donderdag 28 maart 2019

Chuck Norris

Iedereen kent wel de memes over Chuck Norris: over the top in het kwadraat. Toen op twitter bekend raakte dat Grischuk Artemiev de Russische Chuck Norris noemde (tijdens het Wk Teams), dacht ik dat het schaken wel enkele Chuck Norris moppen kon gebruiken. Het hoeft niet altijd serieus te zijn, dus… voor liefhebbers van oneliners en flauwe moppen, die pas goed worden na een glas of twee geestverruimende drank, daar gaan we.

  • Als Chuck Norris naar het schaakbord komt, moet het op tafel vastgelijmd worden, anders loopt het weg.
  • Chuck Norris straalt zoveel kennis en zelfvertrouwen uit, dat zijn tegenstanders stralingsbescherming moeten dragen en het FANC metingen komt doen.
  • Wanneer zijn tegenstander Chuck Norris aan het begin van de partij een hand geeft, geeft Chuck Norris die niet terug.
  • Chuck Norris weet dat vanuit de beginstelling wit wint, behalve als hij zelf zwart heeft.
  • Chuck Norris speelt nooit theorie, hij speelt gewoon altijd de beste zet.
  • Chuck Norris heeft ooit na de tweede zet mat in 52 aangekondigd. Na vijf zetten werd dat mat in 21.
  • Als Chuck Norris Aljechin speelt, is zijn eerste zet Pg8xf2xd1xb2-f6 en opgave wit.
  • Als iemand de Berlijnse Muur speelt tegen zijn Spaans, dan lopen de stukken van zwart spontaan over naar de damevleugel.
  • Chuck Norris speelt met zwart nooit Russisch. Als iemand Russisch tegen hem speelt, moet Putin naar Trump bellen om zijn verontschuldigingen over te brengen.
  • Chuck Norris speelt nooit Leningrader Hollands, omdat hij niet gelooft dat Leningrad in Nederland ligt.
  • Niemand heeft Chuck Norris ooit mat kunnen zetten. Sterker, niemand is ooit een pion voorgekomen tegen Chuck Norris, ook niet toen die een gambiet speelde.
  • Als Chuck Norris wil verliezen, wisselt hij van plaats met zijn tegenstander.
  • Als Chuck Norris blitzt, wordt het tijd-ruimte continuüm verstoord.
  • Chuck Norris noteert nooit zijn partijen, want daarvoor duren ze niet lang genoeg.
  • Als Chuck Norris te hard op de klok drukt, beschuldigt China de USA van geheime kernproeven.
  • Chuck Norris' stukken gaan nooit achteruit.
  • Als Chuck Norris een dubbelpion heeft, is omdat hij dat zelf wil.
  • Chuck Norris kijkt zover vooruit, dat hij al weet hoe hij zijn volgende partij gaat winnen.
  • Chuck Norris speelt nooit een magneetcombinatie, want dat zou de baan van de maan verstoren.
  • Als Chuck Norris een X-ray attack speelt, moet zijn tegenstander nooit meer naar de radiologie.
  • Als Chuck Norris het centrum bezet, helpt ook het verkeerscirculatieplan van Gent niet meer.
  • Wanneer Chuck Norris het initiatief heeft, is dat heel normaal, ook als hij zwart heeft.
  • Als Chuck Norris lang rokeert, moet Chessbase aangepast worden om ook 0-0-0-0 toe te laten in de partijnotatie.
  • Als Chuck Norris het loperpaar heeft, dan moet het speellokaal onderstut worden, vanwege de kracht die ervan uitgaat.
  • Chuck Norris wint met twee paarden tegen koning alleen - in minder dan 15 zetten.
  • Chuck Norris kan Alpha Zero een dame voor geven en nog winnen voor de 40ste zet.
  • Als Chuck Norris zijn dame offert, vallen alle vrouwen in een straal van 5 km in katzwijm.
  • Als Chuck Norris stikmat geeft, dan stikt zijn tegenstander ook effectief.
  • Het "mat van Chuck Norris" is zo onverwacht en gewelddadig, dat internet ontploft als hij het speelt.
  • Chuck Norris heeft in een partij nog nooit een pion laten promoveren, want uit pure verwachting promoveren die spontaan in torens wanneer ze de op de zevende rij komen.
  • Chuck Norris heeft ooit met één enkele pion gewonnen van Kasparov.
  • Chuck Norris heeft ooit in Maleisië zijn eigen bord en stukken met zijn tanden uit een eik en een mahonieboom geknauwd. Dat duurde 20 seconden, omdat hij per sé Canadese eik wou voor zijn witte stukken.
  • Chuck Norris speelt op internet het liefst op 10 borden simultaan bullet. Ondertussen maakt hij zich dan een burrito of zes.
  • Als Chuck Norris in een goede bui is, mag zijn tegenstander kiezen in hoeveel zetten hij verliest.
  • Je schaakt nooit met Chuck Norris, Chuck Norris schaakt met jou.
  • Chuck Norris' favoriete speler is hemzelf. Zijn tweede favoriete speler ook.
  • Als Chuck Norris een Aljechin's Gun op het bord zet, mobiliseert Rusland zijn troepen op de Krim.
  • Chuck Norris manoeuvreert niet, hij wint. Chuck Norris stelt ook nooit remise voor, hij wint.
  • Chuck Norris heeft nooit een slechte loper.
  • Chuck Norris zit nooit zonder plan, hij weet altijd dat hij gaat winnen.
  • Als Chuck Norris een krachtzet uitvoert, dat wordt dat gedetecteerd in het seismografisch instituut in Nieuw-Zeeland.
  • Niemand weet hoe goed het eindspel is van Chuck Norris, omdat niemand ooit in een eindspel met hem is geraakt.
  • Chuck Norris kan winnen met randpion en verkeerde loper tegen koning alleen.
  • De "stelling van Chuck Norris" is gewonnen, maar alleen voor Chuck Norris.
  • De koning van Chuck Norris kan de vijandelijke koning mat zetten. In het midden van het bord.
  • De torens van Chuck Norris kunnen andere stukken inhalen, zowel op rijen als op kolommen.
  • Als Chuck Norris een stuk wint, wint hij er meestal twee.
  • Chuck Norris verdedigt nooit, hij valt aan.
  • Chuck Norris verbetert zijn stelling door er gewoon naar te kijken.
  • Als Chuck Norris analyseert, heeft hij altijd gelijk.
  • Wanneer Chuck Norris interclub speelt, ís hij het team.
  • Als Chuck Norris na zijn partij nog iets wil gaan drinken met de mannen van de KOSK, dan komt de KOSK naar hem toe.

HK5000

maandag 25 maart 2019

Gratis deel 2

Gratis, het bestaat nog in deze tijden van internet 3.0 of 4.0 (of aan welke versie zitten we ondertussen?).

Kwalitatieve content bestaat nog, meer en meer betaald, en onder diverse vormen (zie bv de patron sites, waarvan die van schaakhistoricus Olimpiu Orcan een mooi voorbeeld is: https://www.patreon.com/urcan). Een ander bekend voorbeeld uit de oertijd van schaak op internet, www.chesscafe.com, is ondertussen ook betalend geworden. Dat was vroeger een mooie verzameling schaakartikelen door professionals over zeer diverse aspecten van het schaakspel, maar jammer genoeg nu dus betalend geworden. Dat ik vroeger veel van die artikelen downloadde en zelfs afdrukte, beklaag ik me nu dus niet.

