maandag 31 augustus 2020

Het verhaal van de Oostendse schaakmeester: Roland Beyen

Mijn herinneringen binnen en buiten de KOSK

Roland Beyen

Individuele resultaten:

Schaken heb ik geleerd in een jeugdclub, maar de microbe heb ik maar opgedaan in de schaakafdeling van het Atheneum te Oostende. Deze schaakclub werd opgericht door Germain Billiet, leraar Nederlands en Engels. Daar hebben we iedere zaterdag namidag partijtjes gespeeld, telkens voorafgegaan door “een lepeltje theorie”. 

In 1953 ben ik dan lid geworden van de KOSK, samen met Michel Vanhoorne en Albert Vandezande, ook kwekelingen van meester Billiet. Wij hebben dan snel de verschillende afdelingen met succes doorlopen, en vormden de kern van de interclubploeg, aangevuld door F.Teetaert, Dr. Gesquiere, C. Vanthuyne, O. Rosseel. Onze ploeg speelde in eerste afdeling en kon goed stand houden tegen de semiprofessionele ploegen uit Brussel, Antwerpen en Gent.

In die tijd was het lokaal van de KOSK gelegen in de Kemmelbergstraat, een zeer mooi zaaltje, achteraan een kruidenierswinkel. Het lokaal was ook voorzien van een kleine bar, waar “madam” Tavernier de scepter zwaaide. Zij hield het lokaal in prima conditie en zorgde voor thee en koffie, zodat de leden hun partij in prima conditie konden afwerken. Dit mooie lokaal hebben we spijtig genoeg na een paar jaar moeten verlaten omdat de pacht afliep en de zaal opgenomen werd in de naastgelegen dokterspraktijk. Ons volgend lokaal werd dan een grote zaal achter een frituur in de Langestraat. Deze zaal was beduidend ruimer en voldeed aan onze behoeften, maar ze had niet de charme van de Kemmelbergstraat. Ook onze “barmeid” is niet mee verhuisd, en de service werd verzorgd door Napoleon (Nap) Douvere. Nap had wel het voordeel een goede vakman te zijn, die tevens ons materiaal (schaakklokken) in goede staat kon houden.

In 1956 heb ik mijn studies begonnen aan de Gentse Universiteit, wat mij de kans gaf deel te nemen aan het clubkampioenschap van de Koninklijke Gentse Schaakkring. Ik eindigde er tweede na de sterke Gentse topper Guy De Wolf. Op basis van mijn resultaat werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan een klein maar sterk bezet internationaal tornooi ingericht door de KGS. Ik behaalde er 1,5 punten in de eerste twee ronden, en dan nog wel tegen de favorieten van het tornooi, O’Kelly en de Duitse meester Diemer (uitvinder van het Blackmar-Diemer gambiet). Verder heb ik echter niet meer kunnen scoren! Niettemin betekende dit tornooi voor mij de doorbraak naar de eerste klasse.

In 1958 kreeg ik dan als jonge belofte, samen met Hans Vandenbroecke de kans om deel te nemen aan de schaakolympiade te München. De Belgische ploeg bestond uit A. Franck (toen kampioen van België), A. Dunkelblum, Van Schoor, Vandenbroecke, Beyen en Weltjens (toenmalig voorzitter van de KBSB), en eindigde op de 24ste plaats. Ikzelf mocht zeer tevreden zijn met een score van 5,5 uit 12, een van de beste Belgische resultaten.

Tijdens de volgende jaren zijn mijn schaakactiviteiten zeer beperkt gebleven, omwille van mijn studies. Te vermelden valt alleen nog de studentenolympiade 1960 te Leningrad (nu St. Petersburg) waar ik als eerste bordspeler 2,5 uit 11 haalde. Wel bevredigend gelet op de sterke tegenstand: Spassky, Lombardy, Drimer, Langeweg, Malich en andere toppers. Onze studentenploeg bestond uit Beyen, Vanhoorne, Clement, Van Humbeek en Vandenbroecke.

In 1964 ben ik begonnen met correspondentieschaak waar ik tezelfdertijd het kampioenschap van Vlaanderen en het kampioenschap van België won. In 1965 kon ik via de interliga deelnemen aan het kampioenschap van België te Antwerpen. In dit zeer sterk bezette kampioenschap eindigde ik samen met Frans Cornelis op een gedeelde derde plaats, na Frits Van Seters en Jef Boey, maar voor Dr. Paul Limbos, Arthur Dunkelblum, Jan Rooze, Vladimir Borodin, Mollekens, Van Schoor, Robert Lemaire en José Tonoli. Dit resultaat leverde ons beiden de titel op van kandidaat-meester, en een plaats in de Belgische ploeg voor de Olympiade te Havana. Het Belgisch team bestond hier uit O’Kelly, Boey, Dunkelblum, Mollekens, Cornelis en Beyen, en eindigde op de 25ste plaats, met 52 deelnemende landen. Ikzelf scoorde hier 6,5 uit 13. Op grond van de resultaten werden mij en Frans Cornelis de meestertitel toegekend.

Sedertdien heb ik nog verschillende malen deel uitgemaakt van de Belgische olympiadeploeg, achtereenvolgens te Lugano (1968), Siegen (1970), Skopje (1972), Nice (1974) en Haifa (1976), steeds met min of meer bevredigende score. Mijn slechtste resultaat was Lugano, met 5,5 uit 12; mijn beste Nice met 8,5 uit 15.

Omwille van mijn beroepsbezigheden heb ik mij slechts weinig kunnen toeleggen op individuele tornooien. Wel heb ik steeds zoveel mogelijk deelgenomen aan ploegwedstrijden, zij het in clubverband dan wel met de nationale ploeg, waaronder de schiftingen van het Europees kampioenschap voor landen ploegen.

Later is het schaken voor het bord wel wat in de verdrukking gekomen, en heb ik mij vooral geconcentreerd op het schaken per briefwisseling, waar ik dan de titel van internationaal meester heb behaald.

Organisatorische activiteiten:

De KOSK is steeds zeer actief geweest zowel op nationaal als op het internationaal vlak. Toen ik in 1953 lid werd de club geleid door voorzitter François Teetaert, bijgestaan door o.m. Jef Deweert als secretaris. Later zijn dan daar nog bijgekomen Steven De Winter, Oscar Rosseel, Charles Dielen, Germain Lamote, Paul Deweert, Michel Masschaele, José Van de Kerckhove. Steeds een zeer dynamisch team dat stilaan een reputatie binnen en buiten België opgebouwd heeft.

Dat dit dynamisme reeds vroeger aanwezig was moge blijken uit de twee internationale tornooien van 1936 en 1937 ingericht in Casino – Kursaal met deelnemers als Grob, Keres en Fine. Herinneringen heb ik hier niet aan: pas geboren! 

In 1956 werd de fakkel terug opgenomen met het internationaal schaaktornooi in het Casino – Kursaal. Dit mooie tornooi werd gewonnen door O’Kelly, voor kleppers als Donner, Golombek, Dr. Lehmann en Bernstein. In 1967 werd het kampioenschap van België eerste klasse ingericht met als winnaar Frits Van Seters. In 1973 werd dit herhaald, ditmaal met Robert Willaert als primus.

In november 1971 hebben wij in het kader van het Europees Kampioenschap een tweedaagse landenkamp België – Tsjechoslowakije ingericht in het Kursaal. Het zal geen verrassing zijn dat België deze match met klank verloren heeft, maar de remise van Jef Boey op het eerste bord tegen Vlastimil Hort, en een overwinning van mijzelf op Dr. Filip mogen herinnerd worden!

In 1975 heeft het organisatiecomité, bestaande uit Teetaert, Beyen en Dewinter het initiatief genomen voor de inrichting het eerste landenkampioenschap van de Europese Gemeenschap, dat met de naam EUROSCHAAK boven de doopvont werd gehouden. De negen leden waren in die tijd : België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, Denemarken, Groot-Brittannië en Ierland. Ieder van deze landen werd uitgenodigd om een ploeg van vijf man af te vaardigen naar Oostende, waar ze op kosten van de KOSK in eerste klasse hotels gelogeerd werden voor de ganse duur van het tornooi. Het tornooi liep over negen dagen, met een rustdag. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke prestatie veel geld zou kosten. Wij zijn er toch in geslaagd om een budget van 900.000 F samen te rapen, deels afkomstig van overheidsinstellingen, deels van steunende bedrijven. In die tijd was dit een zeer hoog bedrag.

Het tornooi is dan doorgegaan in de mooie erehal van het Casino – Kursaal in de loop van de maand november 1975. Vanzelfsprekend hebben we kunnen rekenen op de inzet en medewerking van de leden van de club: opvolging van de partijen, opmaken van het tornooibulletin bediening van de spelers, bijhouden van het scorebord, onthaal van bezoekers. Alle landen zijn op deze uitnodiging ingegaan, en het tornooi werd officieel geopend door Prof. Dr. Max Euwe, toenmalig voorzitter van de FIDE. Het tornooi werd met klank gewonnen door Nederland, en onze Belgische ploeg is rond de vijfde plaats geëindigd. Alle deelnemers waren unaniem positief over de organisatie, en de kapitein van de Nederlandse ploeg heeft bij het slotbanket zeer lovende woorden uitgesproken.

