Recent was het tijd
voor de wereldtop om te pieken – eerst in de World Cup, waar twee plaatsen voor
de kandidatenfinale te winnen waren (en elopunten voor hen die de finale niet
haalden), anderzijds de zeer sterke Island of Man open, die een tweede kans
bood.
De WK-cyclus biedt nu
verschillende manieren om in de kandidatenfinale te raken. Voor de wereldtop is
dit misschien een pad dat meer kansen biedt om zich te plaatsen voor dit
tornooi: via het regelmatigheidscriterium van de all play all Grand Prix
tornooien, via het World Cup knock-out tornooi, als verliezend finalist van het
vorige WK, of op rating. Slechts één sterke (+2700) speler krijgt een gratis
zitje van de organisatoren – kwestie van sponsors te kunnen aantrekken
natuurlijk.
Het is mijns inziens
een beter – en korter – systeem dan in het verleden. Voor de FIDE koos de WK
zijn uitdager, wat allerminst eerlijk was (Lasker vermeed Rubinstein en gunde
Schlechter geen echte WK-match; Aljechin vermeed Capablanca en gunde Keres geen
match). De FIDE stelde een structuur op, maar die groeide uit tot een vreselijk
lange weg voor nieuwe uitdagers: zonale en interzonale tornooien overleven, om
dan een kandidatentornooi te overleven of matchen te spelen. Pas na de WK veel
extra analysemateriaal te hebben verschaft, kon de uitdager aan de finale klus
beginnen. En dan hadden Tal en Smyslov (en Kasparov) nog het ongeluk dat de WK
een revancherecht mocht uitoefenen…
De huidige cyclus is
dus veel korter – je moet al wereldtop zijn om in aanmerking te komen. Geen
verrassingen meer à la Van der Sterren, die op “latere leeftijd” vanuit het
zonale tornooi kon doorstoten naar de kandidatenmatchen.
Maar hoewel je als
wereldtopper (laat ons zeggen top-20 speler) in een zetel zit aan de start, ben
je niet alleen. Elk tornooi op weg naar dat finaal tornooi is een moeilijk
tornooi. Wie de Grand Prix rankings bekijkt (bv op FIDE Grand Prix 2017) ziet dat – hoewel er nog vier aantrekkelijke
namen in aanmerking komen – toppers als Nakamura, Aronian, Nepomniachtchi,
Adams, Svidler, Giri, … er niet in geslaagd zijn om zich via deze weg te
plaatsen.
En met de World Cup
een gigantische loterij, waarin zelfs Carlsen zich niet staande kon houden,
mogen we bijna van geluk spreken dat hier twee toppers naar voor zijn gekomen,
die het kandidatentornooi een heel aantrekkelijk karakter geven. Met Aronian
komt er een publiekslieveling bij, met Ding Liren een onbekende joker – op dit
niveau althans.
Dus voor de aspirant
WK’s was er haast van meet af aan maar één echt alternatief: op gemiddelde
rating proberen geselecteerd te raken. Op twitter bood Martin Bennedik
(@bennedik) live gemiddelde ratings aan, zodat de spelers in kwestie het zelf
niet hoefden uit te rekenen. Die service zette de toppers natuurlijk onder druk
– ook in de World Cup. Wie de live ratings (2700chess) bekeek na de World Cup (en voor Isle of Man), zag dat zowat alle
toppers punten verloren hadden. De reden is eenvoudig: de ratingverschillen
waren van die aard dat soms een 1,5-0,5 overwinning niet genoeg was; of omdat veel
toppers hun heil zochten in de rapidpartijen en een 1-1 stand lieten optekenen,
wat hun rating ook al geen goed deed. Zelfs de twee finalisten hielden op het
einde van de rit nauwelijks extra punten over aan de wekenlange inspanningen.
Maar de Kramniks, Nakamura’s, Anands van deze
wereld moesten soms wel iets forceren, want hun gemiddelde rating was
aandachtspunt nummer twee, naast een zitje in de volgende ronde. Vandaar het
soms geforceerde spel (zie bv de uitschakeling van Anand, die gewoon zijn hand
overspeelde tegen sensatie Kovalyov).
Vandaar dat in de Isle
of Man Open, er heel wat aandacht was voor het ratingduel tussen So, Caruana en
Kramnik, die zowat op een zakdoek stonden – ratinggewijs. Het belang was groot,
want wie uitgeschakeld werd op dit vlak, zagen we zeker niet meer terug in
Berlijn. En elke speler was een potentieel winnaar.
