In 2013 schreef ik op deze blog een lovende review over het boek "Move First Think Later" zie ik wist het wel. 8 jaar na zijn eerste boek heeft de Nederlandse IM Willy Hendriks zijn 2de boek uitgebracht: On the Origin of Good Moves.
Sommige schrijvers publiceren jaarlijks of zelfs nog vaker nieuwe boeken/dvds waarvan de kwaliteit dan ook meestal van een bedenkelijk niveau is. Wanneer een 2de boek pas na 8 jaar na een eerste meesterwerk volgt dan weet je op voorhand dat dit wellicht opnieuw een voltreffer zal zijn. Ik twijfelde dus niet om zelfs nog voor het boek werd aangekondigd bij de denksportkampioen om mijn exemplaar te bestellen.
En jawel het was weer absoluut genieten. Wellicht ook door deze corona-tijden verzwolg ik de pagina's in een mum van tijd. Het ging zelfs iets te snel want achteraf stelde ik mijzelf de vraag wat het boek mij nu eigenlijk had willen vertellen. Het boek bestaat uit 36 hoofdstukken met soms heel uiteenlopende onderwerpen waarvan het verre verleden een beetje zo de enige rode draad lijkt te zijn op het eerste zicht. Daarbij net zoals bij het eerste boek van Willy, zet de titel ons eerder op een dwaalspoor.
Het blijkt dat ik bijlange niet de enige ben die misleid werd want in de diverse reviews die er ondertussen al zijn: review 1, review 2, review 3 (in corona-tijden wordt er uiteraard meer gelezen en dit soort boek is dan ook heel welgekomen) lees ik telkens dat we hier te maken hebben met een soort geschiedenisboek. Mijn eerste gedachte was dan ook toen ik het boek uit had, waarom gaan we niet verder na 1894? Begint dan pas niet het echt goed schaken met grootheden zoals Lasker, Capablanca en Aljechin in de volgende decennia? Trouwens voor een geschiedenisboek is het wel heel vreemd dat er zo goed als nergens tabellen worden meegeven over scores en tornooiresultaten.
Nochtans zijn er ook een aantal hints zoals de aap op de cover en de ondertitel : "een sceptische gids in beter te schaken" dat we hier wellicht toch niet met een geschiedenisboek te maken hebben. Om uit te vissen wat dan wel (of exacter om mijn vermoedens te bevestigen), besliste ik om het boek een tweede keer te lezen. Deze keer liet ik mij niet meer meeslepen met de verhalen maar legde ik de focus op de conclusies van elk hoofdstuk om het concept van het boek te achterhalen. Met die nieuwe instelling maakte ik al heel snel progressie.
In een paar woorden samengevat, dit 2de boek is een vervolg op zijn 1ste boek maar met de focus op wat kunnen we leren van de (zeer) oude meesters (partijen gespeeld voor het jaar 1900) om te verbeteren. Dus het is opnieuw een trainingsboek en eveneens geschreven vooral voor de trainer alhoewel deze keer in tegenstelling met het 1ste boek er ook veel materiaal nuttig is voor de student (ik schat tussen 1500 - 2000 elo).
Echter net als zijn eerste boek is dit weer een boek die erg afwijkt van wat we in een standaard leerboek van het schaken kunnen terugvinden. Zo gebruikt Willy vaak opgaven bij de start van elk hoofdstuk waarvoor meerdere antwoorden bestaan of er zelfs geen finale conclusie kan worden gemaakt. Ik ken niet veel leerboeken die met opzet zulke opgaven erin steken integendeel want men doet er meestal alles aan om de opgaven zo helder mogelijk te houden. Bovendien gooit de auteur zelf nog olie op het vuur door te stellen dat die (zeer) oude meesters op een heel bedenkelijk niveau speelden. Zo zegt hij letterlijk op pagina 318 dat tegen begin van de 19de eeuw (jaar 1800) de beste spelers ongeveer 2000 elo hadden en tegen het einde van de 19de eeuw (jaar 1900) het niveau nog steeds heel matig was met ongeveer 2400 elo. Het had veel makkelijker geweest om zijn boek te verkopen door verder te drijven op bv. deze site met de toprating van 2784 die Wilhelm Steinitz behaalde in 1876 maar hij doet net het tegenovergestelde in zijn boek door die ratings neer te sabelen als complete onzin.
