vrijdag 18 december 2015

Sneller

60 plussers vragen mij af en toe waarom ik niet vaker speel. In hun beste jaren speelden ze soms in een weekend zowel vrijdagavond, zaterdag als zondag schaak. Als ik dan als antwoord geef dat ik jonge kinderen heb dan wordt dit steevast gecounterd met dat ik toch een echtgenote heb. De emancipatie van de vrouw is de laatste decennia niet gestopt en terecht natuurlijk. Trouwens ik beklaag het mij zeker niet want ik spendeer graag tijd met mijn kinderen.

Sociale verschuivingen maar ook de grotere flexibiliteit gevraagd door de werkgevers, het veel uitgebreidere aanbod vrijetijdsbestedingen,... zetten onze agenda's zwaar onder druk. Ik vermoed dat het dubbelrondig gesloten clubkampioenschap van de Roeselaarse Torrewachters kanshebber is om als grootste levende dinosaurus in België te worden benoemd. 22 ronden bikkelen 12 spelers in de A-klasse het uit met een naar hedendaagse normen langzaam interclubtempo (B en C-klasse gebruiken zelfs nog 2u 40 zetten met 1u K.O). Het is geen toeval dat enkel (?) jongeren, (pre-)gepensioneerden of (eeuwige) vrijgezellen deelnemen.

10 jaar geleden toen ik voor het eerst in de Brugse Meesters met het snelste fide tempo (1h30 met 30 seconden increment) in contact kwam, werd nog de vraag gesteld of dit tempo als serieus kon worden beschouwd. Vandaag is de vraag eerder hoe we ervoor kunnen zorgen dat er nog meer tijd kan worden bespaard. Dubbele ronden op de speeldagen zien we daarom in heel wat fide-tornooien steeds vaker opduiken. Het nieuwe initiatief van Wachtebeke gaat hierbij nog een stapje verder door de voormiddag vrij te houden en de dubbele ronden te proppen in de namiddag. Nadeel van deze keuze is dat het niet aangenaam en zelfs gevaarlijk is om nog ver naar huis te rijden na middernacht.

Het initiatief van de Zurich Chess Challenge organisatoren mag dan wel als bedoeling hebben om topschaak aantrekkelijker te maken, een sneller standaardschaak kan mogelijks ook aan amateurs een oplossing bieden voor hun steeds beperktere vrije schaaktijd. Echter het verder reduceren van de bedenktijd in standaardschaak bevat zeker ook gevaren. Hoe sneller het tempo, hoe dichter we beginnen aan te leunen bij internetschaak. Met internetschaak heb je geen last van (lange) (nachtelijke) autoritten. Je moet niet wachten tussen de ronden. Je vermijdt het jo-jo effect in vele Zwitserse tornooien want je kan de tegenstanders selecteren volgens rating. Kortom het verwondert mij niet dat ik al clubspelers hun lidmaatschap heb zien opgeven omdat ze internetschaak veel makkelijker en aantrekkelijker vinden.

Het enige wat misschien internetschaak je niet geeft, is een betrouwbare rating. In fide-tornooien heb je tenminste een zekere controle over de identiteit van je tegenstanders.  Erg grappig was trouwens fides beslissing om de spelers te verzamelen op 1 locatie voor het 1st fide world online dames blitz kampioenschap. Met een eerste prijs van 3000$ stond er natuurlijk wat meer op het spel dan wat we gewoon zijn in online schaak.

Nu weinig spelers bekommeren zich om een betrouwbare online-rating. Het sneller tempo zorgt voor grote schommelingen in de rating en schaken wordt steeds meer als een spelletje herleid. Fide heeft meer dan 3 jaren geleden officiële rapid en blitzratings geintroduceerd maar de meerderheid van de Belgen heeft er nog steeds geen.
Ratings standaard/rapid/blitz
We zien een groot verschil tussen de top 20 spelers en de rest. Zo hebben 12 van de top 20 een rapidrating en 14 van de top 20 een blitzrating. Bij de top 100 spelers zijn het er slechts 33 die een rapidrating hebben en 39 die een blitzrating hebben. Als topspeler win je natuurlijk makkelijker prijzen dus misschien verklaart dit het verschil in interesse.

Rapid en blitz-tornooien worden vandaag in België sporadisch doorgegeven voor eloverwerking maar het verklaart niet waarom de meerderheid nog altijd geen rapid/blitz- ratings heeft na 3 jaar. Als er interesse was dan hadden spelers al lang gezocht naar een tornooi die eloverwerking doet. Zelfs zonder eloverwerking zie je beperkte rapid of blitz-activiteiten in de clubs. In Deurne speelden afgelopen maanden slechts 7 spelers meer dan 3 clubdagen mee op 13 in de Deurnse superblitzer terwijl aan het clubkampioenschap 21 spelers deelnemen en nu 6 ronden ver is.

Misschien het meest democratische systeem is TSM Open. Spelers mogen zelf het tempo kiezen waarmee ze willen spelen en worden gepaard met iemand die dezelfde keuze heeft. Naast de (trage) fide-tempo's wordt het zo ook mogelijk om 1 uur K.O te spelen. Van de 14 spelers kozen echter 8 spelers voor de (trage) fide-tempo's, voor 4 spelers was het om het even en slechts 2 spelers kozen voor het (nieuwe) 1 uur K.O systeem.

Iedereen beseft dat een sneller tempo een verlies aan kwaliteit betekent. Ik vrees dan ook als organisatoren in de toekomst massaal overschakelen naar nog snellere tempo's (als fide het toelaat voor eloverwerking) dat onze ledenaantallen serieus zullen dalen. Spelers komen eerst en vooral naar de club om een partij te spelen waarvan men achteraf kan zeggen dat er inhoud was en geluk nauwelijks een rol speelde. Ik zie dan ook een sneller tempo meer als een uitbreiding van het aanbod dan de ultieme oplossing van het tijdsgebrek waarmee veel schakers kampen.

Zelfs 1 uur per partij per speler is alweer een ander soort schaak dan wat we bijvoorbeeld in de interclub vandaag spelen. Dit betekent niet dat er geen leuke partijtjes kunnen zijn want spelers gaan al eens iets meer riskeren. Zo speelde ik dit seizoen in Open TSM een scherp partijtje op 1u K.O. We konden pas starten na 21u 's avonds omwille van de jaarlijkse algemene vergadering en ik had geen zin om tot 2 uur 's morgens te spelen terwijl ik al om 7 uur op moest staan.
Jan had pech dat ik wel iets afwist van dit Goringgambiet maar ik heb ook het gevoel dat hij de partij niet even serieus speelde als in officiële wedstrijden. Het is net dat serieuze/ officiële element dat we nodig hebben om competitieschaak interessant te houden. Ik mis dit bij rapid- blitz-schaak wat ik recent nogmaals zelf ervoer toen ik zonder problemen mijn PC aflogde net voor de finale tiebrake rapids tussen Magnus en Maxime. Noem mij oud en conservatief maar nog sneller hoeft voor mij niet.

Brabo

zaterdag 12 december 2015

Restbeeld

Het is afkicken van de actuele verslaggeving op Schaakfabriek waarvan we bijna 8 jaar mochten genieten. Ik weet wel dat niets eeuwig blijft duren maar nu is er helemaal geen gecoördineerde regionale verslaggeving meer. Ik had gehoopt dat Jan Gooris met zijn initiatief Vlaanderen schaakt digitaal deze leemte deels zou opvullen maar de inhoud gaat bijna uitsluitend over leren schaken.

Uit een recente enquête bleek dat een meerderheid van de lezers het didactisch materiaal wel kon smaken. Het materiaal is van excellente kwaliteit en ik twijfel er niet aan dat spelers tot 2200 elo iets kunnen opsteken. Schakers iets bijbrengen is Jan zeker op het lijf geschreven want ik zie hem geregeld op vrijdagavond in TSM voor de start van de clubcompetitie nog enkele jongeren iets aanleren. Zo zag ik vorige week nog hoe hij met de hulp van eigen nota's hun inbeeldingsvermogen trainde.

De leerlingen krijgen een stelling en plaatsen die op een bord. De opgave bestond erin om niet de stelling op het bord te evalueren maar de stelling na een aantal specifieke zetten zonder dat deze zetten op het bord mogen worden uitgevoerd. De voor mij totaal onbekende techniek was zowel simpel als ingenieus.

Spelers die al eens blind hebben geschaakt, weten dat het niet zo eenvoudig is om stellingen goed te kunnen inbeelden. Blindsimultanen blijven daarom ook vandaag spectaculair. Het wereldrecord werd niet zo lang geleden in 2011 nog scherper gesteld door FM Marc Lang op 46 borden maar zelfs een bescheiden aantal vind ik best nog speciaal. Zo waagden in het laatste decennium o.a. lokale helden Jan Rooze zie youtube, Ronny Weemaes zie gmclub en Glen De Schampheleire zie karpovmeetskarpov zich aan deze aparte discipline. Zelf heb ik nooit veel blindschaken gespeeld. Ik herinner mij wel dat ik een aantal partijtjes speelde tegen Kris Deleu tijdens saaie theorielessen aan de Hogeschool Gent maar dat is alweer 20 jaar geleden.

Kortsluitingen bij het blindspelen gebeuren er natuurlijk ook. Zelfs regerend wereldkampioen Magnus Carlsen kwam laatst bij een blindsimultaan in de problemen toen hij er niet meer in slaagde om de stellingen bij te houden, zie filmpje. Nu dit soort kortsluitingen kunnen ook gebeuren in standaardschaak. Bij het uitrekenen van varianten gebeurt het wel eens dat we onderweg niet meer alle stukken op de correcte velden kunnen voorstellen. Dit fenomeen wordt soms ook gerelateerd aan restbeelden die blijven hangen.

