woensdag 31 augustus 2022

My own 60 memorable games

Een eigen partijencollectie – heeft het zin? Ik denk eerder van wel, al was het maar omwille van het (analyse)werk dat je erin stopt. Je krijgt een heropfrissing van oude partijen, je herevalueert oude analyses, je verhoogt je inzicht – en vooral: je bent bezig met je eigen partijen. Vooruitschrijdend inzicht is bij deze soms een eye-opener. Het gebeurt vaak dat ik bij het herspelen van een oude partij eens halt houd bij een moment in de partij, en me afvraag wat ik in die stelling zou spelen. Dikwijls is dat een andere zet dan de gespeelde. Dat heeft enerzijds te maken met gewoon meer ervaring en spelinzicht, of de opgedane kennis dankzij net die partij, maar ook van latere partijen. Anderzijds heeft het te maken met gewoon het feit dat een analyse aan de ene kant “minder ernstig” is, aan de andere kant net grondiger is, want geen tijdsbeperking, maar ook geen sportieve stress. Je verliest in de analyse niet een partij door een andere zet te spelen, die interessant, beter is op vlak van positiespel, of gewoon een ander plan volgt (of stomweg verkeerd is).

Vaak gaat het niet om het (opnieuw) vinden van een tactiekje, maar meestal om de plaatsing van de stukken. Speel ik nu de a- of de f-toren naar de open d-lijn? Trek ik de loper terug naar d3, c2 of zelfs b1? Ruil ik hier de dames of niet? Kies ik voor een toreneindspel of een lichtstukkeneindspel? Persoonlijk vind ik dat ik positioneel beter ben dan vroeger, maar tactisch veel minder scherp sta. Anders gezegd: ik zou mezelf van 20 jaar terug positioneel alle hoeken van het bord laten zien, maar mijn jongere ik zou me een tactische loer draaien, waardoor ik de partij alsnog zou verliezen. Omgekeerd, als het er tactisch aan toe gaat in een van mij oude partijen, heb ik vaak moeite om de door mij gespeelde combinatie opnieuw door te rekenen. Dat heeft te maken met wat minder scherp te kunnen rekenen, maar ook met wat minder durf om dergelijke wegen in te slaan. Zo won ik knap een pion (met zeker uitzicht op minstens een tweede) in een partij in de open van Brugge, maar speelde het vervolg van de combinatie zo zwak (ter mijner verdediging: er waren zeer veel varianten uit te rekenen), dat ik een paar zetten later blij mocht zijn met remise.

Brabo heeft in deze blog al herhaaldelijk gesteld dat een partij-analyse van je eigen partijen niet in een half uur geklaard is. Een project als bv je eigen 50-60 beste partijen verzamelen en goed analyseren, is dan ook niet iets wat je in een handomdraai uit Chessbase kan toveren.

Ten eerste gaat het er bij een selectie om, om de juiste partijen te kiezen;  partijen waarvan je nu nog denkt “dat was een goede”, of “zelfs al heb ik die verloren, dat eindspel was toch heel leerrijk”. Daarom vind ik Fischers 60 Memorable Games zo’n goede titel voor een partijenverzameling – niet zijn beste, niet zijn belangrijkste partijen, maar deze die hem het meest bijgebleven waren. Zijn eigen canon als het ware. Een partijwinst in 10-15 zetten, daar heeft niemand iets aan, vooral niet als het ligt aan een blunder van de tegenstander. Ook een “redding” van een verloren of slecht staande partij door een misgreep van de tegenstander leert je weinig over je eigen spel (tenzij dan misschien het goed waarnemen van kansen). Op zich hoeven het geen volledige partijen te zijn – zelfs een kort fragment (of stelling) kan al voldoende zijn om altijd in het achterhoofd te hebben. Ik denk hierbij aan de sterkte van een wit paard op a5 (met een witte pion op c5) tegen zwarte pionnen op a6, b7 en c6 (zie Gelfands boek Positional Decision Making in Chess), dat een hele damevleugel lam kan leggen. 