Dus alles wordt verkeerd gedaan in dit boek maar dan begint het uiteraard pas wat net dit boek weer een meesterwerk maakt en waarvan ik verwacht dat het een referentie zal worden voor de komende generaties. Ja toch wel ondanks dat ik het helemaal eens ben dat die oude meesters heel zwak schaakten in vergelijking met onze hedendaagse topspelers (een zeer interessante referentie die in het boek niet vermeld staat is Intrinsic Ratings Compedium met eloratings berekend voor ook de heel oude meesters uitsluitend op basis van de kwaliteit van de gespeelde zetten en die de wild geschatte elo's door de auteur helemaal bevestigen).
Dan stel je natuurlijk de vraag of het uberhaupt nog zinvol is te kijken naar die zeer oude partijen vanuit didactisch oogpunt? Misschien moeten we hetzelfde doen zoals vandaag met de nieuwe beeldenstorm en onze geschiedenis enkel nog laten beleven via geschiedenisboeken of musea. Dit is de essentie van dit nieuwe boek. Waarom mogen we ons schaakverleden niet vergeten? Welke lessen uit het verleden zijn er voor ons vandaag?
Wel ik denk dat we het boek in 2 grote kernboodschappen kunnen splitsen:
- De partijen of ruimer genomen publicaties uit die lang vervlogen tijden bevatten talloze voorbeelden van schaakideeen/ motieven/ concepten die in een heel pure vorm worden getoond en daardoor ook excellent materiaal zijn voor de student (vandaar dat ik ook de elovork 1500-2000 elo opgeef). Onder 1500 elo is men veelal nog niet sterk genoeg om alles al te begrijpen. Boven de 2000 verwacht ik dat je het meeste al kent. De auteur maakt hierbij de humoristische opmerking dat wat in latere tijden volgt, vaak gewoon complexere vormen zijn van al bekende thema's of een mix zijn en daardoor dan ook minder bruikbaar zijn voor de lessen. Uiteraard bestaat er geen exact tijdstip wanneer dit tijdperk van "modelpartijen" stopt maar ik vind de keuze van het jaar 1894 met de eerste publicatie van Tarrasch Dreihundert Schachpartien zeker een aanvaardbare keuze.
- De 2de grote kernboodschap gaat over de evolutie-theorie en ruimer genomen welke theorieën er van die tijd ook vandaag nog als waarheid kunnen worden beschouwd. Niet veel zo blijkt want de auteur maakt korte metten met veel onzin die over die periode toen en daarna als waarheid werd verkondigd. Tja ik heb het al in 2018 op deze blog geschreven zie vals nieuws dat schakers ook weinig moeite hebben om de waarheid te verdraaien in hun voordeel (ik geef toe dat mijn vorig artikel zeker ook niet helemaal bulletproof was). Vooral de theorie dat spelers zich ontwikkelen volgens bepaalde fasen moet het ontgelden. Toen ik in 2013 MFTL reviewde, had ik weinig of geen ervaring met lesgeven. Echter de laatste 5 jaar heb ik vele keren gezien hoe mank de ontwikkeling loopt/ liep bij vele jonge schakers doordat ze enkel de stappenmethode (konden) volgen. Van bij de start heb ik mijn kinderen ook altijd geholpen met tips over openingen en positionele kennis waardoor ze heel snel een voorsprong namen op leeftijdsgenoten. Ik ben het dus helemaal eens met de auteur dat er helemaal niet zoiets is als fasen maar dat de ontwikkeling optimaal gebeurt door een evolutie op alle domeinen ongeveer aan dezelfde snelheid. Bovendien blijkt uit een recent interview met de jonge Russische topgrootmeester Daniil Dubov dat het wel vaker gebeurt dat coaches een ontwikkeling vertragen of op zijn minst even pauzeren door een bepaalde stijl op te dringen waarbij 1 domein geaccentueerd wordt. Lesgeven zie ik daarom als een menu waaruit de student kan kiezen en geen absolute verplichting. Een goede coach/ lesgever past natuurlijk wel zijn menu aan volgens zijn student-(en).