Een eerste voorbeeld van dit soort fouten die ik in dit artikel wil voorstellen, komt uit mijn eigen praktijk. De partij speelde ik in 1998 tegen Philip Lemmens.
De partij liep nog goed af voor mij en dan maak je jezelf minder druk om dit soort fouten. Erger was heel recent toen ik opnieuw door een restbeeld een directe winst miste en uiteindelijk de partij liet verzanden in remise.
Niemand is immuun voor dit soort fouten. Zo las ik de voorbije maanden het boek 'The Life and Games of Mikhail Tal' en jawel ook de tovenaar van Riga had soms last van restbeelden in zijn combinaties zoals onderstaand voorbeeld bewijst.
Visualiseren van een stelling is iets wat getraind kan worden. De simpelste manier lijkt mij door geregeld standaardpartijen te spelen waarbij de speler dus voldoende tijd krijgt om te rekenen. Diep en lang nadenken is iets wat ik bij vele jonge spelers onvoldoende zie en dit gedrag wordt spijtig alleen maar beloond in de vele rapidtornooien zoals het Vlaams jeugdcriterium. Het lijkt mij dus niet onredelijk om hier iets aan te veranderen want hogerop wordt rekenen steeds belangrijker.

Brabo

zaterdag 5 december 2015

Risico's

Als je kijkt naar de spelregels van ons eeuwenoude spel dan stel je vast dat er de laatste jaren heel wat aan gesleuteld is. Sommige veranderingen werden fel bekritiseerd maar iedereen was het er wel over eens dat bepaalde aanpassingen noodzakelijk waren om de toekomst van het schaken veilig te stellen. Zo zien we dat de meeste organisatoren dankbaar gebruik maken van de snellere tempo's om hun tornooien zowel aantrekkelijk als kost efficiënt te houden. De organisatoren van het toptornooi in Zurich maakten zelfs recent een oproep naar de fide om nog snellere tempo's toe te laten voor standaardschaak.

Een gedurfd commercieel concept is het Miljonair-tornooi van Las Vegas waarbij grote geldprijzen werden uitgereikt deels gesponsord door de hoge inschrijvingsgelden. In US kreeg het tornooi heel wat publiciteit ook in de mainstream-media waardoor we toch van een zeker succes mogen spreken. Schaken komt vandaag bijna alleen nog negatief in het nieuws dus misschien moeten we dit model meer uitwerken alhoewel ik vrees dat in Europa zoiets moeilijker ligt.

Schaken (opnieuw) bekend maken bij het grote publiek is natuurlijk al lang een doelstelling in de schaakpolitiek. Het toelaten van sofia regels en daarna ook effectief toepassen in heel wat tornooien, maakt uiteraard onderdeel van de strategie. Desondanks zien we dat alle inspanningen ten spijt het geen garantie biedt op spektakelschaak want in de cruciale 7de ronde van het Miljonair tornooi was er heel wat controversie over de partij Luke McShane - Hikaru Nakamura die teleurstellend eindigde na 9 zetten in een zetherhaling.

Schakers zijn pure individualisten. Ik val in herhaling maar soms moet ik wel want in het zonet  gepubliceerd interview met Harika Dronova werd opgetekend "But all the top players have different skills and I respect them for the hard work they put in it to entertain viewers with beautiful games". Het is onzin om te beweren dat schakers zetten kiezen om het publiek te amuseren. Nu het hele interview kan mij niet bekoren.

Risicomanagement is een erg belangrijk aspect in het schaken maar zorgt er tezelfdertijd ook voor dat spelers geregeld niet tot echt schaken komen. Dit negatieve zagen we in een extreme vorm in de eerder vermelde partij maar het kan ook een stuk subtieler. Zo koos ik voor een lange theoretische lijn in mijn partij tegen Marc Ghysels die uiteindelijk uitmondde in een eindspel waar te weinig muziek in zat.
Ik had geen zin om onvoorbereid de scherpste varianten te spelen en hoopte dan maar dat hij het nevensysteem niet voldoende zou kennen. Marc had in onze vorige onderlinge partijen gekozen voor een Scheveningen, Pirc en Frans dus ik vond het niet onredelijk om die gok te wagen.

Het hoeft zelfs geen lange theoretische varianten te zijn om te spreken van anti-schaak. In de volgende interclubpartij werd al heel snel de theorie verlaten en toch kwam de partij nooit van de grond omdat geen enkele speler bereid was om risico's te nemen.
Zowel ik als Philippe hadden meerdere mogelijkheden in de partij om de stelling te verscherpen maar er werd slechts op een algemene afruil aangestuurd. Met bovenstaande partijen zal je nooit het grote publiek warm kunnen maken.

Spelers kunnen worden overtuigd om meer risico's te nemen als er een beloning is. Een goede motivatie is een grote elokloof want de hoogst gekwoteerde speler moet dan wel winnen. In het verleden toonde ik al enkele voorbeelden in mijn artikel spelen op de man. Recenter maakte ik een opmerkelijke keuze in mijn partij van Open Gent tegen Hendrik Westerweele.
Ik taxeerde correct dat slaan met de c-pion goed was maar je kan duidelijk zien in het vervolg dat ik niet gewend ben om met zwart dit soort stellingen te spelen. Ik ben mij dan ook bewust dat ik met een iets ander verloop best had kunnen verliezen.

Dit artikel gaat dan ook niet over of risico's nemen al dan niet gezond is voor je rating. Meer risico's verhoogt de spektakelwaarde. Die is nodig om publiek en uiteindelijk sponsors aan te trekken. Een grote elokloof is slechts aanwezig in een beperkt aantal partijen dus voor de meerderheid is er nood aan bijkomende stimuli. Een aangepast puntensysteem, scheidingssystemen, schoonheidsprijzen, sofia regels... helpen maar zijn niet sluitend. Anderzijds moeten we vermijden dat een hard bevochten remise niet (te zwaar) bestraft wordt. Organisatoren hebben het niet makkelijk met de erg beperkte goodwill van de deelnemers.

Brabo

donderdag 26 november 2015

Opgeven

Jonge ouders zullen zeker al eens gehoord hebben van Triple P. Deze moderne opvoedingsmethode bekijkt steeds problemen vanuit een positieve ingesteldheid. Straffen wordt zoveel mogelijk vermeden. Ik ben al lang fan van deze aanpak maar makkelijk is het zeker niet. Bovendien is het steeds opboksen tegen de zienswijze van de oudere generatie die heel andere technieken hanteerde.

De toekomst zal ons vertellen welke ouders de beste keuzes hebben gemaakt. Vandaag ben ik best tevreden met de band die ik met mijn kinderen heb opgebouwd alhoewel ik soms wel eens afvraag of we het niet te gezellig maken. Teleurstellingen horen nu eenmaal bij het leven en bij sommige jongeren zie je toch een gebrek aan ruggengraat zoals een recent artikeltje op hln bewees.

Net daarom kan schaken een belangrijke meerwaarde betekenen voor heel wat kinderen. Ik zeg kan want ik merk op dat veel kinderen weliswaar schaakles volgen maar weinigen meespelen in tornooien. In de recentste jeugdtornooien was mijn zoon de enige van een 30 tal kinderen uit Deurne die effectief deelnam. Natuurlijk is er een verband met de bereidwilligheid van ouders of vrijwilligers maar ik zie ook dat veel kinderen liever niet deelnemen aan competities. Competitieschaak is een harde leerschool. Dit merk je bijvoorbeeld ook op bij de allerkleinsten wanneer ze de traantjes niet meer kunnen onderdrukken door de emoties.

Zelfs na vele jaren competitieschaak kan ik stellen dat verliezen nooit helemaal went. Misschien verklaart dit ook waarom ik het spelletje blijf spelen in tegenstelling tot vele leeftijdsgenoten. Nauw verbonden met verlies is natuurlijk ook het eeuwige discussiepunt wanneer blijven verder vechten of wanneer beter opgeven. Aan mijn zoon die bij de -8 speelt, geef ik altijd de raad om door te spelen tot de mat. Echter bij ervaren spelers is het veel minder gebruikelijk om zo lang door te spelen. In een compleet verloren positie doorspelen is niet alleen puur tijdsverlies maar wordt ook als een gebrek aan respect beschouwd.

Wat is een compleet verloren positie of anders gezegd wanneer wordt een partij normaal opgegeven? Om een meer objectief antwoord hierop te kunnen geven, heb ik eens mijn laatste 100 partijen onder de loep genomen waarin een speler opgaf of mat werd gezet. De slotstellingen liet ik door Komodo 8 op mijn portable evalueren na telkens een minuutje rekenen. Elke score boven de [9] liet ik kappen tot [9] om te vermijden dat enkele waarden het gemiddelde zouden scheef trekken. Ik vermoed dat niemand in twijfel trekt dat [9] = dame voor iedere clubschaker volstaat om de partij te winnen.
Mijn 100 meest recente partijen waarin een speler opgaf of mat werd gezet.












Tot mijn verbazing stelde ik vast dat het gemiddelde erg hoog lag met 7,45 punten! Ik scoorde 7,46 en mijn tegenstanders 7,44 dus bijna krak hetzelfde. Ook interessant vond ik om te weten of er verschillen zijn in de ratinggroepen.
Rating/ gemiddelde score bij opgave of mat
Er zijn weinig partijen verwerkt maar we zien toch een soort trend dat lager gekwoteerde spelers iets sneller opgeven naarmate het eloverschil groter is. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn het toenemende respect voor de sterkte van de tegenstander en het beseffen van de afnemende kansen op een kantelen van de partij. Voor de hoger gekwoteerde spelers durf ik niets te vertellen omdat het aantal partijen te klein is.

Uit de statistieken leid ik 1 belangrijk feit af en dat is dat schakers gemiddeld erg lang doorvechten. In 58 van de 100 partijen tekende ik zelfs een score op van 9 of meer! Het is dus een fabeltje dat competitiespelers opgeven van zodra ze totaal verloren staan. Zoals al eerder vermeld is schaken in de eerste plaats een puur individuele aangelegenheid en trekt met zich weinig of niets aan van wat het publiek denkt. De meeste spelers, mijzelf incluis spelen dus een heel tijdje door in compleet verloren stellingen.

Desalniettemin heb je ook spelers die geen zin hebben om totaal verloren stellingen lang door te spelen. Zeker in open tornooien kan je soms meemaken dat een horde kibitzers als gieren zitten te likkebaarden naar de doodstrijd die op een bord afspeelt. Het is dus begrijpelijk dat sommigen graag een eind maken aan de partij wanneer er geen realistische kans meer bestaat op beterschap. Wanneer kan je met een gerust hart opgeven? Wel als we kijken naar enkele recente handicap matches tussen mens en machine dan stellen we vast dat een mens nog makkelijk in de fout kan gaan met extra materiaal. Elke situatie is natuurlijk anders maar minder dan een licht stuk achter, vind ik zeker te vroeg. Mijn vroegste opgave in bovenstaande tabel is dan ook bij een score van 3 waarbij ik dan nog in tijdnood zat en mijn tegenstander meer dan 300 punten extra had zie 1ste partij van het artikel "met een kanon op een mug schieten".