Ik hoor de lezer al denken: OK, het middel begrijp ik (analyseren van mijn eigen partijen en zoveel mogelijk proberen de stellingen te doorgronden waarin ik vaker dan gemiddeld in terecht kom), maar het doel: waarom die partijen bundelen? Wat is het nut? Laat staan de vraag: wie wil mijn partijen naspelen? Ik geef toe dat ikzelf ook niet sterk geïnteresseerd ben in partijen van spelers van bv minder dan 1600 elo (zelfs al heb ik het steeds moeilijker om van die spelers te winnen). Maar een selectie ervan kan zeker interessant zijn – en vooral, je maakt die selectie in de eerste plaats voor jezelf. Die partijen kunnen dan kunnen gebruikt worden als lesmateriaal voor andere spelers (of in heel andere omstandigheden – als je schaaknalatenschap). Hoe vaak spelen krabbers als ikzelf niet grootmeesterpartijen na? Ja, met wat uitleg is het heel leerrijk, maar dat is nog iets anders dan begrijpen waarom net die zet nu wel en die zet dan niet, of de volgorde van de zetten, of de belangrijkheid van het hoofdplan en het reageren op significante subdreigingen. Is het dan niet beter om partijen te nemen van jezelf of een iets (bv 200 elo) sterkere speler, omdat je die zetkeuze wel nog begrijpt? Dat was trouwens één van de redenen van Katy Vander Mije om een boek met haar partijen uit te brengen: het niveau ligt dichter bij dat van de gemiddelde schaker. Het bundelen in een boek of pdf-bestand is dan gewoon de kers op de taart, meer niet. Een soort naslagwerk, waarnaar je altijd kan teruggrijpen.
 
Misschien durf ik wel een oproep te lanceren: wie durft zijn x memorable games te bundelen en (in pdf of pgn) te publiceren? Of anders gesteld: zijn er spelers van clubniveau die al zo’n bundeling hebben uitgebracht (hardcopy of digitaal)? Zelf werk ik aan een overzicht van een 100-tal overleden Belgische schakers, een korte biografische schets met enkele illustratieve partijen, maar dat is nog geen best of van één speler.

Dit artikel wordt ondertussen te lang om het te illustreren met partijen, daarom dit korte “aha-moment” fragment uit een blitzpartij. Ik heb dit ooit op twitter gezet, en ondertussen doet het de ronde van de wereld, maar zonder mijn naam eraan verbonden. Bij deze claim ik dus – ijdel als ik ben – “mijn” stelling terug 😊 Enjoy! Wit speelt en wint.


HK5000

maandag 29 augustus 2022

Eindspelmagie: de opgesloten koning

Moment uit Brugge

Na verlies in de eerste ronde tegen een sterke Engelsman, mocht ik in de tweede ronde proberen weer op 50% te komen tegen een Engelstalige jongeman uit het Brusselse. Ik bespaar u de pijnlijke momenten tussen opening en eindspel (op de 33ste zet geeft Stockfish mijn tegenstander een gigantisch voordeel (dat na 15 min oploopt tot een mat in 27 – ik wil maar zeggen, ik stond glad verloren). Met wat bluf en tijdnood wurmde ik me los en kreeg ik de stelling hieronder. Zwart heeft zich laten ringeloren en moet eeuwig schaak aanvaarden. Eenmaal thuis gekomen zei Stockfish dat wit gewonnen eigenlijk staat na 44.Te7-e8+ Kh7… Ik laat het aan de lezers over om te checken of zij dit (het mag met bord 😊) kunnen doorrekenen (of tenmiste het winstplan kunnen vinden). Ik weet niet of dit in aanmerking komt als studie (ik ga ervan uit dat een paar criteria niet gaan voldaan zijn, om te beginnen het schaak op de eerste zet, wat meestal geen positief punt is als ik me het goed herinner – maar dan starten we toch gewoon van de diagramstelling hieronder, niet 😊).


Nu vond ik dit toch niet zomaar even een simpele technische klus, dus het uitvlooien van de leerrijke winstweg bracht enkele interessante punten naar voor.

Het eerste wat je moet zien als wit, is dat het zwarte paard het enige is wat mat tegen houdt. De enige verdediging van dat paard biedt de toren. Deze kan niet eventjes naar h1 lopen om het steunpunt op h5 te gaan elimineren, want dat duurt altijd te lang. De witte koning kan anderzijds de toren niet doeltreffend opjagen, omdat die net genoeg (vier) velden heeft op de zevende rij. Je kan dus vooruitkijken naar bv de tweede stelling (wit aan zet). Bemerk dat wit “ondertussen” f2-f4 heeft gespeeld – een belangrijke zet die tegenspel verhindert (in sommige varianten dreigt zwart na een e6-e5 het paard op g6 te slaan met de toren en misschien zelfs een vesting te bouwen met zijn paard en pionnen).


