zondag 27 januari 2013

Een Slavisch tussendoortje

Hoe ik nog niet helemaal tevreden ben met mijn stukje over de Hollandse Rubinsteinvariant volg ik het motto van Monty Python en bied de lezer nu iets heel anders aan. Als alle aspirerende aanvalsspelers begon ik met 1.e4. Dat schrijft immers iedereen voor. Maar ik heb me ook altijd afgevraagd waarom 1.d4 strikt voor positionele spelers zou moeten zijn. Er zijn immers nogal wat scherpe varianten te vinden. Dus toen ik niet meer in staat bleek in de Open Spelen een interessante partij op het bord te krijgen hakte ik de knoop door. Ik verschoof het probleem van het Russisch naar het Slavisch, zeg maar.

Wie het Koningsgambiet wel eens heeft gespeeld zal het antwoord gemakkelijk kunnen raden. Laat zwart op c4 slaan, speel e4, geef de gelegenheid tot ...b5 en wit heeft een gespiegelde versie. Het witte plan vertoont opmerkelijke overeenkomsten. Streef naar een doorbraak in het centrum en/of val de zwarte pionnenketen a6-b5-c4 aan. Last van een verzwakte koningsstelling, zoals in het Hansteingambiet, heeft wit daarbij niet. Goed, theorie zegt dat wit met dit plan geen theoretisch voordeel kan bewijzen, maar wie het Koningsgambiet gewend is maalt daar toch al niet om. De stelling uit evenwicht brengen, dat is het streven! Natuurlijk ben ik bepaald niet de eerste die op dat idee kwam. Spassky (vast geen toeval dat hij ook nogal eens het Koningsgambiet gebruikte) paste het al toe in de jaren 50. Mark Morss heeft er jaren geleden een uitstekend stukje aan gewijd: A fancy gambit against the Slav.

Merkwaardig genoeg heb ik dit nooit kunnen spelen tegen het eigenlijke Slavisch, alleen als zijvariantje van het Botvinniksysteem. Nog merkwaardiger is dat wit het Spasskygambiet - niet de officiële naam, maar wat is er op tegen? - ook tegen de Noteboom lijkt te kunnen spelen! Scherbakov noemt het idee, zijn voortreffelijke dikke pil over deze verdediging. Een overzicht met enkele toelichtende opmerkingen:



De amateur die niet bang is om in een vroeg stadium met een pion minder te spelen en de nodige tijd in eigen onderzoek wil steken zou hier wel eens een giftig wapen kunnen vinden. Saai wordt het in ieder geval nooit, zo leert mijn ervaring:
Eén waarschuwing tot slot. Het is gemakkelijk om op deze manier het centrum te bezetten en de ontwikkeling te voltooien. Daarná begint het eigenlijke probleem pas: hoe verder te komen? Zwart staat immers stevig. Wits voorbereiding begint dan ook pas rond zet 10, zo is de conclusie die ik heb getrokken uit mijn partijen en mijn analyses.

Mark Nieuweboer

woensdag 23 januari 2013

De invloed van wk's op openingen

In 2000 werd Kramnik (PCA-) wereldkampioen grotendeels dankzij het Berlijns als zwarte openingskeuze. Kasparov vond geen bres in de verdediging en kon het met zwart niet 100% droog houden waardoor hij de wereldtitel verloor. Het Berlijns werd hierna enorm populair en zelfs vandaag spelen zowel Carlsen, Aronian als Kramnik het nog geregeld. Wereldkampioenschappen hebben vaak een grote impact op openingstrends gehad. De beste spelers krijgen maanden tijd om eens goed na te denken welke systemen op het allerhoogste niveau kunnen worden gespeeld wat automatisch moet leiden tot nieuwe verfrissende inzichten die op hun beurt gretig worden gekopieerd door spelers van lagere echelons. 

In het wereldkampioenschap van 1990 zagen we de herintroductie van het Schots door Kasparov. Deze romantische opening was in verval geraakt maar dankzij Kasparov werd deze opening opnieuw populair en geregeld gebruikt als een alternatief voor het zeer complexe Spaans. Omdat ik het Schots met zwart in mijn repertoire staan heb, was ik bijgevolg zeer nieuwsgierig wat Kasparov hierover zou vertellen in zijn laatste boek Modern Chess Part 4.

In een vorig blogartikeltje vals spelen had ik al vermeld dat ik het kerstverlof doorgebracht heb bij mijn schoonouders in Ufa. Het tijdsverschil van 5 uren t.o.v. België zorgde opnieuw voor slapeloze nachten die ik makkelijk opvulde met het lezen van dit laatste deel over Kasparov - Karpov. Alhoewel de bespreking van het wereldkampioenschap New York/Lyon 1990 nog van een zeer hoog niveau is, is de rest van het boek een heel stuk minder dan de 2 vorige die ik gelezen heb zie de blogartikels: de neo scheveningen en kasparovs pirc. Vooral de blitz en rapidpartijtjes achteraan het boek, vind ik geen publicatie waard en de review herlezend op torrewachters ben ik niet de enige.