Ik ga het hier niet hebben over gratis databanken - die zijn er in alle kwaliteiten, soorten, al dan niet voorzien van analyses. Ook niet over gratis schaaksoftware, die is er ook in overvloed (en ik heb het niet over hacks, maar degelijke software, zoals arena, scid, en andere utilities / apps om te spelen, te bewerken en zoveel meer, zoals bv het maken van gifs van partijen (behoorlijk populair op twitter trouwens.).

Ik wil het even hebben over waar je goede pdf's met schaakinhoud kan krijgen op het internet, gewoon legaal downloaden, dus ook niet via torrent sites (vroeg of laat krijg je daar ook een even gratis virus mee in je downloadfolder). Ook beperkt ik me tot de niet-interactieve pdf's. Het voordeel van een verzameling boeken in pdf formaat, is dat je gewoon tientallen boeken op USB-stick kan meenemen - super handig voor op vakantie: geen koffer vol met boeken allerhande.

Over dat formaat nog het volgende: pdf is prima, maar dejavu (djvu) is haast al even populair, vooral omdat het comprimeert tot veel kleinere bestanden. En schaakboeken in dejavu zijn al bijna even frequent te vinden als pdf.

De eerste place to be lijkt google zelf te zijn, maar een meer directe en volstrekt legale toegang tot schaakmateriaal biedt the internet archive (https://archive.org/), waar je toch wel enkele interessante pdf boeken en tijdschriften vindt. Niet heel veel materiaal, maar toch een goede start. En wie geïnteresseerd is in Amerikaans schaaknieuws van 50-60 jaar geleden, kan enkele jaargangen van Chess Review downloaden. Best leuk.

Een tweede verzamelplaats is http://www.chesszone.org/lib/lib.html, waar een beperkt aantal pdf's en djvu's te downloaden zijn. Geen recente werken - het lijkt allemaal copyright-vrij te zijn. De leukste subcategorie lijkt me hier de collection of games te zijn, met wat minder bekende werken.

Met een derde locatie heb ik al enkele lichte bezwaren: scribd.com heeft enkele boeken online staan, maar de kans dat dit legaal is, lijkt me aan de lage kant.

Pas nu kan je op google titels van boeken (of gewoon "schaak", "chess", "ajedrez", "xadrez", "schach", "skak",…) + "pdf" (of djvu) intikken en dat levert ook enkele hits op, maar de kans is groot dat hier voornamelijk fragmenten naar boven komen. Een uitzondering is https://www.pdfdrive.com/chess-books.html, waar je wel "gewoon" enkele pdf's kan downloaden. Maar ook de simpele zoekopdracht "schaak pdf" leverde al het volledige "Ome Jan leert zijn neefje schaken" op.

In dat verband: New in Chess heeft de goede gewoonte aangenomen om van hun boeken enkele pagina's gratis als pdf online te zetten - wat mij betreft een mooi evenwicht tussen gratis content en betaalde content afschermen. Ook QualityChess zet zeer veel dergelijk materiaal online - zeker een bezoek waard. Niet dat het een goudmijn is, maar even scrollen kan wel één en ander opleveren.

Belgische clubs die veel materiaal online zetten: hier moet de CREB (www.creb.be tabs archives en publications) zeker als eerste vermeld worden: zowat het schaakgeheugen van Brussel, Brabant en België. Dankzij o.a. Etienne Cornil staat een schat aan info over Belgisch schaken ter beschikking van iedereen. Gewoon omwille van de historische kwaliteit wil ik nog even Belgian Chess History (http://www.belgianchesshistory.be/) vermelden - geen pdf-materiaal, maar zowat alle partijen van Belgen en tornooi/matchresultaten van voor 2000. Maar ik dwaal af, terug naar pdf's.

KBSB-VSF leden krijgen via de VSF ook tweewekelijks het VSF-blad online in de mailbox, dus zowel actueel als interessant en supergemakkelijk - hoef je niet eens naar op zoek. Het blad is een goede mix van historische informatie, partij-analyses, aankondigingen en tornooiresultaten. De KGSRL zet ook al jarenlang zijn clubblad online (bravo!), maar de partijen die hierin staan, zijn meestal van grootmeesters, dus van minder belang voor de gewone clubspeler. Clubs als Jean Jaures, Veurne en Landegem zetten vroeger ook enkele nummers online, maar zijn daar jammer genoeg mee gestopt. Ik vergeet hier zeker enkele clubs die misschien "meer" doen of gedaan hebben, maar dit artikel is een beetje gebaseerd op "historische kennis", niet zozeer op een actuele scan van welke club wat doet.

Dankzij Rokade Westerlo kwam ik ook op http://www.chessarch.com/archive/articles.shtml, maar dit is specialistenvoer voor schaakhistorici.

Nederland is ook op dat vlak goed vertegenwoordigd. Zo is misschien wel het allermooist gelayoutte (hoe in godsnaam schrijf je dit correct?) schaaktijdschrift van de Rotterdam Charlois Europoort (http://www.charloiseuropoort.nl/triomfator/). Alleen jammer dat er geen nieuwe nummers meer bij geplaatst worden.

Interessant, en wel nog actueel is de nieuwsbrief van het Max Euwe centrum. Waar de focus hier ligt, is evident, maar ook heel mooie schaakverhalen (niet over Euwe) komen aan bod. (http://www.maxeuwe.nl/index.php/nieuwsbrief).

Delft (http://www.delftseschaaksite.nl/download/axioma32-web.pdf) zet ook hun clubblad online. Hierbij terloops een tip: vaak zetten clubs slechts enkele (bv de laatste vijf) exemplaren van hun clubblad online, maar blijven de vroegere nummers op de server staan. Dan is het gewoon een kwestie (zie Delftse link) om het volgnummer te veranderen (in het geval van Delft: 32 veranderen naar 31 of 33). Dat ze partij-analyses van eigen partijen ook schrappen uit het online magazine, neem je er dan maar bij. Dit zijn slechts enkele samples, Rotterdam kende ik van vroeger, Delft had ik meteen gevonden bij een simpele google-search. Zo kwam ik ook bij Groningen terecht, Assendelft, Winterswijk...

Liefhebbers van eindspelen en studies kunnen terecht op ARVES (http://www.arves.org/arves/index.php/en/dutch/43-indexknsb) en daar heel wat materiaal downloaden.

Nederland heeft ook enkele goede sites voor algemene en met wat zoeken ook schaakgeschiedenis: www.delpher.nl en www.gahetna.nl zijn twee sites waar je enorm veel materiaal vindt.

Niet op internet trouwens, maar iets wat wel in Nederland leeft, zijn (jubileum)boeken over de geschiedenis van de lokale schaakclub - diverse grote en kleine clubs hebben zich hier al aan gewaagd - met wisselend succes (qua vorm en inhoud, maar - we zijn in Nederland - vaak met ongelukkig taalgebruik), maar altijd interessant. Maar ik wijk weer af...

Zwitserland: één van de plaatsen waar ik graag naar terugkeer, is het webadres van het Zwitserse schaaktijdschrift (SSZ: http://www.swisschess.ch/ssz-archiv.html): jarenlang leesplezier (en goed voor je Duits, Frans en zelfs Italiaans) à rato van 8 nummers per jaar. Zwitserland is een land met relatief zelfstandige bonden (soort grote provincies), die elk ook hun schaakorganisatie hebben - ook dat kan interessant materiaal opleveren. En het Zwitsers schaak is de jongste jaren in opmars - eerst na een injectie door Kortchnoi, Nemet, Milov en Gallagher, maar recent ook door eigen jeugd (Studer, Jenni, Georgiadis en Bogner).