In het boek wordt gekozen om de chronologie van de gebeurtenissen zoveel mogelijk te respecteren zodat het allemaal ook vlotter leest maar opnieuw wil ik benadrukken dat het geen geschiedenisboek is. Vaak worden sprongen voorwaarts of achterwaarts gemaakt om een bepaald onderwerp aan te snijden. Daarnaast geeft de auteur ook gewoon toe dat hij niet weet of zijn voorbeeld het allereerste was van een bepaald thema. Nu een student maalt niet wie of wanneer een bepaald thema voor het eerst gespeeld werd. Het belangrijkste is dat de studenten het begrijpen en dat ze zien dat de aangeboden stukjes kennis ook vandaag nog steeds heel relevant zijn. Dit laatste doet de auteur heel handig door heel regelmatig de link te leggen naar recente toppartijen of naar zijn eigen partijen (iets wat ik altijd heel graag doe in mijn eigen lessen en dat mijn leerlingen zeker appreciëren of zelfs op mijn blog zie bv. oude wijn in nieuwe zakken deel 1 en deel 2.)
Ik ontdekte trouwens bij het voorbereiden van dit artikel dat ook het recente boek van de Roemeense grootmeester Mihail Marin: old wine in new bottles dezelfde insteek gebruikte. Ik vind het vreemd dat ik geen reviews hiervan kan vinden want Mihail heeft best een goede reputatie als schrijver. In elk geval bevestigt Mihail wat Willy in zijn boek schrijft. Het verleden zit vol met waardevolle lessen. Ik vermoed dat een student zelfstandig dit niet kan maar trainers hebben geen excuus om die oude partijen niet te bestuderen om ze daarna als lesmateriaal te kunnen gebruiken.
Door niet verder te gaan dan eind 19de eeuw blijven de thema's dan ook heel toegankelijk voor de student. Ook niet verwonderlijk is dat 90% van de inhoud beperkt is tot die 19de eeuw want veel materiaal bestaat er gewoon niet dat verder teruggaat in de tijd. Ik heb hierbij wel nog een kleine kanttekening betreffende de vermelde referenties op pagina 427. Ik mis het monumentale werk van Hans Renette over Henry Bird die een uitstekend overzicht geeft over het schaken in (hoofdzakelijk 2de helft van) de 19de eeuw. Dit is een zeer recent werk van zeer hoog niveau dat meer dan waarschijnlijk waardevolle input had kunnen betekenen voor On the Origin of Good Moves.
De evolutie-theorie die Willy voorstelt, gaat trouwens ook veel verder dan het accumuleren van kleine stukjes kennis. Het onderwerp van hoofdstuk 15 wordt ook in het boek van Henry Bird heel mooi beschreven. Zo wordt heel uitgebreid verteld over hoe de speelomstandigheden drastisch veranderen in de 2de helft van de 19de eeuw van schaken in cafés naar onze huidige speelcondities (alhoewel dit ook vandaag niet altijd gegarandeerd wordt zie schaakcomfort deel 2). Daarnaast is er ook de opkomst van competitieschaak (eerst uitsluitend matchen en later steeds grotere tornooien) waardoor de topspelers hun ideeën aan elkaar kunnen aftoetsen. Zelf schreef ik eind 2019 al dat competitie van primordiaal belang is om een betere schaker te worden zie Hoeveel partijen moet ik spelen? waaraan Willy het hoofdstuk 5 wijdt.
De opgang van magazines en boeken zorgde vervolgens voor een steeds betere verspreiding van de nieuwe schaakkennis waardoor een steeds grotere groep spelers sterker werd en waarvan latere generaties ook leerden. Op het einde van het boek wordt dan ook de balans gemaakt. Wie of wat zorgde voor de grootste vooruitgang op gebied van schaakkennis? Waren het de enkele grote kampioenen en ging de vooruitgang dus schokgewijs of was het eerder een heel langzame evolutie op alle niveaus? Ik las een reactie op schaaksite van iemand die meent dat Steinitz voor een Copernicaase omwenteling zorgde door het schaken op systematische wijze als eerste te benaderen en dit op papier te zetten maar ook dit wordt in het boek tegengesproken (zie pagina 189). In 1865 publiceerde Gustav Neumann het boek "De nieuwste theorieën en praktijk van het schaakspel" dus lang voor Steintiz. Ook voor Steinitz waren al veel spelers bezig met hun partijen te analyseren, naar de waarheid aan het zoeken met aandacht voor aanval en verdediging, openingen te classificeren, hun conclusies te synthetiseren en theorieën op papier te zetten. Dat lijkt erg hard op wat ook nog vandaag wordt gedaan. Bovendien blijkt ook nog dat veel van wat er op papier werd gezet door Steinitz maar ook door zijn opvolger Lasker later als onzin werden ontmaskerd.