Deze opmerking terzijde latend, laten we ons opnieuw concentreren op het interessantere analysewerk in dit boek en dan in het bijzonder de Schotse partijen gespeeld in het wereldkampioenschap. In de 14de partij wou Kasparov even respijt van de hypercomplexe varianten van de Zaitsev (Spaans) en smeet hij het over een andere boeg met het verrassingswapen het Schots. Het werd misschien wel de beste partij uit het kampioenschap waarin beide spelers zowel hoogstaand aanvallend als verdedigend schaak speelden.
Deze partij heeft altijd op mij een diepe indruk nagelaten en het is dan ook niet echt verwonderlijk dat ik het ganse concept gekopieerd heb in mijn zwart repertoire. Een getuige is mijn partij tegen Desiree Hamelink die werd gespeeld in het meestertornooi te Brugge in 2006 (net voor ik mijn schaakcarriere op een veel lager pitje zette).
Deze variant staat vandaag nog steeds op mijn repertoire  (zie bv. mijn blogartikeltje deurne wint de zilveren toren) en het spreekt voor zich dat ik ongerust was toen ik Kasparov's nota's las over deze variant waarin hij claimde een wezenlijke verbetering te hebben gevonden voor wit. Eenmaal terug in België spendeerde ik meerdere dagen met een krachtige PC + engines op deze aanbeveling en tot mijn opluchting kwam ik tot de vaststelling dat wit helemaal niets heeft als zwart energiek en nauwkeurig speelt. Hieronder kan je de samenvatting lezen van mijn analyses.

Zelfs topnieuwtjes van de allergrootste schakers kunnen dus de gedetailleerde hedendaagse en grotendeels georkestreerde computeranalyses niet steeds weerstaan. Ik wil er enkel mee aantonen dat het voor niemand mogelijk is om 100% sluitende analyses te maken, mijzelf incluis uiteraard (dit kon je al lezen in de commentaren van het blogartikeltje aljechin met g6). Is nu alles koek en ei in deze variant voor zwart? Nee ik ken 1 opstelling die lastig is voor zwart wat misschien verklaart waarom het op topniveau vandaag niet meer zo vaak wordt gespeeld. Welke opstelling dat is? Een beetje huiswerk mogen mijn tegenstanders toch ook maken, niet?

Brabo

donderdag 17 januari 2013

Tactiek

De Open Leuven ligt al een paar maandjes achter ons maar op deze blog hebben we het er nog niet over gehad dus hoogtijd om dit eens te doen. Op schaakfabriek kloeg een zekere Gert over een gebrek aan spektakel op de topborden maar als hij iets verder had gekeken dan de eerste 5 borden dan had hij toch enkele leuke partijen kunnen opmerken. Zelf speelde ik in de 4de ronde een spannend potje tegen Linton Donovan. In ronde 3 was ik op remise gehouden door de talentvolle Jonas Van Cappellen die onlangs in Bethune een knalprestatie neerzette (zie einduitslag ) waardoor ik mijzelf verplicht voelde om in ronde 4 voluit te gaan met wit om de connectie met de top te behouden. 

Net zoals in onze vorige onderlinge partij van 2005 koos Linton opnieuw voor de Franse Armeense variant dus Winawer met La5. In de beperkte voorbereidingstijd ('s ochtends) had ik echter vooral gekeken naar zijn 2de systeem (een Siciliaanse nevenvariant) omdat ik er weinig tot niets van kende en ik een sterk vermoeden had dat Linton zou variëren. Dit bleek een foute inschatting waardoor ik het moest doen met slechts 15 minuten opfrissen van enkele variantjes. Desondanks viel op het bord alles reuze mee daar ik alles kon gebruiken wat ik in die 15 minuten had bekeken. Op zet 17 introduceerde ik mijn (voorbereid) nieuwtje. Omdat ik al eerder met dit soort hypersnel voorbereide nieuwtjes tegen de lamp ben gelopen, spendeerde ik erg veel tijd om het effectief te spelen. Deze keer was er geen serieuze kink in de kabel en enkele zetten  later (op zet 21) , na opnieuw heel wat tijd te hebben verbruikt, kwam het kritieke moment in de partij. Ik laat de lezer de partij verder volgen hieronder.
Je mag dus gerust spreken van een gemiste kans. Ik spendeerde de helft van mijn resterende bedenktijd (de helft van 30 minuten) aan de winnende combinatie om het uiteindelijk niet te spelen daar ik in 1 variant niet helemaal zeker was. In een positie waar je niet over alternatieven beschikt, twijfel je uiteraard niet om de combinatie te spelen maar andersom is het veel moeilijker om het risico te nemen. Het is niet de eerste keer dat mij zoiets overkomt. Ik herinner mij zo het slot van mijn partij tegen Wim Maes in de Belgische interclub 2009 waar ik opnieuw afzag van de winnende combinatie alhoewel ik alles had gezien, behalve de gepointeerde slotzet.
Ook hier kostte mijn aversie voor risico's een half punt. Op zulke momenten vraag je jezelf af wat je kan doen om dit te vermijden in de toekomst. Simpele tactische oefeningen oplossen volstaan uiteraard niet. Van Dvoretsky is geweten dat hij zijn studenten (aspirant grootmeesters) zeer complexe tactische oefeningen voorlegt. Dvoretskys boeken School Chess Excellence Tactical Play en Secrets Tactics Batsford kunnen misschien van pas komen alhoewel ik vernomen heb van grootmeesters dat ze erg moeilijk te lezen zijn.

Anderzijds zijn er ook stellingen die je ondanks de beste tactische vaardigheden niet compleet kunt oplossen. Garry Kasparov, 1 van de beste tacticussen gaf zelf aan in Garry Kasparov Modern Chess Part 4 dat zijn geniale 2de partij in het wereldkampioenschap 1990 tegen Anatoly Karpov, gebaseerd was grotendeels op intuïtie en niet op een compleet overzicht van de tactische mogelijkheden. Zie hieronder voor een fragment.
Ik vraag mij af hoe je zulke intuïtie kunt aanleren of dat het gewoon kwestie is van iets meer te durven. Iedereen kan materiaal offeren maar niet iedereen kan de gevolgen goed aanvoelen. Ik geloof wel dat een van nature aanvalsspeler, het gemakkelijker heeft om een correctere beslissing te nemen. Men zegt dat tactiek 99% is in het schaken dus is het noodzakelijk dat we als ambitieuze speler er geregeld eens bij stilstaan.

