donderdag 26 november 2015

Opgeven

Jonge ouders zullen zeker al eens gehoord hebben van Triple P. Deze moderne opvoedingsmethode bekijkt steeds problemen vanuit een positieve ingesteldheid. Straffen wordt zoveel mogelijk vermeden. Ik ben al lang fan van deze aanpak maar makkelijk is het zeker niet. Bovendien is het steeds opboksen tegen de zienswijze van de oudere generatie die heel andere technieken hanteerde.

De toekomst zal ons vertellen welke ouders de beste keuzes hebben gemaakt. Vandaag ben ik best tevreden met de band die ik met mijn kinderen heb opgebouwd alhoewel ik soms wel eens afvraag of we het niet te gezellig maken. Teleurstellingen horen nu eenmaal bij het leven en bij sommige jongeren zie je toch een gebrek aan ruggengraat zoals een recent artikeltje op hln bewees.

Net daarom kan schaken een belangrijke meerwaarde betekenen voor heel wat kinderen. Ik zeg kan want ik merk op dat veel kinderen weliswaar schaakles volgen maar weinigen meespelen in tornooien. In de recentste jeugdtornooien was mijn zoon de enige van een 30 tal kinderen uit Deurne die effectief deelnam. Natuurlijk is er een verband met de bereidwilligheid van ouders of vrijwilligers maar ik zie ook dat veel kinderen liever niet deelnemen aan competities. Competitieschaak is een harde leerschool. Dit merk je bijvoorbeeld ook op bij de allerkleinsten wanneer ze de traantjes niet meer kunnen onderdrukken door de emoties.

Zelfs na vele jaren competitieschaak kan ik stellen dat verliezen nooit helemaal went. Misschien verklaart dit ook waarom ik het spelletje blijf spelen in tegenstelling tot vele leeftijdsgenoten. Nauw verbonden met verlies is natuurlijk ook het eeuwige discussiepunt wanneer blijven verder vechten of wanneer beter opgeven. Aan mijn zoon die bij de -8 speelt, geef ik altijd de raad om door te spelen tot de mat. Echter bij ervaren spelers is het veel minder gebruikelijk om zo lang door te spelen. In een compleet verloren positie doorspelen is niet alleen puur tijdsverlies maar wordt ook als een gebrek aan respect beschouwd.

Wat is een compleet verloren positie of anders gezegd wanneer wordt een partij normaal opgegeven? Om een meer objectief antwoord hierop te kunnen geven, heb ik eens mijn laatste 100 partijen onder de loep genomen waarin een speler opgaf of mat werd gezet. De slotstellingen liet ik door Komodo 8 op mijn portable evalueren na telkens een minuutje rekenen. Elke score boven de [9] liet ik kappen tot [9] om te vermijden dat enkele waarden het gemiddelde zouden scheef trekken. Ik vermoed dat niemand in twijfel trekt dat [9] = dame voor iedere clubschaker volstaat om de partij te winnen.
Mijn 100 meest recente partijen waarin een speler opgaf of mat werd gezet.












Tot mijn verbazing stelde ik vast dat het gemiddelde erg hoog lag met 7,45 punten! Ik scoorde 7,46 en mijn tegenstanders 7,44 dus bijna krak hetzelfde. Ook interessant vond ik om te weten of er verschillen zijn in de ratinggroepen.
Rating/ gemiddelde score bij opgave of mat
Er zijn weinig partijen verwerkt maar we zien toch een soort trend dat lager gekwoteerde spelers iets sneller opgeven naarmate het eloverschil groter is. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn het toenemende respect voor de sterkte van de tegenstander en het beseffen van de afnemende kansen op een kantelen van de partij. Voor de hoger gekwoteerde spelers durf ik niets te vertellen omdat het aantal partijen te klein is.

Uit de statistieken leid ik 1 belangrijk feit af en dat is dat schakers gemiddeld erg lang doorvechten. In 58 van de 100 partijen tekende ik zelfs een score op van 9 of meer! Het is dus een fabeltje dat competitiespelers opgeven van zodra ze totaal verloren staan. Zoals al eerder vermeld is schaken in de eerste plaats een puur individuele aangelegenheid en trekt met zich weinig of niets aan van wat het publiek denkt. De meeste spelers, mijzelf incluis spelen dus een heel tijdje door in compleet verloren stellingen.