Het was onze bedoeling om dit tornooi te laten bestendigen. Zo heeft de Duitse schaakbond in 1980 in Berlijn een tweede uitgave ter hand genomen, en heeft ook de Britse bond een derde uitgave verzorgd in Middlesborough. De Italianen hadden de intentie voor een volgende uitgave, maar zijn er niet in geslaagd om de fondsen op te brengen.

Na dit succesvolle ploegentornooi zag het bestuur uit naar nieuwe horizonten. Ondertussen werd Germain Lamote de titel van Internationaal FIDE scheidsrechter toegekend. We waren dus gewapend!

Aldus werd in 1982 beslist om in 1983 een Open Internationaal Schaaktornooi in te richten. Het comité kwam al snel tot het besef dat een budget van ongeveer 950.000 F nodig was: reis en verblijfkosten van grootmeesters en internationaal meesters, startgelden, drukwerk en publiciteit, tornooibrochure. Om voldoende belangstelling op te wekken werd een prijzenfonds van 300.000 F voorzien. De vraag was dus waar dit geld vandaan moest komen! Het was nodig om het organisatiecomité te activeren!

Reeds snel is die erin geslaagd om de Generale Bank voor dit tornooi warm te maken. Het tornooi kreeg aldus de naam “G-Bank Schaak Tornooi”. Het inrichtend comité heeft daarnaast kunnen beroep doen op overheidsinstellingen (BLOSO, Stad Oostende, Provincie West-Vlaanderen, …) en op een aantal steunende bedrijven zoals Siemens, Somati, Kuwait Petroleum, Sealink, …). Het tornooi ging door in het Thermae Palace Hotel van 17 tot 25 september 1983 met 126 deelnemers, waaronder 3 grootmeesters, 5 internationale meesters en 10 Fide meesters. Ook elf leden van de KOSK hebben deelgenomen, waaronder Albert Vandezande, Michel Masschaele; Olivier Drabs, Willy Nierynck, Ruben Decrop, Peter Jonckheere, Glen Dayer, en … Marc Coucke (!).

Alle tornooidocumenten werden viertalig opgemaakt, wat allicht een unicum mag genoemd worden. Het werd door de deelnemers zeker op prijs gesteld.

Een opmerkelijke nieuwigheid was dat de paring van de deelnemers uitgevoerd werd per computer, met behulp van een programma gemaakt door Michel Masschaele. Deze computermethode heeft een aantal grote voordelen: de paringen en het toekennen van de kleuren gebeurt op objectieve wijze volgens de op voorhand vastgelegde regels. Bewuste of onbewuste bevoordeling van een of andere speler is volledig uitgesloten, evenals menselijke fouten. Een tweede voordeel ligt in snelheid van paring, een kwestie van minuten, terwijl de manuele paring eerder een kwestie van uren is.

Het tornooi werd gewonnen door de Nederlandse grootmeester Johan Van der Wiel, voor Fl. Gheorghiu, Steinbacher, Goormachtigh en Defize. Het tornooi werd gehomologeerd door de FIDE, waardoor internationale titels konden toegekend worden. Het was het sterkste internationaal open tornooi ooit ingericht door België. BRT televisie heeft een speciale Sporza uitzending aan het tornooi gewijd.

Na dit succesvol tornooi werd onmiddellijk gewerkt aan een tweede uitgave. Dit 2de G-bank tornooi werd ingericht in oktober 1984, ook in het Thermae Palace Hotel. Ook dit tornooi kende een grote belangstelling, met de deelname van twee grootmeesters, 13 internationale meesters en vier Fide meesters. Het tornooi werd gewonnen door de Israëlische meester Murey, voor Van der Sterren, Garcia – Palermo en Braga. Het tornooi was een mooie bekroning van het 60-jarig jubileum van de KOSK!

Geen twee zonder drie! Het derde G-bank tornooi greep dan plaats in het Thermae Palace Hotel in september 1985. Met een record deelname van 136 spelers, waaronder 5 grootmeesters, 8 internationaal meesters en 11 FIDE-meesters was het tornooi opnieuw een groot succes. Het werd gewonnen door Hans Ree en Tony Miles. Het tornooi kende een bijzondere attractie in de persoon van Tony Miles: hevige rugpijn belette hem om normaal op een stoel plaats te nemen. Wij bezorgeden hem eerst een ligbed, maar dit voldeed niet, en hij besliste dan maar languit op de grond plaats te nemen! Uiteindelijk hebben we hem dan een speciale stoel kunnen bezorgen. Zijn rugproblemen hebben hem wel niet van de gedeelde overwinning kunnen houden!

Deze belangrijke internationale tornooien mogen de jaarlijkse massasimultaan niet doen vergeten. Sedert begin 1970 hebben we in de zomer op de grote markt te Oostende een openlucht simultaan ingericht met 100 deelnemers. De formule bestond erin dat een sterke buitenlandse grootmeester uitgenodigd werd om het op te nemen tegen 40 schakers, terwijl de sterkere leden van de KOSK (Beyen, Vandezande, Vanhoorne, Masschaele, …) elk 20 spelers tegen zich kregen. De simultaan is meestal doorgegaan op het Wapenplein te Oostende, maar omwille van het onbetrouwbaar weer werd telkens wel een alternatief voorzien in het nabij gelegen feestpaleis. 

De simultaan voorstellingen kenden veel belangstelling van inwoners en toeristen. Zo hebben we in deze jaren beroep kunnen doen op toppers zoals Jan Timman, Hans Ree, Nigel Short, Vlastimil Hort. In augustus 1984 heb ik de Russische grootmeester Lev Polugaevski op de kop kunnen tikken! Bij een andere gelegenheid hebben we Jan Rooze er kunnen toe brengen om het in een blindsimulaan tegen tien deelnemers op te nemen, voorwaar een kunstukje!

Ook binnen de KOSK is er een en ander veranderd: de algemene vergadering van de KOSK van 28 januari 1984 besliste om een VZW op te richten. Volgende leden werden benoemd tot lid van de raad van beheer: Roland Beyen, Paul Deweert, Etienne Dewinter, Charles Dielen, Germain Lamote en François Teetaert. Op voordracht van François Teetaert werd ik dan verkozen tot voorzitter.

Op persoonlijk vlak is er dan voor mij ook veel gewijzigd. Mijn drukke professionele bezigheden lieten mij niet toe om verder actief aan het schaakleven deel te nemen. Ik zag mij dan ook verplicht om in 1986 het voorzitterschap door te geven aan José Van de Kerckhove. Ik wens hem alle succes toe!

Tot zover het verhaal van Roland Beyen, waarmee ik hoop dat deze sterke speler en organisator weer wat beter bekend en erkend zal geraken in Vlaamse schaakmiddens. Alsof dat nog niet genoeg was, kreeg ik van hem ook volgende partij, omdat er ook zoiets bestaat als de “Beyen-variant” in het Spaans.
Tot slot bezorgde Roland me nog een partij: winst tegen Calvo in de olympiade van Nice 1974. Net als tegen Filip had Roland nog een appeltje met hem te schillen, want in Lugano 1968 had Calvo hun onderlinge partij gewonnen.

Roland Beyen en HK5000

zondag 23 augustus 2020

De loperfluisteraar

Schaker/schrijver/renner Tim Krabbé heeft één van de beste schaaksites ter wereld: https://timkr.home.xs4all.nl/chess/chess.html. Het is één van de beste verzamelingen anekdotes uit de hele schaakwereld. Vaak gekopieerd, geplagieerd, geciteerd. Tim stamt uit een artistieke familie, en zijn broer Jeroen was een internationaal bekende acteur, die net als Rutger Hauer in Hollywood vaak werd gecast als de buitenlandse slechterik.

De schaakhistoricus Olimpiu Urcan woont in Singapore en is een goed speler (2009 elo), met al enkele boeken bij McFarland op zijn naam (Adolf Albin in America, Julius Finn, WHK Pollock (samen met Hilbert)). Daarnaast heeft hij een patreon website (patreon.com/urcan), waarop hij diverse onbekendere feiten en partijen bespreekt.

Op twitter postte Urcan een tijd geleden een foto van een Russische schaakster van zo’n 50 jaar geleden, met de vraag: aan wie deze speelster het eerst herkent, stuur ik mijn boek over Pollock gratis op. Geluk en toeval – en het feit dat ik met mijn in memoriam reeks zowat alle schakers en schaaksters van betekenis zomaar te raadplegen had – zorgde ervoor dat ik als eerste de speelster herkende, en het boek toegestuurd kreeg. Iets later contacteerde hij mij voor een kleinigheid (iets te copiëren uit het boek van Bill Hook) en nog iets later vroeg hij me om het verhaal van de partij Beyen-Filip, uit de interland België-Tsjechoslowakije uit 1971, te checken.

Dat verhaal staat namelijk op Tim Krabbé’s website (diary_4) en kort samengevat komt het erop neer, dat Roland Beyen, in een interland in 1971 (zie hiervoor de uitstekende schaaksite van Nikolaas Verhulst Belgium vs Czechoslovakia Ostend), gewonnen had van de Tsjechische tweevoudige ex-kandidaat Miroslav Filip, doordat hij de winnende zet van zijn combinatie zou zijn ingefluisterd (door Dunkelblum).