Brabo

dinsdag 15 januari 2013

Voortgang van schaakprogramma’s

Onlangs zag ik op Talkchess een kop "Houdini 3 - Shredder 7.04: 99,5-0,5". Dit was een match tussen de actuele nummer 1 en de nummer 1 van tien jaar terug, op dezelfde hardware. Doel van de match was om eens te kijken hoe groot de vooruitgang was in tien jaar tijd. De Merckx van de schaakprogramma’s steekt duidelijk met kop en schouders boven de concurrentie. Daar waar vroeger de versnelling in hardware bijna even belangrijk was als het beter programmeren, is sinds de intrede van Fruit, de focus terug verlegd naar het optimaliseren van het programma zelf. In latere testmatchen kon Shredder nog wat hele en halve puntjes meer pakken, maar veel betekende het niet.
Hiermee werd tevens de oude strijd beslecht tussen programma’s gebaseerd op “kennis” en deze op “snelheid”. Aangezien het belangrijk is om binnen een bepaalde tijd met een goede oplossing voor de schaakstelling te komen, is “positionele kennis” van het programma A minder relevant, als programma B, door een sneller zoekproces ziet dat een paar zetten verder in de voortzetting van A diens positionele zet weerlegd wordt. Een match met gelijke zoekdiepte werd door Shredder wel met 12,5-7,5 gewonnen, wat zou kunnen aantonen dat Shredder misschien wel het betere en positioneler uitgebalanceerder programma is, maar dat helpt weinig op praktisch vlak.
Die vooruitgang in het verfijnen van programma's was jarenlang met beperkte stapjes gegaan, eigenlijk vaak wat gerommel in de marge. Toch werd quasi elk jaar een nieuwe versie van Fritz, Shredder en co uitgebracht. Wie er nu de ratinglijsten op nakijkt, ziet dat er tussen bepaalde versies nauwelijks verbeteringen waren. De marketingmachine haalde dan maar andere argumenten boven: een “betere” GUI, meer opties om te analyseren, multimedia enzovoort.
Maar met Fruit (vanuit het niets tweede op het WK in 2005 na ééndagsvlieg Zappa), werd alles anders. Fabien Letouzey gaf wat later zijn broncode openbaar en van toen af werd er duchtig aan “open programmeren” gedaan. Rybka kon als eerste programma de verbeteringen van Fruit incorporeren en verder optimaliseren. Het lichtend pad werd al snel gevolgd door enkele “piraatklonen”, die via reverse engineering (met disassembers) de code konden achterhalen en door programmeurs, die openlijk steunden op public source, zoals onze eigen Robert Houdart met Houdini. The war of the clones lijkt voorlopig voorbij – voorlopig kan zelfs nog geen enkel ander programma tippen aan freeware Houdini 1.5 (zie de CCRL40-lijst). Andere open source programma’s zijn best interessant (Critter, Stockfish), maar zijn waarschijnlijk nog niet zo tot in de perfectie getuned als Houdini of Rybka.
De andere kant van de medaille (het delen van kennis) is gekend – zonder correcte bronvermelding reageert de ICGA onverbiddelijk (het vroeger al dubieuze programma Loop, maar ook Thinker worden geschorst) – de ICGA die trouwens in 2012 door al die commotie geen WK kan organiseren. Men geeft als reden de economische crisis, maar de anti-reclame rond de illegale klonen en de vrees/onzekerheid bij de programmeurs zat er vermoedelijk ook voor iets tussen.

Het is duidelijk dat een wereldwijd delen van kennis de vooruitgang het meest bevordert (een onderzoek naar het effect van patenten leverde ooit op dat een maatschappij waarin minder nieuwe kennis werd vastgelegd in patenten, sneller vooruit ging dan één waarin streng werd toegezien op de toepassing ervan – slechts twee voorbeelden van deze interessante discussie vind je hier en hier.

Voor het microscopische kennisgebied (in het licht van alle menselijke kennis) van het schaakprogrammeren, heeft kennisdeling duidelijk een significante stijging in speelsterkte betekend. Robert Houdart geeft als één van de eerste topprogrammeurs toe dat hij kon starten met een goede basis en zich “enkel” hoefde toe te leggen op het implementeren van de nodige algoritmes om tot een topprogramma te komen. Dat een beetje programmeur zo met een basis van 80 à 90% “kant en klaar” programma kan vertrekken, wordt geïllustreerd door weer een nieuwkomer aan het firmament: Bouquet (versienummer amper 1.5) staat nu op een top-vijf plaats (met 3145, amper 100 punten achter Houdini) in de toonaangevende CCRL-40 lijst. Van de oorspronkelijke Chessbase-stal staat enkel nog Hiarcs 14 in de top tien (toestand januari 2013).

Maar dit artikel gaat over de (vaak diep geanalyseerde) vondsten die programma’s soms maken in stellingen. Ik laat mijn PC wel eens automatisch analyseren op de Let's Check server van Chessbase, maar ik kruip ook graag nog eens zelf achter het stuur en speel dan wel eens partijen van clubspelers tot grootmeesters na, waarbij de engine (Rybka4, Fritz11, Houdini2, Stockfish2.3 of Critter1.6) mag meekijken. De lijntjes die dan soms in het analysevenster verschijnen zijn vaak enorm diep (ik heb er al een gehad van 80 (!) halve zetten) en bieden zo een unieke kijk op sommige openingen, middenspelen of eindspelen. Ik geef uit elke fase een indicatief voorbeeld. Dat computers zo goed als alle "geniale" grootmeesterzetten vinden uit hedendaagse en historische partijen, hoef ik niet te illustreren. Maar een paar bijzondere prestaties mogen wel eens uitgelicht worden.