De belangrijkste les voor de student is dan ook dat er geen shortcuts bestaan in het schaken. Er bestaat helemaal geen set van regels die je kan toepassen waarmee je als grootmeester kunt spelen. De auteur zegt dan ook dat de meeste regels niet meer zijn dan goed grootmoederlijk advies. Dit is dan ook het eindpunt van het boek. De luie student is gedoemd op zijn erbarmelijk niveau te blijven spelen. Enkel zij die bereid zijn om bloed, zweet en tranen te spenderen aan het schaken, kunnen een hoger niveau ambiëren.
Brabo
- De partijen of ruimer genomen publicaties uit die lang vervlogen tijden bevatten talloze voorbeelden van schaakideeen/ motieven/ concepten die in een heel pure vorm worden getoond en daardoor ook excellent materiaal zijn voor de student (vandaar dat ik ook de elovork 1500-2000 elo opgeef). Onder 1500 elo is men veelal nog niet sterk genoeg om alles al te begrijpen. Boven de 2000 verwacht ik dat je het meeste al kent. De auteur maakt hierbij de humoristische opmerking dat wat in latere tijden volgt, vaak gewoon complexere vormen zijn van al bekende thema's of een mix zijn en daardoor dan ook minder bruikbaar zijn voor de lessen. Uiteraard bestaat er geen exact tijdstip wanneer dit tijdperk van "modelpartijen" stopt maar ik vind de keuze van het jaar 1894 met de eerste publicatie van Tarrasch Dreihundert Schachpartien zeker een aanvaardbare keuze.
- De 2de grote kernboodschap gaat over de evolutie-theorie en ruimer genomen welke theorieën er van die tijd ook vandaag nog als waarheid kunnen worden beschouwd. Niet veel zo blijkt want de auteur maakt korte metten met veel onzin die over die periode toen en daarna als waarheid werd verkondigd. Tja ik heb het al in 2018 op deze blog geschreven zie vals nieuws dat schakers ook weinig moeite hebben om de waarheid te verdraaien in hun voordeel (ik geef toe dat mijn vorig artikel zeker ook niet helemaal bulletproof was). Vooral de theorie dat spelers zich ontwikkelen volgens bepaalde fasen moet het ontgelden. Toen ik in 2013 MFTL reviewde, had ik weinig of geen ervaring met lesgeven. Echter de laatste 5 jaar heb ik vele keren gezien hoe mank de ontwikkeling loopt/ liep bij vele jonge schakers doordat ze enkel de stappenmethode (konden) volgen. Van bij de start heb ik mijn kinderen ook altijd geholpen met tips over openingen en positionele kennis waardoor ze heel snel een voorsprong namen op leeftijdsgenoten. Ik ben het dus helemaal eens met de auteur dat er helemaal niet zoiets is als fasen maar dat de ontwikkeling optimaal gebeurt door een evolutie op alle domeinen ongeveer aan dezelfde snelheid. Bovendien blijkt uit een recent interview met de jonge Russische topgrootmeester Daniil Dubov dat het wel vaker gebeurt dat coaches een ontwikkeling vertragen of op zijn minst even pauzeren door een bepaalde stijl op te dringen waarbij 1 domein geaccentueerd wordt. Lesgeven zie ik daarom als een menu waaruit de student kan kiezen en geen absolute verplichting. Een goede coach/ lesgever past natuurlijk wel zijn menu aan volgens zijn student-(en).
In het boek wordt gekozen om de chronologie van de gebeurtenissen zoveel mogelijk te respecteren zodat het allemaal ook vlotter leest maar opnieuw wil ik benadrukken dat het geen geschiedenisboek is. Vaak worden sprongen voorwaarts of achterwaarts gemaakt om een bepaald onderwerp aan te snijden. Daarnaast geeft de auteur ook gewoon toe dat hij niet weet of zijn voorbeeld het allereerste was van een bepaald thema. Nu een student maalt niet wie of wanneer een bepaald thema voor het eerst gespeeld werd. Het belangrijkste is dat de studenten het begrijpen en dat ze zien dat de aangeboden stukjes kennis ook vandaag nog steeds heel relevant zijn. Dit laatste doet de auteur heel handig door heel regelmatig de link te leggen naar recente toppartijen of naar zijn eigen partijen (iets wat ik altijd heel graag doe in mijn eigen lessen en dat mijn leerlingen zeker appreciëren of zelfs op mijn blog zie bv. oude wijn in nieuwe zakken deel 1 en deel 2.)