Nu is die verwarring te verklaren: ten eerste was er de naamsverwarring (Boey vs Beyen). We zijn 1971, er is nog geen internet (dat begint pas in 1989 in het CERN), en internationale communicatie is nog moeizaam. Vertalingen van namen lopen wel eens mis, en dus was het voor de internationale schaakwereld “gemakkelijker” om het resultaat te lezen als Boey-Filip, ipv Beyen-Filip. Boey speelde nl op het eerste bord, en hoewel Hort toen de sterkste Tsjech was (en op het eerste bord speelde), had Filip toch de grootste faam en track record van het team. Roland Beyen was veel minder bekend, ondanks het feit dat hij er bv al enkele olympiades had op zitten.

Maar het feit dat een “zwakkere” (Beyen had 2280 elo, Filip 2510) speler met zo’n mooie combinatie een topgrootmeester kon verschalken, grensde aan het ongeloof-waardige, dus werden andere verklaringen gezocht. Deze werden vooral gevoed door het feit dat de combinatie één zet eerder had kunnen gespeeld worden (zie Krabbé’s website). Dat is correct, maar meteen 27.Lxg6 is niet zo goed als 27.Lc2 (zie verder).

Nu, Urcan wou hier dus eens het fijne van weten, hij contacteerde me met de vraag of ik dit kon uitpluizen. Nu zijn er van die match slechts drie personen nog in leven: Roland Beyen, Bernard De Bruycker en Marck Bonne.

Ik begon bij Marck Bonne, omdat ik het snelst zijn contactdata bemachtigde. Marck woont nu in een rusthuis (nieuwsblad), omdat hij na een hersenbloeding aan een rolstoel gekluisterd is. In Corona-tijden was bezoek niet evident, dus ik telefoneerde hem. Ondanks zijn vermelding op de site van Krabbé (als bron van het gerucht van de ingefluisterde zet), kon hij zich een dergelijk voorval niet herinneren. Marck was wel goed voor een leuke anekdote rond deze match.

De match werd gespeeld gedurende een weekend in het casino van Oostende. Na de partijen trok het gezelschap verbroederend de stad, om een glas te nuttigen. Één glas werd er twee, en algauw was het tijd om te beslissen om de dag erop fris te zijn of niet. Hort had een afgebroken partij tegen Boey, en benaderde Boey met de vraag: “Kijk, we zijn hier goed bezig en het is leuk, maar we hebben morgen onze afgebroken partij uit te spelen. Wat denk je ervan om nu remise overeen te komen, zodat we nog wat verder kunnen drinken? Voor het matchresultaat heeft het toch geen gevolgen.” Boey (2390 elo) dacht hierover na en vond dat een remise in die scherpe stelling tegen wereldtopper Hort (2605) zeker niet mis was, en ging akkoord. Daarop vraagt Boey aan Hort: “Zeg, gewoon ter info: wat was jouw afgegeven zet eigenlijk?” Waarop Hort zegt: “Dat was xxx”. Boey: “Maar dat verliest toch?” en Hort: “Dat weet ik…”. Of hoe grootmeesters ook naast het bord strategisch moeilijk te kloppen zijn…

Marck was van dit gesprek getuige. Als je de partij naspeelt, zie je dat die partij plots remise wordt in een levendige stelling, waarin zwart slechts één goede zet heeft – en dat was dus blijkbaar niet de zet die Hort had afgegeven.

De zoektocht naar de waarheid rond de partij ging verder. Via Ben van de Denksport-kampioen kreeg ik het nummer van Bernard De Bruycker te pakken en belde hem op een avond. Hij stond me heel vriendelijk te woord en liep over van schaakanekdotes en verhalen. Maar ook hij kon het gerucht niet bevestigen rond Lxg6. Maar ook hij was bron voor een andere anekdote, dit keer over de vermeende fluisteraar Dunkelblum. Dunkelblum (1906-1979) was een sterk speler, Pools van geboorte. Hij speelde maar liefst 11 keer voor België in de olympiaden en was bekend/berucht voor zijn “onklopbaarheid”: hij was een geducht remisespeler.

Bernard vertelde me volgende anekdote: in een NK gespeeld in Oostende (dat van 1967?) staat De Bruycker achter het bord van Dunkelblum, die over zijn zet nadenkt. Borodin, Dunkelblums tegenstander, is aan het rondwandelen. Dunkelblum beslist tot 0-0, maar net nadat hij de klok heeft ingedrukt, ziet hij dat die zet een stuk verliest. Dunkelblum drukt meteen zijn klok weer in en “derokeert”. Meteen daarop speelt hij een andere zet en drukt nogmaals zijn klok in – dit alles onder het oog van Bernard De Bruycker, die het tafereel met stijgende verbazing gadeslaat.

Borodin, die zoals elk schaker goed weet wanneer net zijn klok wordt ingedrukt (en zeker als het geluid van de Gardé-klok 3x naeen weerklinkt), komt snel terug naar zijn bord, en een discussie in het Duits start, ongeveer als volgt:

"Herr Dunkelblum, was ist los?"
     "Nichts, nichts" zegt Dunkelblum, met beide handen tussen zijn knieën.
“Hast du einen Zug gespielt?”
     "Nein, nein"
"Aber die Uhr wurde gedrückt, hörte ich. Sie wissen, wenn Sie ein Stück bewegen, sollten Sie damit spielen."
     "Hmm…"
“Und wenn Sie ein Stück korrigieren möchten, mussen Sie "j'adoube" sagen
     "Aber ich habe j'adoube gesagt"
"Das gabe ich nicht gehört!"
     "Das liegt daran, das Sie zu weit weg waren…"

Je moet het maar kunnen uitleggen… Remise werd snel daarna beklonken… Nog een illustratie over de sterkte van schaakmeesters naast het bord…

Mijn laatste hoop was dus Roland Beyen zelf. Na twee onbeantwoorde telefoontjes op zijn vast nr probeerde ik het maar op de klassieke manier: een brief. Na even afwachten, kreeg ik een uitgebreid antwoord per mail, met vier bijlagen en tevens een concreet antwoord op het hele verhaal – zie hierna:

"Wat betreft de partij tegen Dr. Filip kan ik hier nog aan toevoegen dat de bewering als zou Dunkelblum mij de bewuste zet hebben ingefluisterd totaal vals is: Dunkelblum was ook niet opgenomen in de ploeg in de match tegen Tschekoslovakije. Hij was voor zover ik weet niet aanwezig tijdens de match in kwestie."

Ik denk dat hier het geheugen van Roland hem even in de steek laat, want Dunkelblum was wel aanwezig. Niettemin geloof ik de heer Beyen volledig. Het is al erg genoeg dat de partij (en combinatie) van je leven eerst toegewezen wordt aan een teamgenoot, laat staan, dat men daarna denkt dat de slotcombinatie zou zijn ingefluisterd. In de partij-analyse die Roland met toestuurde, geeft hij duidelijk zijn motivatie weer om revanche te nemen voor de verliespartij in de heenronde, alsook de reden waarom hij tot de “wachtzet” 27.Lc2 besloot (trouwens de beste zet).

Hieronder eerst zijn analyse van de partij, zoals ik ze ontvangen heb.
De naamsverwarring ontstond dus bijna onmiddellijk na de partij – en het heeft jaren geduurd eer hier duidelijkheid in kwam – o.a. dankzij de site van Tim Krabbé. Zonder afbreuk te willen doen aan het bovenstaande, geef ik de partij nogmaals, nu met wat computeranalyses – vooral om de Lc2 / Lg6 kwestie te verduidelijken.
Een prachtige partij, en de kleine foutjes doen niets af aan de vlekkeloze opening, het energetisch gespeelde middenspel en de prachtige slotcombinatie.

HK5000

dinsdag 18 augustus 2020

Praktisch schaak

Mijn schooltijd ligt al lang achter mij maar ik vermoed dat er nog steeds niet veel veranderd is in het lesgeven. Als een leerkracht nieuwe leerstof aanbrengt, wordt eerst de theorie uitgelegd en daarna wordt die theorie ingeoefend met oefeningen. Hetzelfde geldt voor het schaken. Als we bijvoorbeeld de stappenmethode volgen dan worden eerst de spelregels of thema's zoals dubbele aanval/ aftrekschaak/ penning/ ... uitgelegd vooraleer de leerling gevraagd wordt om oefeningen met die nieuwe leerstof op te lossen.

De Nederlandse auteur Willy Hendriks was met zijn boek Move First Think Later die ik op deze blog besproken heb zie ik wist het wel, 1 van de eerste om dit stramien succesvol te doorbreken. Hij begon met de oefeningen en pas daarna kwam de uitleg. Dit is een gewaagd concept maar het werkte in dit boek omdat je de uitleg (mits je een zeker basisniveau al hebt van het schaken) helemaal niet nodig hebt om de oefeningen te kunnen oplossen. Het boek is dan ook helemaal geen klassiek leerboek waarbij je nieuwe thema's aanleert maar een gids voor de lesgever waarbij diverse nieuwe en oude methodes van lesgeven onder de loep worden genomen.