De opening
Dit is er eentje uit mijn keuken. Zo'n 20 jaar geleden analyseerde ik de "weerlegging" van 9.h3 in de Blackburne-variant van het Pruissisch - het heeft me één keer een zeer vlotte winst opgeleverd. De actuele analyse - zovele jaren later - ontnuchterde me wel enigszins: te pas en te onpas werden gaten in mijn hoofdlijn gevonden. Maar de weerlegging zelf (9...cxb5) houdt stand: 9.h3 is gewoon fout. Houdini geeft vanuit deze stelling wel een lijntje tot op zet 36. Ik weet wel dat zo'n lange lijn niet steeds een opeenvolging is van de beste zetten, maar het blijft indrukwekkend om zoiets door te spelen: van opening tot in het eindspel! In elk geval - het is en blijft een interessante stelling om te analyseren: houdt wit gelijk spel of niet?

Het middenspel
Dit (Short-Timman) is een bekende stelling bij computertesters en komt ook nog vaak voor in schaakrubrieken wanneer het gaat om "out of the box" te denken of in thematische artikelen, om de kracht van de koning weer te geven. Ook hier biedt Let's Check een mat: Houdini 3x64 kondigt mat in 15 aan na 1.Kg3 - op mijn hardware wordt 1.Kg3 binnen de minuut gevonden. Op het einde van de analyselijn heeft wit het hele bord in handen en dreigt om nog een paar dames extra te maken.

Het eindspel
Volgende stelling (van Herbstmann) is een touchstone van computerschaak (zie ook deze pionierssite). Wie een beetje kijkt, ziet dat wit na 1.Kxa2 in een vierkant gevangen zit en zwart altijd schaak kan geven met zijn toren. De juiste oplossing is 1.Kb2! Lange tijd konden programma's niet diep genoeg gaan, maar met wat tijd en nog meer RAM (voor hashtabellen), lukt het de programma's van vandaag binnen twee minuten om de juiste zet te vinden. Op de Let's Check server zie ik trouwens dat de Rybka Cluster 140 dit beoordeelt als... mat in 22 (na 1.Kb2 a1D 2.Kxa1).
Ik kan nog andere voorbeelden geven (zo is Shirovs Lh3 (tegen Topalov) ook al gevonden), maar ik hou het hierbij. Bedoeling was gewoon om een korte blik te werpen op wat programma's nu al kunnen. Een volgende keer zal ik het hebben over wat programma’s nog niet kunnen - en dat is nog verrassend veel...

HK5000

zaterdag 12 januari 2013

Sterke Jan scoort een grootmeesterresultaat

Deze week werden we in ons klein schaaklandje aangenaam verrast met nieuws over een fenomenale prestatie van Jan Rooze. In Augsburg won sterke Jan niet alleen het tornooi, hij behaalde ook een IM-norm met een enorm overschot. De TPR 2608 is zonder twijfel een grootmeesterresultaat, niet te verwarren met een grootmeesternorm want daarvoor waren niet alle voorwaarden voldaan (aantal GM's).  Een wereldprestatie als je beseft dat Jan vandaag de 65 gepasseerd is. Ik vermoed dat je al heel goed zult moeten zoeken om een ander gelijkaardige voorbeeld te vinden. Het is de voorlopige bekroning van het harde werk die Jan in zijn comeback heeft gestoken.

Als ik het goed voor heb dan begon Jan ergens begin 2008 na een lange erg succesvolle beroepsloopbaan opnieuw te schaken. De restanten van zijn repertoire waren compleet achterhaald (ik herinner mij nog de steenwijkervariant en de draak) en ook zijn spel vertoonde duidelijk roest maar Jan liet zich niet ontmoedigen en werkte in alle stilte deze mankementen weg. Het was een titanenwerk maar als ploeggenoot zag ik hoe langzaam maar zeker zijn repertoire terug vorm kreeg en hoe de tijdnoden steeds zeldzamer werden. Dit zien we ook duidelijk terug in zijn laatste partijen van Augsburg.

Vandaag heeft Jan een voldoende gevarieerd repertoire met zowel wit als zwart. Ook de keuze van de systemen vind ik wel doordacht. Zo was ik heel gecharmeerd door het venijnig openingsvariantje in ronde 5 tegen de Brit Rees Ioan waarmee Jan de tegenstander onmiddellijk onder druk zette. Echter zoals vermeld in mijn blogartikel schaakopeningen studeren zijn openingen slechts een klein deeltje in het raderwerk om optimale prestaties neer te zetten. Nog veel belangrijker is stabiliteit. Op schaakfabriek kon je al lezen dat een ijzeren discipline een sleutelrol speelde om de concentratie over 11 ronden zonder rustdag en partijen die tot 7 uren konden duren, te handhaven. Grote blunders werden vermeden terwijl wel tegen bijna 100% werd gekapitaliseerd op blunders van de tegenstanders (ik denk vooral aan ronden 5 en 6 tegen respectievelijk Nuber en Rees).

