maandag 23 april 2012

Avrukh

In 2010 bracht de Israëlische grootmeester Boris Avrukh (zie ratingcard) een 2de openingsboek uit die een erg grote impact had op de bestaande theorie. Zijn boeken wijken af van de standaardopeningsboeken in die zin dat het materiaal ook zeer bruikbaar is voor de ver gevorderde spelers (meesters en grootmeesters) waardoor hij zelfs van enkele professionals kritiek kreeg dat hij hiermee de amateur te zwaar bewapend had.
Daar ik e4 speler ben, had ik aanvankelijk weinig oog voor dit werk tot ik te horen of lezen kreeg dat hij een revolutionair nieuw systeem tegen het Hollands aanbevool. Eerlijkheidshalve moet ik wel vertellen dat het systeem al eerder bekend was maar Avrukh zorgde ervoor dat heel wat nieuwe ideeën uitgewerkt werden en zorgde tevens dat het systeem op grote schaal gepropagandeerd werd. Zo vond ik een partijen-toename van 150% in de databases met dit systeem sinds de publicatie van dit boek. In mijn eigen praktijk had ik het voor 2010 nooit eerder ontmoet in een serieuze partij maar in de laatste 2 seizoenen kreeg ik het reeds 2 keer op het bord.

Toeval of niet maar in 2009 (dus nog voor de publicatie van Avrukhs boek) had ik een eerste serieuze analyse gemaakt van het systeem als gevolg van mijn partij tegen Arie Van der Burch en mijn gelijklopende medewerking aan het boek 'Win with the Stonewall Dutch'. Ik had gehoopt dat de essentie van mijn analyses nog zou opgenomen worden in het boek maar het drukproces was reeds te ver gevorderd zodat dit niet meer lukte. Op chesspub werd deze zwakke plek in het boek niet gemist en dit leidde gedurende enkele maanden tot een ware analyseslag waarbij het soms erg bitsig aan toe ging maar uiteindelijk wel leidde tot enkele erg diepe en interessante analyses zie: chesspub.

In 2010 kwam een uittreksel beschikbaar van het Avrukhboek zie qualitychess excerpts, toevallig met een stuk over het hoofdstuk van de Hollandse stonewall. Ik veronderstel dat Avrukh dit gekozen heeft omdat er een prachtig nieuwtje in vermeld stond met een dameoffer. Wat een sterke reclame moest worden voor het boek, liep anders af want ik publiceerde op chesspub een weerlegging van de variant wat doorgespeeld werd aan de auteur. De auteur kon niet anders dan schoorvoetend toegeven dat mijn analyses correct waren en was hierdoor verplicht een rechtzetting te publiceren op het internet. 

Later kreeg ik de rest van het hoofdstuk van de Hollandse stonewall in handen en ook daar vond ik enkele twijfelachtige voortzettingen en evaluaties die ik grotendeels besprak op chesspub. Ondanks deze foutjes (in een zijtak van Avrukhs repertoire waarvan ik zeker ben dat hij het als tweederangs bekijkt) blijft zijn werk wel een mijlpaal voor een nieuwe agressieve aanpak van het Hollands. 

Tijd om eens te kijken naar wat dit systeem precies inhoudt en dat doen we aan de hand van mijn 1ste officiële partij tegen dit systeem. Wouter Ghyselen (een opkomend jeugdtalent van Zottegem) had het systeem eens eerder oppervlakkig bekeken en wou het wel eens uittesten in een ontmoeting waarbij ik het onmogelijk voor deze specifieke partij had kunnen voorbereiden. De grootste Belgische expert in dit systeem is zonder enige twijfel Hans Renette waarvan ik minstens 3 partijen heb kunnen terugvinden startend van 2009 (dus naar alle waarschijnlijkheid nog voor de publicatie van Avrukhs boek).
Recent kreeg ik het systeem door de Franse FM Rabah Bouhallel (die tevens vroeger mijn ploegkapitein was in Lille EDN) voorgeschoteld. In tegenstelling tot de partij tegen Wouter Ghyselen had ik het deze keer wel specifiek voor de partij voorbereid want ik had tijdens het pluggen volgende partij van Rabah opgemerkt:
Eigenlijk was ik wel een beetje verwonderd over het vinden van deze partij want ik kende Rabah voornamelijk als een anti-theoriespeler met openingszetten zoals 1.e3. Nu ik had mijn les geleerd met mijn partij tegen Robert Schuermans dat spelers kunnen veranderen in openingsaanpak en dus nam ik de voorbereiding van deze variant niet lichtzinnig op. Uiteindelijk koos ik om dezelfde variant met De8 te spelen zoals tegen Wouter. Ik was er 99% zeker van dat Rabah mijn partij tegen Wouter niet kende daar ze niet in de megadatabase gepubliceerd werd. Tevens had ik reeds een goede partijervaring met de variant wat goed is voor het zelfvertrouwen en tenslotte had ik heel wat persoonlijke analyses gemaakt waarmee ik hoopte een voordeel te behalen.