Het recente vervolgboek van Willy: On the Origin of Good Moves zie voor mijn bespreking oude wijn in nieuwe zakken deel 3, trekt deze lijn door. Ook hier staan de oefeningen weer voor de uitleg en ook hier geldt dat je de uitleg helemaal niet nodig hebt om de oefeningen te kunnen oplossen mits je een zeker basisniveau al hebt van het schaken. Echter terwijl in zijn eerste boek deze aanpak nog onwennig aanvoelde, is het vandaag goed ingeburgerd. Het grote succes van dit eerste boek heeft natuurlijk ook andere auteurs ertoe aangezet om dit model te kopiëren. Dit is iets wat ik recent zag, toen ik het boek Think Like a Machine van de Israëlische auteurs Noam A. Manella en Zeev Zohar aankocht.
De catchy titel had mij als computerfanaat natuurlijk aangetrokken. Ik werk al sinds het prille begin van mijn schaakcarrière met schaakcomputers (1990). Je hoeft mij dus niet te overtuigen dat je door te werken met schaakcomputers ook iets kunt leren van het schaken. Trouwens computerschaak evolueert zo snel dat het vandaag zeer moeilijk is geworden om van alle ontwikkelingen op de hoogte te blijven. Bovendien bestaan er bijzonder weinig boeken hierover dus dit boek was voor mij welgekomen om dit gemis op te vullen.

Anderzijds realiseerde ik mij ook onmiddellijk dat ik een risico nam met dit boek. Zo vond ik de titel al heel uitdagend. Leren van een machine daarmee ga ik akkoord maar denken zoals een machine is volstrekt onmogelijk als mens. Een computer denkt trouwens niet maar berekent van miljoenen stellingen per seconde een score. Nu een stoute titel verkoopt altijd beter dan een brave titel dus je mag een boek nooit afrekenen op de titel.

Helaas soms krijg je ook gewoon wat de omslag vertelt. Mijn vorige boekbesprekingen waren steeds (heel) lovend maar deze keer kan ik dit absoluut niet. Het boek was voor mij 1 van de meest frustrerende ervaringen ooit. Ik heb meerdere keren overwogen om het al halfweg definitief weg te doen en dat had ik zeker gedaan indien ik geen 30 euro had betaald voor slechts 250 pagina's. De lijdensweg begint onmiddellijk bij de oefeningen die dus voor de uitleg staan. "Happy solving" wordt er nog meegegeven maar dan begint de horror. Ik spendeerde uren en uren zoeken maar ik loste nauwelijks iets op. Wat was hier aan de hand? Als FM zou ik dit toch moeten kunnen of ben ik het schaken verleerd tijdens de vele maanden inactiviteit door de coronacrisis. Uiteindelijk keek ik compleet gedesillusioneerd naar de oplossingen.

Toen kwam de aap uit de mouw. Op een minderheid na zijn de opgaven enkel op te lossen met behulp van een computer. Oude analyses van Fischer, Kasparov, Tal, Petrosian ... worden met de grond gelijk gemaakt. Het spel van hedendaagse topgrootmeesters zoals Giri, Carlsen, Svilder, Caruana, Liren,.. wordt geridiculiseerd met het opsommen van een lange lijst gemiste kansen. Verder krijgen we een aantal stellingen van computerpartijen tussen Stockfish en Alphazero en ook nog enkele eindspelstudies die prijzen hebben gewonnen, voorgeschoteld.

Het boek staat volgepropt met prachtige, fabelachtige, extreem complexe computeranalyses en voor dit alleen kan je het aankopen maar ik snap niet waarom de lezer gevraagd wordt om uberhaupt een poging te ondernemen dit op te lossen. Dit lijkt mij compleet onzinnig maar de auteurs zijn van mening dat alle opgaven binnen het menselijk bereik liggen. Hun advies is dat je als mens gewoon dieper en creatiever moet nadenken en dat we vaak maar een klein deel van onze hersencapaciteiten gebruiken tijdens een wedstrijd. Als bewijs van hun theorie zijn op het einde van het boek enkele grootste partijen opgenomen van o.a. Carlsen die in zeer complexe stellingen toch bijna altijd de computerzet kon vinden.

Ik was zo verbouwereerd over al die misinformatie dat ik uiteindelijk eens ging opzoeken wie de auteurs waren. Welke rating hebben die Noam A. Manella en Zeev Zohar eigenlijk dat ze zo kritisch durven zijn? Welke resultaten hebben zij al behaald met het implementeren van hun revolutionaire theorie dat we moeten denken als een machine? Wel val niet van je stoel want ze hebben allebei geen fiderating. Van Zeev Zohar heb ik enkel een chess.com-account teruggevonden waar hij een huidige blitzrating heeft van 1967.

De analyses zijn top en hier en daar valt wel iets op te lossen maar ik snap niet dat een leidinggevende uitgeverij zoals Quality Chess dit boek in deze vorm heeft uitgebracht. Men had er veel beter gewoon een mooie collectie stellingen/partijen van gemaakt met briljante vondsten van de computerprogramma's die illustreren hoe groot het gat ondertussen is geworden tussen computer en mens.

In elk geval tips om zelf beter te schaken heb ik er niet in gevonden. Het praktisch schaken werd totaal genegeerd en dat is jammer natuurlijk want ik had net gehoopt om een brug te zien tussen computer en mens. Zelf heb ik op deze blog diverse artikels gepubliceerd over hoe ik werk met de computer maar er bestaat geen absoluut antwoord over hoe je het best te werk gaat om betere resultaten in de praktijk te behalen. Een commentator van vlees en bloed is nog altijd vaak de beste raadgever. Een mooi voorbeeldje hiervan las ik laatst nog op chesspub:  "Wit heeft een statische plus maar het is helemaal niet eenvoudig om de juiste beslissingen te maken over wanneer er wat geruild moet worden." Dit laatste werd mooi bevestigd in mijn meest recente partij voor de Belgische interclub waarin dezelfde opening werd gekozen.
Een computer toont voordeel aan voor wit maar kan je niet vertellen dat het niet makkelijk spelend is. In dit laatste komt gelukkig nu eindelijk langzaam verandering in. Vorige maand schreef Franky Nolf in een reactie op deze blog over DecodeChess en toeval is dat dit programma ook vermeld wordt in "Think Like a Machine" als een hoopgevend AI-systeem (eveneens Israëliërs). Het is nog een beginproduct maar er is zeker een enorme vraag naar kwalitatieve en betaalbare coaching.

Daarnaast zien we nu ook steeds meer schaakprogramma's die met winstpercentages werken i.p.v. materiaalscores. Leela was de eerste die duidelijk aantoonde dat het loont om ook in gelijke stellingen aan te geven wie de beste kansen heeft en ondertussen zijn andere programma's ook op de kar gesprongen. Ik raad hierbij de lezer aan om eens de nieuwe Stockfish NNUE te proberen die een mix is van de oude Stockfish en de nieuwe netwerken zoals Leela. Ik maakte recent nog een test en Stockfish NNUE scoorde 6 extra winsten op 100 partijen in vergelijking met Stockfish 11 tegen dezelfde Leela en met dezelfde set openingen. Stockfish 11 - Leela (sterkste net dat ik getest heb) : 48 - 52; Stockfish NNUE (versie 29 juli) - Leela (sterkste net dat ik getest heb) : 51- 49.

Anderzijds mag je jezelf niet blindstaren op de winstpercentages van die nieuwe generatie schaakprogramma's. Het is goed om in gelijke stellingen nu eindelijk toch te zien wie de beste praktische kansen heeft maar je mag die zeker niet zomaar ook als waarheid voor partijen tussen mensen beschouwen. Ervaring speelt vaak een belangrijkere rol. Ook is het zo dat winstpercentages van die computers vrij zinloos zijn in stellingen waarin concrete winstvarianten worden gevonden door de computer. Het schaakprogramma houdt geen rekening met hoe moeilijk sommige zetten zijn om te vinden als mens. Een mooi voorbeeldje is de stelling op zet 13 in onderstaande partij.
De computer schreeuwt dat de winst duidelijk is voor wit maar ik zal nooit op eigen kracht een lijn zoals met h4 correct kunnen berekenen en dan spreek ik nog niet over de zijvarianten. Dat is 1 voorbeeldje maar dit kom je natuurlijk voortdurend tegen als je je eigen partijen met een computer analyseert.

Spelers zijn altijd op zoek naar praktische oplossingen voor hun problemen (openingen/ strategie/...). In de literatuur kan je talloze goede en minder goede boeken hierover vinden. Think Like a Machine hoort zeker in de categorie van de minder goede. Het is wachten vooraleer AI hiervoor een antwoord kan verzinnen.