Groot was dan ook de verwondering bij mijzelf en de aanwezige spelers in TSM toen mijn tegenstander Raf De Coninck enkele maanden geleden bij een 0,77 nadeel al de brui gaf.
Opgave wit bij -0,77 score van Komodo
Als je Komodo langer (10 minuten) laat nadenken dan begint hij wits stelling somberder te evalueren dus veel perspectief biedt wits stelling niet. Echter iedereen behalve Raf was het eens dat het te vroeg was om op te geven. Nu het kan natuurlijk nog erger zoals deze zomer gebeurde in de Politiken cup met de bekende Zweedse grootmeester Tiger Hillarp Persson die opgaf in een dode remisestelling.
Opgave wit in een dode remisestelling
De remiseweg werd getoond op diverse sites waaronder de blog van de Indische IM Sagar Shah. Het is zeker geen alleenstaand feit. Op de blog van Tim Krabbe kan je een hele lijst van bijzondere opgaven terugvinden in gewonnen stellingen. Zelf vind ik het daarom niet slecht om je tegenstander nog eventjes de makkelijke winstvariant te laten uitspelen. Bovendien doe je er vaak nog je tegenstander een plezier mee dat hij de slotcombinatie effectief ook op het bord mag tonen.

Brabo

maandag 23 november 2015

In memoriams

Binnen het schaken zijn er diverse aspecten waarin men zich kan “specialiseren”. Onze webmaster hier benadert het schaken op wetenschappelijke wijze – hij focust op de strijd op het bord. Hij houdt consequent vast aan zijn aanpak en zijn openingsrepertoire, waarbij hij relatief minder aandacht heeft voor het sportieve of artistieke aspect van het schaken. Dat is geen oordeel, gewoon een vaststelling. Want dat is net het leuke aan schaken (en andere sporten/spellen) dat er geen “winnende” aanpak is.

Ikzelf heb graag geschaakt, maar nog liever lees en schrijf ik over schaken – en dan nog vooral de onbekende kanten van het schaken, zijn opvallende en minder bekende actoren, de uitzonderlijke gebeurtenissen. Dat heeft deels te maken dat mijn eerste schaakboek ‘Thieme’s Nieuwe Schaakboek’ was (van Unzicker) – een zeer goed eerste boek voor beginnende 1.e4 spelers. Hierin zit een beknopt overzicht van de moderne schaakgeschiedenis, samen met de beste partijen van de wereld-kampioenen, zodat ik vanaf mijn eerste boek al in aanraking kwam met de klassiekers. Met Tim Krabbé als uitmuntend schrijver over de anekdotische kant van het schaken even later (eerst via zijn schaakrubriek in ‘Kijk’, later met de komst van het internet) kreeg ik interesse voor het toeval en het bizarre in het schaken.

Toen in mijn club een lid en wielertoerist overleed in een verkeersongeval, vond ik dat de man minstens een kort artikel verdiende om herdacht te worden – al was het maar op schaakvlak. Het was het begin van een reeks ‘in memoriams’ voor het clubblad, waarin ik niet enkel de eigen ontvallen leden nog eens in het zonlicht zette, maar ook de (sub)toppers die het tijdelijke voor het eeuwige ruilden.

Ook hier was internet een dankbare (maar niet noodzakelijk volledige) bron en vaak stootte ik op namen die tot mijn verrassing ook in het lijstje opgenomen konden worden. Ik weet dat deze website eerder de focus heeft op het schaaktechnische, maar een artikeltje over de (on)bekende schaaksoldaat nu en dan kan geen kwaad, denk ik.

Om niet helemaal uit de toon te vallen, ga ik proberen om een beetje spelers te selecteren wiens openingsrepertoire wat aansluit bij dat van de webmaster (1.e4 openingen met vooral Spaans en op 1.d4 het Hollands).

Een lange inleiding om als eerste in de reeks Bert Enklaar (1/12/1943-3/10/1996) voor te stellen. Bert Enklaar kende een wisselvallige carrière – in die mate zelfs dat hij verschillende keren overwoog om te kappen met schaken. Zijn eerste grote tornooi was de B-groep van het IBM tornooi in Amsterdam 1964, gewonnen door Karaklajic. Enklaar werd zevende met 4/9. Zeven jaar later (nadat hij in 1970 de reservegroep had gewonnen) verbeterde hij zijn score: 5,5/11 in de B-groep. Zijn doorbraak kwam toen hij samen met Zoltán Ribli de Meestergroep won van het Hoogovenstoernooi 1973. Beiden haalden 12/15 – 2 punten voorsprong op Hecht en vier op Krnic en Cafferty.

Maar voor het echt grote werk viel Enklaar te licht uit: in Amsterdam IBM 1972, gewonnen door Polugaevsky, werd hij gedeeld laatste met 4/15 (ondanks winst in de eerste ronde tegen Walter Browne); Amsterdam IBM 1973: gedeeld voorlaatste met 5,5/15. Het jaar erop weer maar 4,5/11 in de meestergroep, waarin Jos Boey tweede werd achter Makarichev. Hoogovens 1974: 6/15; zijn elo lag in die periode boven de 2400. In 1973 werd hij gedeeld eerste in het Nederlands kampioenschap samen met Genna Sosonko en Coen Zuidema. Sosonko won toen de beslissingsdriekamp om de nationale titel. Het was zijn meest succesvolle deelname aan het NK, later was zijn rol eerder die van middenmotor. Enklaar speelde voor Nederland in de Olympiades van Skopje (1972) en Nice (1974). In de jaren 1980 en 1990 speelde hij veel minder maar bleef een zeer sterk schaker, getuige zijn spectaculaire overwinning op Ljubomir Ljubojević gespeeld in het Lost Boys-toernooi in Antwerpen, vlak voor zijn overlijden.

Met wit speelde Enklaar bijna alles – 1.d4, 1.c4, 1.Pf3, 1.e4; deze Spaanse partij is dus niet representatief voor Enklaar en het is zeker ook niet zijn beste. Tot aan zet 25-30 vallen de fouten nogal mee, maar eenmaal de tijdnood meespeelt is het hek van de dam en heeft de computer de ene na de andere opmerking.

HK5000

dinsdag 17 november 2015

Tactiek deel 2

Als we een gespeelde partij door de computer halen dan is het vaak schrikken wat we allemaal tactisch gemist hebben. Het vergalt voor sommigen zelfs in die mate het spelplezier dat ze niet meer willen kijken naar wat het tactisch monster allemaal uitspuwt aan varianten. Ik ben daarentegen een echte masochist want zelfs de slaap zou ik laten om toch maar eerst een goede ouderwetse afranseling te kunnen krijgen (zie mijn artikel interferenties).

Natuurlijk ben ik niet serieus. Het is in de eerste plaats mijn ongebreidelde nieuwsgierigheid die voorlopig getemperd moet worden met een snelle kwalitatieve analyse. Ik vermoed dat voor 99% van de schakers hun partijanalyse hiermee stopt maar mijn nieuwsgierigheid is pas helemaal verzadigd wanneer ik vaak dagen of zelfs weken later elke partijzet minstens 1 minuut heb laten evalueren door mijn 2 sterkste schaakprogramma's, zie details in mijn artikel analyseren met de computer. Het verklaart ook deels waarom partijen soms pas maanden na de speeldag hier op de blog aan bod komen. Kwaliteitsvolle analyses kosten nu eenmaal tijd zeker als schaken niet je beroep is.

Behalve plezier kan je jezelf terecht afvragen of er enig nut is aan het maken van dit soort grondige partijanalyses. Ik heb natuurlijk een blog en dan wil je geen belabberd figuur slaan met slappe analyses op het internet maar wat als de blog niet zou bestaan? Iedereen kan nog wel begrijpen wat het nut is van openingsanalyses want de kans is reëel dat die ooit van pas komen maar wat is de kans dat een tactisch grapje in het middenspel ooit nog in de praktijk verschijnt? Als ik objectief kijk naar mijn eigen partijen dan moet ik toegeven dat het bijzonder zeldzaam is dat je eenzelfde combinatie in het midden- of eindspel meerdere keren zult tegenkomen. Anderzijds is het wel zo dat fouten heel goed worden onthouden soms zelfs vele jaren later.

Zo miste ik eens in 2002 een niet eens zo moeilijke tactische combinatie. Ik baalde na de partij enorm vooral omdat ik de winst daarna nog liet glippen.
Echter deze zomer kreeg ik tot mijn grote vreugde de kans om een gelijkaardig motief te spelen in de laatste ronde van Open Gent. Niet alleen vond ik de combinatie wel deze keer maar had ik ze al een paar zetten eerder gezien !
Het wordt pas helemaal gek wanneer ik vertel dat iets later in dezelfde partij nog eens eenzelfde soort tactische eigenaardigheid zich voordoet. Vorig seizoen miste ik in de slotronde van het Deurnse klubkampioenschap een vrij eenvoudige damewinst tot mijn grote verbazing. Gelukkig was mijn gekozen zet ook nog vlot winnend anders had ik wel heel rode oortjes gehad.
Krak hetzelfde motief maar dan in een veel mooiere versie kwam aan bod in die partij tegen Ted. Niet alleen kostte het mij deze keer slechts luttele seconden om de juiste zetten te vinden maar ik had de combinatie al gezien voor wit sloeg op b7 !
Een zwaluw maakt de lente nog niet dus deze voorbeelden bewijzen niet dat het spenderen van vele uren met partijanalyses een hoog rendement oplevert. Persoonlijk denk ik dat een goed tactisch schaakboek of een van de vele tactische sites (waarvan enkele vermeld werden in het artikel onzichtbare zetten) veel efficiënter werkt. Een paar puzzels oplossen kan wel fun zijn maar dagelijks je huiswerk maken zoals sommige (Belgische) toppers doen, is eentonig hard labeur waarvoor ik mij als amateurschaker niet kan opladen.

