De partijvoorbereiding is de tijd die je voor een nog te spelen partij spendeert aan specifieke voorbereiding. De bedoeling hiervan is om zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn en tevens een voordeel te verkrijgen t.o.v. de toekomstige tegenstander.
Nuttige informatie buiten concrete openingsvarianten kan zijn:
- leeftijd
- elo
- type speler (positioneel, tactisch, eindspelfanaat, remiseschuiver, powerplay, offbeatsystemen, ...)
- vorm (laatste resultaten, graad van activiteit,...)
Die informatie vind je door o.a. zijn naam te googlen op het internet, partijen na te spelen, bevriende schakers te bevragen,...
Het verzamelen van die informatie is noodzakelijk om enige diepte in de voorbereiding te verkrijgen. De hoeveelheid aan informatie die men kan verzamelen hangt af van diverse factoren:
- tijd beschikbaar voor de partij
- informatie die beschikbaar is over de tegenstander
- hoeveelheid tijd/ middelen en energie men zelf wenst te investeren
Als voldoende tijd aanwezig is voor een partijvoorbereiding dan zal je zien dat de meeste spelers vanaf 2200 elo enig werk verrichten. Onder de 2200 elogrens is informatie vaak schaars en bovendien spelen schaakopeningen er nauwelijks een serieuze rol wat ik eerder al heb vermeld in mijn artikel
schaakopeningen studeren.
Dankzij de gevonden informatie kan je zelf een strategie bepalen hoe je de partij wilt spelen. Hierbij mag je niet vergeten dat de tegenstander vaak hetzelfde over jezelf zal trachten te doen. Bij het studeren van de opening zal ik daarom altijd eerst eens kijken welke partijen in de Megadatabase over mijzelf staan met het systeem dat ik wil spelen.
Het meeste werk in de partijvoorbereiding kruipt uiteraard in het memoriseren van de vele concrete varianten + plannen. Sommigen trachten dit kort te sluiten door systemen te kiezen waar meer op begrip kan worden gespeeld. Echter als fan van powerplay ben ik uiteraard niet tevreden met slechts een speelbare stelling. Om het maximum uit de opening te halen, is het vaak uren pluggen. Pluggen is zeer intens werken op de computer waarbij talloze partijen (zowel bord als correspondentie) in een opening (snel) worden bekeken terwijl tezelfdertijd een sterk schaakprogramma meerekent en verbeteringen aangeeft. Zelf tracht ik dit werk steeds te bewaren in een persoonlijk (online) openingsboek zodat ik het voor een latere partij kan hergebruiken.
Mijn repertoire is vandaag erg eng dus met zeer weinig variatie wat bij Mathias De Wachter eens de reactie uitlokte, na een relatief gemakkelijk overwinning op mij, dat ik als Belgische + 2300 veruit het gemakkelijkst op voor te bereiden was. Desalniettemin geloof ik dat mijn wijze van spelen niet geheel dom is want ik kan op mijn hand tellen, hoeveel keren mijn tegenstander effectief een gat in mijn repertoire heeft geschoten dankzij een specifieke partijvoorbereiding. Na elke gespeelde partij onderzoek ik of er iets hersteld of aangepast moet worden wat door de jaren heen geleid heeft (in bepaalde openingen) tot een zekere expertise. Omdat pluggen, een zeer tijdverslindende bezigheid is en winnen van een amateur meestal financieel weinig of niets opbrengt, zie ik dan ook steeds vaker dat mijn tegenstanders kiezen voor systemen waarbij theorie niet of minder belangrijk is.
Desondanks zal ik niet ontkennen dat er op de hogere niveaus (professioneel) meer en meer aandacht wordt geschonken aan variatie in de openingskeuze. Er wordt ingezien dat het onpraktisch is om steeds te streven naar de meest kritieke stellingen daar het onmogelijk is om van het hele repertoire correspondentieanalyses te maken. In tegenstelling met de amateur, zal de prof wel de tijd uittrekken om te pluggen en een vervelende variant voor te bereiden (daarom nog niet een weerlegging maar voldoende om heel wat tijdswinst en eventueel een klein langdurig voordeeltje) want het maakt voor hem financieel wel een verschil. Met variatie vermijd je te specifieke voorbereidingen. Hierbij kan het interessant zijn om een systeem te kiezen waarvan weinig of geen partijen van je tegenstander in de Megadatabase vermeld staan en hij/zij dus weinig ervaring mee heeft. De meeste grootmeesters beschikken vandaag daarom op de openingszetten over 2 grote systemen en enkele kleinere systeempjes die weinig onderhoud nodig hebben .