Brabo

dinsdag 28 juli 2020

Online schaaktornooien

Begin dit jaar schreef ik in mijn artikel Papua New Guinea dat ik al ongeveer 20 jaar online schaak maar het is nog maar sinds een paar maanden dat ik ook online schaaktornooien meespeel. Dus daarvoor speelde ik altijd enkel losse partijen die wel meestal voor een online rating meetelden. Online schaaktornooien interesseerden mij niet. Er zijn geen prijzen te winnen. Een rangschikking zegt weinig want je weet nooit wie of wat tegen je speelt. Tenslotte is het vooral veel praktischer om je eigen tijd te kunnen indelen waarin je zelf bepaalt wanneer je start/ stopt en hoe snel de partijen op elkaar mogen volgen.

Dit voelde nooit als een gemis aan omdat ik natuurlijk altijd actief was al die jaren in reguliere bordcompetities. Echter naarmate de lockdown steeds langer duurde, begon ik steeds meer de muren op te lopen bij gebrek aan schaakcompetities. Ik begon mij steeds meer af te vragen of ik misschien toch eens de stap moest zetten naar online schaaktornooien. Geld was nooit voor mij een drijfveer geweest om te schaken. Bovendien denk ik ook dat je online beter geen geldprijzen geeft want daarmee trek je enkel nog meer valsspelers aan die nu al zo moeilijk te detecteren zijn. In elk geval valt het mij op dat meerdere tornooi-organisators gestopt zijn met geldprijzen te geven en er wordt nu soms gekozen voor alternatieven zoals een 1-1 training met een grootmeester of een online abonnement.

Dus tijdens de lockdown speelde ik mijn allereerste online schaaktornooien. Mijn interesse ging daarbij uit naar ofwel blitz ofwel standaard. Rapid heb ik nooit echt leuk gevonden (zie o.a. rapidtornooien). Ofwel kies je voor snelheid ofwel kies je voor kwaliteit maar rapid is gewoon een flauwe mix van beide. Anderzijds ben ik een aantal jaren geleden gestopt met bullet spelen. Het testen van mijn repertoire, vind ik een belangrijk onderdeel van online schaken maar dat kwam er zelden van in bullet waar meer dan ooit anti-theorie wordt gespeeld.

Echter al snel stelde ik vast zelfs in tijden met zo goed als geen klassieke bordtornooien dat standaardschaak spelen niet evident is. Ook de online Schaakolympiade waarvoor een groep Belgen zich geëngageerd hebben, is gedegradeerd tot een ordinaire rapid. Een uitzondering werd in het begin van de lockdown georganiseerd: sunway sitges online classical chess tournament maar daar kwam geen vervolg op ook wellicht omdat opnieuw valsspelers de boel hadden verpest. Bovendien zien we ook veel minder discipline bij de spelers online. Als je van thuis speelt dan is de sociale druk natuurlijk veel kleiner om te blijven schaken wanneer de resultaten niet meevallen. Bijgevolg is het er voor mij niet van gekomen om klassieke online tornooien te spelen en speelde ik dus de afgelopen maanden enkel blitz online.

Waar anders kon ik beter mijn vuurdoop ondergaan dan de online tornooien die mijn eigen club Deurne organiseerde? Ik creëerde een nieuwe account en speelde exact 1 maand alle online blitztornooitjes mee die Deurne organiseerde. Het was de ideale rustige manier om kennis te maken met de speciale dynamiek van online schaaktornooien op lichess maar daarna was ik er op uitgekeken. In die tijdspanne was ik van een ongekwoteerde speler naar +2500 opgeklommen en na x keer tegen dezelfde spelers gespeeld te hebben, vond ik het niet meer zo interessant. Ondertussen wist ik van de meesten hoe ik hun repertoire moest aanpakken want achteraf bekeek ik telkens hoe ik mijn spel kon verbeteren. Hierdoor werd de kloof ook steeds groter daar mijn clubgenoten dit niet of slechts oppervlakkig deden.

Vervolgens ging ik op zoek naar online blitztornooien bij andere Belgische clubs die externe/ anonieme spelers toelieten. Ik maakte opnieuw een nieuwe account aan en klom weer op van ongekwoteerde speler naar 2500. Hierbij probeerde ik opnieuw zoveel mogelijk informatie in te winnen van het repertoire van mijn tegenstanders. Het zette mij o.a. toe om een moderne variant in het Berlijns eens wat van dichterbij te bekijken en ik heb ondertussen al opgemerkt dat dit mij (online) geen windeieren oplevert want de variant blijkt vrij populair te zijn op meesterniveau. Kortom ik kreeg de smaak te pakken en won ook steeds meer van die tornooien. Groot was dan ook mijn teleurstelling toen plots massaal midden juni gestopt werd met het organiseren van online tornooien.

Midden juni werd het licht op groen geplaatst om terug samen te komen door de regering en die mogelijkheid werd door beide handen aangegrepen door de meeste clubs. Dat online schaken was maar een zoethoudertje voor de meesten maar zelf zag ik weinig heil om terug naar de club te gaan. Vandaag blijkt ook nog maar eens hoe onstabiel de situatie was met de 2de golf van besmettingen die nu vooral Antwerpen en omstreken teistert. In elk geval ik zocht naar alternatieven online en zoals Loperke in een reactie op mijn vorig artikel al aangaf zijn er meer dan genoeg op Lichess. Elk uur van de dag starten er bijna een dozijn tornooien.

Dus maakte ik de sprong midden juni van lokale tornooien naar de internationale tornooien georganiseerd op lichess. Ook voor dit maakte ik opnieuw een nieuwe account aan. Deze keer niet zozeer om de anonimiteit maar wel omdat ik had opgemerkt dat die internationale tornooien toch een heel verschillende aanpak vergen t.o.v. gewoon losse partijen te spelen. Ik bedoel als je zulke tornooien wilt winnen dan mag je niet omkijken naar je online rating en moet je durven gebruik maken van de berserk-optie.

Berserk betekent dat je speelt met de helft van de tijd waardoor je kans maakt om een extra punt te verkrijgen. In tornooien met 5 minuten elk weegt dit niet zo zwaar door maar in tornooien met 3 minuten betekent het dat je eigenlijk bullet (1,5 minuut per partij zonder increment) speelt en dat is toch een zware handicap. Sommige tegenstanders zijn ook zo sluw om als je berserk gaat, te kiezen voor een heel trage opstelling waardoor veel zetten gespeeld moeten worden en dus de kans veel groter wordt dat je verliest op tijd en/of blundert. Ik heb daarom ontdekt dat het ook vaak loont om pas berserk aan te klikken met zwart als wit zijn eerste zet al gespeeld heeft. Zo verhoog je de kans drastisch dat wit een normale opening (e4/d4) speelt.

Uiteindelijk speelt in blitz/ bullet de exacte evaluatie van een opening vaak een zeer beperkte rol en is het verschil in ervaring meestal veel belangrijker. Het is absoluut geen toeval in online schaken dat mijn score met dubieuze openingen die reeds uit mijn repertoire van standaardschaak verdwenen zijn, veel beter is dan wanneer ik hoofdlijnen speel. Een mooi voorbeeldje is gligorics systeempje tegen de spaanse opening waarmee ik 31/37 scoorde met het zwarte kleur in de voorbije 2 maanden ondanks het een "weerlegde" variant is. De hoofdlijn die ik daarentegen tegenwoordig speel tegen de Svechnikov is veel correcter maar daarmee scoorde ik slechts 9/16 of 130 TPR lager. Dus het heeft niets te maken met sterkere tegenstanders maar dat mijn tegenstanders veel meer op hun gemak zijn tegen mijn hoofdlijnen dan tegen mijn dubieuze zijlijnen.

Ik zie zelfs dat sommige spelers soms heel ver gaan in het uit boek spelen van de tegenstander met dubieuze varianten. Laatst kreeg ik nog door de Nederlandse expert Arne Moll een compleet weerlegde variant op het bord (1.e4 e5 2.Pf3 d6 3.d4 f5) waarmee hij onmiddellijk op -2 stond volgens de computer (dus +2 voor wit) maar die tactisch heel scherp bleef. Echter terwijl hij die stelling al meerdere keren op het bord had gezien en dus alle valletjes kende, moest ik alles voor een eerste keer ontdekken. Uiteindelijk blunderde ik met de vlag op vallen dus zijn strategie werkte maar voor volgende keer heb ik de anti-dote wel klaarliggen dus dat lapt hij mij geen tweede keer. Ik bedoel dat het meer dan ooit in dit soort snelle partijtjes er op aankomt om je tegenstander te trekken op een terrein waarin je je extra ervaring kunt uitspelen.

Daarnaast zijn er nog enkele eigenaardigheden aan de lichesstornooien want in de uurlijkse tornooien wordt geen gebruik gemaakt van een zwitsers paringsysteem. Zo wordt niet de hoogste helft tegen de onderste helft tegen elkaar gepaard maar krijg je steeds een tegenstander die zo dicht mogelijk tegen je in de rangschikking staat. Dit heeft bijvoorbeeld als pervers effect dat het vaak loont om te laat te starten aan een tornooi of zelfs met opzet de eerste partij te verliezen. Dit lijkt absurd maar zelfs als ik de eerste partij win tegen meestal een medekandidaat voor de tornooioverwinning dan krijg ik slechts 2 tornooipunten. Op dat moment hebben sommige spelers al 3 partijen met berserk gewonnen en staan ze al op (3+3+5) 11 punten. 9 punten inhalen op minder dan 50 minuten is dan geen sinecure meer. Dus ik begin nu steevast 1 minuut te laat en haal dan ook vaak veel meer punten dan wanneer ik op tijd had begonnen.