Desalniettemin heb je ook spelers die geen zin hebben om totaal verloren stellingen lang door te spelen. Zeker in open tornooien kan je soms meemaken dat een horde kibitzers als gieren zitten te likkebaarden naar de doodstrijd die op een bord afspeelt. Het is dus begrijpelijk dat sommigen graag een eind maken aan de partij wanneer er geen realistische kans meer bestaat op beterschap. Wanneer kan je met een gerust hart opgeven? Wel als we kijken naar enkele recente handicap matches tussen mens en machine dan stellen we vast dat een mens nog makkelijk in de fout kan gaan met extra materiaal. Elke situatie is natuurlijk anders maar minder dan een licht stuk achter, vind ik zeker te vroeg. Mijn vroegste opgave in bovenstaande tabel is dan ook bij een score van 3 waarbij ik dan nog in tijdnood zat en mijn tegenstander meer dan 300 punten extra had zie 1ste partij van het artikel "met een kanon op een mug schieten".

Groot was dan ook de verwondering bij mijzelf en de aanwezige spelers in TSM toen mijn tegenstander Raf De Coninck enkele maanden geleden bij een 0,77 nadeel al de brui gaf.
Opgave wit bij -0,77 score van Komodo
Als je Komodo langer (10 minuten) laat nadenken dan begint hij wits stelling somberder te evalueren dus veel perspectief biedt wits stelling niet. Echter iedereen behalve Raf was het eens dat het te vroeg was om op te geven. Nu het kan natuurlijk nog erger zoals deze zomer gebeurde in de Politiken cup met de bekende Zweedse grootmeester Tiger Hillarp Persson die opgaf in een dode remisestelling.
Opgave wit in een dode remisestelling
De remiseweg werd getoond op diverse sites waaronder de blog van de Indische IM Sagar Shah. Het is zeker geen alleenstaand feit. Op de blog van Tim Krabbe kan je een hele lijst van bijzondere opgaven terugvinden in gewonnen stellingen. Zelf vind ik het daarom niet slecht om je tegenstander nog eventjes de makkelijke winstvariant te laten uitspelen. Bovendien doe je er vaak nog je tegenstander een plezier mee dat hij de slotcombinatie effectief ook op het bord mag tonen.

Brabo

maandag 23 november 2015

In memoriams

Binnen het schaken zijn er diverse aspecten waarin men zich kan “specialiseren”. Onze webmaster hier benadert het schaken op wetenschappelijke wijze – hij focust op de strijd op het bord. Hij houdt consequent vast aan zijn aanpak en zijn openingsrepertoire, waarbij hij relatief minder aandacht heeft voor het sportieve of artistieke aspect van het schaken. Dat is geen oordeel, gewoon een vaststelling. Want dat is net het leuke aan schaken (en andere sporten/spellen) dat er geen “winnende” aanpak is.

Ikzelf heb graag geschaakt, maar nog liever lees en schrijf ik over schaken – en dan nog vooral de onbekende kanten van het schaken, zijn opvallende en minder bekende actoren, de uitzonderlijke gebeurtenissen. Dat heeft deels te maken dat mijn eerste schaakboek ‘Thieme’s Nieuwe Schaakboek’ was (van Unzicker) – een zeer goed eerste boek voor beginnende 1.e4 spelers. Hierin zit een beknopt overzicht van de moderne schaakgeschiedenis, samen met de beste partijen van de wereld-kampioenen, zodat ik vanaf mijn eerste boek al in aanraking kwam met de klassiekers. Met Tim Krabbé als uitmuntend schrijver over de anekdotische kant van het schaken even later (eerst via zijn schaakrubriek in ‘Kijk’, later met de komst van het internet) kreeg ik interesse voor het toeval en het bizarre in het schaken.

Toen in mijn club een lid en wielertoerist overleed in een verkeersongeval, vond ik dat de man minstens een kort artikel verdiende om herdacht te worden – al was het maar op schaakvlak. Het was het begin van een reeks ‘in memoriams’ voor het clubblad, waarin ik niet enkel de eigen ontvallen leden nog eens in het zonlicht zette, maar ook de (sub)toppers die het tijdelijke voor het eeuwige ruilden.

Ook hier was internet een dankbare (maar niet noodzakelijk volledige) bron en vaak stootte ik op namen die tot mijn verrassing ook in het lijstje opgenomen konden worden. Ik weet dat deze website eerder de focus heeft op het schaaktechnische, maar een artikeltje over de (on)bekende schaaksoldaat nu en dan kan geen kwaad, denk ik.

Om niet helemaal uit de toon te vallen, ga ik proberen om een beetje spelers te selecteren wiens openingsrepertoire wat aansluit bij dat van de webmaster (1.e4 openingen met vooral Spaans en op 1.d4 het Hollands).

