dinsdag 26 april 2022

Op remise spelen met wit tegen een sterkere tegenstander? deel 2

In het voorbije decennium is er een explosie geweest van de openingstheorie als je vergelijkt met om het even welke eerdere periode. Met de recente enorme vooruitgang in speelsterkte van de computer zijn talloze nieuwe varianten ontdekt die wellicht anders nooit het zonlicht hadden gezien. Meer dan ooit beschikt de schaakprofessional vandaag over een zeer ruim arsenaal aan openingen waaruit hij/ zij kan kiezen om de tegenstander te verrassen.

Echter een vervelend neveneffect die we vandaag hierdoor ook zien is dat elke professional nu ook een aantal (vaak min of meer geforceerde) remise-systemen kent voor wit om wanneer het past mee te kunnen uitpakken. Het effect van sofia regels lijkt mij vandaag daarom grotendeels (of misschien zelfs compleet) uitgewerkt in proftornooien. Het verbod op remisevoorstellen wordt vandaag zeer makkelijk omzeild met simpel een variant/ opening te kiezen waarvan men weet op voorhand dat remise meer dan waarschijnlijk zonder veel moeite behaald zal worden.

Organisatoren zoeken daarom verwoed naar alternatieven om deze negatieve publiciteit voor het schaken te doorbreken maar zonder noemenswaardig resultaat. Matchen met directe K.O., extra punten voor overwinningen, zorgvuldig kiezen van de deelnemers,... Het zijn een aantal van de lapmiddeltjes die worden gebruikt maar de korte non-remises (dus remises zonder enige inzet en creativiteit) verdwijnen niet. Ja, je kan natuurlijk aan de spelregels zelf sleutelen maar dan verlies je wellicht meer dan je wint. Chess960No castling chess,.. zijn een aantal schaakspelvarianten met een minimale verandering van de spelregels maar blijven een kleine niche in de schaakwereld. De modale schaker blijkt niet geïnteresseerd.

Voor de gemiddelde schaker is dit gedoe van remisevarianten/ openingen ook een ver van je bed show. Wij als clubschakers beheersen meestal slechts een veel beperkter openingsrepertoire t.o.v. profschakers. Onze openingskennis is vaak nog fragmentarisch of met andere woorden er zitten nog heel veel gaten in. Op uitzondering van een paar toevallige remisevarianten kennen/ herinneren, is het een utopie voor ons om remise met wit zoals een professional te kunnen afdwingen van onze tegenstanders. Tenminste dat was mijn ervaring tot voor kort want in de laatste ronde van Marienbad keek ik toch mijn ogen uit op hoe mijn partij met de jonge Tsjech Ondrej Nytra verliep. Aan zet 21 kreeg ik remise voorgesteld terwijl wit op dat moment 6 minuten meer had op de klok dan bij aanvang van de partij dus 1u36.
Tot mijn lichte verbazing gaf mijn tegenstander achteraf doodleuk toe dat hij met opzet deze variant had gekozen op basis van mijn resultaten in de big database om remise te kunnen maken. Ik was zowel geflatteerd als ontzet. Ik koos uiteindelijk om door te spelen maar bedacht mij al snel een paar zetten later toen ik dreigde de controle te verliezen over de stelling. Het was een pijnlijke beslissing op dat moment want ik had echt willen spelen voor de winst. Echter als ik vandaag zie dat zijn rating klom in de voorbije 3 maanden naar +2300 elo dus +160 elo dan maakte ik meer dan waarschijnlijk toen de pragmatisch juiste beslissing (zie chart).

We zien met deze partij ook een ander probleem van de wetenschappelijke aanpak. Weinig variëren in een openingsrepertoire bemoeilijkt spelen op winst met zwart tegen een (iets) lager gekwoteerde speler. Zeker als je 1.e4 met e5 beantwoordt dan word het vaak gewoon onmogelijk om met zwart op commando te winnen als wit iets heeft voorbereid en geen zin heeft om enig risico te nemen. Ik vermoed dat bepaalde varianten in het Siciliaans (ik denk dan aan vooral e6 systemen) het probleem van steriele varianten verkleint maar daarentegen lijkt mij er het risico op ""killer nieuwtjes" weer veel hoger. Misschien is de speelruimte in de Caro-Kann of het Frans geschikter om de beste balans te vinden. Mijn kennis van die openingen is te beperkt om hierover een goed oordeel te maken. Feit is dat veel meesters minstens 2 verschillende openingen in hun zwart-repertoire hebben om tussen te kiezen afhankelijk of ze al dan niet tevreden zijn op voorhand met remise. Meer variëren zal dus uiteindelijk altijd de beste kansen opleveren om de witspelers die enkel uit zijn op remise te counteren.

Brabo

dinsdag 19 april 2022

De partijvoorbereiding deel 2

In de meest recente blog van schaakinitiatief Vlaanderen wordt er reclame gemaakt voor COSMO. Dit is een Nederlandstalige virtuele praatbarak die elke laatste woensdagavond van de maand georganiseerd wordt. De onderwerpen waarover worden gepraat, kiezen de deelnemers in samenspraak aan het begin van de avond. Sinds midden vorig jaar loopt het initiatief al en trok tot nu toe telkens een handvol schakers aan.

Persoonlijk hou ik er mij bewust afzijdig van. Ik ben in het begin eens een paar keer komen piepen maar ik haakte al snel af toen ik het gevoel kreeg dat ik er nauwelijks iets zou kunnen bijleren. Ik ben de voorbije 32 jaar ongeveer gemiddeld 4 uren per dag bezig geweest met schaken (zie bv. Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken) dus niet verwonderlijk was er een duidelijke mismatch met de andere deelnemers.

Desalniettemin bij elke cosmo zal ik wel even het programma en de deelnemers checken al is het maar uit nieuwsgierigheid waar men zich mee bezighoudt. Wat leeft er onder de meer modale schaker (die dus niet zo gek was om 32 jaar gemiddeld 4 uren per dag bezig te zijn met schaken)? Dat wijkt soms hard af want wat te denken bijvoorbeeld over "Hoe je mentaal voorbereiden voor een partij"? Op deze blog zijn we voorbij de 500 artikels en daar is nooit iets over geschreven.

Wel dat is misschien iets te scherp gesteld want een aantal artikels komen toch dicht in de buurt. Zo schreef ik in 2014 eten en drinken. Alcohol is uit den boze vooraf en tijdens de partijen. Voorzie een snack die je tijdens de partij kan nuttigen (als die lang duurt). Eet vooraf niet te weinig of te veel. Zorg ervoor dat je tijdens de partij je alleen maar hoeft te concentreren op het schaken zelf. Vermijd dus afspraken met andere mensen (schakers/ familieleden/ vrienden) kort na de partij want die beïnvloeden sowieso negatief je beslissingen tijdens de partij. Probeer je toiletbezoekjes tot een minimum te herleiden tijdens de partij zie eten en drinken deel 2. Op voorhand een goede planning maken betreffende eten/ drinken/ slapen bij het spelen van een buitenlands tornooi zie eten en drinken deel 3 is geen overbodige luxe om optimaal te kunnen schaken. Kies zorgvuldig je medereizigers naar buitenlandse tornooien zie de schaakmicrobe deel 5. Full time kinderoppas/ politie-agent spelen en tezelfdertijd ook zelf meespelen in een 9 rondig klassiek tornooi in het buitenland is geen combinatie die ik aanraad.