Duitsland: het magazine Schach heeft al hun lessenrubrieken (meer dan 100 nummers) online gezet (https://www.schuenemann-verlag.de/schach-magazin/index.php?include=3000). Dit lijkt me zeer handig materiaal voor lesgevers. De rubriek is historisch gegroeid van een eerder algemeen allegaartje van basis-leerstof, naar een meer gestructureerde, thematisch opgezette rubriek. Leerrijk voor elke schaker van elk niveau. Je kan je trouwens ook abonneren op de nieuwsbrief van de Duitse Schaakbond zelf (https://www.schachbund.de/allgemein-newsletter.html), maar dat heb ik niet gedaan (al genoeg mail), dus veel feedback kan ik hierover niet geven.

Voor het tijdschrift van de Roeselaarse club De Torrewachters ben ik bezig aan een reeks over schaken in Amerika. Zo heb ik enkele goede adressen gevonden van Amerikaanse federaties & clubs die zowel op staatsniveau als op clubniveau zowel vormelijk als inhoudelijk knappe dingen hadden. Vuistregel: de meest bevolkingsrijke staten hebben ook de beste websites op downloadvlak.

En zo kan ik mezelf plagiëren (voor Californië): “Een overzicht van de schaakactiviteiten in Californië kan niet zonder het Mechanics’ Institute te vermelden (http://www.chessclub.org/news.php?n=736). De schaakclub aldaar is de oudste in de USA (De Kolty chess Club in Campbell is de tweede oudste club in die regio) en heeft in het verleden diverse tornooien (ook voor computers) georganiseerd. De site – en zeker de Chess Room History – is zeker een bezoekje waard. Maar een echte goudmijn is www.chessdryad.com, met een schat aan oude tijdschriften, gratis in pdf te downloaden.” Het leuke aan die club- of tornooiverslagen is dat je ook eens partijen de revue ziet passeren tussen sterke, niet-IGM-spelers, die anders geen platform krijgen. Die partijen zijn vaak interessant, goed geanalyseerd, en vaak ook bevatten ze interessante openingsvarianten en eindspelen - net de reden waarom ze zijn gekozen voor publicatie. Kortom, het is eens wat anders dan Vlaanderen Schaakt Digitaal.

In dit overzicht heb ik mij geconcentreerd op de snel en eenvoudig te verkrijgen info, rekening houdend met taal, relevantie, copyright en gemak van toegang. Wie andere talen (spaans, duits, …) wil proberen, doet dat dan best via google ("schach pdf/djvu" of "ajedrez pdf/djvu" leveren al veel interessant materiaal op, maar niet altijd conform copyright of virusvrij vrees ik dan). Zo heb ik o.a. een spaanstalige site gevonden met veel Spaans- en Engelstalig materiaal, maar ik vrees dat het niet helemaal snor zit met copyrightverplichtingen, dus laat ik de zoektocht over aan de lezer.

Databases heb ik niet willen vermelden, omdat daar genoeg bronnen voor zijn, maar als uitsmijter nog toch nog deze: https://database.lichess.org/ biedt ondertussen meer dan 600 miljoen (!) partijen aan, gespeeld op hun platform, dus voornamelijk blitzpartijen. Maar een blitzpartij tussen grootmeesters is meestal ook al een goede partij dus...

Een andere site die ik op de valreep wil vermelden is die van de schaakclub van Tessenderlo (http://www.looiseschaak.be/), waar je zeer veel clubpartijmateriaal kan downloaden - de site wordt al meer dan 20 jaar onderhouden - een knappe prestatie van de webmaster(s), het mag ook eens worden gezegd.

HK5000

dinsdag 19 maart 2019

Kinderen leren schaken deel 3

De voorbije 2 jaren was het wereldrecord van jongste grootmeester ooit meerdere keren in gevaar. Dit staat sinds 2002 op naam van de Russische supergrootmeester Sergey Karjakin. Algemeen werd het lange tijd als ongenaakbaar geacht maar nu lijkt het eerder een kwestie van tijd tot het record door iemand wordt gebroken.


De meest prestigieuze schaaktitel blijkt dus steeds jonger te kunnen worden behaald. Sommigen zullen hierbij onmiddellijk claimen dat de titel gedevalueerd is sinds 2002 maar als dat het geval is dan zou toch elke FM/ IM uit 2002 vandaag moeten grootmeester zijn wat in de verste verte niet gebeurd is.

Echter hoe kan je anders deze waanzinnige tendens verklaren? Wel ik zie 3 belangrijke redenen. Vooreerst is er de globalisatie van het schaakspel in de voorbije decennia. Ik schreef in mijn artikel desperado deel 2 over de opgang van China maar eenzelfde evolutie zien we in India, Iran, Turkije,... Uiteindelijk wordt de eventuele kleine negatieve groei van de meeste Westerse landen, vele malen overstegen door die andere landen dus globaal leidend tot een sterke aanwas van het aantal schakers.

Ten tweede zie ik ook dat vandaag sommige topjeugdspelers een veel betere begeleiding krijgen dan vroeger. In een interview op chess.com wordt over de nieuwe grootmeester Gukesh verteld dat de jongen 30 tornooien en 276 standaardpartijen gespeeld heeft in 16 maanden tijd gespreid over 13 verschillende landen. Zonder enorme steun zowel financieel als organisatorisch is dit totaal onmogelijk. Ik vermoed dat dit in België nooit zou worden toegelaten maar we weten dat vele landen het minder nauw nemen met mensenrechten.

Tenslotte zien we ook dat er op steeds jongere leeftijd begonnen wordt met schaken. Ik heb de schaakgeschiedenis van het jeugdschaken even nageplozen. In 1951 werd voor het eerst het wereldkampioenschap schaken voor -20 georganiseerd zie World Junior Chess Championship. In 1981 werd de categorie -16 toegevoegd, in 1985 volgde de categorie -14 en in 1986 ook de categorie -10. Pas in 2005 kwam er een categorie voor -8 jarigen zie World Youth Chess Championship. Echter ook dat volstaat alweer niet meer voor sommigen want recent zien we in Azië dat er zelfs vraag is voor een categorie -7 en zelfs -6 jaar zie o.a. Lakshana is the World Schools under 7 champion en Iraans kampioenschap -6 jarigen.

Ook in België zien we deze trend van steeds jongere schakers. Trouwens dit is niet perse iets typisch voor het schaken. De druk op ouders en kinderen is vandaag bijzonder groot om zo vroeg mogelijk te beginnen aan het ontwikkelen van vaardigheden. Het aanbieden van Franse lessen aan Vlaamse kinderen in sommige kleuterscholen is hiervan een bewijs zie het laatste nieuws. Sinds dit jaar mag men ook al vanaf 6 jaar beginnen les volgen aan de kunstacademie zie 6 en 7 jarigen overspoelen kunstacademies. In het voetbal bestaat er zelfs al enkele jaren geen minimumleeftijd meer om aan te sluiten. Elke extra speler brengt immers ook extra geld in het laadje en je bent er als club best zo snel mogelijk bij want later is het veel moeilijker om nog spelers weg te lokken.

Vandaag zien we dan ook dat de meeste Belgische schaakclubs met een jeugdwerking reeds zeer jonge kinderen aanvaarden. 5 of 6 jarigen zijn geen zeldzaamheid. Echter ik zie ook dat niet iedereen eeuwig wenst mee te gaan in dit verjongingsverhaal. In KMSK heeft men onlangs besloten om volgend jaar toch de minimumleeftijd weer te verhogen naar 7 jaar omwille van de overrompeling aan nieuwe spelers en het voor de kleinsten soms niet meer was dan een veredelde kinderopvang.