Brabo

zaterdag 7 november 2015

Wandelende koningen

De sterke Georgische grootmeester Jobava Baadur bevestigde nog maar eens in een recent gepubliceerd tweedelig interview op Chessbase dat het kennen van de klassiekers cruciaal is in de ontwikkeling van elke jonge speler. Spijtig komt deze info voor mij meer dan 20 jaar te laat want toen was er geen internet of andere bron die mij hierop attent kon maken. Ik kwam pas via mijn werk in 1998 voor het eerst beperkt in contact met het internet.

Sedert een jaar of 5 ben ik nu langzaam bezig om dit gat in mijn schaakkennis te dichten. Vaak geraak ik niet verder dan 15 minuutjes per dag maar ondertussen heb ik wel het gevoel dat ik eindelijk een mondje kan meepraten over onze schaakgeschiedenis. Schaaktechnisch leer ik ook wel iets maar elowinst verwacht ik niet daar er te veel andere factoren minstens even belangrijk zijn.

Misschien het meest aantrekkelijke bij het bestuderen van de klassiekers is het ontdekken van verbanden tussen vandaag en vroeger. Het herkennen van bepaalde wederkerende thema's laat toe om partijen beter te begrijpen en te consumeren. Zo heb je bijvoorbeeld het thema van de wandelende koning. De koning gaat op wandel enkel met de bedoeling om niet in de weg te lopen van het offensief. De waanzinnige koningswandel van Navara die aan bod kwam in mijn artikel g4 in de najdorf is dus geen goed voorbeeld van dit thema.

Als we kijken naar onze klassiekers dan is het geen verrassing dat oud-wereldkampioen Tigran Petrosian meerdere keren dit thema gebruikte. Zijn meest bekende is wellicht de partij tegen de Duitse grootmeester Wolfgang Unzicker.
Een ander indrukwekkend voorbeeld vind ik zijn partij tegen de Spaanse grootmeester Jesus Diez del Corral.
Nog andere Petrosian partijen met dit thema kan je vinden in deze collectie. Petrosian heeft met zijn bijzondere stijl een grote invloed gehad op het schaken. Dit werd al vermeld in mijn artikel over profylaxis maar dit zien we ook terug met dit thema. Zo werd nog heel recent een koningswandel uitgevoerd in de tiebrake van de halve finale voor de wereldbeker door de Russische topgrootmeester Peter Svidler in een partij tegen het Chinees wonderkind Wei Yi.
Die topspelers kennen natuurlijk hun klassiekers maar ook dichter bij huis zien we dan onze Belgische toppers de nodige bagage hebben. Zo toonde zelfs Bart Michiels in onze onderlinge partij een wandelende koning.
Ik kan mij goed voorstellen dat sommige spelers zelfs zonder het kennen van de klassiekers een wandelende koning kunnen bedenken. Echter de kostbare tijd die nodig is om zelf iets te bedenken is zeker met de huidige snellere tempi niet altijd beschikbaar. Ik lees vaak dat de oude meesters 40 minuten of meer nadachten over 1 zet maar die luxe hebben we niet meer.

Brabo

dinsdag 27 oktober 2015

Geluk bij een ongeluk

Fouten bestaan in allerlei maten en gewichten: kleine, grote, technische, tijdsdruk en vermoeidheid gerelateerd of simpelweg domme. Op een klein aantal partijen na zal elke speler in elke partij fouten maken zoals ik in vorig artikel al aantoonde. Ik maak voor het ontdekken van de fouten uitgebreid gebruik van de computer maar het kan natuurlijk ook anders. Een goede post-mortem met de tegenstander kan verhelderend werken maar ook het bespreken van de partij met een coach en/of sterkere speler kan een belangrijke leerschool zijn. Tenslotte kan je vaak mits niet vies te zijn voor zelfkritiek ook flink wat fouten zelf vinden.

Het ontdekken van de fouten laat ons beseffen dat we bepaalde dingen gemist hebben in een partij. De mate waarin we fouten gemaakt hebben en dus ook wat we gemist hebben, staat in rechtstreeks verband met het resultaat van de partij. Deze ijzeren logica verklaart waarom heel wat schakers niet aanvaarden dat geluk een onderdeel kan zijn in het schaken.

Echter deze theorie wordt twijfelachtig wanneer er stellingen bestaan waarin je door iets te missen net betere winstkansen kunt verkrijgen. Als je een stuk weggeeft door een blunder dan kan dit toch nooit positief zijn of toch? Wel zoals je al kunt raden, bestaan ook hier uitzonderingen op. We bijten de spits af met een recent voorbeeldje van onze regerende wereldkampioen Magnus Carlsen.
Op chess.com gaf Magnus zelf aan dat hij ongelooflijk geluk had dat hij niet verloor na het missen van Db7. Zelf herinner ik mij 1 keer zulk uitzonderlijk geval van stom geluk bij een ongeluk.

Ik had totaal gemist dat slaan op c6 mij een stuk kostte maar tot mijn grote vreugde bleek ik er geweldige compensatie voor te krijgen. Ik veronderstel dat mijn tegenstander ook verbouwereerd was door de ontwikkelingen want er is moeilijk een andere verklaring te vinden voor de plotse kortsluiting die erop volgde.

Laatst in de voorbije Open Gent overkwam het mij opnieuw maar deze keer was ik het slachtoffer van dienst. Hierbij moet ik wel onmiddellijk een pluim geven aan mijn tegenstander Bart Michiels want zonder zijn bekentenis had ik nooit kunnen weten dat geluk een rol speelde. Ik vermoed dat weinig spelers zouden toegeven dat hun winnende zet eigenlijk gebaseerd was op het wegblunderen van een stuk.
Tja het is natuurlijk niet plezant om de kansen op een top-notering op die wijze in rook te zien opgaan. Anderzijds realiseer je op dat soort momenten hoe gelukkig je jezelf mag prijzen dat je geen professional bent. Nu dit soort extreme hiccups zijn zonder twijfel uiterst zeldzaam. Ik raad in elk geval niemand aan een stuk weg te blunderen en te hopen dat er een verborgen winst daarna te voorschijn zal komen of je zou wel eens van een koude kermis kunnen thuiskomen.

Brabo

donderdag 22 oktober 2015

Fouten

De nieuwsberichtgeving op chess.com mag dan wel in kwaliteit hebben ingeboet t.o.v. zijn voorganger chessvibes (zoals HK5000 eerder schreef in het artikel computerschaak), de nieuwe blogs op chess.com die ik leerde kennen maken dit ruimschoots goed. Op chess.com kan iedereen een blog starten waardoor het wel als lezer noodzakelijk is om het kaf van het koren te scheiden. Een goede selectie vind ik die door chess.com zelf wordt voorgesteld: recente topartikels. Heb je nog extra vrije tijd dan raad ik aan om ook de blog van de Australische grootmeester David Smerdon erbij te nemen. 

De meerwaarde van de blogartikels voor chess.com mag niet worden onderschat. Een goed geschreven artikel kan makkelijk 10.000 views halen. Dit vind ik een hoog cijfer voor geen actuele verslaggeving van het schaken alhoewel ik er onmiddellijk moet aan toevoegen dat het mij niet verwondert want het lezen van goede blogs is best verslavend. Trouwens ken je nog een goede schaakblog die ik nog niet eerder vermeldde dan doe je mij zeker een plezier door dit in een reactie hieronder neer te schrijven.

De onderwerpen die aan bod komen op chess.com zijn erg variërend dus voor elk wat wils. Er zijn educatieve artikels (met o.a. de bekende trainers IM Silman en Bruce Pandolfini), historische artikels (de huisspecialist is zonder twijfel Batgirl), thematische artikels, verhalende of zelfs cartoons (uitsluitend Jose Diaz).   Stafmedewerker Pete staat dan weer bekend voor geregeld onderwerpen te posten die controverse creëren. Zo daagde hij recent de lezer uit om de keuze van de jury te bekritiseren die uit een ingezonden massa partijen een schoonheidsprijs toekende in het Millionaire chess open van Las Vegas. De schoonheidsprijs had de waarde van een toegangsticket voor de volgende editie dus niet weinig als je de bedragen ziet die spelers dit jaar betaalden.