Aanvankelijk liep alles ook volgens plan: uurtje voor op de klok, scherpe stelling met wederzijdse kansen op het bord dus alle ingrediënten waren aanwezig om een goed resultaat neer te zetten. Voor het vervolg verwijs ik naar de partij hieronder:
Zonder twijfel een erg sterke prestatie van Rabah die ondanks mijn geweldig tijds- en kennisvoordeel toch de partij naar zijn hand kon zetten. Het is ook een bewijs hoe moeilijk het systeem voor zwart te spelen is en dat je nooit om het even welke analyse zomaar mag naspelen. Dit was mijn eerste nederlaag in een serieuze partij na meer dan een jaar. Nu in vergelijking met andere spelers, speel ik erg weinig (36 serieuze partijen per jaar als je de opens van Gent en Leuven meetelt) waarvan nauwelijks tegen spelers die hoger gekwoteerd waren waardoor dit feit, beperkte waarde heeft.

Brabo

woensdag 18 april 2012

Scheidingssystemen

Op schaakfabriek gaf ik recent harde kritiek op de keuze van de scheidingssystemen in tornooien zodat ik het hoogtijd vond om over deze materie wat dieper in te gaan. Organisatoren schenken veel te weinig aandacht aan de keuze van het scheidingssysteem waardoor bij de eindrangschikking vaak heel wat wrevel ontstaat en in het ergste geval zelfs geprocedeerd wordt tegen de organisatie. 

Vooreerst wil ik hierover vertellen dat een perfect scheidingssysteem niet bestaat. Zelfs al maak je op voorhand een goed afgewogen keuze dan nog kan het zijn dat een ander scheidingssysteem achteraf in dat specifiek scenario beter was geweest. Indien mogelijk is het dan ook beter om geen scheidingssysteem te gebruiken en gewoon de plaatsen, prijzen, titels te delen of een playoff te organiseren. Echter dit is vaak niet mogelijk of niet wenselijk: slechts 1 beker, 1 ondeelbare titel, beperkt aantal kwalificatieplaatsen, geen extra tijd beschikbaar, te kleine prijzen na delen,...

De fide heeft een grote lijst van mogelijke scheidingssytemen voorgesteld op hun website: Tiebrakes waarbij het aan de tornooiorganisaties een open keuze laat. Het geeft wel enkele aanbevelingen op voor bepaalde typetornooien maar waarschuwt tevens dat het aan de organisatie zelf is om de juiste keuze te maken, rekening houdend met de specifieke karakteristieken van het tornooi. In het vervolg van dit artikeltje zal ik trachten enkele richtlijnen mee te geven waarop organisatoren moeten letten bij de keuze van het mechanisme van scheidingssystemen. 

Als een organisator een scheidingssysteem kiest, zou hij m.i. alvast moeten rekening houden met volgende 3 basisregels:
  1. het scheidingssysteem moet snel en efficiënt berekend kunnen worden
  2.  het scheidingssysteem kan niet geïnterpreteerd worden
  3. het scheidingssysteem gebruikt een sterkteparameter die invloed van externe factoren zoveel mogelijk uitsluit

Het niet voldoen aan 1 van de 3 basisregels is voor mij erger dan het gebruiken van een puur willekeurig scheidingssysteem zoals de dobbelsteen, kaart trekken, roulette, ... waarvan tenminste op voorhand door iedereen begrepen wordt dat de scheiding willekeurig maar tenminste eerlijk zal gebeuren.