Wat ik in de voorbije paragraaf opsomde, zijn dus allemaal organisatorische aspecten die je helpen om mentaal sterker te staan tijdens de partijen. Die probeer ik zo goed mogelijk te volgen maar dat lukt uiteraard niet altijd. Soms doe je ook water in de wijn want niet spelen is ook jammer. Daarnaast heb ik ook nog een paar mentale tips die ik veel minder strikt volg maar toch waardevol vind. Zo rust ik graag een (half) uurtje in bed, een paar uurtjes voor de partij van start gaat (als die uiteraard niet 's morgensvroeg is). Dus dat is een soort siesta die ervoor zorgt dat ik daarna gewoon veel frisser kan nadenken. In het buitenland probeer ik dat ook vaak in combinatie met een wandeling vooraf. Er wordt al heel veel gezeten in de hotelkamer/ tornooizaal/ ... dus het is belangrijk om je lichaam niet te laten verkrampen. In Mariënbad ging ik zelfs op pad bij sneeuwval wat dan weer enkele grappige foto's opleverde.
Brabo onder de sneeuw

Nu de mentale partijvoorbereiding blijft voor mij van ondergeschikt belang t.o.v. de puur technische die recent in vele gevallen een pak uitgebreider is geworden. Ik schreef het al vorig jaar in de afrekening. Vandaag vind je van veel schakers veel meer partijen terug dan voor corona doordat velen online erg actief zijn geweest tijdens corona. Alles bekijken wat iemand gespeeld heeft zelfs al is die persoon slechts een amateurschaker, wordt hierdoor al snel een serieuze klus. Ik geef hieronder het voorbeeld van mijn tegenstander uit ronde 8 in Marienbad: de Nederlandse expert Jan Balje.

Ik begin natuurlijk met de big database. Wanneer je filtert op de naam Jan Balje dan krijg je in een paar seconden 224 aantal van zijn partijen. Vervolgens check ik ook mijn correspondentiedatabase. Weer filter ik op zijn naam en jawel hij heeft ooit correspondentieschaak gespeeld. Ik heb 40 extra partijen erbij. Dan ga ik op zoek naar de online account(s) van Jan. Nu de meeste spelers weten ondertussen al dat ze best niet meer naast hun account hun echte naam moeten plaatsen maar met een ommetje geraak ik er toch. 

Echter ik geef nog niet op want ik weet velen hebben naast een lichess-account ook een chess.com-account dus ook dat ga ik nog even opzoeken.

Alles bij elkaar had ik dus 224 + 40 + 492 + 42 partijen = 798 van Jan Balje om te bestuderen tijdens de partijvoorbereiding. Daar ben je toch al snel enkele uurtjes mee zoet want ik ben pas klaar als ik eerst op alles een antwoord heb verzonnen en vervolgens de hoogste kanshebbers ook nog iets meer in detail heb kunnen bestuderen.

Dan resteert natuurlijk de vraag nog of al dit voorbereiden voor mij iets opleverde in mijn partij tegen Jan. Deels moet ik toegeven. Jan speelde voor het eerst in zijn bordcarriere ooit de Breyeropening van het Spaans (het is te zeggen er stonden nog geen partijen in de database van hem met dit systeem) dus hij was erg verwonderd achteraf toen ik hem vertelde dat ik al mijn nota's over de Breyer had herhaald tijdens de partijvoorbereiding. Anderzijds week Jan (snel?) af met een zijsysteempje die ik nog nooit eerder had tegengekomen (en dat wil wat zeggen want ik heb ondertussen ongeveer 80.000 online partijtjes gespeeld met een min of meer vast repertoire).
Alhoewel ik eigenlijk maar 1 systeem speel, verbruikte mijn tegenstander veel tijd in de opening en maakte hij enkele vreemde keuzes. Ik ben er dus vrij zeker van dat Jan weinig of nauwelijks iets had voorbereid. Jan zei me ook achteraf dat hij geen zin had in het uitzoeken van optimale varianten/openingen tijdens de partijvoorbereiding. Het schaken is duidelijk niet zo prioritair voor hem. Het toeristische aspect is voor hem minstens even belangrijk bij het spelen van een tornooi in het buitenland.

Hij is zeker niet de enige die er zo over denkt. Ik krijg trouwens de impressie dat er zelfs een algemene trend is om het voorbereiden sowieso aan banden te leggen. Steeds meer tornooien kiezen ervoor om zelfs bij klassiek schaken de ronden sneller op elkaar te laten volgen waarbij vaak de paringen slechts enkele minuten voor een ronde worden kenbaar gemaakt. 3 klassieke partijen spelen op dezelfde dag is geen uitzondering meer en kan misschien zelfs in de toekomst de standaard worden (HK5000 is net terug van zulk tornooi zie Grande Synthe).

De partijvoorbereiding zorgt ervoor dat de opening (ruimer genomen partij) van een beduidend hoger niveau vaak is. Het geeft ook een extra dimensie aan de complexiteit van een partij maar ik snap dat dit voor velen niet hoeft en ze het voorbereiden gewoon een spelbederver beschouwen. Het enige wat ik hoop is dat er voldoende aanbod van tornooien met/zonder voorbereiding blijft bestaan zodat beide type spelers hun gading kunnen blijven vinden.

Brabo

dinsdag 12 april 2022

Tablebases deel 3

In mijn vorig artikel sloot ik af met Marcel's meesterwerk over de limieten van het schaakbord maar achteraf werd ik erop attent gemaakt dat niet iedereen over zijn werk zo positief denkt. Sommigen beschouwen de winstweg als te abstract en niet te volgen zonder computer. Anderen vinden dan weer dat er van vakmanschap geen sprake is wanneer tablebases werden gebruikt om stellingen te selecteren.

Ik ben geen autoriteit in dit gebied maar voor mij persoonlijk maakt het niet uit hoe een eindspelstudie tot stand is gekomen. Azlan Iqbal (professor in computerwetenschappen) is trouwens al jaren bezig met het ontwikkelen van een programma dat automatisch stellingen kan creëren die schoonheid trachten te bevatten. In 1 van zijn meest recente versies van Chesthetica kan hij vragen aan een computer om met een bepaalde materiaalverhouding composities van mat in x zetten te creëren zie Chesthetica composes custom mates#. De resultaten van zijn programma zijn voorlopig nog van een zeer bescheiden niveau maar ik zie wel potentieel op lange termijn mits de nodige inspanningen. Anderzijds er valt geen geld te verdienen hiermee dus ik vrees dat een echte doorbraak niet zal gebeuren.