Dat de winnaar een partij was vol fouten, deed natuurlijk bij heel wat lezers de wenkbrauwen fronsen. Wit blundert al vroeg de dame weg maar vecht zich terug en wint zelfs nog de partij. Het is dan ook vooral die vechtlust die beloond wordt. Echter zelfs die vechtlust komt op de helling te staan als achteraf iemand claimt dat wit enkel doorspeelde om te vermijden dat zijn partij als miniatuur wordt gepubliceerd. Anderzijds betekent foutloos allerminst schoonheid. Zelf speelde ik in 19 van mijn laatste 100 partijen foutloos (tenminste volgens de standaard die ik uitlegde in mijn artikel leestekens) maar geen van die partijen kan als speciaal worden bestempeld. Ik win meerdere partijen waarin ik met eenvoudige technische middelen de fouten van mijn tegenstander afstraf. Er zitten ook een aantal partijen tussen waar beide spelers super voorzichtig spelen en na het meeste afgeruild te hebben een dood eindspel bereiken. De paar salonremises overtuigen natuurlijk evenmin en de enkele partijen die dan wel meer inhoud hebben, blijken bijna helemaal gebaseerd te zijn op een voorbereiding zoals de recente partij hieronder.
Het nieuwtje kwam op zet 28, een verbetering trouwens van mijn oude record vermeld in mijn artikel copycats. Bovendien had ik het nieuwtje al thuis op de computer gezien en is de rest van de partij niet echt moeilijk meer. Nee dan kijk ik liever naar een partij met fouten binnen bepaalde grenzen natuurlijk. Een dame blunderen vind ik er persoonlijk over maar welke fouten zijn dan wel aanvaardbaar? Laat ons eerst eens kijken welke soort fouten bestaan. Ik beschouw 3 categorieën van fouten: technische fouten (eigen aan het niveau van de speler), geforceerde fouten (fouten die door tijdnood, vermoeidheid gemaakt worden maar in normale omstandigheden vermeden worden) en concentratie fouten (onverklaarbare blunders). Eveneens interessant is om te bepalen welke fouten het vaakst voorkomen en daarvoor gebruik ik opnieuw (zoals voor mijn artikel schaakopeningen studeren) mijn eigen database. In tegenstelling tot een commerciële database zijn alle partijen er geanalyseerd en bovendien aangevuld met achtergrondinformatie over o.a. tijdsverbruik, .... Om het werk enigszins in een paar uren te kunnen uitvoeren, beperkte ik mij tot de laatste 100.
Schaakfouten details laatste 100 partijen gespeeld door Brabo
Schaakfouten overzicht laatste 100 partijen gespeeld door Brabo
Ondanks de kleinschalige studie denk ik toch dat er enkele tendensen kunnen worden afgeleid. Mijn rating bleef ongeveer stabiel over de 100 partijen en ik speelde tegen een vrij gelijkmatig verdeelde sterkte.
1) Concentratiefouten zijn schaars bij ervaren clubspelers en zijn niet te linken aan een rating. Herinner je mijn artikel grootmeesternorm voor stefan docx met een dubbele concentratieblunder van Stefan.
2) Ik maak geen onderscheid in de grote van de fouten maar het is allerminst een verrassing dat het aantal technische fouten afneemt naarmate de rating van de speler.
3) Het is evenmin een verrassing dat ik meer technische fouten maak naarmate de rating van mijn tegenstander stijgt omdat de problemen steeds complexer worden die opgelost moeten worden. Een uitzondering is in de laagste ratingschijf wat wellicht te wijten is aan het feit dat ik meer dan ooit risico's o.a. verbonden aan tijdnood probeer te vermijden met af en toe een sub-optimale zet. Tezelfdertijd wil ik ook opmerken dat de huidige detectiemethodes voor valsspelen m.i. onvoldoende rekening houden met dit aspect.
4) Misschien het meest opvallende is de drastische stijging van geforceerde fouten bij mijzelf maar ook bij mijn tegenstanders in de hoogste ratingschijf. In die schijf is mijn tegenstander hoger gekwoteerd dan ikzelf en sneller bereid om risico's te nemen in tegenstelling tot mijn veel voorzichtigere aanpak t.o.v. lager gekwoteerde spelers. Een andere verklaring is dat de problemen die opgelost worden in die hoogste schijf sowieso meer tijd vergen.

Ik twijfel er niet aan dat het aantal fouten erg afhankelijk is van het type speler maar het zou mij verwonderen of we niet telkens dezelfde tendensen zouden terugvinden. Als we schoonheid koppelen aan kwaliteit en strijdvaardigheid dan moeten we eerst kijken naar de partijen tussen de topspelers. Echter de definitie van schoonheid ligt natuurlijk niet vast en ieder zal wel zijn eigen klemtonen leggen. Ik kan dus best begrijpen dat een sensationele ommekeer op zich voldoende schoonheid kan uitstralen om fouten als schoonheidsvlekjes te beschouwen.

Brabo

dinsdag 13 oktober 2015

Ontwapenen

De nieuwe generatie jonge spelers beschikt vandaag over instrumenten om zich te verbeteren waarvan ik in mijn beginjaren alleen maar kon dromen. Live uitzendingen met commentaar van grootmeesters, talloze kwaliteitsvolle schaakboeken, supersterke computerprogramma's, online trainingsmogelijkheden ... het is allemaal voor iedereen met een minimaal budget bereikbaar. 

Daar tegenover staat dat de informatiestroom zo groot is geworden dat zelfs topgrootmeesters toegeven dat het onmogelijk is geworden om alles bij te houden. Filteren is dus noodzakelijk maar hoe en wat hangt natuurlijk af van heel wat factoren. Amusementswaarde is een niet te negeren aspect maar relevanter is natuurlijk wat je eruit kunt leren. Vroeger was de standaardregel om eerst te werken aan de zwakke punten omdat daar het meest progressie mogelijk is. Echter vandaag wordt deze stelling steeds vaker in vraag gesteld. Iets wat je goed kunt, doe je meestal ook graag. Het kost bijgevolg veel minder moeite om tijd en inspanningen te leveren voor te werken aan je sterke punten. Uiteindelijk stelden enkele recente studies vast dat het rendement vaak hoger was te kiezen voor de sterke punten i.p.v. de zwakke. Een boek over het koningsgambiet zal een aanvalsspeler lezen als een zoet broodje. In de praktijk zal het ongetwijfeld snel een belangrijke meerwaarde betekenen. Diezelfde aanvalsspeler verplichten een boek te lezen over de Hollandse stonewall zou wel eens een averechts effect teweeg kunnen brengen.

Specialisatie in het schaken is dus helemaal niet zo slecht. Desalniettemin zal ik niet ontkennen dat er ook gevaren aan verbonden zijn. Het spelen op de man wordt een aspect waarmee je rekening moet houden vooral wanneer je tegenstander weet welke sterke punten je hebt. Het succes hangt dan in grote mate af in hoe succesvol men de sterke punten kan ontwapenen. Een clash van diverse stijlen heeft meerdere malen in onze schaakgeschiedenis voor levendige discussies gezorgd. Zo herinner ik mij dat Botvinnik de eerste match verloor van Tal maar de rollen compleet waren omgedraaid in de terugmatch. Echter we hoeven helemaal niet zo ver terug te gaan in de tijd of te kijken naar de allergrootste om zulke interessante duels mee te maken. Zo merkte ik eind vorig jaar de Antwerpse Ligapartij op tussen Marcel Van Herck en Robert Schuermans waarbij Marcel op een sluwe wijze de chaos uit de stelling haalde en vervolgens droogjes het eindspel uittikte. 
Ik moest wel even glimlachen toen Robert een week later al revanche nam opnieuw met het zwarte kleur. Deze keer kon Marcel de chaos niet meer neutraliseren.
Robert is voor iedereen aartsgevaarlijk als hij zijn geliefkoosde aanvalsspel op het bord kan krijgen. Zelf ging ik er ook al eens hard af in de complicaties die Robert creëerde of misschien herinnert de lezer nog mijn artikeltje hoe winnen van een sterkere speler.

Uit mijn eigen praktijk herinner ik mij een recent bijzonder voorbeeld van succesvol ontwapenen. Enkele maanden geleden behaalde ik in Open Gent tegen de verrassende tornooiwinnaar, de Russische grootmeester Alexei Gavrilov, remise ondanks een groot deel van de partij een pion minder te hebben en een tijdje 2 pionnen zelfs. Vooraf in mijn voorbereiding had ik namelijk gezien dat mijn tegenstander eenmaal hij het initiatief had erg gevaarlijk tactisch uit de hoek kon komen waaronder onderstaande partij een mooi staaltje is van zijn kunnen.
Tijdens onze onderlinge partij moest ik bijgevolg niet lang twijfelen om zelf een pion te offeren om hem weg te leiden van het type stellingen waarin hij uitblinkt. Ik smeet er nog een 2de pionoffer tegenaan toen opnieuw een aanval dreigde.
De positionele pionoffers zijn misschien objectief niet helemaal correct maar in de praktijk werkte het wondergoed. Mijn tegenstander was achteraf erg ontstemd over het resultaat maar onverdiend vind ik het halve punt niet voor mijzelf.

Hoe succesvol je iemand kan ontwapenen, speelt ongetwijfeld een belangrijke rol op het eindresultaat. Slaag je er meermaals na elkaar niet in om iemands sterke punten te neutraliseren dan bestaat het gevaar om een angstgegner of ook wel zwart beest te creëren. Het verklaar m.i. deels waarom sommige spelers onderlinge scores hebben die sterk afwijken van de eloprognoses.

Brabo

dinsdag 6 oktober 2015

De volgorde deel 2

Het meest unieke en mooie aan het schaken vind ik de bonte mix van spelers. Ik kan mij niet direct een andere sport of discipline wijdverspreid voor de geest halen waarin leeftijd, afkomst, karakter, opleiding,... zo onbelangrijk is. Ondanks deze enorme diversiteit zie je bij elk individu toch al snel bekende patronen die overgaan in routines.

Het is dan ook volstrekt normaal om iets te herhalen dat in het verleden al zijn deugdelijkheid heeft bewezen.  Dit betreft niet enkel openingskeuzes maar ook speelstijl, tempo en zelfs tegenstand. Routines geven een houvast in de chaos van het complexe schaakspel maar zijn vaak ook de reden waarom spelers plafonneren.

Zeer weinig spelers zijn in staat om zichzelf kritisch in vraag te stellen en vervolgens buiten hun comfortzone te gaan. Het is helemaal niet makkelijk om iets nieuw te proberen en vervolgens opnieuw leergeld te betalen. Een persoonlijke coach kan niet alleen met schaaktips maar ook mentaal hierin vaak een erg belangrijk rol vervullen. Echter zoals ik al vermeldde ik het vorig blogartikel is een coach voor slechts een handvol (gevorderde) spelers beschikbaar.

Zelf geef ik grif toe dat ik mij ook graag wentel in mijn warm nestje wat ik met de jaren steeds knusser heb ingericht. Dezelfde openingen al 20 jaar spelen, getuigt nu niet van veel moed. Mijn excuus de wetenschappelijke aanpak dekt natuurlijk niet helemaal de lading. Anderzijds is het ook zo dat je als auto-didacticus vaak geen enkel idee hebt welke richting je moet uitgaan om progressie te kunnen maken. Via de blogstatistieken krijg ik soms de meest gekke zoekfuncties te zien zoals recent "hoe kan ik altijd winnen met schaken" wat de wanhoop van sommigen etaleert.