Trouwens berserk betekent ook meestal dat je veel meer partijen kunt spelen. Elke speler speelt dus niet hetzelfde aantal partijen waardoor het aantal ook een grote invloed heeft op de uiteindelijke eindstand. M.a.w. je moet niet alleen goed kunnen schaken om zulke tornooitjes te winnen maar ook goed afwegen welke strategieën je wanneer toepast waardoor ik al meer dan eens een IM of GM ben voorgebleven. Door de lockdown zie je nu ook geregeld heel sterke spelers (zelfs af en toe +2600 fide) meespelen want ook voor hen is er geen bordschaken. Desalniettemin kan ik ondertussen al terugblikken op 12 tornooioverwinningen en een resem ereplaatsen die ik behaalde in de voorbije 2 maanden.

Dus op zeer korte tijd heb ik een mooi palmares opgebouwd want je mag de concurrentie niet onderschatten. In sommige tornooien doen meer dan 1000 spelers mee. Anderzijds moet ik toegeven dat het een beetje uit de hand is gelopen want het aantal uren dat ik in de laatste maanden gespendeerd heb aan online schaken, kan je toch moeilijk nog gezond noemen. Hieronder kun je duidelijk zien hoe snel het ontspoorde bij gebrek aan serieuze alternatieven.
1000 partijen van gemiddeld 5 minuten per partij gespeeld in een maand betekent meer dan 80 uren online schaken in een maand of ook wel bijna 3 uren per dag gemiddeld. Dit combineren met full time werken, gezin, ... heeft mij doen inzien dat ik overdreef en misschien wel voor een stuk verslaafd er aan was. Uiteindelijk moet ik ook toegeven dat je met het spelen van die tornooien heel weinig bereikt. Voor de roem moet je het zeker niet doen want die uurlijkse tornooien zijn puur bandwerk waarvoor je nauwelijks of geen erkenning krijgt. Ook het niveau schommelt sterk en om te verbeteren speel je beter losse partijen op je eigen niveau. Dus ja ik ben het eens met Loperke dat er een groot aanbod van tornooien is online maar het lijkt mij toch niet iets waar je best veel tijd insteekt, laat staan dat het bordtornooien kan vervangen.

Brabo

donderdag 16 juli 2020

Clubschaak en/of internetschaak deel 2

In 1 van mijn allereerste artikels op deze blog, ongeveer 8,5 jaar geleden, deed ik een oproep aan de clubs om gebruik te maken van de mogelijkheden via het internetschaak. Daar kwam echter zo goed als geen gehoor op alhoewel recent in schaakmagazine nogmaals werd aangehaald dat internetschaak vaak ook het clubschaak een geweldige boost kan geven. Ik had dan ook gehoopt dat de coronacrisis voor een doorbraak hierin zou kunnen zorgen. 

Spijtig heb ik hier zo goed als niets van gemerkt. Sommige clubs startten wel een wekelijks online tornooitje op maar dit stopte onmiddellijk van zodra er de minste opening was om ondanks hoge gezondheidsrisico's terug face-to-face in de club te schaken. Ik had het al snel door tijdens die weinige onlinetornooien dat de interesse beperkt was van de clubschakers. Niet alleen waren er veel spelers die zelfs liever niet speelden dan uberhaupt op het internet te spelen maar ook daalde week na week het aantal deelnemers in die onlinetornooitjes. Bovendien kwam er vanuit de bond en onderliggende liga's niet het minste initiatief. Niet toevallig worden die dan ook voornamelijk bestuurd door oudere spelers die weinig of geen affiniteit hebben met online schaken.

Dit betekent echter niet dat het online schaken niet geprofiteerd heeft van de coronacrisis. Als we bijvoorbeeld kijken naar het aantal gespeelde partijen op lichess tijdens de voorbije maanden dan was er echt wel een duidelijke explosie.
Bron: https://lichess.org/blog/Xu354xAAACIAGYjp/lichess-turns-10-today
Echter het is dus zeker zo dat dit niet gekomen is doordat clubschakers zich massaal georganiseerd hebben online. Er zijn zeer weinig succesverhalen. Het grootste is wellicht het wekelijks online tornooi de zondagse teambattles die oorspronkelijk door 2 Nederlandse teams en 3 spelers op een verloren avond werd gelanceerd en vandaag ook een legertje van onze beste Belgische schakers aantrekt bij gebrek aan een gelijkwaardig initiatief van eigen bodem. Verder hoor ik vooral via de schaakkanalen van mijn kinderen dat veel jonge schakers graag spelen online en zelfs vaak niet wachten op de hulp van volwassenen om online tornooitjes te creëren waar ze tegen elkaar kunnen spelen.

Vandaag ben ik dan ook overtuigd dat er zeer weinig overlapping is tussen clubschaak en internetschaak net zoals dat het geval is tussen correspondentieschaak en bordschaak. Trouwens enkele bordschakers hebben als backup voor het ontbreken aan reguliere partijen tijdens de coronacrisis eerder voor correspondentieschaak gekozen maar opnieuw spreken we hier over enkelingen dus uitzonderingen.

De algemene perceptie bij de clubschakers is dan ook dat online schaken een ander soort spelletje is. Niet alleen het sociale contact ontbreekt bijna helemaal maar zelfs de spelregels wijken op diverse punten af. Recent stond er nog hierover een spraakmakend artikeltje op schaaksite: Nieuwe dimensie aan het online schaken. Voor beginnende online spelers is het uiteraard even wennen aan het concept dat je kunt winnen door het blokkeren van pre-moves.

Anderzijds we moeten ook niet overdrijven met te focussen op die spelregels. Online schaken is voor +90% gelijklopend aan bordschaak. In beide domeinen zien we dat grotendeels dezelfde spelers bovenaan staan. Afwijkingen bestaan maar worden met argusogen gevolgd want valsspelen blijft tot op vandaag een enorm probleem voor het online schaken. Alhoewel de inspanningen drastisch werden opgeschroefd om valsspelers te ontmoedigen, merkte ik toch een duidelijke toename in aantal valsspelers. Enige tijd geleden zag ik op youtube een filmpje over hoe wijdverspreid valsspelen is online: 300 spelers met een officiële titel FM/IM/GM hadden al toegegeven online te hebben valsgespeeld, 3 +2600 fide-spelers werden in 1 week online betrapt op valsspelen, recent werd een verdubbeling van het aantal accounts gesloten wegens valsspelen, in sommige tornooien werd de ganse top 10 gediskwalificeerd. Wij Belgen zijn niet heiliger. Ik noem geen namen maar het is makkelijk om Belgische accounts te vinden die afgesloten zijn wegens valsspelen. In de voorbije maanden kreeg ik ook geregeld punten terug door het systeem doordat ik punten had verloren aan een speler die achteraf als valsspeler werd veroordeeld. Dan ben ik er ook nog overtuigd van dat de detectiesystemen slechts een klein deel registeren van de valsspelers zoals laatst nog werd aangetoond door een artikel op chess.com: scholastic chess cheating waarbij de leraar overtuigd was dat meerdere van zijn leerlingen valsspeelden maar slechts enkele effectief door het systeem werden gedetecteerd.

Een laatste grote horde is ook nog dat al je partijen online staan en dat iedereen die dus kan bekijken. Het was voor mij kinderspel om op die wijze enorme hoeveelheden partijen terug te vinden van Belgen waar ik vroeger zo goed als geen informatie over had en die mogelijks heel waardevol kunnen voor mij zijn in voorbereidingen later wanneer we terug normaal zullen aan het bord kunnen schaken.  Groot was ook de verbazing van mijn tegenstander de Belgische IM Francois Godart na onze onderlinge partij in Cappelle La Grande toen ik hem achteraf vertelde dat ik mij goed had voorbereid op de opening die hij had gekozen. "Comment?" was zijn antwoord want hij had die opening nooit eerder gespeeld in bordschaken. Op chess.com had ik immers gezien dat hij een maand eerder de opening had beginnen testen en ik dacht tijdens mijn voorbereiding dat hij wel eens 6.Le2 tegen de Najdorf als ongevaarlijk zou kunnen beschouwen en dus zou willen testen.
Trouwens ik ben net omwille van dit aspect zelfs anoniem geïnfiltreerd in tornooien die diverse clubs online georganiseerd hebben om zo nog extra informatie over potentieel latere tegenstanders voor het bord te kunnen achterhalen. Zeker onderlinge partijen heb ik netjes bewaard en met stip aangeduid als bijzonder interessant. 

Bijgevolg was ik dan ook totaal niet verwonderd dat het online initiatief van de VSF bijna compleet genegeerd werd toen op voorhand gevraagd werd je echte naam vrij te geven. De organisator had duidelijk geen enkele ervaring met online schaken. Ook zag ik meer en meer clubs anonieme schakers weigeren in hun prive-tornooitjes wat dan wellicht weer leidde tot een versnelde afname van de deelnemersaantallen. Ondertussen hebben veel spelers ook door dat je tegenstanders al die online gespeelde partijen kunnen bekijken want ik zie heel veel Belgen die recent accounts gesloten hebben waaronder zelfs WBoe3 van mijn artikel Papua New Guinea.