Het schrijven van een script om scheidingssystemen te kiezen voor organisatoren is een vrij onbegonnen werk omdat elk tornooi anders is en zelfs soms heel sterk verschillend is. Nochtans kan ik wel enkele tips meegeven waarmee organisatoren rekening kunnen houden.
  1. Gebruik scheidingssystemen op rating zo weinig mogelijk en zeker niet als eerste scheidingssysteem. Voor jeugdspelers is de rating vaak totaal onbetrouwbaar. Als spelers diverse type ratings (fide, Belgische, buitenlandse,...) hebben dan worden appels met peren vergeleken. Als te veel ongeklasseerde spelers meespelen dan is het tevens absurd om een scheidingssysteem op rating toe te passen. Klinkt logisch allemaal maar toch wordt bv. Open van Gent dit als 1ste scheidingssysteem toegepast.
  2. Het onderling resultaat is een vrij zwak scheidingssysteem omdat het slechts focust op een heel klein deeltje van het tornooi en bovendien geen rekening houdt met het voordeel van het witte kleur. Voor een teamcompetitie met even spelers valt dit kleurnadeel weg en wordt het wel interessanter. Tevens is het een scheidingssysteem dat gemakkelijk kan leiden tot verschillende interpretaties wat bewezen werd in het onlangs beëindigde bjk. Mijn advies is het niet te gebruiken als eerste scheidingssysteem .
  3. Scheidingssystemen gebaseerd op resultaten van de tegenstanders zijn vrij stevige scheidingssystemen op voorwaarde dat de tegenstanders het tornooi ook uitspelen. Als een tornooi op voorhand toelaat om byes te nemen of bewuste forfaits te geven dan vind ik dit scheidingssysteem niet meer goed omdat anders externe factoren teveel de rangschikking bepalen en de sterkteparameter ontkrachten. Normaal zijn die scheidingssystemen goed als 1ste scheidingssysteem maar enige voorzichtigheid is geboden wat o.a. werd aangetoond in de tornooien van Cappelle La Grande en Open Leuven.
  4. Scheidingssystemen gebaseerd op som van de progressieve score of ook wel voortschrijdingsscore genoemd. Dit systeem wordt steeds meer en meer gebruikt als 1ste scheidingssysteem omdat de effecten van forfaits, byes of totale instorting van de eerdere tegenstanders hiermee geëlimineerd worden. Toch moet ook hier opgelet worden want dit systeem is helemaal niet goed in kleine tornooien. Een voorbeeldje hoe het misloopt, was het Deurnse clubkampioenschap van 2010-2011: Eindstand CK Deurne. Een kleine groep spelers (31) speelden met als 1ste scheidingssysteem voortschrijding. 3 spelers eindigden 1ste met 8/9. Alle 3 spelers hadden onderling remise gespeeld en hadden ongeveer precies dezelfde tegenstand gehad (versterkt door de versnelde paring). De volgorde van de onderlinge partijen was ronde3: B-C; ronde 5: A-C; ronde6: A-B waardoor de eindrangschikking A:1ste; B: 2de en C: 3de (terwijl hij 2 keer de zwartstukken had in de onderlinge partijen). Hieruit bleek duidelijk dat het scheidingssysteem willekeurig was. Ik adviseer om voortschrijding slechts te gebruiken wanneer een groter aantal spelers meespelen zoiets minstens als aantal spelers > aantal ronden * 5.
  5. Scheidingssystemen gebaseerd op het voordeel van het witte kleur. Voor tornooien waarin ervaren spelers meespelen is dit zeker een waardevol scheidingssysteem. Voor een jeugdtornooi met onervaren spelers is dit twijfelachtig want theoriekennis is erg beperkt en bovendien is het blundergehalte zo hoog dat het voordeel van het witte kleur erg omstreden is. Hoe minder ronden in een tornooi, hoe waardevoller dit scheidingssysteem. Omdat je als speler geen of weinig invloed kunt hebben op het kleur, heb ik moeite om dit als 1ste scheidingssysteem te kiezen. Als extra scheidingssysteem ok maar als 1ste te selecteren zou ik eerst problemen moeten ondervinden met de scheidingssystemen vermeld op puntjes 3 en 4.
  6. Scheidingssystemen gebaseerd op aantal gewonnen partijen. Iemand die een Zwitsers gambiet speelt, kan serieus profiteren van dit scheidingssysteem dus zou ik het niet toepassen in een Zwitsers tornooi als 1ste scheidingssysteem. Voor een roundrobintornooi kan het een ideaal middel zijn om spelers te motiveren om voluit te gaan. Het systeem om vechtschaak te promoten, heeft zeker zijn verdiensten.
Het bovenstaande lijstje is zeker niet volledig maar ik geloof toch dat het een organisator kan helpen betere keuzes te maken betreffende een eerlijk serieus scheidingssysteem.

