In 2000 werd Kramnik (PCA-) wereldkampioen grotendeels dankzij het Berlijns als zwarte openingskeuze. Kasparov vond geen bres in de verdediging en kon het met zwart niet 100% droog houden waardoor hij de wereldtitel verloor. Het Berlijns werd hierna enorm populair en zelfs vandaag spelen zowel Carlsen, Aronian als Kramnik het nog geregeld. Wereldkampioenschappen hebben vaak een grote impact op openingstrends gehad. De beste spelers krijgen maanden tijd om eens goed na te denken welke systemen op het allerhoogste niveau kunnen worden gespeeld wat automatisch moet leiden tot nieuwe verfrissende inzichten die op hun beurt gretig worden gekopieerd door spelers van lagere echelons.
In het wereldkampioenschap van 1990 zagen we de herintroductie van het Schots door Kasparov. Deze romantische opening was in verval geraakt maar dankzij Kasparov werd deze opening opnieuw populair en geregeld gebruikt als een alternatief voor het zeer complexe Spaans. Omdat ik het Schots met zwart in mijn repertoire staan heb, was ik bijgevolg zeer nieuwsgierig wat Kasparov hierover zou vertellen in zijn laatste boek Modern Chess Part 4.
In een vorig blogartikeltje vals spelen had ik al vermeld dat ik het kerstverlof doorgebracht heb bij mijn schoonouders in Ufa. Het tijdsverschil van 5 uren t.o.v. België zorgde opnieuw voor slapeloze nachten die ik makkelijk opvulde met het lezen van dit laatste deel over Kasparov - Karpov. Alhoewel de bespreking van het wereldkampioenschap New York/Lyon 1990 nog van een zeer hoog niveau is, is de rest van het boek een heel stuk minder dan de 2 vorige die ik gelezen heb zie de blogartikels: de neo scheveningen en kasparovs pirc. Vooral de blitz en rapidpartijtjes achteraan het boek, vind ik geen publicatie waard en de review herlezend op torrewachters ben ik niet de enige.
Deze opmerking terzijde latend, laten we ons opnieuw concentreren op het interessantere analysewerk in dit boek en dan in het bijzonder de Schotse partijen gespeeld in het wereldkampioenschap. In de 14de partij wou Kasparov even respijt van de hypercomplexe varianten van de Zaitsev (Spaans) en smeet hij het over een andere boeg met het verrassingswapen het Schots. Het werd misschien wel de beste partij uit het kampioenschap waarin beide spelers zowel hoogstaand aanvallend als verdedigend schaak speelden.
Deze partij heeft altijd op mij een diepe indruk nagelaten en het is dan ook niet echt verwonderlijk dat ik het ganse concept gekopieerd heb in mijn zwart repertoire. Een getuige is mijn partij tegen Desiree Hamelink die werd gespeeld in het meestertornooi te Brugge in 2006 (net voor ik mijn schaakcarriere op een veel lager pitje zette).
Deze variant staat vandaag nog steeds op mijn repertoire (zie bv. mijn blogartikeltje deurne wint de zilveren toren) en het spreekt voor zich dat ik ongerust was toen ik Kasparov's nota's las over deze variant waarin hij claimde een wezenlijke verbetering te hebben gevonden voor wit. Eenmaal terug in België spendeerde ik meerdere dagen met een krachtige PC + engines op deze aanbeveling en tot mijn opluchting kwam ik tot de vaststelling dat wit helemaal niets heeft als zwart energiek en nauwkeurig speelt. Hieronder kan je de samenvatting lezen van mijn analyses.
Zelfs topnieuwtjes van de allergrootste schakers kunnen dus de gedetailleerde hedendaagse en grotendeels georkestreerde computeranalyses niet steeds weerstaan. Ik wil er enkel mee aantonen dat het voor niemand mogelijk is om 100% sluitende analyses te maken, mijzelf incluis uiteraard (dit kon je al lezen in de commentaren van het blogartikeltje aljechin met g6). Is nu alles koek en ei in deze variant voor zwart? Nee ik ken 1 opstelling die lastig is voor zwart wat misschien verklaart waarom het op topniveau vandaag niet meer zo vaak wordt gespeeld. Welke opstelling dat is? Een beetje huiswerk mogen mijn tegenstanders toch ook maken, niet?
Brabo
In een vorig blogartikeltje vals spelen had ik al vermeld dat ik het kerstverlof doorgebracht heb bij mijn schoonouders in Ufa. Het tijdsverschil van 5 uren t.o.v. België zorgde opnieuw voor slapeloze nachten die ik makkelijk opvulde met het lezen van dit laatste deel over Kasparov - Karpov. Alhoewel de bespreking van het wereldkampioenschap New York/Lyon 1990 nog van een zeer hoog niveau is, is de rest van het boek een heel stuk minder dan de 2 vorige die ik gelezen heb zie de blogartikels: de neo scheveningen en kasparovs pirc. Vooral de blitz en rapidpartijtjes achteraan het boek, vind ik geen publicatie waard en de review herlezend op torrewachters ben ik niet de enige.
Deze opmerking terzijde latend, laten we ons opnieuw concentreren op het interessantere analysewerk in dit boek en dan in het bijzonder de Schotse partijen gespeeld in het wereldkampioenschap. In de 14de partij wou Kasparov even respijt van de hypercomplexe varianten van de Zaitsev (Spaans) en smeet hij het over een andere boeg met het verrassingswapen het Schots. Het werd misschien wel de beste partij uit het kampioenschap waarin beide spelers zowel hoogstaand aanvallend als verdedigend schaak speelden.
Zelfs topnieuwtjes van de allergrootste schakers kunnen dus de gedetailleerde hedendaagse en grotendeels georkestreerde computeranalyses niet steeds weerstaan. Ik wil er enkel mee aantonen dat het voor niemand mogelijk is om 100% sluitende analyses te maken, mijzelf incluis uiteraard (dit kon je al lezen in de commentaren van het blogartikeltje aljechin met g6). Is nu alles koek en ei in deze variant voor zwart? Nee ik ken 1 opstelling die lastig is voor zwart wat misschien verklaart waarom het op topniveau vandaag niet meer zo vaak wordt gespeeld. Welke opstelling dat is? Een beetje huiswerk mogen mijn tegenstanders toch ook maken, niet?
Brabo
Geen opmerkingen:
Een reactie posten