Ook op de algemene vergadering van de Belgische Bond zagen we dat het jeugdschaak besproken werd. Besparingen gecombineerd met het in vraag stellen van het rendement betreffende investeringen, leidden tot de beslissing om niet meer automatisch een nationale selectie door te geven naar lagere gerangschikte spelers (zie 2018 rapport algemene vergadering.pdf).

In 16/11 VSD 2018-20 editie Antwerpen.pdf stond er ook een heel kritische noot betreffende de Belgische deelname aan jeugdkampioenschappen ver van huis. -Het is dan altijd een beetje David tegen Goliath en het is me een raadsel waarom al die "zwakke" spelers daar op af gaan. In totaal 852 !! deelnemers vanuit de hele wereld, en dit in een periode waarin men alle dagen spreekt over klimaatopwarming.- Deze uitspraak kwam een paar maand voor de allereerste klimaatmars in België georganiseerd werd (eerste schoolstaking op 10 januari) of hoe snel de publieke opinie soms kan draaien.

Nu eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat het klimaat zeker niet de belangrijkste reden was waarom ik Hugo ondanks zijn selectie niet heb laten deelnemen aan de internationale kampioenschappen. Nee het waren puur praktische en financiële overwegingen die mij overtuigden om liever dicht bij huis tornooien te kiezen. Bovendien de coaching die de bond aanbiedt aan de jeugdspelers tijdens de kampioenschappen is iets wat ik zelf kan doen voor mijn zoon. Trouwens dit laatste is misschien wel het meest waardevolle voor de kinderen die geselecteerd zijn voor een uitzending. De meeste jongeren krijgen zelden de kans om samen te werken met sterke schakers aan hun techniek. In de meeste jeugdwerkingen kan men enkel (deels) de stappenmethode aanbieden.

Jonge kinderen die snel door de stappen gaan, worden dan ook al vlug geconfronteerd met een muur. Het is geen zeldzaamheid om te horen dat een 7 of 8 jarige al in stap 4 of hoger zit. Sommige hebben op 10 jarige leeftijd reeds alle 6 stappen beëindigd. Er is niemand meer om hen verder te ondersteunen en de ouders begrijpen niet dat er geen progressie meer wordt gemaakt. De rating blijft rond 1200-1400 hangen. Go for Grandmaster zet daarom in op zelf-redzaamheid maar ik merk op dat dit zelden werkt voor zulke jonge kinderen. Dit is spijtig want net dit gebrek aan toekomstperspectief zorgt ervoor dat vele talenten afhaken zoals laatst beschreven stond in schaakmagazine februari: "1/3 jeugdschakers geeft aan in de meest recente enquete binnen een paar jaar te stoppen met schaken".

De vele vrijwilligers die de trainingen verzorgen mogen we niet als schuldige aanwijzen. Zij doen hun uiterste best maar weten vaak niet hoe dit probleem aan te pakken. Dat dit een probleem is die alom aanwezig is, zien we o.a. in een recente workshop die aangeboden wordt op schaaksite. Ook het nieuwe boek "keep it simple 1.e4" geschreven door de Duitse internationaal meester Christof Sielecki tracht op dezelfde soort vragen een antwoord te geven alhoewel ik denk dat het niveau soms al te hoog is voor de zeer jonge doelgroep waar we het hier over hebben.

Zelf tracht ik het nog eenvoudiger te houden voor Hugo. Ik zie sommige leeftijdsgenootjes grijpen naar zeer complexe openingen die topspelers spelen maar ik ben er van overtuigd dat je een kind sneller en beter laat ontwikkelen door simpele heldere openingen te laten spelen. Op mijn blog heb ik al een paar staaltjes hiervan getoond maar onderstaande is wellicht de mooiste prestatie. Ik had vooraf getoond aan Hugo welke zetten normaal passen in dit systeem en de rest liep vanzelf. Het was alsof wit 300 elo meer had i.p.v. zwart.

Hoe goede tegen slechte loper bereiken, omspelen van paard op b1 naar de koningsvleugel, de kracht van verdubbelen van de torens op de e-lijn, ... Dit leer je niet zo direct uit de stapjesboeken en een -1800 trainer zal je dat zelden goed kunnen uitleggen, laat staan dat hij het al allemaal zelf kent.

Vanaf een kind kan praten, kan het leren schaken maar als ouder zou ik sowieso wachten tot het kind zelf interesse toont voor het spel. Bovendien hoe jonger, hoe meer ondersteuning nodig is. Vroeger beginnen schaken is bijgevolg zeker niet altijd beter. Ik ben dan ook voorstander om bij jonge kinderen te vragen in hoeverre de ouders bereid zijn om zelf "grote" inspanningen te maken en het anders toch niet verstandiger is om nog een paar jaartjes te wachten met lid te worden van een schaakclub.

Brabo

woensdag 13 maart 2019

Lc0 vs Stockfish superfinal TCEC seizoen 14

1. Inschatting kansen Leela vooraf

Vooraf dacht ik dat SF redelijk ruim favoriet was. Daar had ik enkele argumenten voor: de rating van Leela (Lc0 v0.19) op ccrl40 (Ccrl) was niet zo fantastisch: het programma stond niet eens in de top-100 (versie v0.20 schopte het tijdens de match tot een 45ste plaats). Ten tweede, op klassieke hardware scoort Lc0 heel zwak in vergelijking met de klassieke engines. Op zich niet verwonderlijk: Lc0 is eerder geschreven voor de snelle chips op grafische kaarten (GPU's), in plaats van voor de CPU's. Op een gewone CPU kan Leela niet zijn volle potentieel ontwikkelen, net zoals Fritz3 vroeger niet tot volle bloei kwam wegens een aanvankelijk gebrek aan RAM voor hashtabellen in de computers van die tijd. Zie in dat verband ook het artikel van Frederik Friedel op Chessbase (the adventure of chess programming part 3). Tenslotte vond ik ook dat het programma taktisch nog niet matuur genoeg was - vooral gestaafd door de prestaties in de voorgaande tcec competities, en occasioneel eigen gebruik. En dan een match tegen de onbetwiste leider in ccrl40…

2. Scoreverloop van de match

Het verloop van de match dan: aanvankelijk was SF duidelijk de betere engine, en nam tot tweemaal toe een voorsprong. Eerst 2-0 na amper tien partijen, maar na partij 13 stond het alweer gelijk. Daarna won SF 3 partijen na elkaar (!), maar ook nu duurde het niet lang eer Leela gelijk maakte: na partij 29 stond het weer gelijk. En toen nam Leela weer het voortouw: partij 49 en 53 werden door Leela gewonnen. Een spannende match met wisselend scoreverloop: dat hadden we al lang niet meer gezien in computerschaak. Misschien zelfs niet sinds de Braingames "kandidatenmatch" tussen Fritz en Junior in Cadaques 2001, toen die speelden om de kans om tegen Kramnik uit te komen. Junior kwam toen bijna "gratis" 5-0 voor, jawel, na vijf partijen, maar Fritz maakte in de tweede helft van de match (over 24 partijen) weer gelijk en won de play-off met 2-0.