Dan is de vraag in deze stelling: hoe verder te gaan? Ik moet bekennen dat ik zelfs in deze stelling het winstplan nog niet zou zien. De volgende stap is om met de koning het paard te gaan bedreigen. Daarvoor speelt wit Tc8, om met de koning naar d7 en e6 te kunnen wandelen. Dus bv: 50.Tc8 (zetdwang! Nu heeft de zwarte toren toch geen velden meer op de zevende rij) 50…Ta6 51.Kd7 en zwart zit weer in zetdwang. Na 51…Tb6 52.Ke7 (Stockfish gooit er nog een zetherhaling met 52.Pf8+ tussen) 52…Tb7+ 53.Kxe6 Ta7 54.Pf8+! (belangrijk: het paard gaat naar d7 en dient als onderbreking van de dekking van het paard) 54…Kg8 55.Pd7+ Kh7 56.Te8! Tc7 57.Te7 en wit slaat het paard met de toren of: 57…Pd8+ 58.Kd5 en game over. Heel mooi. Ik ben benieuwd wie dit allemaal zag vanuit de beginstelling.

Ik blijf deze stelling heel moeilijk vinden om te winnen als de eenvoudige clubspeler die ik ben. Je moet een paar kernpunten in de stelling herkennen (zetten zoals Tf8 en f4 en Pf8-d7 zien en beseffen waarom ze zo goed zijn; de koningswandel; het feit dat alles wat wit doet, snel genoeg gaat om zwart geen tegenkansen te geven). Maar…, ook een les om te onthouden: het is niet omdat je net verloren stond, dat je niet meer kan winnen – je mag je niet blind staren op de “flow” van een partij.

HK5000

dinsdag 9 augustus 2022

Hoopschaak deel 2

Op de 44ste schaakolympiade werd zonet de laatste ronde afgewerkt. Niet de topfavorieten van de USA wonnen maar de jonge wolven van Uzbekistan. Het was een verrassing van formaat maar niet minder verdiend. Een troostprijs voor de USA is misschien dat de Amerikaanse topgrootmeester Wesley So de mooiste zet van de olympiade speelde in de 7de ronde tegen de Armeense grootmeester Hrant Melkumyan. Het is een wondermooi torenoffer met als achterliggende pointe een dameoffer gevolgd door een paardoffer om de zwarte koning als een magneet in een matnet te trekken.
Het is misschien wel de mooiste val ooit uitgevoerd op dat niveau want hoe is het mogelijk dat iemand van het kaliber als zwart zo naïef kon zijn dat wit e4 had geblunderd. In mijn nota's van de partij doe ik een poging om hiervoor een verklaring te geven.

In het slot van mijn artikel Swindels deel 2 lichtte ik een tip van de sluier wat mogelijks een goede val kan zijn. In dit artikel wil ik met enkele voorbeelden uit mijn meest recent tornooi meer duidelijkheid hierrond scheppen. Ik begin met een fragment uit mijn partij van de 1ste ronde van Open Gent 2022.
In blitz zie ik wit in de fout gaan maar in klassiek schaken is het zelfs voor een -1800 speler te doorzichtig. Ik zou dan ook eerder hier spreken van een dreiging dan een val. Nee we kunnen pas van een val speken als de tegenstander verleid wordt tot een verkeerde actie zoals in het fragment van mijn partij uit de 4de ronde van Open Gent 2022.
Hier dreigde wit dus niets maar de weerlegging van Dc4 was opnieuw veel te doorzichtig om succesvol te kunnen zijn. In dit soort stelling moet zwart voortdurend rekening houden met e5 dus het is erg onwaarschijnlijk dat dit plots niet meer zou gebeuren. Nee pas wanneer een nieuw element in de stelling geweven wordt, wordt een val pas echt verraderlijk zoals gebeurde in het volgend partijfragment. Mijn tegenstander van de 3de ronde van Open Gent 2022 had niet opgemerkt hoe de ene weerlegging van een idee plots was omgeruild voor een andere en liet zich vangen.
Tenslotte in het laatste fragment dat ik in dit artikel wil tonen, denkt mijn tegenstander mij succesvol te hebben verrast met enkele tactische pointes waardoor hij zelf totaal verblind is en de val dus compleet mist.
Mijn tegenstander had nog veel tijd op de klok dus het was geen tijdnoodblunder. Nee Tg8 was enkel de automatische zet na de zettenreeks die net vooraf was gegaan en faalde door een nieuw element dat plots in de stelling verscheen.