Brabo

maandag 16 april 2012

Dame-eindspelen

In het Bulgaarse Plovdiv werd onlangs het individueel Europees kampioenschap afgewerkt waar zoals te verwachten weer enkele mooie eindspelen op het bord verschenen. Op chessbase gaf eindspelexpert Karsten Muller een selectie van de meest interessante en instructieve. Ik pik er zijn laatste stelling uit omdat het dame-eindspel ergens een belletje doet rinkelen met mijn eigen bordpraktijk.

Dame-eindspelen zijn in de regel erg complex. Beide partijen hebben meestal een zee van schaakjes waardoor eeuwig schaak voor de verdedigende partij steeds nabij is. Vaak zijn eventuele winstvoortzettingen dan ook studieachtig of zelfs tablebasekaliber dus zonder een stevige computer moeilijk te vinden. Nochtans is er wel een element dat voor de winst in dit type eindspelen vaak een cruciale rol speelt, namelijk hoe actief kan de aanvaller zijn koning laten meehelpen. Deze factor wordt soms vergeten of onderschat door de vele schaakjes.

Een mooi voorbeeldje hiervan zie je in de partij Areshchenko - Vadja waarbij zwart eventjes een ogenblik onoplettend was en hierdoor wits koning een beslissende doorbraak permitteerde.
Uit mijn eigen praktijk herinner ik mij een opmerkelijk dame-eindspel tegen Rodriguez Martin Emilio die ik in extremis naar mijn hand kon zetten. De gevaarlijke vrijpion maakt het wel een stuk makkelijker t.o.v. het grootmeestervoorbeeld maar toch is het thema van een beslissende koning zeker hier ook aanwezig.
Een dame mag dan wel het krachtigste stuk zijn op het bord, mat kan ze een koning alleen niet zetten dus valt het best te overwegen om eens aan te vallen met de koning.

Brabo

zaterdag 14 april 2012

Openen met de f-pion

Als zwartspeler heb ik bijna 20 jaar het Hollands op mijn repertoire. Ik open dus al met f5 voor ik een eerste officiële rating behaalde in 1996. Als beginner was ik op zoek naar een stevig systeem op d4 waardoor ik via het openingsboek van ex-wereldkampioen Max Euwe op het alternatief f5 terechtkwam. Tegenwoordig ben ik al lang overtuigd dat f5 eigenlijk helemaal niet zo stevig is en er best wel betere alternatieven zijn om te spelen op d4 maar ik heb alles proefondervindelijk moeten ervaren daar ik als erg late starter uiteraard nooit over een coach heb kunnen beschikken (de zeldzame coaches hielden zich enkel bezig met jonge talentvolle spelers).

Als mij vandaag iemand advies vraagt om het Hollands op te pikken dan raad ik hem dat resoluut af. Als een verrassingswapen nu en dan, kan het prachtig werk leveren maar om het continu te spelen zoals mijzelf dan is het toch eerder een handicap. Zelf blijf ik het systeem spelen omdat ik er erg veel werk heb ingestoken om het enigszins speelbaar te houden en dat smijt je niet graag over de balk. Misschien gebeurt dit ooit toch nog wel eens maar voorlopig blijf ik bij de oude werkwijze van repareren. Deze halsstarrige methode werd mij in 2001 eens bekritiseerd door de Hongaarse GM Horvath Jozef na onze onderlinge partij. Hij vond het onzin dat ik een krakkemikkig systeem bleef repareren en stelde mij sarcastisch voor om met wit ook met de f-pion te openen. 

