Als spelers geen risico's willen nemen in hun partijen dan sterft het schaken aan een stille dood. In onze rijke schaakgeschiedenis hebben we periodes gehad waarin er gevreesd werd voor dit doemscenario maar vandaag zien we bij de meeste topspelers een ongelooflijke vechtlust. Reeds bij de eerste zetten wordt er soms al onvervaard naar voren gestormd zoals ik aantoonde in mijn artikel g4 in de najdorf.
Al dat moois komt uiteraard veelvuldig aan bod op schaaksites en in magazines. Betere propaganda voor het schaken bestaat er niet en het is tezelfdertijd een rolmodel voor vele amateurschakers. Echter zoals zo vaak zijn er ook gevaren hieraan verboden. Alhoewel er nog steeds spelers zijn die in elo-inflatie geloven, ben ik ervan overtuigd dat onze huidige + 2700 spelers het maximale haalbare in het schaken voor een mens tonen. Hun uitzonderlijke talenten zijn niet alleen moeilijk te bevatten maar worden ook nog eens vaak onderschat. Achteraf met een computerprogramma lijkt het allemaal zo moeilijk niet (ik wist het wel).
Pas aan het bord wordt het duidelijk hoe moeilijk het is om in de voetstappen van deze toppers te stappen. Zo zag ik in de voorbije interclubronde hoe de Franse IM Jonathan Dourerassou zich lelijk verslikte op bord 1 tegen onze sterke Jan. Jan volgt de schaakactualiteit niet of nauwelijks en was daardoor niet op de hoogte van Wei Yi's 21ste eeuw onsterfelijke partij. Jonathan dacht natuurlijk hiervan te profiteren.
Als de aanval niet doorslaat dan sta je simpel beslissend materiaal achter. Toch weerhoudt het sommigen niet om bijna elke partij wel iets te offeren. Hiermee bedoel ik niet uitsluitend gambieten maar ook het offeren van materiaal later in de partij om praktische aanvalskansen te creëren. Vaak is het niet allemaal correct maar de tegenstander wordt onder druk gezet. Een gokje dus dat altijd voor leuke partijen zorgt en soms ook eens een schoonheidsprijs. Wie niet waagt niet wint. Dat zal mijn tegenstander in de 5de ronde van Open Leuven ook wel gedacht hebben. Trouwens had ik niet gezegd in mijn artikel hoe winnen van een sterkere speler dat chaos creëren een goede strategie is?
Materiaal offeren kan iedereen maar daarna dit ook verrechtvaardigen is een andere zaak. Ik vermoed dat het aantal mislukkingen wel eens heel wat hoger ligt dan het aantal succesverhalen ondanks de perceptie die gecreëerd wordt in publicaties. Zelfs een uiterst gevaarlijke aanvalsspeler zoals de Amerikaanse IM Emory Tate die onlangs overleed, had 2 soorten partijen, zie the tale of two emory tates. Bovendien met ouder worden gaat het alleen maar slechter. Ervaring wordt door de verminderde rekenkracht meer dan geneutraliseerd. Je merkt dit duidelijk op bij oudere aanvalsspelers die sneller rating verliezen dan even oude positionele spelers.
Natuurlijk zijn er situaties waar een remise en/of elo onbelangrijk is. Ik denk niet dat we Anands offer in de 11de en tevens laatste partij van het wereldkampioenschap 2015 mogen bekritiseren. Als je een kans ziet om de matchsituatie nog recht te trekken dan moet je dit doen met slechts 1 partij resterend.
Een soortgelijke situatie kwam ik tegen in de laatste ronde van Open Leuven. Marc Lacrosse had uiteraard zijn lessen getrokken van onze vorige ontmoeting (zie databases gebruiken) en trachtte deze keer mij te verrassen. Dit lukte waardoor ik al vroeg in de partij gedwongen werd om risico's te nemen.
Mijn pionoffer was te optimistisch en Marc mag je zulk voordeel niet geven. Op de prijsuitreiking hoefde ik dus niet meer te wachten. Marc daarentegen breide daarna nog een vervolg op door een gedeeld 2de plaats te behalen in een Spaans tornooi voor -2300 spelers met een 2400 ratingprestatie.
Misschien wel de beste waardemeter voor ons materiaal is de computer. De programma's zijn zo sterk geworden dat ze op een paar uitzonderingen na precies kunnen vertellen hoe een offer best kan worden weerlegd. Het is geen toeval dat Nakamura de enige partij verliest zonder materiaal extra tegen Komodo ondanks 4 extra tempi.
Brabo
Al dat moois komt uiteraard veelvuldig aan bod op schaaksites en in magazines. Betere propaganda voor het schaken bestaat er niet en het is tezelfdertijd een rolmodel voor vele amateurschakers. Echter zoals zo vaak zijn er ook gevaren hieraan verboden. Alhoewel er nog steeds spelers zijn die in elo-inflatie geloven, ben ik ervan overtuigd dat onze huidige + 2700 spelers het maximale haalbare in het schaken voor een mens tonen. Hun uitzonderlijke talenten zijn niet alleen moeilijk te bevatten maar worden ook nog eens vaak onderschat. Achteraf met een computerprogramma lijkt het allemaal zo moeilijk niet (ik wist het wel).
Pas aan het bord wordt het duidelijk hoe moeilijk het is om in de voetstappen van deze toppers te stappen. Zo zag ik in de voorbije interclubronde hoe de Franse IM Jonathan Dourerassou zich lelijk verslikte op bord 1 tegen onze sterke Jan. Jan volgt de schaakactualiteit niet of nauwelijks en was daardoor niet op de hoogte van Wei Yi's 21ste eeuw onsterfelijke partij. Jonathan dacht natuurlijk hiervan te profiteren.
Natuurlijk zijn er situaties waar een remise en/of elo onbelangrijk is. Ik denk niet dat we Anands offer in de 11de en tevens laatste partij van het wereldkampioenschap 2015 mogen bekritiseren. Als je een kans ziet om de matchsituatie nog recht te trekken dan moet je dit doen met slechts 1 partij resterend.
Misschien wel de beste waardemeter voor ons materiaal is de computer. De programma's zijn zo sterk geworden dat ze op een paar uitzonderingen na precies kunnen vertellen hoe een offer best kan worden weerlegd. Het is geen toeval dat Nakamura de enige partij verliest zonder materiaal extra tegen Komodo ondanks 4 extra tempi.
Brabo