Nu om zulke score te kunnen neerzetten, volstaat een goed repertoire en concentratie niet. Hiervoor is nog een extra ingrediënt nodig en die kunnen we terugvinden in zijn onbevreesde stijl. We kunnen vooral Jans stijl omschrijven als iemand die steeds het initiatief/ aanval opzoekt en niet bang is om hiervoor wat materiaal of structuur op te offeren. Tegen het licht van computerperfectie is het dubieus maar tegen mensen van vlees en bloed is het zeer efficiënt waardoor zelfs erg sterke spelers geregeld in het zand bijten. Een partij die aan deze eigenschappen zeker voldoet is zijn indrukwekkende overwinning met zwart tegen de ervaren Tsjechische internationaal meester Ivan Hausner die ik hieronder met enig commentaar bespreek.
Een partij die ook helemaal gekleurd was met de typische Jan Rooze stijl was onze onderlinge van het Deurnse klubkampioenschap 2009. Opnieuw zien we geen vrees om materieel te offeren gewoon om de aanval gaande te houden. De afwerking was vlekkeloos zoals we in de vorige partij gezien hebben.
Met dit soort spel, energie, motivatie,... twijfel ik er niet aan dat een IM-titel nog in de mogelijkheden ligt. We duimen er in elk geval voor.

Brabo

Addendum 17 Januari 2013
Een artikeltje van Jan over zijn ervaringen kan je nu lezen op skdeurne

maandag 7 januari 2013

Vals spelen

De voorbije 2 weken was ik opnieuw bij mijn schoonouders in Ufa met mijn gezinnetje waar we mochten genieten van een echte winter in tegenstelling met het druilerig weertje in België.  Onze kinderen genoten er van sneeuwbalgevechten, sleetochtjes, ijssculpturen, ijsglijbanen, ... kortom winterpret. Echter vaak duurden deze uitspattingen niet meer dan een uurtje omdat het te moeilijk was om jezelf warm en droog te houden. Bijgevolg werd veel tijd binnenshuis doorgebracht en werden de spelletjes bovengehaald om zo aangenamer de tijd samen te spenderen. Tijdens de spelletjes viel het ons al snel op hoe sluw onze jongste (3 jaar) was en steeds opnieuw nieuwe methodes vond om de score naar zijn hand te zetten. In het lottospel selecteerde hij zorgvuldig de balletjes uit het zakje die net voor hem gunstig waren. Ook schaken kwam aan bod en een hevige rivaliteit ontstond met mijn oudste (5 jaar). De spelregels beginnen ze langzaam onder de knie te krijgen waardoor al heuse partijen min of meer zonder assistentie kunnen worden afgewerkt. Ook hier vond mijn jongste een truuk om enkele stukken van zus afhandig te maken als de balans te ver in zijn nadeel was. Met onopvallend te schokken met zijn buik tegen stukken/ bord, slaagde hij erin om het materieel-evenwicht te herstellen.

Ik als papa ben vaak verbaasd over de creativiteit van zulke jonge kinderen maar dit betekent niet dat ik het vals spelen laat begaan. Vals spelen is een natuurlijke eigenschap die ontstaat uit de drang om zichzelf zo goed mogelijk te laten profileren maar is uiteraard maatschappelijk onaanvaardbaar. Ik zie het dan ook als mijn opvoedende taak om hen te corrigeren bij het vals spelen. Terwijl deze anekdotes nog heel onschuldig zijn en zelfs lachwekkend, wordt het bittere ernst wanneer een volwassene van vals spelen wordt beticht in een schaaktornooi waar duizenden euro's kunnen worden verdiend. De voorbije weken stonden ongeveer alle schaaksites en schaakfora bol van het geval Borislav Ivanov. De totaal onbekende Bulgaarse amateur met een fide-elo 2227 had in de A-groep van Zadar, een topprestatie neergezet van 2697 elo en dat tegen een gemiddelde tegenstand van 2572 elo. Dit betekent dus 470 punten hoger dan zijn rating en een elowinst van bijna 74 punten in slechts 9 partijen.

Zelf vind ik dat we uiterst omzichtig moeten omgaan met iemand van vals spelen te betichten omdat iemands reputatie onterecht beschadigen vaak nog veel erger is. Echter deze zaak bleef mij aantrekken vooral omwille van de zeer bijzondere omstandigheden en de aangroeiende geruchtenmolen. In tegenstelling met de meeste forumgangers die zich wegsteken achter oneliners, ging ik uit op onderzoek.