Maar de verliespartijen waren heel pijnlijk voor Leela - het deed een beetje denken aan de match Botvinnik-Bronstein: Bronstein met diepzinnig schaak, nieuwe concepten, die op een andere manier schaak speelde, tegen een Botvinnik die na het afbreken vaak nog remise haalde en zijn winstpunten eerder moeizaam boekte. Leela gooide zo enkele halve punten in één zet weg door gebrek aan taktische kennis. Een goed voorbeeld is bv de 20ste partij, waarin Leela de verliezende zet (39...Tb6-d6) speelt met een evaluatie van 0.26, maar SF antwoordt met 40.Tg3+ en meteen al +8.56 geeft - misschien wel de "bom" van de match. Echt remise was het misschien niet (SF's evaluatie stond al op +2.50), maar het zou ook niet bij deze ene blunder blijven. In de partij erop was het weeral raak: in een gelijke stelling blundert Leela weer en SF slaat onmiddellijk toe met een inslag op f2 (-4.46). Partij 66: weer van dat. Een opmerkelijk verlies was de 85ste partij, de laatste besliste partij van de match: toen Leela nog dacht dat het remise ging worden (een overschatting van een ver opgerukte vrije a-pion), vond SF al een tijdje dat het hopeloos was voor wit - toen het "besef" bij Leela doordrong, sloeg de evaluatie meteen om naar -14.28 (SF zat toen al aan een mat in 41…). Éénmaal zelfs vergooide Leela zelfs een zekere winst (65ste partij), daar waar SF (met 6-men tbs) al 100% zeker was van verlies. Een gevolg van de lage zoekdiepte en minder intensief gebruik van de tbs'en. Tegen partij 80 stond het weer gelijk.

3. Learnt lessons over openingen, speelstijl, en andere aspecten

Naast de indrukwekkende prestaties in middenspel (Leela) en eindspel (Stockfish), waren er ook enkele belangrijke learnt lessons betreffende de openingen.
Een eerste hoogtepunt was partij 11, waarin Leela vanuit de opening (Frans) het voordeel met wit uitbouwde en niet meer omkeek. Dat was zeer indrukwekkend, vooral omdat de evaluatie van Leela meer dan 10-20 zetten voor liep op die van SF - het was een beetje grootmeester tegen amateur - alleen, die amateur was wel van supergrootmeestersterkte. Die evaluatie van Leela is trouwens iets waar je voorzichtig mee moet zijn: al in de eerste partij schiet de evaluatie van Leela op zet 104 omhoog naar 2.65, terwijl er voor SF dan al heel lang niets meer aan de hand is. Hetzelfde gebeurde in partij 9: plots springt Leela's evaluatie naar +2.24, wanneer hij de dames kan ruilen en in een lopereindspel een vrije a-pion heeft - voor SF is er niets aan de hand, en de partij wordt toch remise. Zie ook de 85ste partij: heeft Leela teveel vertrouwen in vrije a-pionnen? Er zijn nog talrijke andere voorbeelden van een te optimistische evaluatie.

Zoals gezegd, de variatie in de openingen was wel goed, maar computers lijken er een handje in te hebben om zelfs de scherpste openingen te laten verzanden in lange, geforceerde remisevarianten. Dat er ondertussen wel mooie middenspelen de revue passeren, is meegenomen, maar als SF na bv 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 a6 6.Le3 e6 7.a3 b5 8.g4 Lb7 9.Lg2 h5 10.g5 Pg4 11.Lc1 Db6 zowel met wit als zwart relatief snel zijn evaluatie naar 0.00 laat zakken, is perfect spel plots minder interessant geworden. Hetzelfde scenario in de 5de en 6de partij: SF ziet snel remise opduiken in het Konings-Indisch.

Met het koningsgambiet kon Leela met wit niet veel aanvangen en verloor - SF hield met wit dezelfde stelling net remise. Hoewel één paar partijen een opening niet kan beoordelen, is het toch symptomatisch dat dit net het koningsgambiet overkomt: is de romantische opening dan toch enkel goed als verrassingswapen? Zoals reeds vermeld, was de Franse partij (partij 11.1) een hoogtepunt in de match voor Leela - nu was het SF die met wit niet dezelfde kwaliteit op het bord kon brengen. Het Frans lijkt Leela te liggen, want ook in partij 35 bracht het SF in de opening in de problemen.

De winst van Leela in het Nimzo-Indisch was eerder te wijten aan enkele middenspelfoutjes van SF dan aan de opening. SF vernietigde de Pirc in partij 16 quasi vanuit de opening. De Pirc komt trouwens niet goed uit deze match: in partij 55 heeft SF alle moeite om wits initiatief in een andere variant in te dijken. Het wordt de langste partij uit de TCEC-geschiedenis: 264, eer Leela instemt met remise. In partij 71 zorgt de Pirc voor een dramatisch hoogtepunt: Leela met wit houdt zwart compleet in een wurggreep, maar raakt niet door de verdediging van zwart, ondanks een volledige dominantie van het bord. Wit lijkt alles te hebben - zwart moet zelfs met zijn koning uitwijken naar de a-kolom - maar het mag niet baten.

Algemeen kan gesteld worden dat de kleine openingen niet al te best uit deze test kwamen, noch de zijvarianten van grote openingen: zo vallen er wel een reeks remises in zijvarianten, maar dan valt het wel op dat het voordeel van wit pas verzandt na zet 25 of zo. Een voorbeeld is partij 23.

Een opmerkelijke winst boekt Leela dan weer met de witte Stonewall in partij 25. Een Philidor/Leeuw-opening in partij 27 wordt dan weer in de vernieling gespeeld door Leela - één van de zeldzame momenten waarin Leela SF weg krijgt van zijn 0.00 evaluatie en het punt verdiend naar zich toehaalt.

Partij 59 & 60 tonen aan wat "scherpe" varianten voor mensen inhouden voor computers: de Siciliaanse Draak leidt tot twee korte remises. Zelfs het Spaans moet onder het mes, maar overleeft de 5.76 evaluatie van Leela in partij 75. Het einde van de match lijkt op een voetbalpartij, waarin ploeg A wel veel balbezit heeft, maar ploeg B tenslotte in het slotkwartier twee keer countert en scoort.

4. Wat had beter gekund in de match set-up?

In tegenstelling tot vorige tcec superfinales, leek deze match van 100 partijen voor het eerst "te kort". De engines waren zeer aan elkaar gewaagd, en na 70 partijen was het verschil nog altijd maar één punt. Na 100 partijen was dat ook het finale verschil: 50,5-49,5. Ook de openingen konden hier en daar beter. De aanpak was meestal om redelijk neutrale stellingen na een zet of vijf te laten uitspelen, afgewisseld met een diepere openingslijn (die werden trouwens random gekozen uit een openingsboek van Jeroen Noomen). Deze diepere openingslijnen leverden zeker niet de meest interessante middenspelen op. Het probleem met (voor mensen) leuke openingen (zoals Marshall-gambiet, Sic Draak, Botvinnik-gambiet, koningsgambiet, Albin tegengambiet, Sveshnikov, Sämisch KID, Sevilla-variant Grünfeld, …) dat die ofwel redelijk snel uitvlakken (wegens een te geforceerde hoofdlijn) of zo goed als zeker uitmonden in winst/verlies voor wit/zwart (eveneens wegens een te groot nadeel voor één of andere partij). Wat voor mensen complex is, is niet noodzakelijk complex voor programma's. Niettemin vond ik de kritiek om toch maar wat meer beginstellingen uit grootmeesterpartijen te nemen terecht; het zou de "representativiteit" en het "nut" (voor de praktische speler) wat groter gemaakt hebben. Misschien voor de superfinale 15?