Dus vandaag kunnen we voorlopig nog niet zonder de mens om schoonheid te creëren. Dat is maar goed ook denken velen maar van echt strikt gescheiden werelden is evenmin al lang geen sprake meer. Iedereen zal vandaag op zijn minst eens de computer laten kijken naar fouten. Het is bijgevolg zinloos om een arbitraire grens te leggen van wat wel of niet mag met de computer in het creëren van eindspelstudies.

Bovendien ik denk dat men zich niet helemaal realiseert hoe lastig het is om die ene leuke/ interessante stelling te halen uit miljarden tablebases. Dat is een naald in een hooiberg zoeken dus zonder een sterke filter kom je er niet. In Marcel's geval was het een eindspel die toevallig op het bord kwam in het seniorenkampioenschap van 2009 te Velden (Oostenrijk).
Over smaken en kleuren valt niet te twisten. Iedereen vult dat zelf in. In het boek Secrets of Spectacular chess 2nd edition dat ik al eens vermeldde in het artikel Precisie deel 2 hebben de auteurs wel een poging ondernomen om schoonheid te definiëren. Er wordt gecategoriseerd in 4 domeinen: paradox, diepte, geometrie en flow. 
  • Paradox is het verrassende/ verfrissende element in een studie. Bij Marcel's studie zijn dit voor mij 2 zaken. Ik vind het erg verrassend dat winst afhangt van het kleur van de loper en dat die winst dan ook nog eens uiteindelijk enkel lukt door een wederzijdse zetdwang op zet 36. 
  • Diepte is duidelijk dus gaat over hoeveel zetten er gespeeld moeten worden in de studie. Met 58 zetten in Marcel's studie zitten we uiteraard in het segment van heel diepe eindspelstudies.
  • Geometrie is of er bepaalde patronen of uiterlijke kenmerken opmerkelijk zijn in de studie. De grootte van het schaakbord is een beslissende factor in Marcel's eindspel dus voor mij kan deze box ook worden afgevinkt.
  • Flow is wellicht het meest abstracte en gaat over of er bepaalde opvallende zettenreeksen zijn. Het is misschien iets te ver gezocht maar ik vind de 30 paardzetten in de 58 zetten winstvoering opmerkelijk. Het paard huppelt schijnbaar doelloos de hele tijd rond maar dat is helemaal niet zo.
En als dit nog niet genoeg redenen zijn om Marcel's eindspelstudie een meesterwerk te beschouwen dan voeg ik graag nog een 5de domein toe: de bordpraktijk. Bij heel veel eindspelstudies krijg je het gevoel dat dit soms heel ver van de bordpraktijk staat. Daar knappen veel schakers op af en daarom blijft deze wereld een kleine niche in het schaken. Wel hier is die link absoluut nog aanwezig want in de meest recente big database vond ik 20 voorbeelden van exact dit eindspel gespeeld in de laatste 10 jaar waarbij beide spelers + 2500 elo hadden.

Hieronder toon ik de 3 meest interessante te beginnen met een rapidpartij uit 2014 tussen 2 wereldkampioenen bij de dames. De loper is van het slechte kleur (dus niet van de randpion) maar wits pionnen staan te ver opgerukt waardoor het toch remise staat. In het vervolg maken beide spelers een fout maar het slot is leerzaam.
Het 2de voorbeeld komt uit een Chinees tornooi gespeeld in 2019 tussen 2 jonge sterke internationaal meesters.  Deze maal is de loper van het goede kleur maar staat wits koning ideaal waardoor het desondanks verloren staat. Echter in het vervolg zien we dat de winst tot 2 keer toe nog wordt weggegooid. Marcel's eindspelstudie liet ons al begrijpen dat dit zeker geen eenvoudig eindspel is.
Tijdens covid zijn een massa partijen online gespeeld bijna allemaal op een snel tempo dus rapid/ blitz en bullet. Bij een gebrek aan klassieke partijen heeft Chessbase daarom veel van die partijen (bullet inclusief) opgenomen in hun officiële databases om zo toch iets te kunnen verkopen aan het brede publiek. Het is een bedenkelijke keuze zowel ethisch als kwalitatief. De meeste van die online partijen zijn junk dus vervuiling van de databases. Ik twijfelde bijgevolg om het derde voorbeeld te tonen daar het een online blitzpartijtje betreft. Anderzijds leunt de stelling het best aan bij Marcel's eindspelstudie wat voor mij de doorslag gaf.
Het te snel oprukken van de h-pion laat vermoeden dat de sterke Duitse grootmeester Matthias Bluebaum dit eindspel nog nooit bestudeerd heeft. Dit verwondert mij niet want uiteindelijk vond ik slechts 20 voorbeelden van dit eindspel in 170.000 partijen (waarvan dan nog eens 3 slechts echt interessant waren). Het sop is de kolen dus niet waard. Tegen dat je de kennis ooit eens nodig hebt, ben je het meeste al weer vergeten. Voor de rating is het puur ruis.

Ik rond dit artikel af. Ik maak mij geen illusies dat zelfs na het lezen van dit artikel er nog altijd schakers zullen zijn die tablebases verguizen. Elke technologische ontwikkeling krijgt te maken met weerstand en soms is de tijd gewoon nog niet rijp. Het doet mij denken aan de lopende erg leuke reclame over 5G van proximus zie youtube die dit fenomeen heel passend uitbeeldt.

Brabo

maandag 4 april 2022

De tempomachine

In de Belgische interclub gespeeld op 20 maart 2022 tussen Brasschaat 2 en KSK Rochade 3 verscheen een bijzonder eindspel op het bord van de Nederlandse expert Marcel Schroer en de Duitser Danny Arns. De match was toen al gewonnen maar enkele omstaanders drumden rond het bord om het spektakelstuk te zien. HK5000 was er bij en vond het een mooi thema om er eens een artikeltje voor deze blog aan te wijden. Dit juich ik (Brabo) uiteraard alleen maar toe. Hieronder begint het schrijven van HK5000.


Vertrekken we bij het commentaar dat Brabo had bij deze stelling. “Dat eindspel correct uitrekenen, lijkt mij onmogelijk aan een bord. Zelfs als je stukken zou mogen verplaatsen, wordt het erg lastig zonder computer. Voor mij de hoofdlijn is 1.Ld3 Kf8! (de koning moet zo snel mogelijk de pionnen gaan helpen) 2.h4 (Stockfish, de snelste wijze alle pionnen op de koningsvleugel op te ruimen maar het kan ook anders) Ke8 3.hxg5 hxg5 4.Kg3 Kd8 5.Kg4 Kc7 6.Lc2 Kc6 7.Lb3 Kc5 8.Kxg5 a5 9.Kg6 a4 10.Lxa2 (Lxa4 verliest wegens Kc4) Kd4 11.Kf7 b3 12.Kxe7 bxa2 13.Kd7 Kd3 14.e7 c2 15.e8(D) c1(D) en nu enige zet die wint is Dg6+ met de bedoeling de witte dame naar d4 te maneuvreren en dan een 2de dame te halen met e6. Een andere belangrijke variant is ook nog 10...c2 11.Lb2 a3 en nu het verrassende maar niet heel moeilijke 12.Lb3.” (zie link naar Brabo's commentaar). Dat is één mogelijke lijn (in de partij ging het natuurlijk iets anders).

