Om een succesvolle competitiespeler te worden, moet je bereid zijn om op de man te spelen. Je kan onmogelijk optimaal scoren als je enkel tracht steeds de beste zetten te spelen. Uiteraard speelt de stelling een cruciale rol bij het maken van keuzes maar vaak is het ook nuttig om rekening te houden met de tegenstander. Vele schakers vinden dit psychologisch aspect een serieuze meerwaarde in het spel maar ik vind dat er ook een keerzijde is aan deze medaille. Om de tegenstander te verslaan, wordt met opzet gekozen voor minderwaardige zetten waardoor de partij op wetenschappelijk en vaak ook op esthetisch vlak onthoofd wordt in waarde en gedegradeerd wordt tot een weliswaar sportieve trukendoos.
Als ex-correspondentiespeler heb ik altijd zeer veel belang gehecht aan het wetenschappelijke element in het schaken. Hierdoor maak ik geregeld keuzes die sportief niet optimaal zijn en dus punten kosten. Zo heb ik persoonlijk een afkeer in het variëren van openingen of selecteren van dubieuze openingen puur om de tegenstander uit zijn comfortzone te halen. Een competitiepartij is voor mij meer dan puur een sportieve ontmoeting en is tevens een wetenschappelijk experiment waarin ik streef naar de onhaalbare perfectie. Het spreekt voor zich dat het met opzet kiezen van systemen die ik slechts oppervlakkig ken of erger dubieus zijn, niet past in deze filosofie.
Ik ben er mij zeer goed van bewust dat ik hierdoor een 'sitting duck' ben voor tegenstanders die op de man willen spelen met een specifieke openingskeuze. Ik tracht dit te compenseren door uitgebreid de openingen van mijn gespeelde partijen te analyseren maar mijn ervaring leert mij dat het vooral tegen geroutineerde sterke spelers onvoldoende is. Enkele blogartikels die deze uitspraak staven zijn: een uitgebreid zwartrepertoire of the modern french. Af en toe krijg ik dan ook kritiek van o.a. ploeggenoten op mijn aanpak die niet begrijpen waarom ik niet steeds tracht te spelen voor het optimale resultaat en dus meer op de man. De drijfveren waarom iemand schaakt, zijn voor iedereen verschillend. De ene speler geniet vooral van het verslaan van de tegenstander terwijl ik ook kan erg kan genieten van de correctheid van een partij zelfs al is het eindresultaat minder.
Dit betekent niet dat ik nooit op de man speel. Integendeel! Soms kan je toch met een eng openingsrepertoire variëren dus zonder te moeten grijpen naar dubieuze systemen of systemen die je slechts oppervlakkig kent. 1 voorbeeldje gaf ik in mijn blogartikel correspondentieschaak waar ik varieerde met een ongeveer gelijkwaardig alternatief om de grootste complicaties te vermijden daar mijn tegenstander vooral een goede tacticus was. Een ander voorbeeldje gaf ik in mijn blogartikel wit kiest al in de opening een remisevariant waar ik koos voor een alternatieve openingsbehandeling in mijn partij tegen Tamer Ismail. Dit leidde naar een technisch eindspel wat mij een goede keuze leek omwille van zijn jeugdige leeftijd.
Een minstens even belangrijk element voor op de man te spelen is het juist kunnen afwegen wanneer het beter is op winst te blijven spelen en wanneer het beter is om de remise te aanvaarden. Naast de stelling spelen vaak ook andere factoren een rol in de beslissing om het optimale resultaat (rekening houdend uiteraard met de bijhorende risico's) te bewerkstelligen. De scherpste situaties ontstaan wanneer de veel lager gekwoteerde tegenstander remise aanbiedt via zetherhaling en er geen serieus alternatief beschikbaar is om de zetherhaling te vermijden. Sommige professionals hebben geen schrik om in dit soort situaties 1 of meerdere mindere zetten te spelen als dit enkele vage schwindelkansen oplevert. Een recent frappant voorbeeldje kon je vinden in het voorbije Europese clubkampioenschap waar de Roemeense sterke grootmeester Nisipeanu zichzelf maneuvreerde in een gladverloren stelling tegen zijn 550 punten lager gekwoteerde tegenstander. Het was een persoonlijke beslissing omwille van de te verliezen ratingpunten want de wedstrijdswinst tegen Gambit Aseko-See stond niet ter discussie.