5. Nog zaken die beter hadden gekund?

SF had het competitieve voordeel dat het kon werken met 6-men tablebases (tbs), Leela slechts met 5-men. Dat verschil betekende in één partij wel degelijk het verschil tussen winst en remise, en had dus - met gelijke wapens - kunnen leiden tot een 50-50 eindstand. Nu programma's al vanaf de opening beginnen de eindspel tbs'en te consulteren (jawel), is dit zeker een punt van aandacht. En wanneer we binnen een jaar of tien met 8-men tbs'en gaan zitten (en we dus o.a. alle toreneindspelen met elk 2 pionnen gaan opgelost hebben - leuk!), blijft de vraag actueel. Of misschien is de omgekeerde aanpak (helemaal geen tbs'en meer) het antwoord?

6. Besluit: zitten we dicht tegen perfect schaak?

Op positioneel vlak zit Leela er dichtbij; om SF geregeld te overspelen, moet je echt al een indrukwekkend niveau halen. Op taktisch vlak scoort SF nog altijd (ruim) beter. De zeer grote zoekdiepte zorgt dat geen enkele taktische grap ontsnapt aan de aandacht van SF, terwijl omgekeerd, net die diepte in het zoekproces ervoor zorgt dat SF een gigantisch goede verdediger is. Één aspect van de ontwikkeling van Alpha Zero en Leela doet me denken aan wat prof Jonathan Schaeffer ervoer bij de ontwikkeling van zijn perfecte checkers spelende programma Chinook (trouwens, wie een prachtig en emotioneel verhaal wil lezen over de ontwikkeling van het eerste programma dat een regerend denksportkampioen kon verslaan, is "One Jump Ahead" een absolute aanrader). Dat was namelijk iets wat Schaeffers team en het team van Demis Hassabis (Deep Mind en Alpha Zero) recenter opmerkten: dat verdere ontwikkeling en meer training resulteerde in meer remises (een indicatie dat schaken bij correct spel remise is, of dat er (altijd) een plafond is aan een leercurve?). Dat effect was vroeger voor een deel te verklaren aan het feit dat "remise gelijk is aan remise" voor een computer. Met andere woorden: als een "simpele" evaluatiefunctie 0.00 geeft, dan bepalen (simpel gezegd) andere factoren (bv de sortering door de zettengenerator) welke zet eerst gekozen wordt om de 0.00 te behouden (zie in dat opzicht het artikeltje van Tim Krabbé over "een appelsien schillen in Alaska ("sukkels"). Een intelligente add-on zou inhouden dat het programma in dat geval (we laten contempt even buiten beschouwing) de zet kiest met het meeste risico voor de tegenstander om toch nog een faux-pas te maken (bv een voortzetting met een "smalle" remiseweg, of met veel "enige zetten", of zoveel mogelijk materiaal / pionnen op het bord houden). Ik ga ervan uit dat bij de moderne programma's hier al aan gewerkt is, maar zoiets helemaal wegwerken is moeilijk.

Het voordeel van Leela is dat "de machine" nu het programmeerwerk overneemt - vroeg of laat zal de ontwikkeling van Stockfish (ondanks alle testpartijen dat het programma tegen zichzelf speelt met een (evt) zelflerende evaluatiefunctie) stranden op het menselijk mogelijke programmeerwerk. Bij Leela is het absolute minimum aan programmeerwerk gekoppeld aan resultaatmaximalisatie - en zoals één van de programmeurs van Leela al schreef in een blog over de ontwikkeling van het programma: ga je als programmeur van een klassiek programma (bv SF) een week op vakantie, dan vind je daarna je programma terug in de staat waarin je het gelaten hebt. Bij Leela kan het best dat het na een week weer een stap in speelsterkte vooruit heeft gezet. Tegen een dergelijke grens lijkt Komodo aangelopen: op ccrl40 staat versie 11.3 3 punten hoger dan versie 12 en 12 punten hoger dan versie 12.3. En de MCTS-versie van Komodo begint heel dicht bij de klassieke versie te komen, dus ook bij de Amerikanen lijkt een tipping punt bereikt.

Maar zoals hierboven al vermeld: de evaluatie van Leela is - in tegenstelling tot SF - niet fireproof: zelden zo een hoop partijen gezien waarin een "winnende" evaluatie (+2, +3, +4, zelfs +5 en meer…) niet omgezet werd in winst. Het winnende pad is in computerschaak soms zo smal, dat één afwijking genoeg is om een half punt meteen weg te gooien. En daartegen is Leela voorlopig nog niet bestand - op dat vlak is het dus nog een beetje menselijk :-) Maar voor de praktische schaker, is dat nadeel misschien een voordeel, en is Leela zeker een waardevolle invulling om nieuwe ideeën (plannen) te vinden in openingen, of om bv niet-tbs eindspelen te evalueren op praktische kansen (daar waar SF eerder klassiek eerder 0.00 zal aangeven, zonder dat er inzicht komt over kansrijke voortzettingen).

Nawoord:

Voor de critici die deels terecht de openingen aanwezen als een te bepalende factor, na de match werd een rapid-match zonder opgelegde openingen gehouden met kortere tijdslimiet. Leela won deze met 56-44 zie bv s14 bonus match leela stockfish, een opvallende grote marge, vooral aangezien een taktisch sterk programma steeds als bevoordeeld werd aanzien bij kortere tijdslimieten.

HK5000

vrijdag 8 maart 2019

8. Arthur Dunkelblum

8. Arthur Dunkelblum

(23 april 1906, Krakow – 27 januari 1979, België)
Arthur Dunkelblum werd geboren in Krakow, dat toen nog behoorde tot het immense keizerrijk van Oostenrijk-Hongarije. Zoals zijn naam al doet vermoeden, was hij van joodse afkomst. Op één of andere manier belandde hij in Antwerpen en bouwde er zijn schaakcarrière uit. Hij speelde voor België in maar liefst 11 Olympiades (een aantal dat groter had kunnen zijn zonder WOII) – van 1928 tot 1968, een verschil van 40 jaar, wat van hem één van de langst actieve “Olympiërs” maakt.

Hij was een duidelijk jeugdtalent en al in september 1922, amper 16 jaar, werd hij in Antwerpen derde in het tweede congres van de FBE, de Belgische Schaakbond (Colle won voor Koltanowski). In 1925 werd hij derde in een selectietornooi voor het NK in Brussel. In 1926 werd hij gedeeld 5de-7de in het NK in Spa. Hoewel geen absolute Belgische top, kon hij toch goed zijn mannetje staan en dat toonde hij nog eens in het NK van 1930, waar hij 2de-3de werd (Koltanowski werd kampioen). Dat hij tussen 1924 en 1931 niet vaak voorkomt in tabellen van NK’s (of kampioenschappen van de Belgische Schaakbond), was omdat de FBE spelers van buitenlandse origine (niet consequent ) weerde uit de nationale titelstrijd. In het kampioenschap van de FBE in Brussel 1933 werd hij derde. Dyner won voor Devos en Dunkelblum, die slechts tegen Devos verloor, maar won tegen de laatste drie. In 1934 werd hij derde in Luik, waar Soultanbeieff met 6/7 kampioen werd. In 1935 werd hij eindelijk genaturaliseerd tot “echte Belg” en in (open) kampioenschappen kan hij nu ook echt voor de nationale titel strijden. Het lijkt hem te motiveren, want in 1935 werd hij tweede (6/8) in het FBE-kampioenschap, achter Boruch Dyner (7/8). Zijn “remisesterkte” is dan al gekend: Dunkelblum had een heel solide speelstijl, gekoppeld aan een goede theoretische kennis – op zich ideaal voor nationale tornooien, waar niet verliezen soms belangrijker is dan winnen, maar heel vaak zag hij telkens net die ene speler in vorm hem net vooraf gaan. Zo ook in 1936: hij scoorde 6/9 (ongeslagen), maar Koltanowski maakte één van zijn laatste optredens in het land en won met 6,5/8. Het was een goede voorbereiding op het tornooi van Oostende het jaar erop.