Een eerste grote afwijking van bovenstaande analyse, is wat in de partij gespeeld werd: 1.Ld3 a5 2.Lc2 en de stelling die nu op het bord staat is duidelijk: de zwarte pionnen zijn geblokkeerd, maar dat betekent ook dat wits lopers bijna niets waard meer zijn. Bijna, want wit heeft wel nog tempi met zijn witveldige loper. Zwart heeft nu twee goede zetten; de eerste is 2…Kf8 (dreigt via e8 om de pionnen te gaan ondersteunen. Wit kan niet zomaar de zwarte pionnen gaan aanvallen, want de zwarte koning is verrassend snel. Nog iets beter is misschien 2…h5, wat meteen de boel afsluit, en het wit nog moeilijker maakt om dit te winnen: veld f5 wordt dan de enige toegang tot de zwarte pionnen, en na een Kf5 g5-g4 ruilt zwart alles af op de koningsvleugel en dan heeft wit nog 7 zetten nodig om dame te halen.

Na bv 1.Ld3 a5 2.Lc2 h5 3.Kg3 Kf8 4.La4 staat de tempomachine op het bord. Zwart kan nu met zijn koning terug naar f5 gaan, om daar proberen binnen te dringen om zijn pionnen te laten promoveren, maar dat kost twee zetten (f8-g7-g6), en wit moet pas Lc2+ spelen als de koning op g6 staat (= één zet). Dus bij elke poging van zwart om hetzij via e8 of f5 te ontsnappen, kan wit counteren met La4+ of Lc2+, maar als de koning naar g7 speelt, heeft wit dus een extra tempo, waarmee hij de positie van zijn koning kan verbeteren. De vraag is nu of wit hier iets mee is? Geven we wit op die manier een handvol tempi, dan kan de witte naar e4 of e3 gespeeld worden. Zwart probeert op dat ogenblik dan wel op g6 te staan, maar wit heeft altijd een tempo met zijn witte loper, en kan altijd binnendringen op f5. Éénmaal het gevaar op de koningsvleugel geneutraliseerd, zijn wits zorgen voorbij.

Terug naar Brabo’s analyse. Na 1.Ld3 Kf8 2.h4 kan zwart g4 proberen, maar dan heeft wit h5 en heeft de pionnen voor het oprapen. Daarom lijkt 1.Ld3 h5 beter: na 2.h4 speelt zwart 2…g4 en heeft nu een gedekte vrijpion, wat me redelijk OK lijkt voor remise.

Ik heb de meerderheid van de analyses in de pgn (hierna naspeelbaar) gezet, en er zitten enkele opmerkelijke vaststellingen in, maar dat laat ik voor de lezer om hier lessen uit te trekken. Één opvallend feit is dat bv na 1.Ld3 a5 2.Lc2 h5 3.Kg3 Kf8 4.La4 Kg7 5.Kf3 Kg6 6.Lc2 Kg7 7.Ke4 Kg6 het lijkt alsof wit nu zijn droomstelling heeft en enkel nog een tempo moet spelen met zijn loper om de buit binnen te halen, maar als je hier niet oplet, kan dit zwaar tegenvallen. Na bv 8.Lb3? g4! is het remise!

Los daarvan lijkt de eenvoudigste winstweg (als wit de zwarte koning niet wil laten ontsnappen via e8) toch gewoon 1.Ld3 a5 2.Lc2 h5 3.Kg3 Kf8 4.La4 Kg7 5.h4 (gek dat wit net zwart een gedekte vrijpion moet geven om te winnen). Wit heeft de machine helemaal niet nodig.
Ik zag het mechanisme van de tempomachine voor het eerst in één van mijn eigen partijen, waarin een toren drie verbonden vrijpionnen kon aanvallen, die werden verdedigd door een paard. De toren had telkens twee zetten nodig om een andere pion aan te vallen, maar het paard kon die nieuwe dreiging telkens met één zet counteren. Het bleef een analysevariant, want de partij ging een andere weg uit. In de analyses hieronder heb ik van de tempomachine de hoofdlijn gemaakt, maar er zijn natuurlijk andere en soms betere zetten voor beide partijen.
Het thema is anderzijds wel bekend in de studie en componistenwereld, waarin stellingen met een oplossing van tientallen (soms zelfs meer dan 100) zetten beroep doen op dit mechanisme. Maar dat is een echte machine: zwart wordt gedwongen om een tempo te geven – in mijn voorbeeld verliest zwart enkel tempi als hij zelf iets actief probeert. In die studiestellingen speelt wit (vaak is het wit speelt en wint) een soort rotatiemechanisme, en wanneer het een rondje gelopen heeft, moet zwart een zet spelen. Na herhalen van dat mechanisme (soms zijn verschillende rondjes nodig), kan wit uiteindelijk met een slotcombinatie winnen. Zie vooral het probleem van Jorgensen in dit verband.
Het probleem van Elkies is iets “vrijer”. Wit moet wel proberen zijn pion te laten promoveren (hij is niet verplicht om bij zijn pion te blijven), maar van de pion weglopen is ook maar niets: dan kan hij even goed opgeven.
In mijn voorbeelden is het niet zo: zwart kan vrijelijk spelen, binnen de hem gegeven ruimte (in mijn partij was er zelfs geen beperking voor zwart op het bord). Alleen wint wit telkens een tempo als zwart de ene of andere voortzetting probeert. De zetten van zwart zijn dus helemaal niet gedwongen zoals in de probleemvoorbeelden. Die verdienen eigenlijk de naam tempomachine. Hoe ik dan mijn voorbeelden moet noemen… suggesties welkom. 😊

HK5000

dinsdag 29 maart 2022

De eindspelgoeroe

Af en toe krijg ik wel eens de opmerking dat mijn blogartikels lang(dradig) zijn. Er is heel veel tekst maar vaak krijgt de lezer niet meer dan 1 of 2 partijen te zien in een artikel. Er staan zelfs meerdere artikels op deze blog waar helemaal geen enkel diagram wordt vertoond. Dit is uiteraard geen toeval maar een welbewuste keuze.

Vooreerst denk ik dat het zowel dom als zinloos is om een blog te schrijven uitsluitend over je eigen partijen. Het is dom omdat je aan toekomstige tegenstanders belangrijke informatie geeft over jezelf. Het is eveneens zinloos want tenzij je een sterke grootmeester bent, is niemand (behalve misschien enkele bevriende clubgenoten) geïnteresseerd in je misbaksels. Nee ik ben nog steeds geen fan van facebook, Instagram,... waar zelfpromotie centraal staat. Individuele schaakblogs die het enkel hebben over de eigen resultaten/ tornooien (vaak opgesmukt met leuke foto's) kunnen mij allerminst bekoren. Mijn tijd is kostbaar dus die negeer ik.