Zelf probeer ik ook zo voorzichtig mogelijk te zijn o.a. door het aanmaken van meerdere accounts op eenzelfde site alhoewel dit tegen de regels is. Zo had ik een specifieke account ihesb (ik heb een schaak blog) die ik gebruikte enkel en alleen voor de tornooitjes georganiseerd door de schaakclub van Deurne. Als ik tornooien buiten Deurne meespeelde dan switchte ik naar een andere account zodat men niet in de geschiedenis kon terugvinden dat ik al in Deurne had meegespeeld en ik dus wellicht Brabo was. Bovendien had ik met mijn hoofdaccount duizenden partijen gespeeld en die informatie wou ik absoluut niet delen met andere schakers die mij kenden.

Tenslotte kan je misschien ook nog de vraag stellen hoe je meerdere accounts op eenzelfde site kunt aanmaken want de meeste sites laten slechts 1 account toe per emailadres. Wel dit kan je makkelijk omzeilen door bijvoorbeeld gebruik te maken van deze site www.fakemail.net die je toelaat om een tijdelijk emailadres te gebruiken net lang genoeg om een nieuwe account aan te maken. Op die manier is het kinderspel om duizenden nieuwe accounts aan te maken. Geregeld je account afsluiten en nieuwe aanmaken, lijkt mij absoluut geen overbodige luxe want ooit komt een einde aan deze coronacrisis.

Brabo

woensdag 8 juli 2020

Kinderen leren schaken deel 4

De beperkingen van de coronacrisis beginnen steeds meer door te wegen. De adempauze duurt nu echt wel te lang voor mij. Het was leuk in het begin om even weg te zijn van de talloze verplichtingen maar vandaag mis ik erg normaal schaken en het lijkt er niet op dat dit snel zal veranderen.

Deze lange periode van inactiviteit heeft mij ook doen inzien dat ik het in de toekomst anders wil aanpakken. Vooreerst besef ik meer dan ooit dat schaken mijn ding is maar dat ik tevens moet opletten met mij te vergalopperen. Dit seizoen had ik duidelijk te veel hooi op mijn vork genomen. Ik speelde zowel interclub in België als in Nederland. In parallel nam ik deel aan het klubkampioenschap van Deurne. Daar bovenop kwamen open tornooien zoals Maastricht, Gent, Brasschaat, Leuven en Cappelle La Grande. Vervolgens heb je de jeugdtornooien zoals de vele criteriums, Antwerps jeugdkampioenschap, Vlaams jeugdkampioenschap, Belgisch jeugdkampioenschap, Open Nederlands kampioenschap. Tenslotte geef ik ook nog les op zondagen in Mechelen en schrijf ik wekelijks een artikel voor deze blog. M.a.w. toen midden maart de lockdown begon, was ik eerst opgelucht om even verlost te zijn van het loodzware programma. Uiteindelijk duurde het zelfs tot midden mei dus 2 maanden daarna vooraleer ik alle achterstand/ openstaande karweitjes had weggewerkt.

Het is nog bijlange niet zeker hoe het volgend seizoen er zal uitzien maar enkele beslissingen zijn al gemaakt. Zo stoppen we volgend jaar met interclub spelen in Nederland. De belangrijkste reden hiervoor is dat mijn zoon Hugo het niet meer leuk vindt. Mijn kinderen groeien op. Vroeger vond Hugo het opwindend om als klein jongetje te kunnen winnen in het schaken van een volwassenen schaker met vele jaren ervaring maar alles went. Vandaag ziet hij zich vooral als een buitenbeentje tussen de bende oude knarren die vaak al gepensioneerd zijn. Meer dan ooit vraagt hij dan ook om vooral te kunnen spelen samen met leeftijdsgenootjes. Hierdoor komen we al snel terecht bij het klubkampioenschap van KGSRL dat ook op zaterdag wordt gespeeld en waar verscheidene van zijn vriendjes vorige edities al aan deelnamen.

Daarnaast hebben mijn kinderen het ook gehad met de jeugdlessen. Ik kan dit ook best begrijpen. Hugo startte in 2013 als 4 jarige met schaaklessen dus vandaag zijn we 7 jaar verder. Dan heb je uiteraard al de basis onder de knie en begin je jezelf af te vragen of het sop nog de kolen waard is. Ik kreeg trouwens recent al meerdere malen de opmerking van zijn leeftijdsgenoten waarom Hugo nog les aan het volgen was want zij waren al lang gestopt. Eigenlijk was het laatste jaar al er te veel aan voor hem maar we deden er nog een jaartje bij omwille van mijn dochter die veel later startte met schaken.

In elk geval nu mijn kinderen met de jeugdlessen stoppen, vind ik het tijd om zelf ook te stoppen met lesgeven. Niet alleen zal dit voor mij belangrijke tijdswinst opleveren want per seizoen spendeerde ik er al snel een 100 uren aan maar ik twijfelde ook al lang aan het nut van mijn lessen. Op 1 uitzondering na zag ik heel weinig progressie in de voorbije 4 jaren dat ik lesgaf bij mijn leerlingen in Mechelen. Het is een verhaal dat ik hier al enkele keren vertelde en die ook nog eens in de laatste 6 maanden bevestigd werd. Niemand wou werken aan het schaken en dan voel je als lesgever uiteraard een beetje onnozel wanneer je onbezoldigd zelf wel zoveel uren erin steekt.

Er was dus 1 uitzondering die er met kop en schouders bovenuit stak in de groep en dan heb ik het natuurlijk over Sterre Dauw. Werklust was het zeker niet want hij is 1 groot brok talent. Ik vermoed daarom ook dat mijn lessen maar voor een stukje hebben bijgedragen aan zijn enorme progressie in de voorbije jaren. Begin dit jaar ging hij mij zelfs even voorbij op de ratingladder en behaalde hij virtueel net de 2300 fide om de fidemeestertitel te kunnen aanvragen. Ondertussen speelt hij volgens mij al op internationaal meesterniveau en ik heb hem al meermaals verteld wat er nog moet concreet gebeuren om die IM-titel effectief te kunnen behalen. Vooreerst is op tijd komen aan je bord, het laag hangend fruit. Ik zie Sterre zelden op tijd komen en dat kost sowieso punten. Daarnaast moet zijn openingskennis drastisch omhoog te beginnen met de eigen partijen voor te bereiden. Dat doet hij dus niet of nauwelijks zelfs als hij tegen zijn eigen schaakleraar moet spelen die altijd hetzelfde speelt en het een partij in de laatste ronde van een groot tornooi betreft met een mooie geldprijs op spel waarbij de paringen al uren op voorhand bekend zijn.
Een jaar later verliep een nieuwe onderlinge standaardpartij bijna exact volgens hetzelfde scenario. Sterre komt weer veel te laat aan het bord. Hij heeft zich weer nauwelijks of niet voorbereid en komt hierdoor al heel snel in grote problemen. Daarna knokt hij zich terug in de partij door te compliceren waarbij ik de controle verlies. Sterre krijgt vervolgens het betere spel maar uiteindelijk ontsnap ik in het eindspel.
In mijn lessen heb ik veel tijd gespendeerd aan hoe je kunt werken met databases om partijen voor te bereiden. Ik heb mijn leerlingen ook meermaals verwezen naar mijn blog waar een berg nuttige informatie staat. Als je dan nog steeds zulke gebrekkige of niet-bestaande voorbereidingen ziet bij je leerlingen dan heb ik geen zin om nog alleen door te gaan. De coronacrisis heeft mij doen inzien dat ik meer dan ooit enkel wil doen wat ik zelf leuk vind.

Mijn eigen kinderen zal ik vrijblijvend nog begeleiden maar daarmee houdt het vandaag op. Als ik ooit nog lesgeef dan enkel aan leerlingen waarvan ik op voorhand weet dat ze al hard werken aan het schaken. Ik heb zeker geen spijt van de voorbije 7 jaren (3 in Deurne en 4 in Mechelen). Ik blijf via mijn kinderen het jeugdschaak van nabij volgen.

Brabo

woensdag 1 juli 2020

Vakantie deel 7

In de prive krijg je bij een voltijdse job in België 4 weken vakantie die je zelf min of meer kunt kiezen. Dat kan je soms nog aanvullen wanneer je werkgever toelaat om extra presteerde uren te recupereren maar het blijft heel mager. Begin dit jaar twijfelde ik dan ook om mee te spelen in Cappelle La Grande. Ik had al enkele dagen verlof genomen net na nieuwjaar dus nog eens 5 dagen minder zou betekenen dat ik spaarzaam zou moeten zijn in de rest van het jaar.

Vandaag ben ik uiteraard blij dat ik toch meegespeeld heb want sinds de start van de coronacrisis heb ik niet meer geschaakt buitenhuis en ook geen verlof meer genomen. Het bewijst nog maar eens dat je best niet te vaak leuke dingen uitstelt. Je weet nooit wat de toekomst brengt en wat je al gehad hebt, kunnen ze alvast nooit meer afpakken. In elk geval zal ik niet wachten tot mijn pensioen om te kunnen schaken zoals ik sommigen wel zie doen. Dan is de kans wel heel reëel dat het met de steeds stijgende minimum-pensioenleeftijd er nooit meer van komt.