In het internationaal tornooi van Oostende in 1937 werd hij 9de en voorlaatste – hij breekt er geen potten: zes remises en drie nederlagen. In het NK in Brussel datzelfde jaar werd hij derde (6,5/10), achter Paul Devos en nieuweling O’Kelly (beiden 7,5/10). Net nu de weg vrij leek voor Dunkelblum om enkele nationale titels op te strijken, komt daar toch een nog sterkere en jongere speler roet in het eten gooien… Nog in 1937 speelde hij op het topbord van het Belgisch olympiadeteam (met de jonge O’Kelly op bord 2). Hij speelde sterk en moest slechts een lichte minscore incasseren: +4, =9, -5. Hiermee behaalde hij vier van de in totaal tien winstpartijen die België haalde. Onder zijn slachtoffers vinden we Aitken (Engeland), Kavli-Jorgenssen (Noorwegen), Gauffin (Finland) en Petrov (Letland). Maar indrukwekkender zijn de namen waartegen hij remiseerde: Mikenas, Stahlberg, Trifunovic, Flohr en Keres!

De oorlog rukt ook in België (joodse) schakers voorgoed weg uit het leven – Sapira en Perlmutter verdwijnen, Rubinstein moet onderduiken met zijn familie. Dunkelblum heeft het geluk dat hij wel opgepakt wordt, maar de Duitse officier die over zijn lot moet beslissen, schaakt ook en herkent zijn naam: Dunkelblum mag beschikken.

Na WOII nam hij de draad weer op en werd vierde in het NK van 1946, achter O’Kelly, Lemaire en Pepers. In 1947 werd hij tweede achter O’Kelly. Nog in 1947 werd hij 5de-6de in het C-tornooi van Baarn, gewonnen door B.H. Wood. 1948: weer tweede (6,5/9), nu achter Paul Devos (7/9). Zou het dan nooit lukken met die nationale titel? Hij wint er wel een bijna-miniatuurtje tegen de sterke professor Marcel Barzin.

En in 1949 lukte de gooi naar de nationale titel wel: na een tweede plaats in het FBE-kampioenschap (achter die andere nieuweling Van Seters), lukt het later dat jaar in het NK te Brugge, waar hij kampioen werd. Hij wint met 6,5/9 voor een viertal met 5,5/9: Van Schoor, Lemaire, Baert en Pepers. Voor de petite histoire: in dat jaar worden ook de eerste rapid NK’s gehouden en een zekere Jozef Boey wint het categorie 3 tornooi.

In 1950 leverde hij zijn beste tornooiprestatie: tweede na Rossolimo in Gijon. Ook in het kersttornooi van Saarbrücken ging het goed: 6/11 in een sterk deelnemersveld, dat aangevoerd werd door Joegoslavisch kampioen Fuderer (9/11), gevolgd door Donner (8,5), Bernstein (7) en Popel (6,5). Opmerkelijk genoeg werd hij met 8 remises geen remisekoning in dit tornooi: Müller schoof er tien, en won in de laatste ronde van Sämisch, zodat ze beiden met 6/11 eindigden. Op nieuwjaar won hij er wel het blitztornooi, samen met specialist Sämisch (12,5/15), voor Fuderer, Müller en Bernstein.

Na die ene titel volgden nog talrijke ereplaatsen in NK’s – en een rapidtitel in 1952 en in 1955. Maar het is vooral O’Kelly die hem van verdere titels houdt. In totaal behaalde hij 12 tweede plaatsen in NK’s en kampioenschappen van de FBE.

Jaren later probeerde hij het nog eens in het ZT van Dublin in 1957, maar hij strandde op een 10-11de plaats. Pachman won dit sterk bezette ZT voor Benko, Gligoric, Schmid en Alexander. Niettemin kreeg hij dat jaar eindelijk – en verdiend – de IM titel toegekend. In België was hij nog wel top, maar internationaal was zijn rol voorgoed uitgespeeld.

Op 29 september 1957, als kersvers Internationaal Meester, kwam hij een simultaan geven in Roeselare; hij won met +22,5/27. Na 1965 zakt hij in de NK’s dieper in de stand weg. Op de “elolijst” van 15 december 1967 staat hij nog wel zevende (1838; O’Kelly heeft 2327, Boey 2041, Cornelis 2022, Limbos 1943, Jan Rooze 1891 en Van Seters 1887).

In het tornooiboekje van het NK van Gent 1970 karakteriseerde Van Seters Dunkelblum als volgt: “Onze Belgische Capablanca, maar tevens onze remisekoning Trifunovic, schoof 9 remises op 11 partijen. Zijn positiegevoel en zijn respect voor ’t evenwicht is legendarisch. Een kunstenaar in de verdediging, waar zijn oude, solide en statische varianten hem goede diensten bewijzen. Deze blijken moeilijk te bestormen, ten minste voor spelers van onze kracht. “Dunkel” zoekt duidelijke en eenvoudige stellingen. Van spanningen moet hij niets hebben. Toch weet hij er raad mee, wanneer deze hem worden opgelegd. Met zwart wenst hij niet te verliezen; met wit neemt hij geen risico’s. In gunstige stellingen wikkelt hij dikwijls te snel af (De Bruycker-Dunkel) of hecht te veel waarde aan materieel voordeel (Dunkel-Van Osmael). Een mooi voorbeeld van zijn kunnen is zijn overwinning op Coppens.”
 
Zijn remise-reputatie was zo groot dat er een anekdote is overgebleven vanuit dat NK in Gent: een Brusselaar spreekt Van Seters aan bij de bar en zegt hem: “Zeg, Van Seters, het schijnt dat u bye bent vandaag”. “Maar ik speel toch tegen Dunkel” “Juist daarom!”… 

In 1971 wordt hij nog eens derde, maar het is zijn laatste wapenfeit. Zijn laatste deelname is in 1972: 4,5/11 en hij laat slechts vier spelers achter zich. We zien hem niet meer terug in een NK, maar wel nog in bv het internationaal tornooi van Netanya in Israel, waar hij met Jan Rooze aantreedt. Kaldor wint dat tornooi (8,5/11), voor Jan Rooze (7,5) en Jaan Eslon (7), de man die het eerste tornooi van Linares zou winnen. Dunkelblum scoort een goede 5/11 – zijn rating is dan nog altijd 2240 – ter vergelijking: I.M. Teodor Ghitescu, die vierde wordt, heeft 2435; Alla Kushnir, wereldtop bij de dames, wordt voorlaatste en telt 2365 toenmalige elo’s.