Anderzijds om een ei te bakken, moet je wel een ei op voorhand breken. Je kan niet een schaakblog schrijven met een persoonlijke insteek zonder het ooit over jezelf te hebben. Dus na 500 artikels en meer dan 10 jaar bloggen kan je hier een enorme hoeveelheid persoonlijke informatie van mezelf terugvinden. Soms stel ik me wel eens de vraag of ik niet te ver hiermee ben gegaan maar er is nergens iets waarvan ik echt spijt heb. Ik wik dan ook steeds zorgvuldig mijn woorden en laat bij twijfel kennissen een artikel vooraf proeflezen.

In elk geval betreffende eigen partijen ben ik heel voorzichtig met wat ik hier publiceer. Steeds moet er een duidelijke link zijn naar het thema van een artikel. Trouwens zelfs dan betwijfel ik of er veel lezers die partijen uberhaupt bekijkt. Wie heeft de ene partij nagespeeld in mijn vorige artikel? Heeft iemand iets speciaal opgemerkt in de analyses van de partij behalve dan dat de opening goed gespeeld werd door zwart? In het eindspel van die partij zit namelijk de kiem naar dit artikel. Helemaal op het einde van de partij lijkt de winst triviaal maar maakte ik nog een opmerkelijke beslissing. Ik zoom even uit om het duidelijk te maken.
Dus ik besliste om zwarts laatste pion niet er af te slaan en die als schild te gebruiken tegen de schaakjes. Het lijkt een onbeduidend detail en dat dacht ik ook tijdens de partij tot Marcel Van Herck mij na de partij vertelde dat een standaard dame-eindspel met a+b pionnen tegen 0 remise is. "Echt?" was mij eerste reactie. Daar had ik nooit van gehoord maar na even checken met de tablebases moest ik vol ongeloof toegeven dat hij het bij het rechte eind had. Hieronder zie je wat hiermee exact bedoeld wordt.
Ik beschouw mezelf als een speler met een sterk eindspel maar ik geef toe dat ik bijlange niet aan de enkels kom van Marcel die we echt een eindspelgoeroe kunnen noemen. Alhoewel ik ontelbare uren in mijn schaakstudie aan het eindspel heb gespendeerd, was dit nooit methodisch. Wat ik in mijn schaakpraktijk toevallig tegenkwam, bekeek ik in detail. Voordeel hiervan is dat ik met de vele jaren schaken een heel ruime praktische eindspelkennis opgebouwd hebben zie bv praktische eindspelen die vaak veel verder gaat dan wat je in eindspelboeken kunt vinden. Dus dat ging al spelender wijze waardoor eindspelen voor mij altijd fun betekende.

In de schaakliteratuur bestaan meerdere goede boeken over het eindspel maar slechts een heel kleine minderheid van de schakers leest ze en dat geldt zelfs voor heel sterke schakers. Het is puur toeval maar vorige vrijdag kwam ik een interview tegen van de beroemde trainer en grootmeester Adrian Mikhalchishin die klaagde over hoe slecht veel grootmeesters zijn in eindspelen zie youtube.

Met enkele zorgvuldig gekozen voorbeelden toont Adrian in het meer dan een uur durend interview hoe telkens weer opnieuw grootmeesters dezelfde eindspelfouten maken ondanks dat de eindspelkennis al geruime tijd ervan verspreid is. Zo kon ik mijn ogen bijna niet geloven toen jawel exact dezelfde pat-truuk getoond werd die ik een paar maanden eerder triomfantelijk hier op de blog in het artikel pat had aangekondigd als iets waarmee ik eeuwige roem had kunnen krijgen. In 1961 toonde een toen nog titelloze (vandaag grootmeester) Vlastimil Hort al het bestaan ervan zie Jiri Fichtl - Vlastimil Hort. Echter in 2005 gaf zwart exact dezelfde remisestelling op in de partij Jurij Ljubarskij - Vlastimil Jansa. De Tsjechische grootmeester verloor op tiebreak hierna de wereldtitel bij de senioren. Ook in 2020 ging het fout wanneer de Amerikaanse supergrootmeester Hikaru Nakamura zijn Noorse tegenstander Aryan Tari liet ontsnappen door niet op tijd het gevaar op te merken zie blitzgame op chess.com.

Ik heb Marcel niet gevraagd of hij deze pattruuk kent maar ik heb wel zekerheid over een ander eindspel die in hetzelfde interview met Adrian aan bod komt. Opnieuw puur toeval maar ongeveer een week geleden gaf oud-Belgisch kampioen Robert Schuermans een partij op waarna Marcel er als de kippen bij was om aan te tonen dat er nog een mogelijkheid was om af te wikkelen naar exact dat remise-eindspel.
Ik moet toegeven dat ik het eindspel ook nog niet ben tegengekomen en dus bijgevolg niet kende. Ik ben blijkbaar niet alleen want in zowel de partijen Doroshevitch - Taimanov gespeeld in 1971 (opgave in remisestelling door wit) en Miladinovic - Beliavsky (2001) (verkeerde slagzet van zwart op zet 99) ging het fout.

Het kennen van de klassiekers in het eindspel kan dus extra halfjes opleveren. Zelf het wiel uitvinden (zoals ik deed met de pattruuk) kan soms maar lukt zeker niet altijd. Bovendien in het eindspel is tijd meestal heel schaars waardoor meer dan ooit parate kennis doorslaggevend is. Anderzijds tonen de falingen van de grootmeesters opnieuw aan dat je echt wel een heel sterke bordschaker kunt worden zonder die kennis. Ik kreeg zaterdag voor het eerst in 100.000 (online) partijtjes het beruchte eindspel van paard + loper op het bord (die ik niet moest uitspelen omdat mijn tegenstander vroegtijdig opgaf). Ja dat vroegtijdig opgeven, blijf ik niet snappen. Wat is er nu zo erg om enkele zetten door te spelen tot je echt op beide oren kunt slapen dat er helemaal niets meer te redden valt?

Ik keer terug naar onze eindspelgoeroe Marcel want mijn verhaal is nog niet af. Als je denkt dat dit al indrukwekkend is wat Marcel kent dan begint het eigenlijk pas. Tijdens onze gesprekken aan tafel in Mariënbad kwam ik te weten dat Marcel een pionier is op gebied van het aftasten van de limieten van het schaakbord. Het begon met een terloopse opmerking over het dame tegen toren eindspel. We weten dat dit standaard gewonnen is voor het kleur met de dame (niet heel makkelijk). Wel vanaf een 16x16 bord is dit niet meer het geval vertelde Marcel mij (zie 2004b.pdf (jsbeasley.co.uk) blz 268-269) en opnieuw heel toevallig een paar weken later ook vermeld op chessbase zie study of the month endgame studies endgame theory.