Het eerste wat ik wou weten, is wat de individuele kans is voor een speler om 6/9 te halen als je 2227 elo hebt met de rating van de tegenstanders zoals in Ivanovs geval. Ik maakte in eerste instantie een zeer oppervlakkige berekening zonder rekening te houden met permutaties maar ik voelde intuïtief aan dat ik ver van de realiteit zat. Een correcte manuele berekening was onbegonnen werk dus het enige wat overbleef was het schrijven van een programma. Hiervoor kreeg ik totaal onverwacht hulp van een topprogrammeur die wenst anoniem te blijven. Na meerdere dagen uitwisselen van ideeën, oplossingen vinden voor bugs en verbeteringen aanbrengen werd het voorbije weekend het programma (weliswaar in betaversie) gepost op de site chess-db (ik raad iedereen aan om tijd uit te trekken en deze nieuwe veelbelovende site te ontdekken). Als je klikt op de link dan kan je de berekeningen van Ivanovs geval terugvinden. Een dump van de resultaten kan je hieronder vinden:
Probability to achieve exactly 0.0 points: 0.138820124747056877, ~1/7
Probability to achieve exactly 0.5 points: 0.238072629609693951, ~1/4
Probability to achieve exactly 1.0 points: 0.251974802537574517, ~1/3
Probability to achieve exactly 1.5 points: 0.185493573683177635, ~1/5
Probability to achieve exactly 2.0 points: 0.107187749981418433, ~1/9
Probability to achieve exactly 2.5 points: 0.049993388386886888, ~1/20
Probability to achieve exactly 3.0 points: 0.019559795430256514, ~1/51
Probability to achieve exactly 3.5 points: 0.006478139355314301, ~1/154
Probability to achieve exactly 4.0 points: 0.001847704350396042, ~1/541
Probability to achieve exactly 4.5 points: 0.000454071696103204, ~1/2202
Probability to achieve exactly 5.0 points: 0.000096905701835080, ~1/10319
Probability to achieve exactly 5.5 points: 0.000017842617809472, ~1/56045
Probability to achieve exactly 6.0 points: 0.000002839414544516, ~1/352185
Probability to achieve exactly 6.5 points: 0.000000384105179786, ~1/2603453
Probability to achieve exactly 7.0 points: 0.000000043967536769, ~1/22744053
Probability to achieve exactly 7.5 points: 0.000000004093525465, ~1/244288207
Probability to achieve exactly 8.0 points: 0.000000000305136562, ~1/3277221165
Probability to achieve exactly 8.5 points: 0.000000000015997155, ~1/62511114977
Probability to achieve exactly 9.0 points: 0.000000000000556751, ~1/1796132763944
---
Probability to achieve >= 0.0 points: 0.999999999999999927, ~1/1
Probability to achieve >= 0.5 points: 0.861179875252943049, ~1/1
Probability to achieve >= 1.0 points: 0.623107245643249098, ~1/1
Probability to achieve >= 1.5 points: 0.371132443105674580, ~1/2
Probability to achieve >= 2.0 points: 0.185638869422496945, ~1/5
Probability to achieve >= 2.5 points: 0.078451119441078511, ~1/12
Probability to achieve >= 3.0 points: 0.028457731054191623, ~1/35
Probability to achieve >= 3.5 points: 0.008897935623935108, ~1/112
Probability to achieve >= 4.0 points: 0.002419796268620807, ~1/413
Probability to achieve >= 4.5 points: 0.000572091918224764, ~1/1747
Probability to achieve >= 5.0 points: 0.000118020222121559, ~1/8473
Probability to achieve >= 5.5 points: 0.000021114520286479, ~1/47360
Probability to achieve >= 6.0 points: 0.000003271902477007, ~1/305632
Probability to achieve >= 6.5 points: 0.000000432487932491, ~1/2312203
Probability to achieve >= 7.0 points: 0.000000048382752704, ~1/20668522
Probability to achieve >= 7.5 points: 0.000000004415215934, ~1/226489488
Probability to achieve >= 8.0 points: 0.000000000321690469, ~1/3108578264
Probability to achieve >= 8.5 points: 0.000000000016553906, ~1/60408700663
Probability to achieve >= 9.0 points: 0.000000000000556751, ~1/1796132763944
Hieruit kunnen we gemakkelijk noteren dat de individuele kans = 1/305.000. Dit is bijzonder klein maar echte conclusies kunnen we niet afleiden. Er zijn vandaag miljoenen schakers in de wereld dus kan je zelfs stellen dat het normaal is dat er af en toe zulk ongelooflijk resultaat genoteerd wordt. Hetzelfde wordt verteld door de Amerikaanse professor Ken Regan in de parabel van de golfers. Desalniettemin betekent dit niet dat bovenstaande berekeningen nutteloos zijn want dankzij de speciale omstandigheden van dit geval, kunnen we een sterke selectie maken en zelfs een berekening maken van het aantal keren zulke kans per jaar in die speciale omstandigheden kan voorkomen.

De speciale karakteristieken van Ivanovs geval zijn dat een - 2500 elopunter tegen een gemiddelde tegenstand van + 2500 elo speelt over minstens 9 ronden. Dit lijkt misschien niet zo speciaal maar bij het manueel nakijken van alle Belgische spelers tussen + 2200 en - 2500 (77 spelers te beginnen met Tanguy Ringoir en eindigend met Hendrik Ponnet), was er niemand die in 2012 een tornooi over minstens 9 ronden heeft gespeeld tegen een gemiddelde tegenstand van + 2500 elo. Amateurs met een rating lager dan 2200 liet ik buiten beschouwing omdat hun inbreng verwaarloosbaar is. Weinig amateurs krijgen dus de kans om zulk tornooi met die tegenstand te spelen.

M.i. heeft een -2500 speler slechts enkele mogelijkheden om te kunnen spelen tegen + 2500 tegenstand over minstens 9 ronden.
  • De (-2500) speler speelt in een zeer sterk Zwitsers tornooi (vele +2550 spelers) en speelt zeer goed (voldoende als de speler een rating heeft net onder de 2500) of fenomenaal (nodig als de speler een rating heeft ver onder de 2500 rating). Het aantal Zwitserse sterke tornooien is echter schaars. Zelf speelde ik slechts 1 keer zulk tornooi mee in mijn carrière (Cappelle La Grande 2005). 
  • De (-2500) speler wordt uitgenodigd voor een gesloten grootmeestertornooi met +2500 gemiddelde tegenstand.
  • De (-2500) speler speelt interclub in een team op een hoog bord tegen degradatie in de hoogste afdeling.

Ik acht dat het aantal spelers met een rating ver onder de 2500 elo, zeer zelden sterke Zwitserse tornooien zal opzoeken (behalve Ivanov uiteraard) vandaar dat ik geen rekening houd in mijn berekeningen met de invloed van het paringsmechanisme eigen aan een Zwiters tornooi. Daarnaast wil ik tevens opmerken dat er zelfs in speciaal ingerichte grootmeestertornooien zoals Iventi 2011 vaak geen +2500 gemiddelde wordt behaald.  In mijn eigen carrière heb ik 1 keer de kans gekregen om als amateur te spelen tegen een + 2500 gemiddelde tegenstand en dat was in de Franse interclub waar ik ondanks een 3/11 zelfs rating won. Ik meen daarom dat ik mag stellen dat een speler met speelsterkte tussen 2200 en 2500 gemiddeld slechts 1 keer om de 10 jaar de kans krijgt om 9 ronden tegen een gemiddelde + 2500 tegenstand te spelen. Vandaag zien we op de fidewebsite dat 2200 overeenkomt met een 10800 ste plaats bij de actieve spelers terwijl een 2500 overeenkomt met een 800 ste plaats bij de actieve spelers. M.a.w. ongeveer 10.000 spelers moeten in rekening worden gebracht om te bepalen hoeveel kansen per jaar er zijn.