Dunkelblum heb ik op een achtste plaats in dit overzicht gezet. Met de eerste zeven spelers heeft waarschijnlijk niemand een probleem (met de volgorde ervan misschien wel), maar Dunkelblum sluit hier nauw bij aan. Hij heeft niet enkel een lange aanwezigheid vertoond aan de Belgische schaakborden (van 1922 tot 1972: meer dan 50 jaar), maar dan ook nog eens op hoog niveau: enkel een O’Kelly kon hem van meerdere titels houden. Chessmetrics geeft hem meer dan 2500 historische elo (rond 1950-51) en een top-100 plaats in augustus 1934. Het artikel hierboven vermeldt vooral zijn (inter)nationale successen, maar voor zijn Antwerpse club Macabi heeft hij ook nog vele veldslagen geleverd. Samen met de jongere Boey vormde hij de speerpunt van het Antwerpse schaak en enkel de clubs uit de grote steden konden echt weerwerk bieden. Daarnaast trad hij aan in talrijke landen- en interprovinciale ontmoetingen (heel populair in de vijftiger jaren) en speelde nog wat kleinere internationale tornooien.

Voor dit artikel heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de website Belgian Chess History en Les Cahiers du Creb (vol 1 & 2).

HK5000

maandag 4 maart 2019

De Leningrader

In mijn eerste jaren competitieschaak heb ik van elke (grote) opening in mijn repertoire een boek gekocht. Het Spaans, het Frans, de Caro-Kann, de Aljechin, de Pirc en het Hollands (stonewall) waren ze. Alles samen bijna drie duizend Belgische franken want de euro bestond toen nog niet. Voor een student want we spreken rond het jaar 1994, was dit een serieuze investering.

Daarna heb ik geen nieuwe openingsboeken meer willen aankopen. De opkomst van engines en databases maakte het mogelijk om je eigen openingsanalyses te maken. Daarnaast zag ik ook dat het voor een amateur een heel kostelijk hobby zou worden indien je steeds de meest recente openingsboeken van je repertoire wilt bezitten. Trouwens veel boeken zijn grotendeels een herhaling van eerder gepubliceerd werk waardoor het rendement snel daalt. Tenslotte moet je ook nog bereid zijn om het allemaal te lezen en vooral in te studeren wanneer je in de praktijk de aangeboden kennis wilt toepassen. Te vaak bleef een openingsboek voor mij gewoon een naslagwerk en was er dus geen sprake van een optimale openingsstudie.

Pas begin vorig jaar maakte ik een uitzondering. Na meer dan 20 jaar kocht ik nog eens een openingsboek: The Leningrad Dutch. Ik had beslist om die opening toe te voegen aan mijn repertoire (zie waarom vorig blogartikel) maar besefte onmiddellijk dat ik dit onmogelijk op korte termijn kon riskeren zonder externe hulp. De Leningrader heeft een labyrint aan varianten. Het is onbegonnen werk om zelf door de 10.000 partijen in de databases het kaf van het koren te scheiden. Het is dus volstrekt logisch om te rade te gaan bij iemand die de Leningrader al vele jaren zelf gespeeld heeft en dan is vaak de gemakkelijkste en goedkoopste oplossing een boek kopen. Er waren een aantal mogelijkheden maar uiteindelijk vond ik het boek van de Oekrainsche grootmeester Vladimir Malaniuk het aantrekkelijkst. Hij was wellicht de grootste voortrekker van deze opening want hij speelde het onafgebroken tijdens meer dan 3 decennia tegen collega-grootmeesters. Ik zeg "was" want in 2017 overleed hij in verdachte omstandigheden.
Ondertussen heb ik het boek reeds 2 keer doorgelezen. In mijn 2 recente standaardpartijen met de Leningrader kwam het al onmiddellijk van pas want telkens kon ik een aanbeveling volgen uit het boek. Echter toen ik die later aan een grondige analyse onderwierp, ondervond ik dat de auteur te optimistisch was geweest in zijn evaluaties. Ik begin met een eerste stelling die ik effectief op het bord kreeg zie opnieuw vorig blogartikel.
The Leningrad Dutch pagina 123 variant 1
De auteur vertelt ons dat wit moet proberen te egaliseren met nauwkeurig spel. Echter met het nieuwtje exf5 gevolgd door Dc2 staat wit volgens mijn topprogramma's duidelijk beter.
The Leningrad Dutch pagina 123 variant 2
We zijn 2 zetten verder in dezelfde partij. Deze stelling wordt bereikt via een andere zettenvolgorde in het boek. De auteur vertelt ons dat het gelijk staat terwijl de computer een duidelijk voordeel aantoont met Pce2 voor wit. Gelukkig voor mij miste wit deze zet in de partij.

Een fragment van de andere Leningrader die ik speelde in een standaardpartij, werd reeds gepubliceerd in het blogartikel desperado deel 2. Ook hier is de auteur weer te optimistisch.
The Leningrad Dutch pagina 269
Wit kan niet egaliseren en de auteur gaat verder met het zwakke 14.Tf3 om zijn stelling te bewijzen. Echter ik toonde reeds aan met behulp van de computer dat 14.Dg4 nog steeds voldoende is voor gelijkspel.

Het boek heb ik in de eerste plaats gekocht voor de Leningrader maar ik keek ook eens naar wat de auteur ons vertelt over de anti-Hollandse varianten. Zo was ik benieuwd of de auteur een vrij recente ontwikkeling in het Stauton-gambiet had opgemerkt.
The Leningrad Dutch pagina's 57 en 62
Zwarts extra pion compenseert zijn lichte achterstand in ontwikkeling, wordt ons door de auteur verteld. Echter 14.Pd4 wordt compleet genegeerd en is al bekend sinds 2009. Wit scoorde er recent 4 overwinningen mee in meesterpartijen. De computer is er ook heel enthousiast over.

Het overgrote deel van de analyses in het boek heb ik nog niet kunnen checken maar ik vrees dat ik slechts het topje van de ijsberg heb blootgelegd. Het bevestigt mijn perceptie van schaakboeken dat ze veelal geschreven zijn voor de gewone clubspeler dus zonder het maken van doorgedreven computeranalyses.

Gelukkig had ik op voorhand geen al te hoge verwachtingen gesteld van het boek zodat ik uiteindelijk niet teleurgesteld was. Ik wou een skeleton van de Leningrader en het boek voldoet zeker daaraan. De auteur heeft een repertoire gemaakt voor zwart en toont voor elke belangrijke variant wat hij zou spelen. Je kan het vergelijken met de ruwbouw van een huis maar de rest moet je nog zelf doen. Het is voldoende om te starten maar als ik de opening regelmatig wens te spelen dan doe ik best zelf nog heel wat analysewerk.

Tenslotte merk ik ook nog op dat ik veel kan onthouden uit het boek maar ook nog veel vergeet. Ik ben begonnen met het nog een 3de keer door te lezen maar dit zal nog niet volstaan om alle nevenvarianten te onthouden. In de praktijk is het nochtans vaak handig zeker in de Leningrader om ook te weten wat er dan moet gebeuren. Als oplossing hoor ik dat sommigen daarom alle varianten van een boek overtypen in een pgn-file om die dan te oefenen met chess position trainer. Dit is een titanenwerk waarvoor ik pas. Met de hoofdlijnen heb ik al mijn grens bereikt. Een relatief nieuw initiatief is chessable die dit digitaliseren voor jou doet. Gratis is het niet maar veel duurder dan het boek zelf die je dan kan uitsparen, is het evenmin. Alleen het aanbod van boeken op chessable is vandaag nog beperkt. De Leningrad Dutch zit er niet bij. Ik heb geen ervaring met Chessable maar gezien hun snel stijgende klantenbasis, zou dit wel eens in de toekomst een belangrijke speler kunnen worden in de verkoop van schaakinformatie.

Brabo