vrijdag 23 december 2016

De expert deel 2

Een paar dagen geleden botste ik in het boek Ivan's Chess Journey Unravelled opnieuw op een leuke anekdote. Ivan beschrijft hoe hij en zijn tegenstander de Lettische sterke grootmeester Alexei Shirov een staande ovatie kregen van het publiek nadat hun partij op een spectaculaire wijze in remise was beeindigd. De partij werd gespeeld in 1994 dus voor de computers in staat waren om commentaar te geven waardoor zo goed als niemand wist dat de partij vol grote blunders zat.

In die dagen was schaken nog magisch. Toen had je echte fans die dweepten met hun helden. Vandaag heeft een absolute wereldtopper zoals Wesley So een fanbase met welgeteld 3 leden. Computers tonen elke dag aan dat iedereen veel fouten maakt waardoor nog zeer weinig waardering voor talent bestaat.

Het idoliseren van personen vind ik niet goed maar dat betekent niet dat ik niet meeleef met de resultaten van anderen. Uiteraard volg ik de eerste schaakstappen van mijn zoon op de voet maar ook de partijen van clubgenoten en andere bevriende spelers interesseren mij. Daarnaast vind ik kibitzen bij belangrijke nationale of internationale wedstrijden ook best leuk.

Sommige spelers trekken hierbij sneller mijn aandacht dan anderen. Daarbij is de elo uiteraard een belangrijke parameter. In elke broadcast zie je dat de regerende wereldkampioen Magnus Carlsen een magneet is. Echter naast elo spelen bij mij ook iemands speelstijl en theoretische kennis een rol. De sterke Britse grootmeester Nigel Short staat bekend om niet schuw te zijn te experimenteren met openingen die we over het algemeen enkel in clubpartijtjes ontmoeten. De sterke Oekrainsche grootmeester Andrei Volokitin en de Griekse grootmeester Vasilios Kotronias lokken dan weer mijn interesse omwille van hun verfijnd openingsrepertoire.

Experten in de openingen die ik speel, zijn dan weer zeer goed studiemateriaal. Zo vertel ik in het artikel kleuren omwisselen deel 2 over de Turkse IM Burak Firat die 17 keer dezelfde variant op het bord kreeg. Echter nog beter is te kijken naar spelers boven de 2600 elo die normaliter hun openingen veel solider en professioneler selecteren. Het was Botvinnik trouwens die o.a. Kasparov vertelde om een opening te studeren via de partijen van de topspelers.

Tegenwoordig spelen de meeste sterke spelers een enorme waaier aan varianten (wat o.a. aan bod kwam in het artikel de sterktelijst) maar je hebt ook nog steeds een aantal uitzonderingen die vasthouden aan een veel nauwer repertoire. In die categorie hoort bijvoorbeeld Oud Europees kampioen en Russische grootmeester Vladimir Potkin. In de laatste 5 jaar koos hij in 81/104 partijen voor het Siciliaans na 1.e4. Bovendien wordt 1.e4 c5 2.Pf3 bijna steeds (66/69 partijen)  beantwoord met e6. Vladimir is een echte expert in de Siciliaanse Taimanov zoals bijvoorbeeld onderstaand partijtje tegen de Russische supergrootmeester Ian Nepomniachtchi.
Het is natuurlijk geen toeval dat bijna krak dezelfde partij aan bod kwam in mijn vorig artikeltje. Achteraf gaf Benjamin aan dat hij de partijen van Vladimir met bijzondere aandacht had bekeken.

Anderzijds valt het mij ook op dat sinds 2015 Vladimir opnieuw de opening speelt met a6. Ik vermoed dat hij toch niet helemaal tevreden was en dan zal zelfs een expert aanpassingen maken in zijn repertoire. Net zoals zovelen opteert hij nu voor het modieuze Negi concept die reeds aan bod kwam in mijn artikel met een kanon op een mug schieten.
Nu veel tijd zal Vladimir recent niet gehad hebben om aan zijn eigen repertoire te werken. Hij was zowel in de kandidatenfinales als in het wereldkampioenschap secondant van uitdager Sergei Karjakin. Een harde werker in de opening is altijd nuttig maar ik vermoed dat Sergei ook beinvloed werd door Vladimir in zijn openingskeuzes. We zien een duidelijk verschil tussen Magnus en Sergeis strategieën.
WK Strategie


















De gele zetten vertellen ons waar Magnus afwijkt van de eerdere partijen in het wk. De blauwe zetten zijn die van Sergei waar hij afwijkt. Het valt op dat het bijna steeds Magnus is die eerst afwijkt (10 - 4) en bovendien heel vroeg in de partij. De Oekrainische supergrootmeester Ruslan Ponamariov vraagt zich op Chessbase luidop af wat Carlsen ons in het wk getoond heeft. Wel misschien is het wel dat het mogelijk is om wereldkampioen te blijven door theoretische gevechten te vermijden.