Dus eind februari speelde ik voor het eerst in 15 jaar nog eens een tornooi mee in het buitenland. In 2005 ging ik voor het laatst mee met enkele Deurnse vrienden naar het tornooi met de unieke plaatsnaam Condom (Frankrijk). Het jaar daarna trouwde ik. Met de komst van de kinderen Evelien en Hugo werd die buitenlandse-rustpauze verlengd dus tot recent. 
Kleine kinderen worden groot en bovendien heb ik het geluk dat ze allebei ook graag schaken. Vorig jaar speelden we voor het eerst samen in België een open tornooi : zie mijn artikel uit schaken met het gezin. Dit jaar gaan we een stap verder met het buitenland. Het is trouwens de bedoeling om vanaf nu enkel nog te spelen samen met de kinderen. Dit levert niet alleen gigantische tijdswinst op voor mezelf maar het is ook gewoon veel plezanter samen. 
De kinderen zijn ondertussen voldoende zelfstandig om hun plan te kunnen trekken wanneer mijn partijen soms vele uren langer duren. Bovendien zorgde de organisatie voor enkele pingpongtafels waardoor de kinderen na hun partij ook heel veel plezier konden maken. Hugo had weinig moeite om nieuwe Franse vriendjes te maken zie sfeerfoto hierboven.

Ook hadden we op voorhand een afspraak gemaakt met de Belgische familie Smolders (3 jonge broers die schaken) en die net zoals wij in de Panne (half uurtje rijden) een logement hadden. De kinderen die vroeg klaar waren met hun partij zouden door mama Smolders al worden naar huis gebracht. De kinderen die laat met hun partij klaar waren, gingen met mij mee.

Een win/win want zo konden de jongsten op tijd naar bed en kon ik zorgeloos voluit mijn eigen partijen spelen. Op 1 uitzondering na tegen de Belgische IM Francois Godart (25 zetten) speelde ik elke partij tot op het bot. Zelfs in de laatste ronde tegen de Franse grootmeester Adrien Demuth weigerde ik remise o.a. omdat ik nog geen afscheid wou nemen. Ik had de internationale schaakscene duidelijk gemist in de voorbije 15 jaar.

Zelf verwachtte ik niets op voorhand van het tornooi. De Belgische interclub verliep voor mij desastreus dit jaar waarbij ik afklokte met 2,5/9 en ondertussen was mijn fide-elo gezakt op het laagste niveau sinds 18 jaar. Echter 1 aspect gaf mij stiekem toch hoop want deze keer zou niemand (behalve de meegereisde Belgen uiteraard) mij kennen. Ik heb een vrij sterk vermoeden dat ik mezelf bijzonder kwetsbaar gemaakt heb in België door zo vrijuit informatie over mezelf te delen op mijn schaakblog. 

Toeval of niet, feit is dat ik in tegenstelling met bijvoorbeeld Brasschaat vorig jaar eindelijk nog eens kon tonen dat ik het schaken niet verleerd was. Hierbij mag ik zeker niet niet vergeten mijn echtegenote te bedanken voor haar steun tijdens het tornooi. Op dag 3 hoorde ik van een Belgische FM dat hij nog steeds geen ontbijt had gekregen omdat niemand in zijn vriendengroep ervoor gezorgd had. Dan ben ik niet verwonderd dat de resultaten van sommige Belgen op zijn zachtst gezegd niet fantastisch waren. Ontbijt, lunch of avondeten stond niet alleen telkens klaar voor mij maar was ook een feest. Mijn echtgenote maakte het zelfs iets te gezellig door een fles wijn mee te brengen die ik met lichte tegenzin opzij zette om pas na het tornooi te kraken. Op mijn leeftijd is het heel waarschijnlijk dat alcohol een negatieve invloed heeft op mijn schaakspel.

Dus ik geloof dat persoonlijke resultaten makkelijk een paar honderd punten kunnen schommelen door de randvoorwaarden. Jezelf goed omringen tijdens een tornooi lijkt mij dus zeker een aanrader. In het verleden ging ik geregeld mee met mijn Deurnse vrienden naar buitenlandse tornooien maar pas vandaag besef ik ten volle de waarde hiervan zie deze memorabele fotoalbums. Ook tijdens Cappelle La Grande liep alles op wieltjes voor mij. Ik moest mij evenmin bezig houden met de kinderen waardoor ik tijd had om mijn partijen goed voor te bereiden. Ik had ook alle materiaal mee hiervoor zoals chess position trainer, de laatste updates van ultracorr x, mijn meest recente gespeelde online blitzpartijtjes, ....

Dit laatste kwam bijvoorbeeld heel goed van pas in de voorbereiding op de Bulgaarse grootmeester Radoslav Dimitrov. Tijdens de voorbereiding had ik gezien dat hij in ongeveer 1 op 40 partijen 1.b3 speelde. Daarop antwoord ik standaard met 1...f5. Echter na 2.Lb2 Pf6 krijg ik de laatste jaren online heel vaak 3.Lxf6 tegen en sommigen zien dit als een soort weerlegging. Je kan het vergelijken met 2 andere bekende systemen waarmee ik ervaring heb in het Hollands: 1.d4 f5 2.Lg5 Pf6 3.Lxf6 en 1.d4 f5 2.Pc3 Pf6 3.Lg5 d5 4.Lxf6. De eerste is niet goed voor zwart terwijl de tweede ok is. Het verschil zit hem in het feit dat wit onmiddellijk c4 kan spelen. Nu met 1.b3 heeft wit dus ook een onmiddellijk c4 maar daarentegen is b3 ook een kleine verzwakking en moet wit ook nog een extra tempo aan d4 spenderen. M.a.w. het is bijlange niet zo duidelijk dat het inderdaad een weerlegging is. Uiteindelijk door de openingslijnen van al mijn verloren online blitzpartijtjes te bekijken met een engine was ik zelfs in staat om de lijn te rehabiliteren. Mijn tegenstander was duidelijk verrast dat ik zo snel en accuraat zijn opening kon neutraliseren o.a. met een topnieuwtje 6... Df7!
Dan denk je wellicht dat ik geluk had dat ik net op die 1 op 40 openingen mezelf had voorbereid maar dan denk je verkeerd. Ik was wel degelijk ook voorbereid op de 39 andere mogelijkheden met vaak allerlei nieuwtjes ontdekt en uitgewerkt met de computer. Op mijn artikel de sterktelijst deel 2 kreeg ik kritiek dat ik te veel hamer op de voorbereiding. Ik heb toen gereageerd dat ik in een later artikel zou aantonen dat we het belang van een voorbereiding niet mogen onderschatten. Wel mijn partij tegen Radoslav is bewijs 1. Bewijs 2 had ik al gegeven in mijn artikel schaakidolen waarin ik aantoonde dat ik 18 zetten voorbereiding op het bord kreeg tegen de Franse grootmeester Adrien Demuth dankzij een doorgedreven voorbereiding van vele uren tot middernacht (opnieuw dus door ook alle andere openingen in zijn repertoire volgens de megadatabase bestudeerd te hebben). Echter daar houdt het nog niet bij op want onderstaande partij is bewijs nummer 3. In die partij is mijn tegenstander de internationaal meester Michael Wiedenkeller die zowel Zweeds als Luxemburgs kampioen is geweest. Ook hij werd verrast met een staaltje van mijn voorbereiding. Zelf had ik het systeem nog nooit eerder gespeeld zelfs niet in blitz. Daarentegen kan je van Michael 2 partijen terugvinden in de database met het systeem waarvan de meest recente al dateert van 2010 dus 10 jaar geleden. Desalniettemin lag ik al snel 40 minuten voor op de klok tijdens de partij.
De grote tijdshandicap heeft zeer waarschijnlijk mijn tegenstander een half punt gekost. Dit is op zich minstens even belangrijk dan de objectieve evaluatie van een stelling. Ik zou nog verder kunnen gaan met o.a. mijn partij uit de 4de ronde tegen Francois Godart waarin opnieuw de voorbereiding een sleutelrol speelde maar ik geloof dat ik mijn stelling voldoende heb bewezen (ik wil die partij ook nog reserveren voor een later blogartikel). Ik ben dus absoluut zeker dat je met een voorbereiding het verschil kunt maken. Natuurlijk kan je jezelf afvragen of leute maken niet veel belangrijker is dan een of meerdere extra halve punten te scoren. In het verleden hebben mij meermaals amateurs (waaronder zelfs FMs) verteld dat ze zulke inspanningen nooit zouden willen doen voor het schaken omdat je er toch geen geld mee kunt verdienen.

In die zin kan ik nooit weerleggen dat ik te veel hamer op de voorbereiding. Ik zal sommigen ook nooit kunnen overtuigen dat mijn eigen partijen goed voorbereiden voor mij net een belangrijk deel is van mijn plezierbeleving in het schaken. Ik ben dan ook gelukkig niet de gemiddelde schaker.

Brabo