Hij zag dat ik geboeid luisterde maar pas na het tornooi begon het echt interessant te worden nadat hij mij meer informatie opstuurde over dit thema over de limieten van ons schaakbord. Ik geef in kort een extractie van zijn mail want anders wordt dit artikel echt wel te lang. Neem bord en stukken erbij want het zijn fascinerende stellingen:
  • Philidor T+L – T W: Kd6 Tb7 Lb3 Z: Kd8 Tc1 zwart aan zet verliest door tempodwang omdat hij met de toren naar het ongunstige veld c3 moet. Als hij de toren 1 veld onder c1 kon zetten dan komt wit niet verder en is het remise. (Hiervan heb ik later computerbevestiging gezien.)
  • T+h-pion – dameloper W: Kg5 Ta7 h4 Z: Kh8 Le4 1.Kh6 Kg8 2.Tg7 Kf8 3.Tg5 Kf7 4.Tg3 Lc2 5.Kh5 Lb1 6.Tg5! en wint omdat zwart geen schaak heeft op c0 Zoniet was dit ook remise.
  • W: Kd4 Tc1 e4 Z:Ke7 Lg8  Dit wint gemakkelijk na 1.Ke5, maar als wit zo dom is om 1.e5? te spelen is het nog net gewonnen omdat de diagonaal a2-g8 te kort is voor zwart.  Op een 10x10 bord zou ook dit remise zijn.
  • 2P tegen pion:  Ik heb een heel sterk vermoeden dat er op een 10x10 bord geen Troitzky lijn bestaat, maar ik kan het niet bewijzen. (zie artikel obstructie voor meer informatie over de Troitsky-lijn)
Tenslotte werd dit thema afgerond met een absoluut meesterwerk aan de hand van de eindspelgoeroe zelf. Het is een fenomenaal 58 zetten durend gevecht tegen de limieten van het bord maar waarvan ik vrees dat het ver boven de pet gaat van de modale schaker.
The final frontier. To boldly go where no man has gone before. Elke Star Trek-fan kent die uitspraak uiteraard en dat is exact het gevoel dat ik hier kreeg toen Marcel mij eens verder liet kijken dan de 8x8 van ons schaakbord. Hij mag altijd mee met mijn auto naar tornooien als hij mij virtueel meeneemt naar onbekende werelden. Dat is echte schoonheid in het schaken.

Brabo

dinsdag 22 maart 2022

Amateurs

Op deze blog heb ik het al eens geschreven. Ik voel me geprivilegieerd om papa te mogen zijn van 2 fantastische kinderen. Trouwens ik wist al heel lang vooraf dat ik die rol dolgraag zou willen opnemen. Echter dit wilt niet zeggen dat ik iedereen hetzelfde aanraad. Ik kom geregeld mensen tegen die heel gelukkig zijn zonder kinderen. Bovendien zijn er ook ouders die achteraf wensten nooit aan kinderen te zijn begonnen.

Heel triestig vind ik dit in het bijzonder voor de betrokken kinderen maar ik werp evenmin een steen naar die ouders. Onze maatschappij is nog steeds helemaal gecentraliseerd rond het klassieke gezin. Het is heel lastig en zelfs onmogelijk om alle veranderingen die kinderen met zich meebrengen vooraf in te calculeren. Veel overkomt je en je moet voortdurend bijsturen. Persoonlijke dromen/ambities komen hierdoor automatisch onder druk te staan of gaan voor onbepaalde tijd in de koelkast.

In schaakmiddens wordt daarom wel eens gezegd dat elk kind ongeveer 100 elo kost. Niet verwonderlijk geven veel schakers dan ook de brui er aan wanneer ze met een gezin beginnen. Het is niet leuk om plots te verliezen van spelers waar je vroeger van won. Die drastische keuze heb ik echter nooit gemaakt. De terugval was voor mij beperkt (of zelfs onbestaande) en mits een beperkt speelprogramma verloor ik nooit de connectie met de passie die het schaken voor mij altijd al geweest is.

Bovendien ervaar ik tegenwoordig dat mijn kinderen steeds vaker zelf plannen maken en daar is weinig of geen plaats meer voor hun ouders. Tieners trekken veel liever op met leeftijdsgenoten. Dat is soms confronterend als ouder maar heeft dan weer als voordeel dat er ook extra vrije tijd voor mezelf vrijkomt. Zo ben ik in het laatste half jaar 2 keer in het buitenland telkens een week gaan schaken terwijl mijn kinderen gewoon naar school gingen. Mijn echtgenote bleef doorwerken van thuis uit zodat ze niets tekort kwamen.

Over een paar dagen word ik 46 jaar dus ik ben nog (veel) te jong voor seniortornooien. Desalniettemin was ik verwonderd over het aantal jeugdspelers die meespeelden in mijn meest recente schaaktornooi alhoewel we buiten de schoolvakantie waren (ook in het buitenland). Mijn veertienjarige Tsjechische tegenstander Matyas Paseka van ronde 6 gaf achteraf gewoon toe dat hij normaal les had op school en dus die opzettelijk miste om in Mariënbad te kunnen schaken.
Nu moet ik daar wel aan toevoegen dat zijn lesgevers op school hiervan op de hoogte waren. Bovendien stond hij en enkele anderen onder directe begeleiding van een of meerdere schaakcoaches. Ik twijfel er niet aan dat een coach hem ook hielp met de partijvoorbereiding want daarvoor kwam zwart te goed uit de opening. Kortom ik was onder de indruk van hoe serieus men in Tsjechië het schaken neemt. Zoiets lijkt mij in de verste verte onmogelijk in België.

Ik schat de kans ongeveer 0 dat een speler van het niveau van Matyas de toelating van een Vlaamse school zou krijgen om geregeld een weekje de lessen te verlaten om te kunnen schaken. Zelfs voor de enkelingen die de minimum-elo hebben om een topsport-statuut aan te vragen, blijft het telkens een gevecht met school. Ik vermoed dat dit ook een belangrijke reden is waarom ons grootste Belgisch talent Daniel Dardha beslist heeft om niet meer naar school te gaan (zie interview in de tijd) en de leerplicht tot 18 jaar via thuisonderwijs af te werken.

Dat nieuws zal zonder twijfel voor velen in Vlaanderen een harde noot geweest zijn. Ik merk ook op dat de Vlaamse schaakwereld erg stil is hierover. Schaken werd de voorbije jaren in elke communicatie van de bond/ federaties ... altijd als een middel beschouwd en nooit als doel op zich om sponsors aan te trekken. Kinderen door het schaken zich laten ontwikkelen om later een meerwaarde te betekenen op de arbeidsmarkt, was de missie. Het uithangbord die stopt op 16 jarige leeftijd met school, is daarom een enorme tegenvaller.

Ik denk dat het nieuws ook onverwacht is want hoe valt dit te rijmen met de eerdere uitspraak van de familie Dardha: "School is een moetje, schaken is een magje". Anderzijds ben ik van mening dat er soms echt wel goede redenen zijn om drastische koerswijzigingen te maken. Dat lijkt mij zelfs een stuk verstandiger dan koppig vasthouden aan bepaalde principes. Soms krijg je maar 1 kans en dat lijkt mij hier zeker het geval. Een grootmeestertitel behalen voor je 16 jaar is een gamechanger en indien je droomt van beroepsschaker dan is het best nu en niet over x aantal jaar dat je daar naar toe werkt. In het buitenland hebben al vele jonge beloften de keuze van stoppen met school voorgedaan. Ik denk aan Magnus Carlsen, de Polgars, de Foreests.... Niet iedereen is/was even succesvol maar het spreekt voor zich dat jezelf beter kunnen toeleggen aan het schaken, de kansen om later beroepsschaker te kunnen worden serieus verbetert.

