Een huis-en tuinschaker wordt doorverwezen naar een schaakclub wanneer men meer dan eens sporadisch wil schaken. In België hebben we een ruim aanbod van clubs want ik tel er bij onze KBSB 148 en dan hou ik nog geen rekening met de vele niet-aangesloten clubs (scholen, handel, ...).
Tot ongeveer een rating van 1800 elo vind je in de meeste clubs wel voldoende tegenstand maar eenmaal je voorbij die grens wilt gaan dan ben je min of meer verplicht om ook extern te gaan spelen. Open tornooien, liga-kampioenschappen en interclub zijn de nieuwe competities waaraan je deelneemt om verdere progressie te kunnen maken. In België zijn de afstanden klein waardoor het voor de meesten geen probleem is om logistiek een oplossing hiervoor te vinden.
Echter wanneer de rating voorbij 2100-2200 gaat , begint het moeilijk te worden om voldoende uitdagingen te vinden als men ambities heeft. We hebben in België slechts 100 +2200 spelers waarvan er dan nog eens bijna 20% zelden of nooit spelen. Eenmaal de rating voorbij de 2300 dan is enkel spelen in België geen optie meer voor iemand met ambities. Optimaal om te verbeteren, speel je best tegen spelers met 100 of 200 punten meer. 300 punten meer is dan weer overdreven zoals ik beschreef in het blogartikel met een kanon op een mug schieten
Iemand die niet graag reist of gewoon de middelen niet heeft, zit met een probleem. De Britse grootmeester Nigel Davies waarschuwde op zijn blog dat het gevaarlijk kan zijn om te sterk te worden "Can you improve too much?". Dit is iets wat ik zelf ook heb ondervonden. Tot 2007 speelde ik geregeld in het buitenland maar na de geboorte van mijn dochter schrapte ik elke buitenlandse competitie van het menu. Echter in het binnenland voldoende uitdagingen vinden, is steeds een zoektocht zoals mijn artikel inactiviteit bewijst. Een dikke pluim trouwens voor het initiatief van Steven Geirnaert om voor spelers in zijn regio een interessant expertentornooi te organiseren. De prachtige site opgebouwd door Frederik Decoster raad ik iedereen ten stelligste aan. Alleen vind ik het een beetje flauw om een paswoord te plaatsen op de partijen terwijl we toch geen profs zijn. Het tornooi is/ was spijtig niet haalbaar voor mij (zaterdagen rij ik de halve dag rond om boodschappen te doen, kinderen naar hun activiteiten te brengen zonder rekening te houden dat Brugge niet naast de deur ligt) anders had ik zeker willen meespelen.
Vandaag ben ik dan ook blij als ik toch nog af en toe eens kan spelen tegen een sterkere speler. In de Open van Leuven kreeg ik zo de kans om tegen de enige Belgische grootmeester te spelen die ik nog niet eerder had ontmoet aan het bord: Alexander Dgebuadze. Tegen Vladimir Chuchelov speelde ik eens een leerzame Stonewall in de Open Gent van 2000. Mijn partijen met Bart Michiels werden in diverse artikels besproken zoals bv. the modern french deel 2 en vorig interclubseizoen speelde ik ook tegen Luc Winants (die partij komt wellicht eens aan bod in een later artikel).
Alexander koos zoals verwacht voor zijn huidig favoriete nevensysteem in het Frans maar voordeel kon ik hieruit niet halen want met 15 minuten voorbereidingstijd kom je uiteraard niet ver als je vroeger het nooit serieus bekeken hebt.
Wellicht een typische avondpartij van een dag met 2 speelronden want sommige zetten lijken mij toch ondermaats. Anderzijds is de partij toch erg leerzaam want de eigenzinnige pionnenstructuur zal ik volgende keer zeker beter kunnen bestrijden.
De voorbije 2 interclubseizoenen heb ik het geluk gehad om in 1ste afdeling op bord 1 of 2 te kunnen spelen wat niet alleen een enorme uitdaging was waarover ik veelvuldig heb geschreven maar tevens een serieuze boost aan mijn repertoire gaf. Omdat ik heel veel tijd stak in voorbereidingen, leerde ik niet alleen veel uit de partijen maar ook uit de voorbereidingen zelf. Deze nieuwe verworven kennis komt nu geregeld van pas zoals laatst in de 6de ronde van Open Leuven.
Mijn tegenstander Jonas Van Cappellen besloot mij te verrassen met een ingestudeerd variantje van het Hollands maar ik kon counteren met mijn voorbereiding die ik gemaakt had op de sterke Duitse FM Marcel Becker spelend voor Eynatten die dezelfde variant al speelde in 2012.
Het kostte mij flink wat tijd aan het bord om mijn 2 jaar oude voorbereiding te herinneren maar uiteindelijk slaagde ik erin en kreeg ik een scherpe stelling op het bord waarin ik voor de winst kon spelen. Persoonlijk vind ik het mijn beste partij van het tornooi.
Nieuwe uitdagingen opzoeken is een belangrijk onderdeel om progressie te maken. Echter dit betekent niet dat schaken alleen maar om uitdagingen draait. Heel wat spelers blijven naar de schaakclub komen niet om nog perse iets bij te leren maar wel om fun te maken. Fun lijkt een alien concept maar is zonder twijfel gezonder voor de schaakhonger op lange termijn dan de prioriteit te leggen op steeds hogere elo's en titels.
Brabo
Alexander koos zoals verwacht voor zijn huidig favoriete nevensysteem in het Frans maar voordeel kon ik hieruit niet halen want met 15 minuten voorbereidingstijd kom je uiteraard niet ver als je vroeger het nooit serieus bekeken hebt.
De voorbije 2 interclubseizoenen heb ik het geluk gehad om in 1ste afdeling op bord 1 of 2 te kunnen spelen wat niet alleen een enorme uitdaging was waarover ik veelvuldig heb geschreven maar tevens een serieuze boost aan mijn repertoire gaf. Omdat ik heel veel tijd stak in voorbereidingen, leerde ik niet alleen veel uit de partijen maar ook uit de voorbereidingen zelf. Deze nieuwe verworven kennis komt nu geregeld van pas zoals laatst in de 6de ronde van Open Leuven.
Mijn tegenstander Jonas Van Cappellen besloot mij te verrassen met een ingestudeerd variantje van het Hollands maar ik kon counteren met mijn voorbereiding die ik gemaakt had op de sterke Duitse FM Marcel Becker spelend voor Eynatten die dezelfde variant al speelde in 2012.
Brabo