Een goede val is dus veel meer dan enkel een al dan niet goed verborgen pointe. Belangrijker is om de tegenstander te laten denken dat hij/zij bezig is met de actie en dat je zelf slechts tracht te pareren.

Tenslotte wil ik afsluiten met dat ik geen fan ben van opzettelijk mindere zetten te spelen in de hoop dat de tegenstander in een val zal trappen. Ik kan het verkeerd voor hebben want zie uiteraard maar een heel klein deel van de gespeelde partijen maar ik krijg het gevoel dat het een nieuwe trend is om weer meer op valletjes te spelen. Het is misschien iets dat overgewaaid is van het vele snelle online schaken tijdens de voorbije 2 corona-jaren. Ik had na Open Gent geen goed gevoel bij het winnen van die partijtjes nadat mijn tegenstanders in een val waren getrapt. Puur competitief is er uiteraard niets op aan te merken maar zo lijkt schaken meer op pootje lichten dan een krachtmeting van ideeën.

Brabo

maandag 1 augustus 2022

Schakende vrouwen deel 3

Het Belgisch jeugdkampioenschap eindigde dit jaar met een kleine rel rond het prijzengeld van de meisjes. Uit verschillende hoeken kwam kritiek op dat jongens meer prijzengeld krijgen dan meisjes. De organisatie en Belgische schaakbond zaten duidelijk verveeld hiermee. Het verschil in prijzengeld tussen beide geslachten is er altijd geweest en werd nooit eerder in vraag gesteld. Waarom wordt daarom nu pas een punt van gemaakt?

De verklaring ligt uiteraard in een zeer recente duidelijke shift van de publieke opinie die eist dat vrouwen evenveel worden vergoed in sporten dan mannen. De vergoeding mag niet meer gelinkt worden aan de wedstrijdprestaties maar moet aan de inzet en er bestaat geen enkel bewijs dat die minder groot is bij vrouwen t.o.v. mannen. De media staan er tegenwoordig vol van : Gelijk prijzengeld voor mannen en vrouwen in de ronde van VlaanderenOok Amstel Gold Race trekt prijzengeld vrouwen gelijk aan mannenGelijk prijzengeld voor mannen en vrouwen op memorial Van Damme: elke winnaar met 40.000 euro aan de haalTennis gelijk prijzengeld vrouwen en mannenUefa verdubbelt prijzengeld ek vrouwen maar contrast met mannen blijft.

Aanvankelijk probeerde de Belgische schaakbond nog te schermen met dat het aantal vrouwelijke deelnemers veel lager ligt dan het aantal mannelijke deelnemers maar het werd snel duidelijk dat dit onvoldoende de gemoederen kon bedaren. In de meeste sporten zijn mannen oververtegenwoordigd en daar wordt evenmin gekeken naar deelnemersaantallen om prijzengeld toe te kennen. M.a.w. de druk werd steeds hoger om iets te doen aan de huidige situatie.

Budgettair is er echter heel weinig of geen speelruimte in het schaken. Het prijzengeld voor de jongens is al belachelijk laag dus daar nog verder van afromen ten voordele van de meisjes en je riskeert dat de jongens in grote getale het kampioenschap links laten liggen. De Belgische bond knipt al jaren hard in de uitgaven om rond te komen en (grote) sponsors aantrekken blijkt ook helemaal niet makkelijk/ onmogelijk te zijn. Echter dan blijft afschaffen enkel nog het alternatief als het oude niet meer aanvaardbaar is en dat is exact wat er ook beslist werd. De Belgische bond zal geen aparte competities meer volgens geslacht organiseren. Geen competities meer volgens geslacht betekent ook geen prijzengeld meer volgens geslacht. Probleem van ongelijkheid is hiermee definitief opgelost.