Het ontbreken van een kant en klare oplossing voor heel wat vragen creëert onzekerheid maar laat de schaker ook vrij keuzes te maken die op zich dan weer een interessant domein vormen van psychologie. Zo speelde ik de voorbije maanden 2 keer een partij waarin ik enkele uiterst moeilijke keuzes moest maken. In beide partijen weken mijn tegenstanders naar alle waarschijnlijkheid onbewust af van de standaard zettenvolgorde in de opening en moest ik kiezen tussen ofwel transponeren naar de hoofdlijn of onvoorbereid een interessante deviatie te spelen.
In tegenstelling met de voorbeelden uit mijn eerder artikel over de volgorde was het hier bijlange niet duidelijk welke keuze optimaal was. Ik denk niet dat het cruciaal was voor het resultaat omwille van het niveauverschil maar het wordt wel delicater wanneer de ratings een stuk dichter bij elkaar zouden liggen zoals in volgend voorbeeld. Mijn jonge tegenstander Ian Vandelacluze had eerder in het tornooi al zowel GM Alexander Dgebuadze als FM Jelle Sarrau op remise gehouden dus ik was gewaarschuwd.
Ian speelde de hele openingsfase in enkele minuten terwijl ik daarentegen veel tijd verbruikte om te ontdekken welke verschillen precies de andere zettenvolgorde betekenden voor de evaluatie. Pas thuis na uitgebreide computeranalyses stelde ik vast dat ik op 1 punt wellicht beter niet had getransponeerd naar de hoofdlijn. De aantrekkingskracht van het bekende was dus in beide partijen te groot voor mij. Ik heb een vermoeden dat de meeste schakers die keuze zouden maken maar je hebt zeker ook spelers die van nature graag nieuwe frisse posities aanboren en dus het tegenovergestelde zouden doen. Ondanks ik beide partijen won, is het mij absoluut onduidelijk wat de optimale strategie was. Heb je al iets gelijkaardigs meegemaakt dan laat mij in een reactie weten welke keuze jij maakte.

Brabo

dinsdag 29 september 2015

Ratings

Nooit eerder werd zo veel belang gehecht aan ratings als vandaag. De twitteraccount van live chessratings telt meer dan 10.000 volgers. Fide publiceert maandelijks ratinglijsten en gebruikt het gemiddelde tot 2 cijfers na de komma om te bepalen wie naar de kandidatefinales wordt afgevaardigd ! De logica van deze 2 cijfers na de komma van een rating ontgaat mij als een speler 280 elo in 1 maand kan stijgen met behulp van een K-factor = 40 (k-factor staat voor maximum elo aanpassing voor 1 partij).

Ondertussen heeft fide ook ontdekt dat er met ratings heel wat centen valt te verdienen. Het verlagen van de minimum rating van oorspronkelijk 2200 naar 1000 elo zie artikel 7.14d heeft ervoor gezorgd dat de meeste clubschakers een internationaal erkende rating kunnen verkrijgen. Sterke computerprogramma's maken het een koud kunstje om dit allemaal in goede banen te leiden. Ondertussen krijgt fide per speler per tornooi 1 euro zie artikel 9.2. Daarnaast heeft fide nu ook een platform gecreëerd om online te schaken natuurlijk tegen betaling. Het blokkeren van de ratinggeschiedenis voor standaardschaak tot je geregistreerd bent op het arena platform is commercieel een geniale zet maar kan op bijzonder weinig sympathie rekenen.

Voor onervaren spelers dus voornamelijk de jeugd is het natuurlijk geweldig om je rating snel te zien stijgen wat vroeger wel eens te traag gebeurde. Het duwt spelers vooruit om nog meer te schaken tot er een moment komt dat de rek er uit is. Iedereen komt vroeg of laat op dat punt en vanaf dan worden die ratings veel minder aangenaam. Je opgebouwde rating geeft je een bepaalde status en die wens je niet zomaar kwijt te spelen. Ik zie dan ook heel wat spelers afhaken of weigeren te spelen als de kans te groot is om rating te verliezen. In mijn eerder artikel inactiviteit vermeldde ik al dat slechts 12 van de top 100 spelers een interne competitie (zoals een clubkampioenschap) meespeelden.

Vorig jaar speelde ik wel het clubkampioenschap mee in Deurne. Echter dit jaar stak opnieuw het probleem op van een complete desinteresse van de sterkste clubspelers in het clubkampioenschap (behalve natuurlijk onze voorzitter Robert Schuermans). Misschien moeten we toch eens kijken naar een formule die TSM nu gebruikt en waar spelers zelf kunnen kiezen of ze met of zonder rating willen spelen. Ikzelf gaf aan dat voor mij allebei ok zijn met een lichte voorkeur om met rating te spelen zodat de partij iets meer spanning krijgt.

Grote clubs met goed en lang draaiende clubkampioenschappen kunnen overwegen om een eigen clubrating te introduceren. Ik stel niets nieuws voor want o.a. HMC - Den Bosch werkt al jaren met zulk eigen elosysteem. Veel minder gelukkig word ik wanneer competities diverse ratings op een hoopje gooien om paringen en prijzengeld te bepalen. Zo besliste men in de Open Gent om als waardemeter te nemen, de hoogste tussen de nationale en fide-rating. Dat de Belgen hierdoor benadeeld worden, was een flink onderschat neveneffect.

In tegenstelling tot onze buurlanden zijn er in België wel heel wat spelers die een hogere nationale rating hebben dan de fiderating. Hieronder een tabel van de huidige top 100 spelers met een indicatie wie een hogere nationale rating heeft en met hoeveel punten.

Verschil Belgische en fide elos voor top 100 spelers
Ik heb het niet gecontroleerd voor de lagere elo-regionen maar ik verwacht eenzelfde effect. Het gevolg is dat spelers met verschillende nationaliteiten maar identieke fideratings toch in een ander klassement worden opgedeeld. Zo kwam ik uit in de + 2300 categorie ondanks een fiderating lager dan 2300. Ik heb het prijzengeld helemaal niet nodig maar ik vind het toch niet leuk om te zien dat iemand met eenzelfde fiderating en eindscore wel met de eerste prijs -2300 categorie naar huis gaat. Ik vernam achteraf dat ik bijlange niet de enige Belg was met deze negatieve ervaring.

Het probleem zou zich natuurlijk niet stellen als we allemaal maar 1 soort rating hebben. Schaf de nationale rating af, hoorde ik sommigen al voorstellen zoals ze reeds in Frankrijk met succes hebben gedaan. Echter er wordt vergeten dat Frankrijk in zijn vorig boekjaar over lidgelden van bijna 60.000 spelers kon beschikken, zie deze Franse website. Volgens de laatste uitnodiging voor de algemene vergadering van de KBSB zijn er slechts 4428 spelers aangesloten. Nu heeft fide een plafond van bijdragen voor eloverwerking ingesteld per federatie op 25.000 euro zie artikel 9.3. Dit betekent dus dat er per FFE speler slechts een fractie moet worden betaald voor de fide-ratingverwerking t.o.v. een KBSB speler. Het verslag van de penningmeester Ludo Martens voor de A.V. op 17 oktober laat ook duidelijk verstaan dat besparingen centraal staan. Daarnaast werden alle pogingen in de voorbije jaren om het lidgeld te verhogen stelselmatig tegengehouden. 1 soort rating is dus niet voor onmiddellijk.

De tijd van geen ratings zal niet meer terugkeren en maar best ook want vroeger was het zeker niet beter. Zo herinner ik mij de anekdote van de Belgische correspondentie-internationaal meester Jacques Roose bij 1 van mijn huisbezoeken. In de jaren 60 werd hij eens in bordschaak kampioen van West-Vlaanderen met de maximumscore. Hij zond de gespeelde partijen op naar de bond met de bedoeling om tot 1ste categorie speler te worden benoemd. Dat was de normale procedure want de bond liet die partijen dan nakijken door een Belgisch topper om de kwaliteit te onderzoeken. Echter groot was zijn verwondering om een afwijzing te krijgen met als uitleg dat zijn tegenstanders te veel fouten hadden gemaakt! Een andere anekdote die ik laatst las was van niemand minder dan de flamboyante oud-wereldkampioen Michal Tal. Zo vertelt hij in zijn boek The Life and Games of Mikhail Tal dat hij zijn grootmeestertitel kreeg via een Salomonsoordeel. Hij kreeg van het congres de titel als ook de Amerikanen Larry Evans en Arthur Bisguier die kregen. Nee dat tijdperk van koehandel en frustraties ligt gelukkig lang achter ons.

Brabo

woensdag 23 september 2015

Het foute voorbeeld

Heel wat Belgische schaakclubs beschikken vandaag over lesgevers die een aantal stappen van de stappenmethode kunnen uitleggen maar daar houdt het ook mee op. Een meer doorgedreven coaching is slechts weggelegd voor een handvol spelers die bijvoorbeeld kunnen genieten van het project go for grandmaster. Voor de meerderheid en in het bijzonder volwassenen zit er niets anders op om na de stappenmethode zelf je weg te zoeken.

Het spreekt voor zich dat topschakers hierbij ongevraagd een voorbeeldfunctie vervullen. In het artikel mode vertelde ik al eerder hoe een bepaalde opening plots erg populair wordt nadat een topspeler het in zijn repertoire opnam. Als een opening standhoudt tegen spelers van + 2700 elo dan zal dit zeker het geval zijn op een veel bescheidener niveau. Hierin zit zeker een logica maar het is nogal kort door de bocht om succes te garanderen. Elke opening heeft zijn eigen karakteristieken en we hebben niet allemaal dezelfde stijl.

Het gevaar is dus dat men een opening speelt waarvoor men niet de nodige kennis noch vaardigheden heeft. Dit aspect zien we ook in het middenspel. Een topspeler speelt een riskant concept maar wint ogenschijnlijk met groot gemak.
Daarna is de verleiding natuurlijk veel groter om ook zetten zoals g5 te spelen die anti-positioneel zijn. Als een wereldkampioen er niet in slaagt om de agressie te pareren  dan zal dit zeker ook zo zijn bij iemand met veel minder schaaktalent. Dat deze vlieger zelden opgaat, wordt vaak pijnlijk duidelijk in onze praktijk.
Zwarts positie was al precair dus er waren verzachtende omstandigheden om va-banque te gaan. Vaak stelt de beste zet slechts een nederlaag uit en met het aantal gespeelde zetten koop je niets. Een objectief mindere zet kan in zulke situaties soms voldoende complicaties creëren om het tij alsnog te doen keren. Hier mislukte het en er resteerde enkel een hopeloos eindspel.