Een lange inleiding om als eerste in de reeks Bert Enklaar (1/12/1943-3/10/1996) voor te stellen. Bert Enklaar kende een wisselvallige carrière – in die mate zelfs dat hij verschillende keren overwoog om te kappen met schaken. Zijn eerste grote tornooi was de B-groep van het IBM tornooi in Amsterdam 1964, gewonnen door Karaklajic. Enklaar werd zevende met 4/9. Zeven jaar later (nadat hij in 1970 de reservegroep had gewonnen) verbeterde hij zijn score: 5,5/11 in de B-groep. Zijn doorbraak kwam toen hij samen met Zoltán Ribli de Meestergroep won van het Hoogovenstoernooi 1973. Beiden haalden 12/15 – 2 punten voorsprong op Hecht en vier op Krnic en Cafferty.

Maar voor het echt grote werk viel Enklaar te licht uit: in Amsterdam IBM 1972, gewonnen door Polugaevsky, werd hij gedeeld laatste met 4/15 (ondanks winst in de eerste ronde tegen Walter Browne); Amsterdam IBM 1973: gedeeld voorlaatste met 5,5/15. Het jaar erop weer maar 4,5/11 in de meestergroep, waarin Jos Boey tweede werd achter Makarichev. Hoogovens 1974: 6/15; zijn elo lag in die periode boven de 2400. In 1973 werd hij gedeeld eerste in het Nederlands kampioenschap samen met Genna Sosonko en Coen Zuidema. Sosonko won toen de beslissingsdriekamp om de nationale titel. Het was zijn meest succesvolle deelname aan het NK, later was zijn rol eerder die van middenmotor. Enklaar speelde voor Nederland in de Olympiades van Skopje (1972) en Nice (1974). In de jaren 1980 en 1990 speelde hij veel minder maar bleef een zeer sterk schaker, getuige zijn spectaculaire overwinning op Ljubomir Ljubojević gespeeld in het Lost Boys-toernooi in Antwerpen, vlak voor zijn overlijden.

Met wit speelde Enklaar bijna alles – 1.d4, 1.c4, 1.Pf3, 1.e4; deze Spaanse partij is dus niet representatief voor Enklaar en het is zeker ook niet zijn beste. Tot aan zet 25-30 vallen de fouten nogal mee, maar eenmaal de tijdnood meespeelt is het hek van de dam en heeft de computer de ene na de andere opmerking.

HK5000

dinsdag 17 november 2015

Tactiek deel 2

Als we een gespeelde partij door de computer halen dan is het vaak schrikken wat we allemaal tactisch gemist hebben. Het vergalt voor sommigen zelfs in die mate het spelplezier dat ze niet meer willen kijken naar wat het tactisch monster allemaal uitspuwt aan varianten. Ik ben daarentegen een echte masochist want zelfs de slaap zou ik laten om toch maar eerst een goede ouderwetse afranseling te kunnen krijgen (zie mijn artikel interferenties).

Natuurlijk ben ik niet serieus. Het is in de eerste plaats mijn ongebreidelde nieuwsgierigheid die voorlopig getemperd moet worden met een snelle kwalitatieve analyse. Ik vermoed dat voor 99% van de schakers hun partijanalyse hiermee stopt maar mijn nieuwsgierigheid is pas helemaal verzadigd wanneer ik vaak dagen of zelfs weken later elke partijzet minstens 1 minuut heb laten evalueren door mijn 2 sterkste schaakprogramma's, zie details in mijn artikel analyseren met de computer. Het verklaart ook deels waarom partijen soms pas maanden na de speeldag hier op de blog aan bod komen. Kwaliteitsvolle analyses kosten nu eenmaal tijd zeker als schaken niet je beroep is.

Behalve plezier kan je jezelf terecht afvragen of er enig nut is aan het maken van dit soort grondige partijanalyses. Ik heb natuurlijk een blog en dan wil je geen belabberd figuur slaan met slappe analyses op het internet maar wat als de blog niet zou bestaan? Iedereen kan nog wel begrijpen wat het nut is van openingsanalyses want de kans is reëel dat die ooit van pas komen maar wat is de kans dat een tactisch grapje in het middenspel ooit nog in de praktijk verschijnt? Als ik objectief kijk naar mijn eigen partijen dan moet ik toegeven dat het bijzonder zeldzaam is dat je eenzelfde combinatie in het midden- of eindspel meerdere keren zult tegenkomen. Anderzijds is het wel zo dat fouten heel goed worden onthouden soms zelfs vele jaren later.