Het is te zeggen als we enkel kijken naar de Belgische kampioenschappen want internationaal staan we hiermee (helemaal?) alleen. Bovendien zie ik ook het nut niet van in het binnenland genderneutraliteit in het schaken te promoten maar tezelfdertijd wel een Belgische vrouwenploeg naar de lopende vrouwenolympiade (zie chessresults) af te vaardigen. Wie daar de logica van inziet, mag het mij uitleggen maar dit lijkt mij toch eerder op heel opportunistische strategische keuzes ipv een doordacht beleid.

Wij Belgen hebben in de voorbije decennia grote stappen gezet naar een meer eerlijke en humane maatschappij. Ik juich dat toe maar hier stel ik mij toch vragen of genderneutraliteit iets is wat we zouden moeten nastreven in het schaken. Je hoeft het niet eens te zijn met de algemene internationale situatie maar hier lijkt het mij toch dat België wel heel eigenzinnig plots een unieke koers begint te varen. Ik ben voorstander om de massa niet blindelings te volgen maar als je denkt dat iedereen spookrijdt dan ben je misschien zelf de spookrijder.

Er bestaan uiteraard goede redenen voor genderneutraliteit na te streven in het schaken. 1 prijzenpot ipv 2 zorgt ervoor dat je een hogere prijs kunt voorzien aan de winnaar en dus makkelijker sterke spelers kunt aantrekken. 1 competitie ipv 2 betekent een betere mix van talent en extra kansen om interessantere wedstrijden te krijgen. Tenslotte bestaat er geen enkel bewijs dat het geslacht een rol kan spelen op de prestaties in het schaken. Op school, de Vlaamse Wiskunde Olympiade, de arbeidsmarkt .... wordt evenmin een onderscheid gemaakt op basis van geslacht en dat werkt behoorlijk tot zelfs uitstekend.

Echter schaken wijkt hiervan af op 1 belangrijk punt : het competitie-element. Een slecht resultaat op school is iets individueel. Sommige jongens kunnen een nederlaag op het schaakbord tegen een meisje heel moeilijk verteren. Seksisme en ronduit vijandelijk gedrag van jongens naar meisjes toe is daarom geen zeldzaamheid zie enkele recente artikels: Why chess tournaments can be hostile for women and girls? en Vulgar letters chess meduza. Ik heb dus alle begrip voor vrouwen die toch liever af en toe eens zonder mannen willen schaken.

Ook denk ik dat een positieve discriminatie ten voordele voor de schakende vrouwen zeker geen overbodige luxe is. Als we meer schakende vrouwen als iets positief beschouwen (en ik heb in deel 2 enkele goede redenen opgegeven) dan zal dit niet lukken door alles op zijn beloop te laten gaan. Ik weet dat sommigen tegen positieve discriminatie zijn omdat het uiteindelijk altijd wel iemand discrimineert. Echter ik geloof niet dat mannen zullen stoppen met schaken omdat vrouwen bepaalde voordelen krijgen die echt wel een verschil voor de vrouwen kunnen betekenen om te schaken. Ook dat andere groepen evenzeer zwaar ondervertegenwoordigd zijn en steun kunnen gebruiken, vind ik geen reden om vrouwen geen prioriteit te schenken. 50% van onze Belgische bevolking maken ze uit en daar komt geen enkele andere ondervertegenwoordigde groep qua omvang in de buurt van. Als we de balans man/ vrouw kunnen verbeteren dan zal iedereen daar uiteindelijk beter van worden.

Mijn dochter Evelien heeft al laten weten dat het wellicht de laatste keer zal zijn dat ze meespeelt in het Belgisch jeugdkampioenschap als er volgende keer genderneutraal wordt gespeeld. Over een maand vertrekt ze naar het wereldkampioenschap -16 meisjes in Roemenië dus hoogstwaarschijnlijk is dat dan ook de eerste en laatste keer. Ze haalde de selectie door een knappe 7 op 9 te halen waaronder onderstaande belangrijke overwinning in de laatste ronde.
De beslissing van de Belgische schaakbond kan nog makkelijk worden teruggedraaid. Als de internationale schaakgemeenschap genderneutraal wilt zijn dan ok voor mij maar ik vind dat we in België hier geen leidersrol moeten in opnemen. Onze schakende vrouwen zijn evenmin geconsulteerd over wat zij het liefst willen. Is er nu echt helemaal geen extra budget te vinden voor 1 keer per jaar een aparte vrouwencompetitie in België te organiseren?

Brabo