In de recente wereldkampioenschappen wordt een extreem niveau van voorbereiden toegepast door het aanleren van een compleet nieuw repertoire waarop de tegenstander onmogelijk op voorhand een uitgebreide analyse kan maken. Schaken is te complex en bestaat uit teveel openingen om alles in het kleinste detail te analyseren zelfs al werk je maanden met een heel team. Tijdens de match is er weinig tijd en is het dus erg moeilijk om met nieuwe analyses, de nieuwe verrassende opening te neutraliseren. Tevens wordt niet vergeten dat de tegenstander veelal eenzelfde voorbereidingsmethode hanteert en dus ook zal trachten te verrassen met een nieuw nog nooit eerder gespeeld repertoire. Gezien de beperkte tijd en middelen is het dus zeer belangrijk om op alle grote openingssystemen kleinere relatief onbekende ontwijkende varianten voor te bereiden. Dit laat toe om de essentie van de (onbekende en uitgebreide) analyses gemaakt door de tegenstander te ontwijken (en dus de vele valkuilen) en tevens wordt hiermee tijd gekocht om nieuwe analyses te maken met het team tussen het spelen van de partijen. Wanneer beide spelers technisch aan elkaar gewaagd zijn, lijkt zo'n match meer op het spelletje zeeslag waar de spelers om beurt proberen te gissen waar de zwak geanalyseerde openeningsvarianten zijn van de tegenstander. De huidige wereldkampioen Anand bevestigde dit in een recent interview op
chessbase. Ik vind het persoonlijk spijtig dat geluk tegenwoordig zo'n belangrijke rol speelt in wereldkampioenschappen. Ik zou liever langere (onbeperkte zoals bv. Fischer voorstelde) matchen zien waar geluk veel minder of geen rol van betekenis speelt. Echter commercieel blijkt dit model vandaag moeilijk of niet meer haalbaar.
Ik keer terug naar de gewone stervelingen en dus de partijvoorbereiding uit mijn eigen praktijk. In het voorbije Open van Gent trachtte ik mij zoals gewoonlijk voor elke partij optimaal voor te bereiden maar slechts 1 keer slaagde ik er effectief ook in om te raden wat er op het bord zou komen. Dit is weinig maar niet helemaal abnormaal want in 6 van de 9 partijen hadden mijn tegenstanders ratings lager dan 2200 waardoor weinig of geen materiaal beschikbaar was. In de 2 andere partijen had ik ofwel onvoldoende tijd/middelen beschikbaar ofwel verraste mijn tegenstander met een voor hem nieuwe openingskeuze.
De enige partij waarin het wel lukte was mijn partij tegen Meijers Viesturs (Letse grootmeester) waar ik 's ochtends ruim de tijd kreeg om thuis iets voor te bereiden. Ik zou spelen met zwart. Er stonden honderden partijen met wit vermeld in de Megadatabase dus goed filteren was noodzakelijk. Een programma van Chessbase is hierbij onontbeerlijk. Wit speelt zowel 1.e4, 1.d4, 1.c4 als 1.Pf3. Op 1.e4 zou naar alle waarschijnlijk de Spaanse afruilvariant op het bord komen maar daar ik het systeempje van
Gligoric gebruik, achtte ik de kans bijzonder klein dat wit deze openingszet zou kiezen. Wit had nog geen enkele partij in de Megadatabase tegen dit systeempje en had dus naar alle waarschijnlijkheid weinig of geen ervaring ermee. Met 1.d4 f5 vond ik slechts 1 partijtje in de database. Specifieke voorbereiding was dus onmogelijk op 1.d4 maar ik achtte de kans ook hier klein dat hij ervoor zou kiezen want hij speelt zelf al en toe met zwart Hollands en wellicht houdt hij er niet van om tegen zijn eigen systeempjes te spelen. 1.Pf3 had hij in 2012 vrij regelmatig gebruikt met een steeds wederkerend dubbelfianchettosysteem op ongeveer om het even wat zwart van opstelling koos. Een recent voorbeeldje kan je hieronder vinden.
Met 1.c4 stuurt hij aan op dezelfde type stellingen. De variatie tussen 1.Pf3/ 1.c4 past hij toe afhankelijk van het zwartrepertoire van de tegenstander om bepaalde lastige varianten te elimineren. In mijn geval maakte het geen verschil uit want op beide openingszetten, zou hetzelfde type middenspel op het bord komen. Ik bereidde mij voor aan de hand van mijn partij uit 2001 tegen Marcus waarbij ik vooral aandacht schonk aan het niet gespeelde 8.d4 wat ik plausibelere vond dan de partijvoortzetting. Zie partij hieronder met de oude (deels gedateerde) analyses.
's Middags liep de partij volgens de voorbereiding en het was de grootmeester die uiteindelijk als eerste in de denktank ging na mijn 9de zet. Voor het verdere verloop van de partij verwijs ik hieronder naar de notatie en analyses.
Op het eerste zicht boekte ik dus een klein succesje met mijn partijvoorbereiding door een gelijke stelling uit de opening te behalen tegen een grootmeester en dat terwijl ik met het zwarte kleur speelde. Echter als we dichterbij kijken dan ben ik minder optimistisch. De stelling mag dan wel objectief gelijk zijn, comfortabel is ze niet want je moet nauwkeurig spelen om de balans in evenwicht te houden wat zonder ervaring erg moeilijk is en in de partij niet lukt. Bovendien mag ik van geluk spreken dat wit het gat in mijn oppervlakkige analyses niet heeft gevonden in de partij want 10.Dd3 kan zeker verbeterd worden.
Een partijvoorbereiding garandeert uiterst zelden een overwinning (tenminste op mijn niveau). Desalniettemin vind ik het steeds nuttig om de voorbereiding te maken omdat ze ofwel de tegenstander verplicht uit zijn comfortzone te gaan (door nieuwe systemen te spelen) ofwel normaal een extra voordeeltje creëert. Tenslotte kan een voorbereiding vaak later nog herbruikt worden en is het dus zelden of nimmer een verloren werk.
Brabo