Een eigen
partijencollectie – heeft het zin? Ik denk eerder van wel, al was het maar
omwille van het (analyse)werk dat je erin stopt. Je krijgt een heropfrissing
van oude partijen, je herevalueert oude analyses, je verhoogt je inzicht – en
vooral: je bent bezig met je eigen partijen. Vooruitschrijdend inzicht is bij
deze soms een eye-opener. Het gebeurt vaak dat ik bij het herspelen van een
oude partij eens halt houd bij een moment in de partij, en me afvraag wat ik in
die stelling zou spelen. Dikwijls is dat een andere zet dan de gespeelde. Dat
heeft enerzijds te maken met gewoon meer ervaring en spelinzicht, of de
opgedane kennis dankzij net die partij, maar ook van latere partijen. Anderzijds
heeft het te maken met gewoon het feit dat een analyse aan de ene kant “minder
ernstig” is, aan de andere kant net grondiger is, want geen tijdsbeperking,
maar ook geen sportieve stress. Je verliest in de analyse niet een partij door
een andere zet te spelen, die interessant, beter is op vlak van positiespel, of
gewoon een ander plan volgt (of stomweg verkeerd is).
Vaak gaat het
niet om het (opnieuw) vinden van een tactiekje, maar meestal om de plaatsing
van de stukken. Speel ik nu de a- of de f-toren naar de open d-lijn? Trek ik de
loper terug naar d3, c2 of zelfs b1? Ruil ik hier de dames of niet? Kies ik
voor een toreneindspel of een lichtstukkeneindspel? Persoonlijk vind ik dat ik
positioneel beter ben dan vroeger, maar tactisch veel minder scherp sta. Anders
gezegd: ik zou mezelf van 20 jaar terug positioneel alle hoeken van het bord
laten zien, maar mijn jongere ik zou me een tactische loer draaien, waardoor ik
de partij alsnog zou verliezen. Omgekeerd, als het er tactisch aan toe gaat in
een van mij oude partijen, heb ik vaak moeite om de door mij gespeelde combinatie
opnieuw door te rekenen. Dat heeft te maken met wat minder scherp te kunnen
rekenen, maar ook met wat minder durf om dergelijke wegen in te slaan. Zo won
ik knap een pion (met zeker uitzicht op minstens een tweede) in een partij in
de open van Brugge, maar speelde het vervolg van de combinatie zo zwak (ter
mijner verdediging: er waren zeer veel varianten uit te rekenen), dat ik een
paar zetten later blij mocht zijn met remise.
Brabo heeft in
deze blog al herhaaldelijk gesteld dat een partij-analyse van je eigen partijen
niet in een half uur geklaard is. Een project als bv je eigen 50-60 beste
partijen verzamelen en goed analyseren, is dan ook niet iets wat je in een
handomdraai uit Chessbase kan toveren.
Ten eerste gaat
het er bij een selectie om, om de juiste partijen te kiezen; partijen waarvan je nu nog denkt “dat was een
goede”, of “zelfs al heb ik die verloren, dat eindspel was toch heel leerrijk”.
Daarom vind ik Fischers 60 Memorable Games zo’n goede titel voor een
partijenverzameling – niet zijn beste, niet zijn belangrijkste partijen, maar
deze die hem het meest bijgebleven waren. Zijn eigen canon als het ware. Een partijwinst
in 10-15 zetten, daar heeft niemand iets aan, vooral niet als het ligt aan een
blunder van de tegenstander. Ook een “redding” van een verloren of slecht
staande partij door een misgreep van de tegenstander leert je weinig over je
eigen spel (tenzij dan misschien het goed waarnemen van kansen). Op zich hoeven
het geen volledige partijen te zijn – zelfs een kort fragment (of stelling) kan
al voldoende zijn om altijd in het achterhoofd te hebben. Ik denk hierbij aan
de sterkte van een wit paard op a5 (met een witte pion op c5) tegen zwarte
pionnen op a6, b7 en c6 (zie Gelfands boek Positional Decision Making in Chess),
dat een hele damevleugel lam kan leggen.
Ik hoor de lezer
al denken: OK, het middel begrijp ik (analyseren van mijn eigen partijen en
zoveel mogelijk proberen de stellingen te doorgronden waarin ik vaker dan
gemiddeld in terecht kom), maar het doel: waarom die partijen bundelen? Wat is
het nut? Laat staan de vraag: wie wil mijn partijen naspelen? Ik geef toe dat
ikzelf ook niet sterk geïnteresseerd ben in partijen van spelers van bv minder
dan 1600 elo (zelfs al heb ik het steeds moeilijker om van die spelers te
winnen). Maar een selectie ervan kan zeker interessant zijn – en vooral, je
maakt die selectie in de eerste plaats voor jezelf. Die partijen kunnen dan
kunnen gebruikt worden als lesmateriaal voor andere spelers (of in heel andere
omstandigheden – als je schaaknalatenschap). Hoe vaak spelen krabbers als
ikzelf niet grootmeesterpartijen na? Ja, met wat uitleg is het heel leerrijk,
maar dat is nog iets anders dan begrijpen waarom net die zet nu wel en die zet
dan niet, of de volgorde van de zetten, of de belangrijkheid van het hoofdplan
en het reageren op significante subdreigingen. Is het dan niet beter om
partijen te nemen van jezelf of een iets (bv 200 elo) sterkere speler, omdat je
die zetkeuze wel nog begrijpt? Dat was trouwens één van de redenen van Katy Vander Mije om een boek met haar partijen uit te brengen: het niveau ligt dichter
bij dat van de gemiddelde schaker. Het bundelen in een boek of pdf-bestand is
dan gewoon de kers op de taart, meer niet. Een soort naslagwerk, waarnaar je
altijd kan teruggrijpen.
Misschien durf ik
wel een oproep te lanceren: wie durft zijn x memorable games te bundelen en (in
pdf of pgn) te publiceren? Of anders gesteld: zijn er spelers van clubniveau
die al zo’n bundeling hebben uitgebracht (hardcopy of digitaal)? Zelf werk ik
aan een overzicht van een 100-tal overleden Belgische schakers, een korte
biografische schets met enkele illustratieve partijen, maar dat is nog geen
best of van één speler.
Dit artikel wordt
ondertussen te lang om het te illustreren met partijen, daarom dit korte “aha-moment”
fragment uit een blitzpartij. Ik heb dit ooit op twitter gezet, en ondertussen
doet het de ronde van de wereld, maar zonder mijn naam eraan verbonden. Bij
deze claim ik dus – ijdel als ik ben – “mijn” stelling terug 😊 Enjoy! Wit speelt en wint.