Literaire hoogstandjes moet je op deze blog niet verwachten. Ik weet dat ik erg gemiddeld schrijf en dat sommigen een veel betere pen hebben dan ik. Dus hoop ik dat de schaakinhoud toch de lezer voldoende kan boeien. Hiermee nogmaals een oproep aan schakers met een persoonlijk verhaal om mee te werken aan dit project. Ik heb nog wel wat ideeën maar gezien de interesse voor de blog lijkt het mij toch leuker met meerdere schrijvers.
Misschien wel 1 van de beste schaakschrijvers was Jan Hein Donner. Zijn boek de Koning is zonder twijfel het meest bekend maar na het te hebben gelezen heb ik het weggeven. Zijn gezwets over vrouwen en computers liet mij concluderen dat hij heel graag over zaken sprak waarover hij niets wist. Literair besef ik natuurlijk wel dat ik niet eens aan zijn enkels kom. Iedereen die het boek gelezen heeft, herinnert zich wel de passage over de randpion: "Lieve pion op a5. Mooi klein ding, randpion ben je, niet meer dan één veldje mag je bestrijken. Je bent zo klein, bijna niets, en je hebt de hele partij daar op je plaatsje gestaan, maar al die tijd was mijn hoop op jou gebouwd en al mijn angstig hunkeren was voor jou. Ik zag je wel, zoals je daar stond, kleine bengel. De mensen dachten natuurlijk dat het om de pion op d5 ging, hij trok hun aandacht, ja ze keken alleen naar hem, maar jij en ik wisten het wel, het ging om jou, om jou en jou alleen. Je hebt gewacht, stouterd, je hebt je niet opgedrongen, want je wist dat ik al die tijd alleen maar aan jou dacht en dat je niets hoefde te doen, want dat ik vanzelf wel bij je zou komen. Kleine randpion, je bent nu vrij. Ga je gang, op a8 wacht jou en mij de onuitsprekelijke heerlijkheid. Heb mijn dank, klein lief ding. Ik heb je lief,"
Prachtig niet? Wel met deze aparte introductie wil ik het echte thema van dit artikeltje aansnijden: randpionnen en hun speciale rol in de partij. Randpionnen kunnen we beschouwen als de marginalen van het schaakbord. Meestal spelen ze geen rol van betekenis maar in bepaalde extreme situaties kunnen ze toch cruciaal zijn. Zo vond ik het commentaar op schaaksite over de recente partij Vyacheslav Ikonnikov tegen Robert Ris gespeeld in de Nederlandse interclubs na zet 29 best grappig : "Daarmee heeft zwart ook een vrijpion. En een pion meer! Vandaar dat ik Robert na afloop hoorde brommen dat ie totaal gewonnen stond. Maar misschien overdreef hij daar een beetje. Ik bedoel, dat a-pionnetje is niet voor de poes!"
Er bestaan dus genoeg voorbeelden waarin de randpion voor de overwinning zorgt maar minder bekend zijn voorbeelden waarin het onding in extremis remise uit de brand sleept. Zondag laatst in de interclub was zulke stelling mogelijk geweest. Ik zeg "had" want ik wist tijdens de partij niet dat het te redden was. Bovendien koos mijn tegenstander sluw om nog even te wachten met concrete acties.
Achteraf met de computer werd pas duidelijk hoe de vork aan de steel zit. Ik had correct getaxeerd dat afwachten zou verliezen (in tegenstelling tot wat sommige toeschouwers dachten) maar een getimed offeren van de randpion had alsnog de nederlaag kunnen afwenden.
Het kan altijd nog erger. Zo was er enige tijd geleden heel wat opschudding toen de Zweedse grootmeester Hillarp Persson Tiger opgaf in een stelling waarin achteraf werd aangetoond dat het potremise was.
Dus ook hier had de randpion een heldhaftige redding kunnen brengen door zichzelf op te offeren. Schaken is een vat vol optische illusies. Met jaren ervaring leren we om de waarheid beter van de leugens te onderscheiden.
Brabo