In de periode waarin ik nog ongeklasseerd was, heb ik inderdaad een enkele keer ook met wit f4 geopend maar ik ondervond al snel dat je hiermee zwart onmogelijk echt van zet 1 kon testen en dus eigenlijk het theoretische openingsvoordeel van wit opgaf. Met zwart op gelijkspel spelen, vind ik een aanvaardbare strategie maar met wit moet je toch op meer hopen. Bovendien had ik met wit minder schrik om theoretische varianten te spelen daar je met wit gemakkelijker een mindere niet-theoretische zet kon permitteren.

Desalniettemin zal ik niet ontkennen dat ik ook met zwart langzaam aan het wegdrijven ben van het openen met de f-pion. Zo heb ik eerder al op Pc3 en d3, definitief f5 opgegeven daar e4 erg lastig is voor zwart. Op f4 speelde ik tot vrij recent nog steeds f5. Slechts 1 officiële partij heb ik echter staan in mijn persoonlijke database in de tijd dat ik nog interclub speelde voor Roeselare. De partij werd gespeeld in 5de afdeling wat wellicht sommigen absurd zullen vinden met mijn hoge rating. Echter ik wil hierbij wel opmerken dat die (weliswaar serieus overgewaardeerde) rating, mijn allereerste (voorlopige?) was. De rating had ik verdiend door o.a. het klubkampioenschap in Roeselare te winnen met 16,5/18 in eerste klasse tegen een gemiddelde van 1900 elo. Niet alleen het resultaat was abnormaal maar tevens mijn deelname was hoogst uitzonderlijk of misschien zelfs tegen de statuten van de club. Deelnemen in 1ste klasse kon normaal enkel op basis van je klassement en/of kwalificatie via 2de klasse. Ik had geen van beiden maar werd door het gelobby van enkele spelers toch toegelaten dus vond ik het ook ergens normaal dat ik de jaren daarop ergens een wederdienst zou doen door de club te ondersteunen in een heropstart van de interclubcampagne.
In het lopende klubkampioenschap van Deurne stapte ik af van te openen met de f-pion tegen f4 en koos ik voor een Hollands met verwisselde kleuren. Hierbij hoopte ik mijn ervaring met het Hollands te kunnen gebruiken maar wit koos voor een Leningraderopstelling wat voorlopig nog niet in mijn repertoire zit. Nu het risico dat ik hiermee nam, was erg klein daar het eloverschil uiteraard wel marge gaf. Dit blijkt uiteindelijk ook te kloppen in de partij maar ik moet toch toegeven dat wit m.i. heel wat beter speelde dan zijn rating want de overwinning kwam er niet zonder te werken.
Een beetje gek dat dit pas mijn 1ste officiële partij is waarin geopend is met de f-pion en dit niet door mijzelf. Daar mijn repertoire opgebouwd is rond e4, denk ik dat het nog eventjes kan duren voor er een 2de gelijkaardige partij zal volgen tenzij ik de Belgische FM Draftian in de nabije toekomst ontmoet want hij speelt met wit nog geregeld f4.

Brabo

vrijdag 6 april 2012

Becker op het Europees kampioenschap

2 Deurnse ploeggenoten: Jan Rooze en Marcel Van Herck speelden in het afgelopen Europees Senior kampioenschap voor teams mee in een Belgische delegatie, zie officiele website. Uiteraard volgde ik hun resultaten en partijen op de voet waardoor ik ook toevallig zag dat Becker aanwezig was in de laatste ronde van het Europees kampioenschap. Nee, niet de Boris Becker maar wel de uiterst zeldzame Beckervariant in het Frans.

Voor de taalpuristen onder ons, heeft deze variant ook wel andere namen. Zo kende de Roemeens-Duitse meester Sergiu Samarian,1923-1991, ze toe aan Katalimov naar aanleiding van de partij Keres- Katalimov gespeeld in Moskou 1965. De naam Becker komt van de Oostenrijkse-Duitse-Argentijnse schaakjournalist Georg Albert Becker, 1896-1984. Het is niet geweten dat hij de variant ooit zelf gespeeld heeft maar hij schreef wel over schaakopeningen en zoals gebruikelijk in die tijd was hij niet vies om een opening naar zichzelf te noemen. Sommigen vinden het daarom eerlijker om de variant naar Frere te noemen. Albert Frere,1874-1943, was een Amerikaanse schaker waarvan geweten is dat hij minstens 1 keer de variant gespeeld heeft want een partij uit 1928 met die variant van zijn hand is bekend.