Zelf heb ik ook al meerdere malen tot scha en schande ondervonden dat anti-positionele zetten zoals g5 erg riskant zijn. Zo herinner ik mij nog levendig hoe ik een complexe stelling tegen Geert Vanderstricht helemaal om zeep hielp met 2 keer het waanzinnig idiote g5 te spelen na elkaar.
G5 mag dan wel in de Hollandse stonewall een standaardzet zijn om de koningsaanval op te zetten maar dit was in bovenstaand voorbeeld natuurlijk veel te optimistisch. Mijn decennia ervaring stelt zelfs dat het heel vaak in het Hollands een dubbeltje op zijn kant is om g5 te spelen in tegenstelling met bijvoorbeeld het Koningsindisch.

Het naspelen van hedendaagse toppartijen is bijlange geen goede leerschool om de basisprincipes in het schaken te leren. In het artikel Knights On the Rim Are Amazing waarschuwt de Amerikaanse grootmeester Daniel Naroditsky de lezer dat succesvol breken van de regels helemaal afhangt van de sterkte van de speler. Het is daarom voor de meeste schakers niet overbodig om zich eerst toe te leggen op het goed begrijpen en implementeren van die basisprincipes. Die leer je veel makkelijker door een boek in de hand te nemen die partijen bespreekt van oude meesters zoals Capablanca, Rubinstein,....

Brabo

maandag 14 september 2015

Romantisch schaak

In het moderne schaak schrikken topspelers niet terug om de tegenstander van bij de start naar de keel te grijpen. Benamingen zoals onsterfelijke partij of de eeuwig jonge partij worden opnieuw van het stof gehaald om onze verwondering te kunnen uitdrukken voor deze fantastische hedendaagse partijen. Eindelijk krijgen we terug een beetje de sfeer van de romantische 19de eeuw. Zo kent de evergreen zijn oorsprong in de partij Adolf Andersson - Jean Dufrese gespeeld in 1852.
Het Evansgambiet behoorde vele decennia tot de populairste openingen maar kwam in verval toen Lasker een goede anti-dote vond die grotendeels het venijn uit de opening haalde. Een anti-dote die zelfs vandaag nog goedgekeurd en gespeeld wordt door de wereldtop zoals we eind vorig jaar in de London Classic zagen.
Net zoals vele andere gambieten uit de romantische tijd was het niet alleen een anti-dote die de populariteit liet verschrompelen. Steeds meer speelbare opstellingen werden gevonden voor de zwartspeler waardoor de witspeler steeds kwetsbaarder werd voor concrete voorbereidingen. Zelf speel ik graag het systeem met 6...exd4 i.p.v. 6....d6 zoals in de partij hieronder van de voorbije Open Gent.
De steeds sterker wordende computerprogramma's blijken evenmin de gambieten te helpen. In de onderstaande recente correspondentieschaakpartij wordt Nigel Shorts 12.Pb5 geintroduceerd in 2003 ontmanteld.
Nee ik denk niet dat het romantisch schaak nog ooit populair zal worden. Het heeft geen zin om materiaal te offeren als de tegenstander een exacte zettenreeks kan spelen die de compensatie laat verdampen. Spijtig maar niet getreurd want om de woorden van Anand te gebruiken: voor elke deur de computer sloot, werd een nieuwe deur geopend.

Verder wil ik er ook nog op wijzen dat vele gambieten ondanks hun dubieuze theoretische status nog steeds een gevaarlijk praktisch wapen kunnen zijn in het bijzonder met de snellere tijdscontroles. We zijn geen computers dus mits een goed timing (juiste tegenstander/ tempo/ voorbereiding) kan je zelfs een mooi succes boeken met het Evansgambiet. Tenslotte ben ik het ook eens met coaches die trachten studenten te overtuigen een tijdje gambieten te spelen. Het romantisch schaak is een excellente leerschool om begrippen zoals ontwikkeling en initiatief aan te leren. Het zijn basisbegrippen die best eerst onder de knie zijn vooraleer we de meer complexe strategieën aanleren die na het romantisch schaak werden ontdekt.

Brabo

zondag 6 september 2015

G4 in de Najdorf

Het internet is een enorme bron van informatie die ik dagelijks raadpleeg. Echter je moet wel kritisch blijven want heel wat is kletspraat. De Amerikaanse blogger Dana Mackenzie schreef een paar maanden geleden een grappige post " I love the past. Everyone in it is so stupid." met voorbeelden over geschreven onzin die later door de werkelijkheid onderuit werd gehaald.

Het corrigeren van fouten wordt zeker niet door iedereen in dank afgenomen wat ik ontelbare keren al aan de levende lijve heb mogen ondervinden. Ik laat daarom ook liever anderen eerst reageren maar wanneer de reactie uitblijft dan is de drang vaak te sterk om weg te kijken. 

Sommige fouten zijn ook echte mythes die je ondanks talloze reacties niet kunt uitroeien. Een van die hardnekkige mythes is dat oud-wereldkampioenen zoals Lasker, Capablanca, Aljechin, Fischer,... makkelijk met de huidige topspelers gelijke tred zouden kunnen houden. Ze stonden in hun piekjaren mijlen voor op hun tijdsgenoten. Vandaag zien we dit soort extreme niveauverschillen niet meer waardoor de perceptie gecreëerd wordt dat die oude spelers iets extra hadden. Ik bedoel een uniek schaaktalent wat je maar een paar keer in een eeuw meemaakt en vandaag dus niet aanwezig is bij een topspeler.

In mijn artikel elo inflatie heb ik al aangetoond dat er geen bewijs bestaat van elo inflatie t.o.v. speelsterkte. Dit betekent dat qua speelsterkte de huidige topspelers zeker hun hogere rating verdienen t.o.v. hun voorgangers. Anders gezegd oud-wereldkampioenen speelden kwalitatief veelal slechter waarmee het unieke van hun schaaktalent een compleet andere belichting krijgt. 

Anderzijds ben ik het helemaal eens dat het onzin is om serieuze vergelijkingen te maken tussen spelers van verschillende tijden. De middelen en kennis groeien voortdurend in het bijzonder de laatste 2 decennia met de introductie van de computer in de schaakwereld. Zo wil ik het in dit artikel eens hebben over hoe sterk de computer op topniveau het aanvallend schaak heeft beïnvloed. Ik gebruik als voorbeeld de Najdorf waarbij wit ogenschijnlijk kiest voor een rustige opzet. Ik begin met een partijtje uit mijn eigen praktijk waarvan het concept ontdekt werd rond 1972.
Het nam dus 14 jaar in beslag om te ontdekken dat g4 interessant was en nog een paar jaar vooraleer het zwarte systeem definitief werd afgedaan als minderwaardig o.a. door de kersverse wereldkampioen Anatoly Karpov.

Vooraleer ik een vergelijking wil maken met enkele recente bordpartijen in de Najdorf, kijken we eerst even naar een krankzinnig idee uit een computerpartij anno 2014. G4 wordt hier ook gespeeld maar in een stelling waarin wit al kort gerocheerd heeft wat een enorm verschil maakt.
Een schaakprogramma van +3000 elo slaagde er niet in het concept te weerleggen. Topspelers gebruiken vandaag dagelijks deze topprogramma's en worden natuurlijk beïnvloed zoals we zien bijvoorbeeld in de volgende knappe partij uit het Oekraïens kampioenschap van 2014.
Een absoluut hoogtepunt van modern aanvalsschaak wordt zonder twijfel bereikt in de nieuwe evergreen Navara - Wojtaszek.
Het verschil met de eerste g4 partij is immens. Enkele decennia geleden werd g4 slechts gespeeld na jaren van wikken en wegen. Toen was een agressieve zet zoals g4 gelinkt aan een gezonde ontwikkeling (lange rochade) + controle van het centrum. Modern aanvallend topschaak gaat veel verder en baseert zich op zeer specifieke lijnen die vaak door een computer thuis al werden geanalyseerd. David Navara gaf trouwens na de partij toe dat hij de positie tot zet 25 in de voorbereiding op het bord had gehad.

Deze moderne evolutie zien we niet alleen in de Najdorf. Zo schreef de Amerikaanse grootmeester Grigory Serper vorige maand een gelijkaardig artikel over het Bogo-Indisch: "How to attack in modern chess?". Het Bogo-Indisch heeft een reputatie van een rustige positionele opening maar daar blijft niets meer van over als je kijkt naar enkele recente toppartijen.

Met het advies van de grootmeester ben ik het minder eens. Hij raadt spelers aan om de tegenstander aan te vallen vanaf de eerste zetten zelfs al is het een positionele opening. Echter hierbij negeert hij dat alle succesvolle aanvallen in de voorbeelden werden gespeeld door + 2700 spelers. Zoals al aangegeven in de reacties van het vorig artikel hebben deze spelers een basis die buitengewoon uitgebreid is. Kortom zulk spel trachten te kopiëren zou wel eens voor de meeste spelers flink wat punten kunnen kosten.

Brabo

maandag 31 augustus 2015

Overleven

Mijn deelname aan een tornooi heb ik nooit laten afhangen van het prijzengeld. Ik speel voor mijn plezier en dus zal ik veel meer aandacht schenken aan het tempo, de te verwachten tegenstand, locatie,... Een profschaker kijkt hier uiteraard helemaal anders tegenaan. Recent las ik op de blog van Natalia Pogonina dat het voor heel wat profschakers steeds moeilijker wordt om de eindjes bij elkaar te knopen.

Een belangrijke reden zou het teruglopend prijzengeld zijn in heel wat tornooien. Klopt dit of is dit een fabeltje? Ik deed de proef op de som met een vergelijking van het prijzengeld voor Open Gent in 1997 en  2015. Het algemeen prijzengeld daalde van 7437 euro naar 7125 euro. De eerste prijs daalde van 1859 euro naar 1800 euro. De CPI voor België (consumentenprijsindex of inflatie) zou ongeveer 40% betekenen over die periode. Alhoewel dit officiële data zijn, is het algemeen geweten dat de goederen in de basket een zeer uitgekiende selectie is die niet overeenstemt met de werkelijke verhoging van de uitgaven voor elk gezin. Zelf slaagde ik er bijvoorbeeld in om in het jaar 2009 mijn appartement 100% boven de aankoopprijs van het jaar 2000 te verkopen.