Zo miste ik eens in 2002 een niet eens zo moeilijke tactische combinatie. Ik baalde na de partij enorm vooral omdat ik de winst daarna nog liet glippen.
Echter deze zomer kreeg ik tot mijn grote vreugde de kans om een gelijkaardig motief te spelen in de laatste ronde van Open Gent. Niet alleen vond ik de combinatie wel deze keer maar had ik ze al een paar zetten eerder gezien !
Het wordt pas helemaal gek wanneer ik vertel dat iets later in dezelfde partij nog eens eenzelfde soort tactische eigenaardigheid zich voordoet. Vorig seizoen miste ik in de slotronde van het Deurnse klubkampioenschap een vrij eenvoudige damewinst tot mijn grote verbazing. Gelukkig was mijn gekozen zet ook nog vlot winnend anders had ik wel heel rode oortjes gehad.
Krak hetzelfde motief maar dan in een veel mooiere versie kwam aan bod in die partij tegen Ted. Niet alleen kostte het mij deze keer slechts luttele seconden om de juiste zetten te vinden maar ik had de combinatie al gezien voor wit sloeg op b7 !
Een zwaluw maakt de lente nog niet dus deze voorbeelden bewijzen niet dat het spenderen van vele uren met partijanalyses een hoog rendement oplevert. Persoonlijk denk ik dat een goed tactisch schaakboek of een van de vele tactische sites (waarvan enkele vermeld werden in het artikel onzichtbare zetten) veel efficiënter werkt. Een paar puzzels oplossen kan wel fun zijn maar dagelijks je huiswerk maken zoals sommige (Belgische) toppers doen, is eentonig hard labeur waarvoor ik mij als amateurschaker niet kan opladen.

Brabo

zaterdag 7 november 2015

Wandelende koningen

De sterke Georgische grootmeester Jobava Baadur bevestigde nog maar eens in een recent gepubliceerd tweedelig interview op Chessbase dat het kennen van de klassiekers cruciaal is in de ontwikkeling van elke jonge speler. Spijtig komt deze info voor mij meer dan 20 jaar te laat want toen was er geen internet of andere bron die mij hierop attent kon maken. Ik kwam pas via mijn werk in 1998 voor het eerst beperkt in contact met het internet.

Sedert een jaar of 5 ben ik nu langzaam bezig om dit gat in mijn schaakkennis te dichten. Vaak geraak ik niet verder dan 15 minuutjes per dag maar ondertussen heb ik wel het gevoel dat ik eindelijk een mondje kan meepraten over onze schaakgeschiedenis. Schaaktechnisch leer ik ook wel iets maar elowinst verwacht ik niet daar er te veel andere factoren minstens even belangrijk zijn.

Misschien het meest aantrekkelijke bij het bestuderen van de klassiekers is het ontdekken van verbanden tussen vandaag en vroeger. Het herkennen van bepaalde wederkerende thema's laat toe om partijen beter te begrijpen en te consumeren. Zo heb je bijvoorbeeld het thema van de wandelende koning. De koning gaat op wandel enkel met de bedoeling om niet in de weg te lopen van het offensief. De waanzinnige koningswandel van Navara die aan bod kwam in mijn artikel g4 in de najdorf is dus geen goed voorbeeld van dit thema.

Als we kijken naar onze klassiekers dan is het geen verrassing dat oud-wereldkampioen Tigran Petrosian meerdere keren dit thema gebruikte. Zijn meest bekende is wellicht de partij tegen de Duitse grootmeester Wolfgang Unzicker.
Een ander indrukwekkend voorbeeld vind ik zijn partij tegen de Spaanse grootmeester Jesus Diez del Corral.
Nog andere Petrosian partijen met dit thema kan je vinden in deze collectie. Petrosian heeft met zijn bijzondere stijl een grote invloed gehad op het schaken. Dit werd al vermeld in mijn artikel over profylaxis maar dit zien we ook terug met dit thema. Zo werd nog heel recent een koningswandel uitgevoerd in de tiebrake van de halve finale voor de wereldbeker door de Russische topgrootmeester Peter Svidler in een partij tegen het Chinees wonderkind Wei Yi.
Die topspelers kennen natuurlijk hun klassiekers maar ook dichter bij huis zien we dan onze Belgische toppers de nodige bagage hebben. Zo toonde zelfs Bart Michiels in onze onderlinge partij een wandelende koning.
Ik kan mij goed voorstellen dat sommige spelers zelfs zonder het kennen van de klassiekers een wandelende koning kunnen bedenken. Echter de kostbare tijd die nodig is om zelf iets te bedenken is zeker met de huidige snellere tempi niet altijd beschikbaar. Ik lees vaak dat de oude meesters 40 minuten of meer nadachten over 1 zet maar die luxe hebben we niet meer.

Brabo