Anderzijds mogen we niet negeren dat Sergei heel dicht bij de titel was. Openingexperts blijven dus ook vandaag een belangrijke rol spelen voor zowel amateur als wk-finalist. Kasparovs tweet over een gebrek aan voorbereiding van Carlsen bevat zeker een grond van waarheid.

Brabo

Addendum 25 December 2016
Een leuk artikeltje dat bij dit thema zeker past, is Can You Still Specialize In An Opening?

vrijdag 16 december 2016

Ambities deel 2

Competitie spelen doe je pas graag als je winnen belangrijk vindt. Een minimum dosis aan ambities is dus aanwezig bij elke schaker. In deel 1 toonde ik aan dat iemands rating geen absolute graadmeter is voor iemands ambities. Het is dus best mogelijk dat iemand met een lagere rating veel harder werkt aan het schaken dan iemand met een hogere rating. Dat de zwakkere hard werkende speler hiervoor kritiek of soms minachting krijgt, vind ik onterecht. Het plezier van het schaken is iets persoonlijks. Bovendien smaakt een succes door hard werken niet minder zoet, integendeel. 

Zo was Serge Daenen uiterst tevreden na zijn remise in het clubkampioenschap van Deurne tegen mij. Een remise in een officiële partij tegen iemand die bijna 600 elopunten meer heeft, gebeurt niet elke dag. Bovendien vond ik het eerder knap dat zijn succes grotendeels afhing van een doorgedreven huisvlijt. Achteraf vertelde Serge mij dat hij 3 weken in de voorbereiding had gestoken en tot zet 17 hij de partij thuis op het bord heeft gehad. In het resulterende middenspel/ eindspel kon ik hem niet op een fout betrappen.

Elke partij kan dus op zichzelf al een ambitieus doel zijn. Anderzijds ontken ik niet dat men ambities eerder linkt aan progressie op langere termijn. Als je even je oor te luister legt bij de bar na een schaakwedstrijd of snuistert door de vele artikels en blogs op het internet dan gaat het zeer vaak over hoeveel ratingpunten men wil winnen in de nabije toekomst. Uiteraard trachten gewiekste zakenlui hieruit munt te slaan met aanbiedingen die te mooi klinken om waar te zijn zoals bv. 21 days to become a dramatically better chess player.

Als beginner is snel en veel progressie maken meestal niet moeilijk. Echter eenmaal men al een aantal jaartjes competitie speelt wordt het een stuk moeilijker. Uiteindelijk komt iedereen op een punt in de carrière waarop stagnatie intreedt. Men ziet de rating gedurende jaren schommelen in een zone. Het plafond doorbreken lijkt een schier onmogelijke opdracht. 

Heel wat schakers kunnen zich hiermee niet verzoenen en stoppen met schaken. Echter een paar enkelingen stellen zichzelf in vraag. Welke extra inspanningen kan ik doen om misschien alsnog een hoger niveau te bereiken? Hoe kan ik een hoger rendement halen in de uren die ik reeds aan het schaken spendeer? Een pasklaar antwoord voor iedereen bestaat er niet want veel hangt natuurlijk af van het niveau en reeds bestaande routines van de schaker. Een persoonlijke coach kan hiervoor zeer nuttig zijn maar ze zijn schaars en zeker niet voor iedereen financieel haalbaar.

Een speler die recent op mij heel wat indruk heeft gemaakt betreffende progressie, is Benjamin Decrop. De 22 jarige met hoofdclub Oostende slaagde erin om 9 opeenvolgende jaren zijn rating omhoog te stuwen waardoor hij vandaag dichtbij 2200 is geraakt. Zeer weinigen hebben zulk exploot hem voorgedaan.
Bron: http://www.frbe-kbsb.be/

De laatste 2 jaar zijn voor dit artikel de meest interessante. Serieuze progressie is dan al niet vanzelfsprekend meer wat trouwens de vervlakking in 2014 al doet vermoeden. Wat doet Benjamin vandaag anders ? Wel als we kijken naar het aantal partijen verwerkt voor rating dan zien we sinds 2014 een drastische verhoging. 33 in 2014. 76 in 2015 en maar liefst 94 in 2016 (ik heb er slechts 15) . Er zijn zelfs heel wat professionals die minder spelen.