In elk geval zelfs al lukt het Daniel om zijn droom waar te maken dan nog vrees ik dat hij hiervoor geen felicitaties moet verwachten van de Vlaamse schaakgemeenschap in tegenstelling tot de grootmeestertitel die hij vorig jaar behaalde als amateur. Beroepsschaker moet je echt alleen maar doen voor jezelf want de meesten vinden het helemaal niets. Schaken is een prachtig spel maar daar blijft het ook bij want het brengt niets bij aan de maatschappij. Financieel zien we veel te vaak beroepsschakers terugvallen op ons sociaal vangnet.

Dat betekent echter niet dat ik geen fan ben van Daniel's keuze om beroepsschaker te worden. Er zijn zoveel mensen rondom mij die elke dag gedurende heel hun leven met heel weinig goesting of zelfs tegenzin naar hun job gaan. Dan lijkt mij het nog geen domme zet om voor een droom te gaan voor iets wat je echt graag doet. Dit is ook wat ik opmerkte in 2 biografieën (gepubliceerd in 2021) die ik recent lees/ las:

1) It is never too late to become a grandmaster geschreven door en over de Franse (Oekraïense) grootmeester Vladimir Okhotnik. Hij vertelt zijn uniek levensverhaal als schaakprofessional met pas de grootmeestertitel op zijn 61ste. Hij werd ook 2 keer wereldkampioen bij de seniors (+60 en +65).
2) Chess Buccaneer geschreven door de Nederlandse internationaal meester Merijn van Delft en de Nederlandse fidemeester Peter Boel beschrijft het onnavolgbaar leven van de Nederlandse internationaal meester Manuel Bosboom. Manuel staat bekend voor extravagantie zowel op als naast het bord. Het verwondert mij dan ook niet dat zijn boek als zoete broodjes over de toonbank gaan.
Ik ben nog bezig met Chess Buccaneer maar weet nu al dat ze geen spijt hebben van hun keuze om beroepsschaker (geweest) te zijn. De levensomstandigheden zijn vaak hard maar het is allesbehalve saai. Ze ontmoeten tal van grote persoonlijkheden en hebben allebei vele verhalen te vertellen. Echter minstens even belangrijk vind ik dat ze op het einde van de rit ook een karrevracht aan geweldige partijen kunnen voorleggen. Het is een echt oevre die ook nog lang nadat ze er niet meer zullen zijn, zal blijven staan. Wie kan dat zeggen na een normale loopbaan?

Nu net als met kunst is het lastig om daar door het grote publiek erkenning voor te krijgen. Als het al gebeurt dan zoals hier op het einde van de carrière d.m.v. een boek. Tijdens de beroepscarriere is het dus veelal overleven. Men wordt gedoogd maar verwacht geen bloemetjes. Zelfs voor de beste profschakers is er nog steeds weinig begrip. Je ziet het in "kleine dingen" zoals vorig jaar toen wereldster Firouzja tijdens de laatste ronde van Wijk aan Zee werd gevraagd om zijn bord te verplaatsen zie tata steel chess 2021 statement firouzja controversy. Of ook dit jaar wanneer de organisatie in Wijk aan Zee aan wereldster Dubov eiste om een mondmasker te dragen tijdens de partij na een hoogrisicocontact zie tata steel chess 2022 round 7. Het is toch uiterst amateuristisch om dit na bijna 2 jaar corona niet op voorhand te hebben voorzien in de reglementen. Of nog enkele jaren geleden in Wijk aan Zee wanneer bepaalde spelers verplicht waren om voorbereidingstijd op te offeren aan de pers en anderen niet.

Het is een wederkerend probleem dat amateurs geen flauw benul hebben wat het vergt om topschaak te produceren. Het helpt ook niet dat de meeste organisatoren zelf amateurs zijn want uiteindelijk zijn 99,9% van alle schakers amateurs. Ik kijk daarom ook niet meer op wanneer laatst in de Nederlandse interclub iemand in het eerste team een lekkere trappist drinkt tijdens de partij. Evenmin ben ik verwonderd wanneer achteraf ik te horen krijg dat de dame van Maleisië uit mijn vorig artikel tijdens het tornooi in Mariënbad aan het werken was aan haar universiteitsstudies.

Voor de meeste schakers is en blijft het dan ook een spelletje. Ik respecteer dat maar krijg het wel lastig wanneer topschaak hierdoor ook op de schop gaat. Kwaliteit wordt verwacht maar daar hangt een prijskaartje aan vast waar men niet wil voor betalen. Tsjechië heeft ongeveer evenveel bewoners als België maar de gemiddelde elo van de Tsjechische schaaktop 10 staat meer dan 100 punten hoger dan de Belgische schaaktop 10. Dit is geen toeval maar een rechtstreeks gevolg van de erg verschillende kijk op schaken tussen beide landen.

Brabo

maandag 14 maart 2022

Schakende vrouwen deel 2

In het meest recente open internationaal tornooi dat ik speelde (januari 2022 in Marienbad) viel het mij op dat 14 van de 48 deelnemers vrouwen waren zie: chessresults Marienbad. Nog geen 30% zal voor de buitenstaander erg pover klinken maar is volgens mijn weten nooit eerder gezien in een open tornooi zonder leeftijdsgrenzen. Bovendien waren 11 van de 14 vrouwen minderjarig en soms nog piepjong. Zien we de eerste effecten van The Queen's Gambit die een jaar geleden een fantastische reclame was voor het schaken en in het bijzonder vrouwen die schaken?

1 zwaluw maakt de lente nog niet. Bovendien vermoed ik dat sommigen de vraag stellen of dit uberhaupt een belangrijk thema is voor het schaken. Hebben we meer schakende vrouwen nodig? Veel clubs zijn echte mannenbastions en staan niet te springen voor meer vrouwen in het schaken. Veranderingen worden vaak met argusogen bekeken. Vandaag vindt iedereen het heel normaal dat er een rookverbod is tijdens schaakwedstrijden maar ik herinner mij nog heel goed de tijd dat veel oudere schakers er erg tegenop zagen om hun sigaret of sigaar aan de kant te leggen.

Fide is overtuigd van dat we meer vrouwen nodig hebben in het schaken zie bv. Chessbase. Dus vond ik het wel eens tijd om uit te zoeken waarom. Is dit onder druk van de maatschappelijke veranderingen die vandaag steeds vaker de klemtoon leggen op diversiteit en inclusiviteit? Of is er meer dan windowdressing en zijn er echte voordelen aan meer vrouwen in het schaken. In dit artikel doe ik een schuchtere poging om dit onderwerp eens te belichten. Wetenschappelijke studies zijn mij onbekend over dit thema. Dus meer dan enkele persoonlijke indrukken kan ik niet geven. Correcties en aanvullingen zijn bijgevolg zeker welkom.