Dat het tornooi begon
met Caruana-Kramnik in de eerste ronde, was meteen al een beslissend moment,
zeker toen het duidelijk werd dat er voor het volle punt gestreden werd. Dat
Kramnik aan het kortste eind trok, betekende enkel dat hij nu alles op alles
moest zetten in de volgende ronden om nog iets goed te maken. Maar in ronde
drie verloor hij nogmaals – tegen een geest uit het verleden: James Tarjan. Ook
hier – onder druk van de omstandigheden, overspeelde Kramnik zijn hand. Tarjan,
met wit, speelde rustig het schaakequivalent van Catenaccio en liet Kramnik
komen. Die bouwde dan ook een mooie stelling uit, maar rekende zijn combinatie niet
goed uit, Tarjan zag het gat en incasseerde gewoon met “normaal” spel het punt.
Kramnik moet
geestelijk door de grond gezakt zijn – een meer emotioneel speler (denk klasse
Kortchnoi) zou het bord versplinterd hebben. Maar Kramnik incasseerde met
waardigheid zijn nederlaag en zijn – de facto – uitschakeling voor de
wereldtitel. In een “gewone” open, in de derde ronde, tegen een veteraan met
400 elopunten minder. Het moet pijn doen.
De pers smulde ervan –
wat een verhaal. Een nobele “onbekende” (hoewel, dubbel Olympisch goud en in mei 1981 volgens Chessmetrics in de top 40 van de wereld), 23 jaar ouder,
schakelt een ex-WK uit. Het is het klassieke David tegen Goliath syndroom.
Calimero wint. The mouse that roared. Het doet denken aan de ronde van
Frankrijk van 1956, gewonnen door absolute underdog Walkowiak. Of aan Rulon
Gardner, die één van de beste sportmannen aller tijden, de bijna onverslaanbare
worstelaar Alexander Karelin, in diens allerlaatste match versloeg – voor
Olympisch goud nota bene.
We houden van
kampioenen en we houden graag lijstjes en records bij. Maar op den duur is het
tijd dat een tijdperk tot een einde komt. En dat willen we ook graag meemaken.
Hoe groot Anand en Kramnik ook geweest zijn, hun generatie moet langzaam
afscheid nemen van de superkids, die toch een versnelling hoger blijken te
kunnen schakelen – en vooral een ongelofelijke taaiheid hebben, en desnoods
doorspelen tot er twee koningen op het bord staan (wat en passant Fischer ook
eens presteerde – en zelfs dan nog drie zetten doorspeelde).
Het is niet moeilijk
om te supporteren voor Tarjan – het is ook een mooi verhaal. Oude grootmeester
komt na jaren terug in de schaakarena en verslaat één van de grootste spelers
van de afgelopen jaren. It’s the stuff that makes heroes. Maar zoals gezegd,
het was vooral Kramnik die de partij verloor, niet Tarjan die ze won.
Een partij verliezen
waarin je huizenhoog favoriet bent (op rating) is zuur – en ik kan ervan
meespreken. Ik verloor ooit een partij van iemand met 450 elo minder in
interclub – de manier waarop zal mijn tegenstander waarschijnlijk beschouwd
hebben als zijn mooiste partij ooit:
Het toont maar al te
scherp aan dat je niemand mag onderschatten. Iedereen kan een goede dag hebben
en iedereen heeft wel een verborgen voorraadje grinta. De partij tegen Kramnik
was voor Tarjan één van zijn mooiste schaakervaringen uit zijn carrière, maar
voor Kramnik was het een bittere pil om slikken – vooral gezien de
consequenties. Zijn afscheid uit de WK-cyclus (samen met dat van Anand –
Topalov, Gelfand, Ivanchuk zijn we al een tijdje “kwijt”) markeert het einde
van een grote generatie schakers – Kramnik was misschien de laatste telg uit de
school van Botvinnik-Kasparov.
Het is nu aan de
generatie die heeft leren schaken met Fritz en internet. Een generatie die
inventiviteit koppelt aan doorzettingsvermogen. Spelers die hun klassiekers
niet meer kennen, maar over een grote rekenkracht beschikken, en creativiteit
en durf koppelen aan een ijzeren eindspeltechniek. En die tenslotte nieuwtjes
op zet vijf afwisselen met nieuwtjes op zet 25 of 35…
Het schaken is
veranderd, maar daarom niet ten kwade. De generatie Carlsen heeft al mooie
dingen laten zien en er staan ons nog mooie dingen te wachten.
HK5000