Een minstens even belangrijk element voor op de man te spelen is het juist kunnen afwegen wanneer het beter is op winst te blijven spelen en wanneer het beter is om de remise te aanvaarden. Naast de stelling spelen vaak ook andere factoren een rol in de beslissing om het optimale resultaat (rekening houdend uiteraard met de bijhorende risico's) te bewerkstelligen. De scherpste situaties ontstaan wanneer de veel lager gekwoteerde tegenstander remise aanbiedt via zetherhaling en er geen serieus alternatief beschikbaar is om de zetherhaling te vermijden. Sommige professionals hebben geen schrik om in dit soort situaties 1 of meerdere mindere zetten te spelen als dit enkele vage schwindelkansen oplevert. Een recent frappant voorbeeldje kon je vinden in het voorbije Europese clubkampioenschap waar de Roemeense sterke grootmeester Nisipeanu zichzelf maneuvreerde in een gladverloren stelling tegen zijn 550 punten lager gekwoteerde tegenstander. Het was een persoonlijke beslissing omwille van de te verliezen ratingpunten want de wedstrijdswinst tegen Gambit Aseko-See stond niet ter discussie.
In mijn eigen praktijk heb ik ook meerdere keren tot schade en schande ondervonden dat professionals het niet zo nauw nemen met de werkelijke situatie op het bord maar vooral geïnteresseerd zijn hoe het volle punt afhandig te maken. Als lager gekwoteerde speler is het vooral zaak om niet geïntimideerd te zijn en gewoon je eigen spel verder te spelen wat uiteraard makkelijker gezegd is dan gedaan. De eerste keer dat ik een grootmeester versloeg, was een situatie waarin mijn tegenstander iets te ver ging met het spelen op de man. Ik kan niet ontkennen dat de overwinning dubbelzoet smaakte na de 4 eerdere smadelijke nederlagen in de Franse top 16 competitie.
Ik kan erin komen dat je een riskantere voortzetting kiest of remise weigert zolang je de eigen positie taxeert binnen de remisegrenzen. Echter het met opzet opzoeken van slechtere posities of zelfs verliezende posities om te kunnen schwindelen, vind ik persoonlijk een brug te ver. Het enige voorbeeld dat ik mij herinner waar ik moedwillig afweek van mijn normaal spel, was tegen Tanguy Ragheno. Ik voelde mij genoodzaakt door de grote elopuntenkloof om enkele zeer bescheiden risico's te nemen in de keuze van mijn zetten
Dit liep goed af maar ook ik kan niet ontkennen dat ik af en toe eens te ver ga met het spelen op winst en/ op de man. Een negatief voorbeeldje kan je vinden in het blogartikel: de favoriet heeft honderden punten meer. Een zeer pijnlijke nederlaag leed ik eens in de Open van Charleroi toen ik in mijn jacht op een topplaats veel te ver ging met mijn winstpogingen.
Ik veronderstel dat iedereen wel eens dit soort nederlagen heeft moeten slikken. Sommige spelers worden hierdoor bang om te verliezen en trachten elk risico te vermijden. Om sportief, wetenschappelijk, esthetisch iets te kunnen presteren, creëren is het noodzakelijk om ook zekere risico's te nemen en dus zijn m.i. dit soort nederlagen een noodzakelijk kwaad.
Het toppunt van op de man spelen, vind ik nog steeds het kiezen van een opening waarvan je weet op voorhand dat ze weerlegd is omdat je denkt dat de tegenstander de weerlegging niet zal kennen. Zo herinner ik mij dat Bruno De Baenst mij eens vertelde dat hij Geert Van der Stricht had verslagen in een simultaanpartij met het dubieuze Konikowski gambiet. Ik toonde hem achteraf de weerlegging maar Bruno gaf aan het verder te blijven spelen daar niemand die weerlegging kende en zijn tegenstanders evenmin voldoende sterk waren om het te vinden in een partij. Bruno was wel zo verstandig om jaren later iets anders te spelen tegen mij toen hij zwart had in onze onderlinge partij. Ik hou niet van gokken en kan dus weinig begrip opbrengen voor spelers die schaken puur om iemand punten te ontfutselen.
Brabo
Het toppunt van op de man spelen, vind ik nog steeds het kiezen van een opening waarvan je weet op voorhand dat ze weerlegd is omdat je denkt dat de tegenstander de weerlegging niet zal kennen. Zo herinner ik mij dat Bruno De Baenst mij eens vertelde dat hij Geert Van der Stricht had verslagen in een simultaanpartij met het dubieuze Konikowski gambiet. Ik toonde hem achteraf de weerlegging maar Bruno gaf aan het verder te blijven spelen daar niemand die weerlegging kende en zijn tegenstanders evenmin voldoende sterk waren om het te vinden in een partij. Bruno was wel zo verstandig om jaren later iets anders te spelen tegen mij toen hij zwart had in onze onderlinge partij. Ik hou niet van gokken en kan dus weinig begrip opbrengen voor spelers die schaken puur om iemand punten te ontfutselen.
Brabo