Om aan 94 te geraken in het voorbije jaar speelde Benjamin niet alleen in een reeks open tornooien maar ook in 3 clubkampioenschappen tezelfdertijd. Zo speelde hij in Kosk (Oostende)Sk Oude God (Mortsel/ Antwerpen) en TSM (Mechelen). Trouwens hiervan waren 17 partijen tegen +2200 spelers dus zeker geen kattenpis. Zelf ontmoette ik hem een eerste keer in TSM waar ik niet verder geraakte dan remise met zwart.
Nu veel spelen is 1 ding maar je moet er ook nog iets van opsteken. Ik was niet overtuigd. Echter na onze tweede ontmoeting van het seizoen in de Belgische interclubs veranderde dit. Met sprekend gemak neutraliseerde hij met zwart mijn opening waarmee ik nochtans de laatste tijd heel mooie stellingen had bereikt.
Vooral de apres-schaak met een pint in de hand was verhelderend. Niet alleen kende Benjamin de slotstelling maar hij wist ook een aantal details te vertellen over de opening. Het is duidelijk dat Benjamin zeker niet alleen maar partijtjes had gespeeld maar dat ook zijn schaakkennis sterk was verruimd.

Voor de meeste schakers zijn zulke inspanningen uiteraard te veel van het goede. Sommigen zullen misschien afvragen wat Benjamin hierna nog meer kan doen om verder te stijgen. Je kan niet eeuwig extra inspanningen doen, laat staan gewoon al elk jaar 94 partijen spelen. 

Daar gaat het in dit artikel niet over. Waar het wel over gaat is dat het ene plafond, het andere niet is. Hoe groot iemands ambities zijn, staat hiermee rechtstreeks in verband. Tenslotte kan ik begrijpen dat sommigen pas tevreden zijn met zichzelf wanneer ze al het mogelijke hebben gedaan.

Brabo

PS Tegenwoordig heb je opnieuw de mogelijkheid zonder de Arena registratie om de geschiedenis van je fide-rating te zien, zie chessgraphs. Je moet wel de juiste input geven: "familienaam, voornaam". De komma en spatie zijn belangrijk!

donderdag 8 december 2016

De valse waarheid deel 2

De eindejaarsfeesten staan voor de deur dus dat zullen we aan onze portemonnee voelen. Het is de tijd van geschenkjes zoeken waarbij je natuurlijk jezelf ook iets mag gunnen. Dit doet mij eraan denken dat ik nog op zoek ben naar een goed schaakboek om te lezen tijdens de kerstvakantie. Het boek Ivan's_Chess_Journey_Unravelled waarin ik nu lees, vind ik best aangenaam dus het mag iets in dezelfde stijl zijn maar totaal andere voorstellen in de reacties zijn uiteraard ook welkom.

In deze periode gaan de winkels dan ook extra inspanningen doen om klanten te lokken. Advertenties, nieuwsbrieven,... zijn maar een paar vormen van reclame maken. De commerciële koning in de schaakwereld is al enkele decennia Chessbase. Niemand anders slaagt er beter in om geld te verdienen met het schaken. Behalve een ruim gamma van aantrekkelijke producten besteden ze ook heel wat tijd aan de marketing wat minstens even belangrijk is.

De financiële slagkracht van Chessbase is vele malen groter dan de competitie en dit voordeel wordt met uitgekiende marketingplannen goed uitgespeeld. Dit jaar liet Chessbase een buitenkans zoals het wereldkampioenschap schaken niet onbenut om (nieuwe) klanten aan te trekken. Als enige slaagden ze erin om de wk-partijen schriftelijk becommentarieerd aan te bieden door de wereldtoppers Ruslan PonomariovFabiano CaruanaWesley So en David Navara. Ik kan mij geen eerder wk herinneren waarin 4 spelers met een gemiddelde van +2760 elo hun inzicht gaven op de partijen. Ik schrijf deze blog onbezoldigd maar die toppers kregen zonder twijfel een zeer ruime financiële vergoeding voor hun diensten.

Of Chessbase effectief zijn verkoopcijfers zal zien stijgen met deze stunt is heel moeilijk te voorspellen. Trouwens zijn de analyses van deze toppers echt beter dan wat je krijgt op de vele andere sites? In mijn vorig blogartikel kon je lezen dat de beste schaakprogramma's vele honderden punten sterker zijn dan om het even welke speler. Je zou hieruit kunnen afleiden dat een commentator slechts de analyses aan elkaar kan praten.