Bij het scrollen door de partijen van de laatste ronde zag ik de variant verschijnen op het topbord van de winnende Russische ploeg namelijk tussen GM Vasiukov Evgeni en de veel lager gekwoteerde Noorse speler Gundersen Helge, zie hieronder.

Het variantje is niet zo eenvoudig te weerleggen en kan in de handen van een specialist zelfs een gevaarlijk wapen worden. De zonet gekroonde Europees kampioen Dimitry Jakovenko, zie chessvibes, kreeg eens een pak slaag met deze variant door de Vietnamees- Hongaarse GM Hoang Thanh Trang:
In mijn eigen praktijk kreeg ik de variant 1 keer tegen door Bob Janssen in de laatste ronde van de Open van Gent in 2010. Ik was er echter goed op voorbereid. Ik had toevallig tijdens het kibitzen in ronde 5 gezien dat hij dezelfde variant had gespeeld tegen Rob Michiels waarmee hij zelfs uiteindelijk na een heel grote portie geluk, de partij won. Bovendien had ik ook in de database enkele partijen teruggevonden van hem met die variant ondanks het feit dat de tornooiorganisatie onbewust misleidend zijn voornaam met R had genoteerd i.p.v. B, zie: paringen r9

De partij zelf was een miniatuurtje, niet perse door de voorbereiding maar vooral omdat Bob niet of nauwelijks had geslapen door de Gentse feesten en met een enorme kater zo'n 45 minuten te laat aan het bord kwam zitten. Nochtans was er met 6,5/9 een mooie prijs te behalen maar hij had duidelijk andere prioriteiten. 
Mijn tegenstander ondernam nog verwoede pogingen om zich te concentreren door o.a. sloten koffie te drinken maar het lukte niet meer om een deftige partij te spelen. Een serieus debat met Becker zal voor een andere keer zijn.

Brabo

maandag 2 april 2012

Deurne wint de Zilveren Toren

In de nationale interclubcompetitie behaalden we met Deurne een mooie 2de plaats in de 2de afdeling. Vorige vrijdag deden we hier een schepje bovenop door in de provinciale interclubcompetitie van Antwerpen ofwel Zilveren Toren genoemd, de loodzware beker binnen te halen in de 1ste afdeling. Het was van 2000 geleden dat Deurne nog eens kon winnen. Toen waren de vaste spelers: mijzelf, Robert Schuermans, Patrick Verrijssen, Greta Foulon, Marc Moors en Henri Seret. Een mooie memorabele foto hiervan kreeg ik opgezonden door Patrick want mijn exemplaar was verloren gegaan door de verhuis.
© Patrick Verrijssen
12 jaren en evenveel edities later is het basisteam niet verwonderlijk sterk gewijzigd. Behalve Robert Schuermans en Patrick Verrijssen, spelen nu andere basisspelers: Thierry Penson, Pieter Tolk, Enes Basic en Tamer Ismail. Ikzelf ben al bijna 10 jaar geen basisspeler meer. De redenen hiervoor hebben zich over de jaren gewijzigd. Aanvankelijk vond ik het interessanter om mij te concentreren op de sterkere buitenlandse interclubcompetities. Daarnaast ondervond ik ook dat avondschaak veelal kwalitatief minder schaak opbracht dan dagschaak wat logisch is, gezien de spelers veelal al vermoeid zijn bij aanvang van de partijen. De kwaliteit van het spel, was voor mij altijd belangrijker dan de kwantiteit.

Vandaag is dit niet anders maar de gewijzigde privesituatie noodzaakte mij om andere accenten te leggen. Buitenlandse tornooien zijn nu organisatorisch onhaalbaar en ook dagschaak is erg belastend voor een gezin waardoor ik terug ben gaan zoeken naar alternatieven. De piste van als basisspeler mee te spelen in de Zilveren Toren werd serieus bekeken maar uiteindelijk niet weerhouden. Sommige clubs spelen midden in de week wat niet te combineren viel met de vele verantwoordelijkheden thuis. Bovendien wordt de Zilveren Toren op vaste data gespeeld zoals de nationale interclubs en dat gebrek aan flexibiliteit is in mijn gezinssituatie een serieus negatief aspect. Het Deurnse clubkampioenschap vind ik hierin veel gemakkelijker waarbij je verscheidene weken de tijd krijgt om je wedstrijd af te werken. Een rol als invaller vind ik bijgevolg veel aangenamer.

