("mooiste schaak"). Brabo is een voorstander
van de wetenschappelijke aanpak - en dat is zijn goed recht. Maar spelers als
Lasker en Kortchnoi speelden ook de man, en durfden wel eens iemand uit zijn
tent lokken, om remise te vermijden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je
altijd een winstpunt kan oprapen met een bizar idee (denk maar aan de partij
Twyble-Sugden, de ultieme Van Geet partij). Maar het stelt een overdreven focus
op openingstheorie wel in vraag. Tenslotte is schaken een spel in flexibiliteit
en robuustheid (d.w.z.: het zoveel mogelijk open houden van opties), en hard
kunnen rijden op de snelweg van openingstheorie garandeert nog geen succes, als
je tegenstander met zijn 4x4 al na zet vijf het weiland der zijvarianten
induikt.
Wat dat betreft mogen we Carlsen
danken dat hij het schaken terug verlegd heeft van de Kasparov-snelweg naar
Carlsen-terrein: daar waar Kasparov te zeer focuste op zijn kennis van scherpe,
initiatiefrijke lijnen, gekoppeld met zijn sterke tactische inzicht, heeft
Carlsen het spel teruggebracht naar zijn essentie: een strijd van opening tot
eindspel, waarin je je sterkte moet bewijzen in elk aspect - ook het aspect van
fysieke paraatheid in het zesde uur.
Een ander punt heeft Brabo onlangs wel
aangehaald om reizen naar exotica met een korrel zout te nemen: als programma's
nu openingen als de Grob (en waarschijnlijk ook Sokolsky, de Gier, de Borg) weerleggen.
Heb ik ook een partij om dit artikel
te illustreren? Even kijken… er was enkele jaren geleden die computer die alles
en iedereen afmaakte in online blitz met openingen als 1.e3 2.Ke2 3.Kf3 4.g3
5.Kg2, maar die grapjassen zijn daar ondertussen mee gestopt. Zelfs Chessbase
liep erin (the third coming of bobby fischer)… maar
het is wel een mooie illustratie van mijn punt. Nakamura opende ook eens een
serieuze partij tegen Sasikirian met 1.e4 e5 2.Dh5 (en verloor, zie Danvers Opening).
Dus ter ere van het bizarre in het
schaken, zie hier hoe Kasparov met zwart "remise haalt" tegen 1.e4 e5
2.Dh5 tegen Hollywoodster Woody Harrelson (bron: hans48)
HK5000