10.000 spelers * 1 kans/ 10 jaar betekent 1000 kansen/ jaar. Als we dit vertalen naar de individuele kans van Ivanov Borislavs geval dan zullen zulke prestaties slechts voorkomen gemiddeld 1 keer per 300 jaar ! Naar alle waarschijnlijkheid is dit cijfer nog te laag omdat de poll een veel lagere frequentie toont. Echter het gaat mij niet om de exactheid van het cijfer maar om aan te tonen dat de prestatie iets unieks is en bij een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit eerder is voorgevallen. Dit werd tevens bevestigd op de fora waar niemand erin slaagde om een gelijkaardig geval (-2500 speler scoort + 400 TPR tegen een gemiddelde van + 2500 spelers) te vermelden.

Het tweede aspect in mijn studie is de vergelijking met computerzetten. In het artikel van de Amerikaanse professor Ken Regan over eloinflatie werd aangetoond dat hoe hoger de rating van een speler, hoe groter de overlapping met computerzetten is. Op zich niet verwonderlijk want van computerprogramma's is geweten dat ze vandaag veel sterker spelen dan mensen dus zullen sterkere spelers ook de computerprogramma's beter benaderen. Uit deze conclusie werd een methode afgeleid om vals spelen te detecteren. Als we van de beste spelers weten, hoe dicht ze maximaal de computerprogramma's kunnen benaderen in 1 partij dan mogen we veronderstellen dat elke dichtere benadering door een amateur enkel mogelijk is door vals te spelen. Een publicatie over deze methode kon je o.a. lezen op chessvibes. De tool is vandaag niet beschikbaar voor het publiek waardoor sommigen een afgeslankte tool zelf ineen hebben geknutseld en uitgetest hebben op het geval van Ivanov Borislav. Op chessvibes gaf 'the champ' op dat Ivanov aan een onmenselijke 88% match komt in zijn partijen terwijl wereldkampioenen zoals Lasker (81%), Capablanca (84%) , Botvinnik (79%) slechts lagere scores halen in hun beste partijen. Bovendien zou Ivanovs percentage nog een stuk hoger geweest zijn als we ronde 8 niet meetellen die hij verloor toevallig wanneer de live-uitzending onderbroken werd.

De resultaten zijn schokkend maar echt betrouwbaar kunnen we ze niet noemen daar we geen duidelijk kijk hebben over hoe de resultaten precies zijn behaald. Welke computer/ OS is er gebruikt? Hoeveel tijd kreeg de engine om te rekenen? Zijn de testpartijen echt wel de beste partijen? Bijgevolg vond ik het opportuun om eens zelf te kijken naar een partij waarvan de meesten vinden dat er duidelijk computerinvloed is. Hiervoor koos ik de partij uit ronde 5 tegen de zeer ervaren Kroatische grootmeester Robert Zelcic.
Zwart wordt zonder een serieuze fout van het bord gemept en wordt nog voor zet 40 mat gezet. Carlsen had het met wit niet beter kunnen spelen. De combinatie met Te8+ is van een zeer hoog niveau. Echter wat mij vooral stoort, zijn de laatste 2 witte zetten (Tc1 en Tg1) waarin wit een buitengewone totaal overbodige nauwkeurigheid toont met het converteren van de winst wat iets typisch is voor computers maar niet mensen. Mensen zullen normaal de partij veel zuiniger uittikken. Uitgebreidere tests zijn noodzakelijk maar m.i. zie ik duidelijk typische computerzetten in het spel.

Vervolgens werd geopperd dat het best mogelijk is dat iemand op latere leeftijd nog grotere elosprongen maakt. Echter als we kijken naar Ivanovs ratingprofiel dan zien we helemaal geen progressie gedurende meerdere jaren ondanks een grote activiteit: 
In 2011 speelt hij 87 partijen maar tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2012 daalde zelfs zijn elo met 7 punten. We kunnen dus niet spreken van een laatbloeier maar eerder van een uitzonderlijke prestatie die los staat van progressie.

Tenslotte zijn er ook de (onbewezen) beschuldigingen van de Kroatische grootmeester Zlatko Klaric. Hij beweert dat er al precedenten zijn van vals spelen betreffende Ivanov. Als we alles optellen dan kunnen we niet anders zeggen dat de hele zaak onfris ruikt. Echter wat moet er nu gebeuren?

Volgens sommigen kan je enkel sancties treffen wanneer je het mysterie van het vals spelen kunt oplossen. Sommigen stellen dat je met de indirecte bewijslast al genoeg hebt (herinner de parachute-moordzaak) . In elk geval wordt het aartsmoeilijk om zoiets juridisch uit te spitten vandaar dat de meeste organisatoren er geen zin in hebben. Een gelijkaardige reactie was er trouwens bij de organisatoren van Open Gent. Alhoewel ik deze reacties goed begrijp, ondermijnen ze wel tornooischaak. Volgens de Russische grootmeester Landa Konstantin zien we slechts de top van de ijsberg betreffende vals spelen in het schaken. De bedrieger zal nooit stoppen en zal zijn informatie delen met vrienden waardoor het virus zich verder zal verspreiden. Persoonlijk vind ik dat wat overdreven want in mijn eigen omgeving kan ik mij geen zulke zaken herinneren. Hoogstens wordt er eens iets te vaak gebabbeld in een partij met een andere schaker maar van consequent gebruik van engines heb ik geen weet. Nu de Russische grootmeester speelt uiteraard op andere plaatsen en waar heel wat meer prijzengeld te vangen is zodus kan het best zijn dat er toch waarheid in zijn uitspraak zit.