Voor de laatste cruciale ronde van de Zilveren Toren was ons vaste 1ste bord, Thierry Penson belet zodat Robert mij contacteerde om in te vallen. Ik twijfelde even ondanks dat ik vrij was want de laatste ronde in de interclub had ik knullig verloren van Quinten Ducarmon maar ik hakte uiteindelijk toch vrij snel de knoop door om te spelen. Je kan niet elke dag spelen voor de tornooioverwinning in de Zilveren Toren en bovendien hoopte ik op een mooie partij tegen de 16 jarige Stefan Beukema waarvan ik de laatste paar jaar enkele mooie resultaten heb gezien. Het enige wat ik vervelend vond, was het feit dat ik naar alle waarschijnlijkheid een onsportief voordeel zou hebben in de openingsvoorbereiding daar Stefan moeilijk op voorhand kon incalculeren dat ik zou spelen op bord 1. Ik stond weliswaar op de deelnemerslijst maar het was van 2008 geleden dat ik nog eens was ingevallen. Ik dacht er over na om niet voor te bereiden maar dat zou niet solidair zijn in een ploegcompetitie waarbij je de belangen van de ploeg prioritair moet dienen. Niet invallen is ook geen optie want dan verschuift het probleem simpel naar een andere invaller of moet de ploeg een forfait geven wat uiteraard nog erger is. Het reglement van de Zilveren Toren laat m.i. geen propere oplossing toe die alle partijen tevreden stelt. Het meest correcte zou een systeem zijn zoals in de Franse interclub waarbij de ploegkapiteins 1 uur vooraf de samenstelling moeten meedelen waardoor het oneerlijke verrassingseffect van invallers grotendeels teniet wordt gedaan.

De wedstrijd Schoten - Deurne werd een nerveuze ontmoeting omdat we niet alleen onze eigen resultaten moesten opvolgen maar ook van de concurrentie. Bij aanvang lag Brasschaat slechts 1 bordpunt achter. Echter de grootste concurrentie kwam van Borgerhout die op 2 bordpunten lag en met een erg sterke ploeg kwam opdraven. Doordat ik begreep van Robert dat enkel Brasschaat gevaarlijk was, werd dit tenminste door mijzelf tijdens de wedstrijd totaal gemist en misschien maar best ook want ik zat niet mijn beste partij te spelen (dat is eufemistisch uitgedrukt)
De verhoopte partij met Stefan Beukema gebeurde inderdaad op bord 1 maar het partijscenario verliep wel helemaal anders dan ik had gehoopt. Ik begrijp dat dit een vreemde bewering is wanneer meer dan 17 zetten voorbereidingwerk tot duidelijk voordeel leiden (Stefan Beukema verloor in 2008 al met dezelfde slechte variant en dat is toch opmerkelijk voor iemand die een vast repertoire heeft en bovendien een trainer) en je uiteindelijk ook de partij wint met zwart. Echter er gebeurde veel meer dan enkel het spelen van zetten. Was het gewoon puberaal gedrag of een afrekening voor iets (alhoewel ik hem nog nooit eerder had ontmoet) , in elk geval was Stefans gedrag allesbehalve respectvol. Zie:
Het begon al bij de start van de partij. Ik vond het al vervelend dat er 5 minuten te laat werd gestart met de partij/ klokken maar ik vond het serieus erover dat Stefan zelfs daarna nog niet nodig vond om zich onmiddellijk naar zijn bord te reppen want het verder kletsen gedurende verscheidene minuten midden in de speelzaal met zijn kameraden was belangrijker. Nog vreemder vond ik zijn gedrag toen hij na zeker een half uur nadenken plots opstond, nog steeds aan zet zijnde en een praatje begon te maken. Ik kan mij niet voorstellen dat dit reglementair is maar ik koos om niet de arbiter te contacteren omdat het hoogstwaarschijnlijk niet meer dan een waarschuwing zou opleveren en ik wou de situatie niet op de spits drijven. Het zetten van zijn stukken gebeurde steeds op zulk een schabouwelijke wijze op het bord dat ik voortdurend j'adoubes moest gebruiken om ze te corrigeren. De j'adoubes stoorden wellicht ook de andere spelers maar ik twijfelde opnieuw of een arbiter hiervoor erbij halen wel de juiste beslissing zou zijn want ik kan mij niet herinneren of er iets vermeld staat in het reglement hoe een stuk precies moet staan op een veld (midden of is tegen de rand ook goed?). Na een tijdje besliste ik om steeds een paar zetten te wachten met de j'adoubes om dan ineens een aantal stukken van hem te centreren op hun veld. In tijdnood ging Stefan nog een stap verder met het zetten van stukken tussen 2 velden in . Toen ik echt niet meer kon uitmaken waar de toren stond op g2 of f2, drukte ik zijn klok terug in en vroeg ik Stefan om duidelijk te maken op welk veld hij de toren had geplaatst. Duidelijk geïrriteerd corrigeerde hij, hierbij drukte hij bliksemsnel mijn klok terug in. Ik kan onmogelijk vertellen of hij de correctie uitgevoerd heeft in zijn tijd of in mijn tijd. 