Vooreerst ben ik van mening dat meer vrouwen sowieso goed is voor het imago van de schaaksport. Een schaakartikel met enkele foto's van vrouwen zal altijd meer lezers aantrekken. Sponsors zullen sneller toehappen met een duidelijke positieve discriminatie voor vrouwen. Kortom publicitair en financieel lijkt het mij een no-brainer om meer vrouwen in het schaken te willen krijgen.

Nu dat zal de gemiddelde mannelijke clubschaker worst wezen. Van die extra centen zal wellicht weinig of niets blijven plakken bij de amateurs. Echter ik zie ook nog andere voordelen bij clubs met meerdere vrouwen onder de leden. Het valt mij op dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn (in verhouding met de ledenaantallen) in bestuursfuncties of veel vaker een ondersteunende rol als bv. jeugdbegeleider opnemen. Schakende vrouwen blijken heel vaak een belangrijke impuls aan het clubleven te geven waardoor die clubs het (veel) beter doen dan clubs waar vrouwen ontbreken.

Een veel gevoeliger domein is het schaaktechnische. Kunnen vrouwen ons iets schaaktechnisch leren dat we niet of minder makkelijk van mannen kunnen leren? Ik vermoed dat sommigen dit een heel vreemde vraag zullen vinden en bovendien misschien zelfs een seksistische en ongepaste. Zo was er in 2015 een mediastorm over een zeer gewaagde uitspraak van de Britse sterke grootmeester Nigel Short die insinueerde dat vrouwen nooit even goed zouden kunnen schaken als mannen omdat hun hersenen anders geprogrammeerd zijn (zie bv. artikel in the Guardian).

Vooreerst denk ik dat het een heel domme uitspraak was van Nigel zonder enig tastbaar wetenschappelijk bewijs gewoon omdat het enkel voor polarisatie zorgt en geen enkel voordeel oplevert voor de schaakgemeenschap. Ik heb ook grote twijfels bij de correctheid ervan maar heb evenmin een wetenschappelijk tegenbewijs dus ik ga hierover niet in discussie. Bovendien is het zeker zo dat elke schaker ongeacht zijn niveau ons iets schaaktechnisch kan leren. Hoe hoger het niveau, hoe relevanter uiteraard maar iedereen heeft iets te vertellen.

Waar ik in de rest van dit artikel bijgevolg wil op focussen is of er in het vrouwenschaak typische karakteristieken bestaan. Recent werd een programma ontwikkeld dat met een zeer hoge nauwkeurigheid (86%) een anonieme speler kan identificeren aan de hand van de gespeelde zetten in het middenspel zie Can artificial intelligence identify your playing style? Dus het staat (redelijk) vast dat iedere speler een unieke stijl heeft van spelen. Als dit mogelijk is dan moet het ook mogelijk zijn om te kunnen vaststellen of het geslacht van een anonieme speler met x% zekerheid kan worden vastgesteld. Het programma moet hiervoor aangepast worden dus niet iets wat zeer waarschijnlijk zal gebeuren. Jammer want wetenschappelijk zou het een belangrijke indicatie kunnen zijn of er inderdaad relevante verschillen in speelstijl tussen geslachten bestaan.

Zelf heb ik in mijn schaakcarriere slechts een beperkt aantal partijen tegen vrouwen gespeeld dus een ervaringsdeskundige durf ik mij in elk geval niet noemen. Wel hoor ik regelmatig van vrouwen dat ze gemiddeld een veel agressiever soort schaken spelen dan mannen (denk bijvoorbeeld aan de beste vrouwelijke schaker ooit Judith Polgar). Ook liet de kersverse grootmeester Elisabeth Paetz (de eerste Duitse die na de vrouwelijke ook de volle titel kon behalen) recent ontvallen dat vrouwen zich veel minder goed voorbereiden op hun partijen dan mannen. Dit plaatje klopte volledig in mijn partij uit ronde 3 tegen WIM Puteri Munajjah Az-Zahraa Azhar van Maleisië.
Dit was zonder twijfel een van de meest waanzinnige aanvalspartijen die ik ooit gespeeld heb. Het meeste bleef nog onder de oppervlakte. Het is een eindeloze lijst: dameoffers aan beide zijden, torenoffers (soms dubbele), loperoffers, paardoffers, promoties... Dus vergeet absoluut niet eens naar de analyses te kijken. Dat was een buitengewone agressie van mijn tegenstandster. Ik was de controle compleet kwijt en had die partij absoluut kunnen verliezen. Echter minder mooi is ook de bevestiging van de andere karakteristiek van het vrouwenschaken. Ik had exact die variant in de laatste maanden al 3 keer gespeeld. Al die partijen stonden in de databases dus ze zijn heel makkelijk te consulteren en toch was mijn tegenstandster al uit boek na zet 5. Dat begrijp ik niet. Je komt van Maleisië speciaal tijdens coronatijden schaken in een uithoek van Tsjechië. Je weet de paringen ruim 12 uur op voorhand en toch heb je niets klaarliggen.

Zou het misschien eerder daardoor zijn dat zo weinig vrouwen echt doorbreken naar de absolute top? Met talent alleen geraak je niet ver. Dagelijks uren aan het schaken werken achter een computerscherm (dus niet bulletspelen) is niet sexy maar is wel noodzakelijk vandaag als je jezelf maximaal wilt ontplooien. Het lijkt mij bovendien geen toeval dat geen enkele vrouw vandaag correspondentieschaak in België nog speelt.

Nu toevallig in de ronde daarop toonde WIM Hanne Goossens (Belgisch kampioene) dat ik evenmin alle vrouwen over dezelfde kam mag scheren. Zo was Hanne ondanks het erg vroege startuur van de ronde (9 uur 's ochtends en dus beperkte beschikbare voorbereidingstijd) erg goed voorbereid in de opening. Vooral de zetten 14 en 17 zijn stille getuigen hiervan want dat soort zetten zal je niet snel spelen zonder de stelling eens op voorhand te hebben bekeken. Daarnaast bewijst Hanne met deze partij ook dat vrouwen best wel strategisch kunnen schaken en dus niet enkel blind agressief aanvallen.
Ik was achteraf blij dat ik de voor mij onbekende opening zonder kleerscheuren was doorgeraakt met een ongeveer dynamisch evenwicht. Dit was zonder twijfel de meest lastige voorbereiding die ik in het tornooi op het bord had tegengekregen. Nu mogelijks was Hanne speciaal voor deze partij extra voorbereid want ik hoor wel vaker van Belgen dat ze tegen de schaakblogger Brabo net de extra mijl willen lopen. Anderzijds het bewijst ook nog eens dat het altijd gevaarlijk is om bepaalde zaken te veralgemenen. Het lijkt mij bijgevolg te vroeg en zelfs riskant om bepaalde karakteristieken als typisch vrouwenschaak te benoemen.

Brabo

Addendum 19 Maart 2022

Ik ontving na de publicatie van dit artikel een leuke foto uit Maleisie van de prijsuitreiking waar naast mezelf ook de 2 dames op staan die in dit artikel de hoofdrol spelen. Die vond ik de moeite waard om hier te delen.