Om vals spelen een halt toe te roepen en dus zijn beroep als schaker te vrijwaren, heeft Landa Konstantin een manifest geschreven, zie blogartikel. Hij vermeldt er goede voorstellen maar ik heb vragen bij de haalbaarheid ervan. Organisatoren van kleine tornooien hebben niet het geld om security checks, metal detectors, meerdere arbiters te financieren. Daarnaast is het prijzengeld omlaag halen evenmin een goede oplossing. In de voorbije Antwerp Winter Open 2012 kwamen slechts 16 deelnemers opdagen (in schril contrast met 74 in 2011 of 80 in 2010) terwijl slechts 11 spelers alle 9 ronden speelden. Zonder een financiële incentief krijg je nauwelijks deelnemers. 

Persoonlijk zie ik niet onmiddellijk een goede haalbare oplossing voor vals spelen definitief te vermijden. Echter als we de inbreuken niet kunnen terugdringen dan mogen we eenzelfde drastische terugloop in ledenaantal (-90%) verwachten zoals in correspondentieschaak na de introductie van de computer.

Brabo

Addendum
Er werd mij op attent gemaakt dat gisteren een schitterende video van de Bulgaarse FM Valery Lilov op youtube werd gepost waarin hij elke partij, zet na zet becommentarieerd en aantoont dat 98% van de zetten overeenstemmen met Houdini 2.0.c.

Addendum 14 Januari 2013
Gisteren werd een wetenschappelijke studie gepubliceerd door de Amerikaanse professor Ken Regan: http://www.cse.buffalo.edu/~regan/chess/fidelity/ACPcover-and-report.pdf  Het mechanisme om fraud te ontdekken is gebaseerd op een statistisch model die de kansen voorspelt dat iets kan gebeuren. Dit mechanisme wordt o.a. gebruikt in risicoanalyses, verzekeringen, medische beslissingen, kredietwaardigheid, kwaliteit, prestatiebeoordelingen of algemeen fraude. Ik raad iedereen aan om het document eens te lezen maar ik geef toch even de conclusie mee. Ivanov had 1 kans op 1 miljoen om in de 9 gespeelde partijen, eenzelfde % match te hebben met de engine. Dus als we 9 miljoen partijen spelen in tornooien van 9 ronden dan zullen we gemiddeld 1 keer zulke goede %match moeten opmerken. Echter vandaag bestaat de megadatabase slechts uit 5,4 Miljoen geregistreerde partijen dus een duidelijke aanwijzing dat Ivanovs prestatie meer dan toeval is.

zondag 6 januari 2013

Pionneneindspelen: vaak een comedy of errors

Geef aan gelijk welke schaker een (beetje complex) pionneneindspel, en de kans is groot dat het mis gaat. Van zwakke tot sterke speler, dit ogenschijnlijk eenvoudige eindspel bevat zo vaak verrassende wendingen, dat een misstap gauw gebeurd is. Beroemde voorbeelden zijn Timman-Shirov, Kasparov-Bareev, ...

De reden lijkt te zijn dat – éénmaal de stukken van het bord zijn – een pionneneindspel opnieuw “concreet” wordt. Stukkeneindspelen kunnen door een grootmeester vaak op techniek afgewerkt worden, het is gemakkelijker een sterke positie te houden en uit te bouwen met nog een stuk op het bord, dan in een pionneneindspel, waar concrete berekeningen het weer halen van techniek. Het is net alsof er na de opening (begrip en geheugen), het middenspel (creativiteit, initiatief, positioneel of combinatorisch gevoel) en het stukkeneindspel (techniek en ervaring) er een nieuw hoofdstuk begint met het pionneneindspel, waarin rekenkracht weer centraal komt te staan. Daarnaast is er ook het aspect van vermoeidheid na het urenlang spelen van een partij en de steeds kortere tijdscontroles, die het de spelers ook niet makkelijker maken. Een fout in het middenspel kan soms nog rechtgezet worden, het eindspel is meestal onverbiddelijk.

Onlangs had ik volgend eindspel op het bord. Wit vermeed het al even hopeloze toreneindspel (de witte toren kuist meteen de damevleugel op) en maakte misschien wel de goede psychologische keuze om het pionneneindspel in te gaan. Als zwartspeler had ik daar natuurlijk geen bezwaar tegen: na fxe3 ziet een beetje schaker in dat zwart “altijd” wint; wits structuur is compleet naar de vaantjes en zwart heeft uitzicht op een vrijpion op elke vleugel – hij moet enkel wits centrale pionnen tegenhouden.

De manier waarop ik het speelde, was echter verre van optimaal – de winst werd wel nergens weggegeven, maar het was zeker niet de snelste winstweg, die ik koos. Maar het geeft wel wat inzicht in het beperkte beslissingsproces van een -2000 speler; het stellingsoordeel was goed, het rekenen veel minder.
Even grasduinen in recente schaaktijdschriften leert dat ik niet alleen sta met mijn beperkte begrip/rekenkracht in pionneneindspelen. Onderstaand voorbeeld lijkt eenvoudig - wit zondigt meteen al tegen de regel dat de vrijpion moet opgespeeld worden, maar zwart profiteert niet en de partij wordt remise.

HK5000 (Y.S.: ik gebruik vanaf nu deze alias omdat het rondstrooien van namen op internet vaak gepaard gaat met meer spam)