Behalve het lagere prijzengeld is er uiteraard ook de invloed van het groeiend aantal grootmeesters wat ik al aanhaalde in mijn vorig artikel. In 1997 namen 3 grootmeesters deel aan Open Gent. Dat is de helft minder t.o.v. de laatste jaren: 7 grootmeesters in 20135 grootmeesters in 2014 en 6 grootmeesters in 2015. Zelfs met een totaal prijzengeld van 3455 euro en eerste prijs van 800 euro zagen we in Open Brasschaat al 4 grootmeesters tot verwondering van de organisatoren. Dus niet alleen is de koek kleiner geworden maar die moet ook over meer spelers worden verdeeld. De tijd dat een speler zoals Bernard De Bruycker in de jaren 70 kon leven in Spanje van het schaken zoals beschreven in het boek Wat is er mis meneer Kasparov? is ver weg en komt zeker niet meer terug.

Over de negatieve gevolgen van deze evolutie hebben we het al gehad op deze blog in eerdere artikels: profschaak en stoppen met schaken. Echter er bestaat ook een positieve zijde aan het verhaal. Vooreerst krijgen (sterke) amateurs meer kansen om tegen een grootmeester te spelen. Daarnaast ervaar ik ook een veel hogere competitiviteit tussen de topspelers. Een decennium geleden was een speler zoals de Bulgaarse grootmeester Boris Chatalbashev een uitzondering in het Open profcircuit. Terwijl al zijn collega's makkelijk onderling een aantal salonremises speelden, was hij de enige die elke partij voluit speelde zoals ik eens in levende lijve kon ervaren in Plancoet 2004. Vandaag gaat hij nog steeds verder op deze elan met af en toe soms klinkende overwinningen zoals laatst in Maribor waar de Pirc Memorial plaatsvond.

Vandaag is Boris al lang geen uitzondering meer waardoor we in heel wat Open tornooien soms een heel grillig verloop zien waarbij het pas na de laatste ronde duidelijk wordt wie gewonnen heeft. In Open Gent gingen zelfs 2 + 2600 spelers zonder prijzengeld naar huis. In Brasschaat deelde de ongetitelde Stefan Colijn de overwinning. In Charleroi waren er ondanks een spervuur van beslissende partijen toch 5 gedeelde winnaars. Uiteindelijk werd Aloyzas Kveinys tot tornooiwinnaar uitgeroepen met de betere scheidingspunten ondanks een nederlaag in ronde 8. Zijn partij van een ronde eerder tegen Igor Naumkin is een mooi voorbeeld van dit gladiatorengevecht.
Interessante openingskeuze van de witspeler vooral als je Hollands speelt. In onze onderlinge partij van 2012 kwam een andere variant op het bord (die partij werd even vermeld in het artikel sitzfleisch) maar ik kreeg het wel vorig interclubseizoen op het bord.
De vraag van al dan niet sofia regels wordt hierdoor ook minder belangrijk. Ik kan mij voorstellen dat heel wat grootmeesters minder gelukkig zijn van het verplicht spelen in overlevingsmode. Sommigen beslissen daarom maar om naast het schaken ook een normale job te nemen. Dat dit vaak leidt tot mindere resultaten aan het bord zoals Mher wellicht kan bevestigen met het voorbije Open Brasschaat is zonder twijfel pijnlijk.

Brabo

vrijdag 14 augustus 2015

Onzichtbare zetten

Puzzelkampioen, een fietsdiploma, een medaille voor de beste zakkenloper,... Mijn kinderen geraken heel snel gehecht aan punten, diploma's, titels,... Op zich niet perse slecht in de prestatie-maatschappij die we leven maar gehaaide commerçanten slaan er graag munt uit. Ook onze fide heeft al lang ontdekt dat er heel wat geld te verdienen valt met het toekennen van titels. Wat vroeger een exclusiviteit was, is nu een geldmachine geworden. Vandaag hebben we ongeveer 1500 grootmeesters en nog steeds stijgt dit aantal elk jaar met ongeveer 50 daar de nieuwe vele malen de overledenen overstijgen.

Discussies over de waarde van de titels en de erg uiteenlopende trajecten om eenzelfde titel te behalen, zijn bijgevolg onvermijdelijk. Een ex-fide official gaf op zijn blog alvast te kennen dat hij best ok was met het huidig kader. Persoonlijk vind ik dat de titels al lang niet meer een garantie voor kwaliteit staan vandaar dat ik op mijn blog steeds een bijkomende nuancering gebruik. Grootmeester is voor mij tot 2600 elo. Sterke grootmeester tussen 2600-2700 elo en top-grootmeester vanaf 2700 elo.

Bordschaken is niet de enige schaakdiscipline waar je vandaag titels kunt verdienen. Heel wat online-sites hebben ondertussen een eigen beloningsmodel gecreëerd om spelers te binden. De waarde van de behaalde onderscheidingen is buiten de desbetreffende sites erg beperkt of vaak onbestaande. De titels toegekend door ICCF voor correspondentieschaak daarentegen worden wel door een veel breder publiek gerespecteerd. Echter ook hier zijn we de afkalving van de exclusiviteit ondanks we al over een nichemarkt mogen spreken.

Een nog veel kleinere niche is oplosschaak. Slechts 28 grootmeesters zijn er waaronder onze Eddy Van Beers. Spijtig dat zijn titel in 2009 zo weinig belicht werd want uit ervaring kan ik meegeven dat het een erg knappe prestatie is die slechts met behulp van vele jaren toewijding en een flinke dosis talent kan worden behaald. Misschien wel de meest exclusieve en meest gerespecteerde grootmeestertitel is die van het compositieschaak. Pas om de 3 jaar kan je punten verdienen om de titel te behalen waardoor het vaak iets is van een heel lange adem. Op chess.com werd enkele maanden geleden de Israelier Yochanan Afek gelauwerd als 1 van de 7 levende grootmeesters in eindspelcomposities maar eerlijkheidshalve bestaat er geen aparte titel voor eindspelcomposities. Er wordt enkel gesproken over een grootmeestertitel voor composities dus ruimer omvattend dan eindspelen. De volledige lijst is ook langer dan slechts 7 als je kijkt op wfcc wat natuurlijk geen afbreuk doet op de prestatie waaraan Afek meer dan 48 jaar heeft gewerkt !

In dit artikel zal ik het verder niet hebben over de vele prachtige studies die Afek heeft gemaakt want ieder geïnteresseerde kan de database van Harold van der Heijden aanschaffen. Ik wil het eerder hebben over een boek dat hij geschreven heeft : Invisible moves en dat natuurlijk in het verlengde ligt van zijn ander werk.

Eerst moeten we natuurlijk het eens geraken over wat onzichtbare zetten zijn. Als je live-uitzendingen af en toe meevolgt dan ondervind je al snel dat spelers het grondig oneens kunnen zijn over wat wel of niet moeilijk/ makkelijk is. Ik spreek niet alleen over de onervaren kibitzers die blindelings het oordeel van hun computerprogramma volgen maar ook commentatoren schatten vaak verkeerd in wat wel of niet zal gevonden worden door de topschakers. De moeilijkheidsgraad kan nauwkeuriger worden bepaald in specifieke oplossessies. Zo geven diverse servers aan de hand van eerdere oplosresultaten aan welke rating een bepaald probleem heeft : chesstempochessbasects, ...

Nadeel van die oplossessies net zoals met trainingsboeken is dat het sterk afwijkt van wedstrijd-omstandigheden. Het is veel makkelijker om een sterke zet te vinden als iemand op voorhand al zegt dat er een sterke zet verborgen is (zie mijn artikel mijn mooiste zet). Daarom wil ik in dit artikel mij concentreren op specifieke stellingen waarvan ik weet dat niet alleen meerdere spelers maar ook de meerderheid niet de beste zet vonden in een standaardpartij.

Middenspelen en eindspelen vallen bijna onmiddellijk af omdat ze bijna nooit 2 keer voorkomen in de bordpraktijk laat staan dat er 2 keer eenzelfde fout wordt gemaakt. Dus blijven enkel openingen over. Omdat spelers natuurlijk leren uit de geschiedenis is het ook hier niet zo evident om stellingen te vinden die voldoen aan beide voorwaarden. Een eerste die voldoet is onderstaande stelling die in 3 partijen van de Big Database 2015 voorkomt en geen enkele keer in de praktijk correct werd opgelost.
De trouwe bloglezer zal wellicht de stelling herkend hebben uit mijn artikel belgische interclubs apotheose want daar werd mijn partij tegen Glen De Schampheleire besproken. Trouwens later vertelde Glen in een blogcommentaar dat de combinatie in een bijna identieke stelling werd gevonden door de Italiaanse grootmeester Axel Rombaldoni maar bijna identiek is niet identiek dus telt hier niet mee.

Een tweede veel frequenter gespeelde stelling die ik toon, is al bekend van 1892. In 178 partijen werd slechts 23 keer de beste zet gespeeld en dan nog hoogstwaarschijnlijk bijna uitsluitend door spelers die de stelling al eens eerder hadden gezien.
Grootmeesters Kevin Spragett, Alonso Zapata en zelfs Anatoly Karpov misten de beste zet. Kevin Spragett miste de zet zelfs 2 keer. Het toont aan dat niet iedereen het eens is om alle partijen grondig te analyseren zoals ik aangaf ik mijn artikel welke partijen analyseren. Oud-wereldkampioen Alexander Alekhine speelde de eerste keer de juiste zet maar zag daar van af in een 2de ontmoeting. Er moeten inderdaad best wel enkele tactische varianten worden uitgerekend maar was dat net niet de specialiteit van Alekhine? Zelf vond ik de zet uiteraard ook niet de eerste keer maar online kon ik ondertussen al 40 keer mijn blitztegenstanders imponeren met Kf1.

Een 3de en laatste voorbeeld haal ik van de excellente maar nu slapende curiositeiten site van Tim Krabbe. De stelling komt minder frequent voor dan de vorige want slechts 41 keer maar blijkt nog veel moeilijker want 0 keer werd de winnende zet gespeeld in standaardschaak.
De Philipijnse grootmeester Eugenio Torre is de bekendste speler die de ongelooflijke zet Ke2 miste.

Kunnen we de laatste zet als de meest onzichtbare zet beschouwen of gaat je voorkeur naar de vorige? Misschien ken je nog een moeilijkere zet uit je repertoire met openingsvalletjes. Laat het weten in de commentaren met welke zet/stelling je al heel wat makkelijke winsten hebt kunnen scoren.

Brabo