Het hele gedoe had duidelijk invloed op mijn spel want ik miste enkele evidente zetten en als apotheose zelfs enkele illegale zetten van Stefan. Pas in de reconstructie achteraf werd opgemerkt dat hij met zijn koning door een schaaklijn van mijn toren was gestapt. De arbiter moest er nu wel bij worden gehaald en hij was duidelijk ongelukkig over de verplichte interventie. Doorspelen werd opgegeven en alhoewel ik besefte dat die beslissing onmogelijk de juiste kon zijn, protesteerde ik niet omdat ik meende de stelling toch te kunnen winnen. Stefan protesteerde evenmin. Ik weet niet waarom hij niet protesteerde. Misschien omdat bij correctie van de illegale zet, de stelling toch verloren is. Misschien omdat hij niet wist dat protest mogelijk was. Misschien omdat hij de overlevingskansen hoger inschatte na de illegale zetten dan voor de illegale zetten. In elk geval was de beslissing van de arbiter incorrect. Een mogelijke oplossing was de stelling te laten verder spelen net voor de illegale zet waarbij Stefan een andere legale zet moet spelen met de koning. De tijdsverdeling zou kunnen zijn 30 minuten wit en 34 minuten zwart. 30 minuten voor wit omdat hij de 40ste zet gehaald heeft met zeer weinig tijd op de klok dus afgerond naar beneden 0 minuten. 34 minuten voor zwart omdat hij ook de 40 zetten gehaald heeft maar 2 minuten extra voor de tijd nog over op de klok dus afgerond naar boven en 2 minuten extra voor de straftijd. Afrondingen naar beneden voor de speler die de illegale zet maakt en afrondingen naar boven voor de tegenstander lijken mij normaal in de context dat het slachtoffer beschermd moet worden.

Zoals eerder vermeld, liep de partij goed af maar niet zonder nog een sisser. Op het moment dat de winst buiten kijf stond, weigerde Stefan nog een zet te spelen en liet hij zijn tijd (bijna een half uur) aflopen. Was het wraak? Was het omdat hij niet wou wachten naast het bord op zijn chauffeur (pa die nog aan het spelen was tegen Pieter Tolk) en zo pijnlijke vragen van kameraden wou vermijden? In elk geval moest ik noodgedwongen tot 1 uur 's nachts aan mijn bord blijven wachten om het punt te kunnen optekenen en hierdoor kreeg ik slechts eventjes de kans om de ploeg te feliciteren en samen de tornooioverwinning te vieren. Ik heb geen moeite dat iemand speelt tot het laatste gaatje maar gewoon je tijd laten aflopen daar zie ik enkel een totaal gebrek aan respect en sportiviteit in.

Ik hou het bij een klein artikeltje op mijn blog want de positieve emoties van de persoonlijke en club overwinning vind ik belangrijker. Felicitaties nogmaals aan alle leden die aan deze knalprestatie hebben meegewerkt.

Brabo

Addendum 3 april 2012:
Ik heb de desbetreffende partij erbij gevoegd om het allemaal wat meer visueel en duidelijker te maken.

Addendum 4 april 2012:
Dankzij Patrick Verrijssen heb ik de memorabele foto van 2000 kunnen toevoegen.