Puur analytisch zie je volgens mij inderdaad weinig verschil. De computers tonen snel en accuraat de fouten en die staan in elk goed verslag vermeld. De belangrijkste uitzondering hierop is de opening. De toppers spelen en kennen elkaars repertoire als niemand anders waardoor ze vrij nauwkeurig een verdict kunnen geven over een variant. Zo toont Wesley So aan dat de vrij ordinaire opening in de 11de partij niet zo onschuldig is.
De grootste toegevoegde waarde door deze topspelers vind ik de geschreven commentaar. Computers zijn niet in staat om de schaakpsychologie in onze partijen te begrijpen. Bovendien is dit aspect iets waarin schaaksterkte een belangrijke rol speelt. Tenslotte injecteert Wesley So ook lessen in zijn commentaar voor de modale schaker. Je ziet heel duidelijk dat Wesley flink wat ervaring heeft met coaching geven aan zwakkere spelers in tegenstelling met zijn illustere collega's. Zo vertelt hij eerlijk hoe je praktisch moet blijven bij het analyseren van openingen. Uren een variant analyseren die in de praktijk zeer weinig kans heeft om te verschijnen, is niet de beste methode om jezelf als bordschaker te ontwikkelen. Veel beter is het zorgvuldig selecteren en absorberen van ideeën.

Een andere opmerkelijke uitspraak is dat Wesley zijn notities van 2013 niet meer ten volle vertrouwd. Zo vertelt hij terecht dat Houdini, de computer en het internet 3 jaar geleden veel trager waren. Dit ligt volledig in de lijn van mijn vorig blogartikel waarin ik sprak over een sprong van 200 elopunten in 3 jaar tijd. Daarentegen stel ik mij wel vragen wat hij bedoelt met het internet. Ik zie vandaag een boom aan erg leuke en verslavende multi-player spelletjes dankzij het snellere internet (slither.ioagar.iodiep.iosplix.io) maar schaakanalyses maak je normaal op 1 welbepaalde server/ PC.

Als amateurschaker is dit probleem uiteraard veel kleiner. De invloed van de opening is relatief klein op het uiteindelijke partijresultaat (zie schaakopeningen studeren). Anderzijds tracht ik steeds in mijn partijen een wetenschappelijk facet toe te voegen. Achteraf ontdekken dat je analyses waarin je soms flink wat tijd hebt gestoken reeds gedateerd zijn, is best frustrerend. Zoiets overkwam mij laatst in de Belgische interclub. In 2007 kreeg ik voor het eerst een zonderlinge variant in het Siciliaans op het bord waarna ik het eens grondig bekeek.
In de 2de ronde kreeg ik onlangs dezelfde opening op het bord door Hendrik Ponnet. Ik kon de aanbeveling uit mijn openingsboek nog herinneren maar stelde achteraf vast dat de theorie ondertussen al veel verder stond.
Erg uitgebreid zal Hendriks partijvoorbereiding niet geweest zijn want anders had ik nooit met een voordeeltje uit de opening mogen komen. Een voordeel van gedateerde analyses is dus dat je de tegenstander uit boek kunt gooien maar dat is natuurlijk een toevalligheid waarop je eigenlijk niet mag rekenen.

Op de voortgang van de computers zit er voorlopig geen sleet dus datering van analyses zullen ook in de toekomst onvermijdelijk zijn. Zeker als je scherpe varianten speelt, is het belangrijk om hiermee rekening te houden. Daarnaast heb ik in de laatste jaren geleerd dat de kwaliteit van openinganalyses drastisch verbetert wanneer je ook grondig de opties bestudeerd van de tegenstander. Tot enkele jaren geleden was ik tevreden om een antwoord te hebben op de computervarianten. Vandaag bekijk ik ook alle varianten die met enig succes werden getest in de praktijk (+2300 standaardschaak, computerschaak, correspondentieschaak en zelfs mijn onlineschaak). Het is te zeggen binnen een tijdsbestek van maximaal een paar weken.

Door een veel grotere waaier aan varianten te bekijken, krijg ik een meer evenwichtige evaluatie van een opening. Daarnaast heb ik ondervonden dat deze methode van analyseren ook flink wat ideeën baart die ik kan gebruiken als verrassingen.

Brabo