Ik ontdekte trouwens bij het voorbereiden van dit artikel dat ook het recente boek van de Roemeense grootmeester Mihail Marin: old wine in new bottles dezelfde insteek gebruikte. Ik vind het vreemd dat ik geen reviews hiervan kan vinden want Mihail heeft best een goede reputatie als schrijver. In elk geval bevestigt Mihail wat Willy in zijn boek schrijft. Het verleden zit vol met waardevolle lessen. Ik vermoed dat een student zelfstandig dit niet kan maar trainers hebben geen excuus om die oude partijen niet te bestuderen om ze daarna als lesmateriaal te kunnen gebruiken.
Een magische cover dus ik begrijp niet dat er zo weinig aandacht aan dit boek werd geschonken. |
De evolutie-theorie die Willy voorstelt, gaat trouwens ook veel verder dan het accumuleren van kleine stukjes kennis. Het onderwerp van hoofdstuk 15 wordt ook in het boek van Henry Bird heel mooi beschreven. Zo wordt heel uitgebreid verteld over hoe de speelomstandigheden drastisch veranderen in de 2de helft van de 19de eeuw van schaken in cafés naar onze huidige speelcondities (alhoewel dit ook vandaag niet altijd gegarandeerd wordt zie schaakcomfort deel 2). Daarnaast is er ook de opkomst van competitieschaak (eerst uitsluitend matchen en later steeds grotere tornooien) waardoor de topspelers hun ideeën aan elkaar kunnen aftoetsen. Zelf schreef ik eind 2019 al dat competitie van primordiaal belang is om een betere schaker te worden zie Hoeveel partijen moet ik spelen? waaraan Willy het hoofdstuk 5 wijdt.
De opgang van magazines en boeken zorgde vervolgens voor een steeds betere verspreiding van de nieuwe schaakkennis waardoor een steeds grotere groep spelers sterker werd en waarvan latere generaties ook leerden. Op het einde van het boek wordt dan ook de balans gemaakt. Wie of wat zorgde voor de grootste vooruitgang op gebied van schaakkennis? Waren het de enkele grote kampioenen en ging de vooruitgang dus schokgewijs of was het eerder een heel langzame evolutie op alle niveaus? Ik las een reactie op schaaksite van iemand die meent dat Steinitz voor een Copernicaase omwenteling zorgde door het schaken op systematische wijze als eerste te benaderen en dit op papier te zetten maar ook dit wordt in het boek tegengesproken (zie pagina 189). In 1865 publiceerde Gustav Neumann het boek "De nieuwste theorieën en praktijk van het schaakspel" dus lang voor Steintiz. Ook voor Steinitz waren al veel spelers bezig met hun partijen te analyseren, naar de waarheid aan het zoeken met aandacht voor aanval en verdediging, openingen te classificeren, hun conclusies te synthetiseren en theorieën op papier te zetten. Dat lijkt erg hard op wat ook nog vandaag wordt gedaan. Bovendien blijkt ook nog dat veel van wat er op papier werd gezet door Steinitz maar ook door zijn opvolger Lasker later als onzin werden ontmaskerd.
De belangrijkste les voor de student is dan ook dat er geen shortcuts bestaan in het schaken. Er bestaat helemaal geen set van regels die je kan toepassen waarmee je als grootmeester kunt spelen. De auteur zegt dan ook dat de meeste regels niet meer zijn dan goed grootmoederlijk advies. Dit is dan ook het eindpunt van het boek. De luie student is gedoemd op zijn erbarmelijk niveau te blijven spelen. Enkel zij die bereid zijn om bloed, zweet en tranen te spenderen aan het schaken, kunnen een hoger niveau ambiëren.
Brabo
Over de elodiscussie nu en vroeger ga ik me niet uitlaten - als ik zo'n twistpunt hoor, zeg ik gewoon "scope & boundaries". Een review van Marins boek vind ik ook niet meteen, maar enkele snippets (normaal gebruikelijk bij NIC, maar nu niet) vind je op https://www.schachversand.de/old-wine-in-new-bottles.html
BeantwoordenVerwijderenWat betreft het gebruik van oud materiaal om principes helder uit te leggen, daar ben ik 100% mee akkoord. Dat komt volgens mij vooral omdat het grotere speelsterkteverschil tussen spelers vroeger tov nu. Zelfs al was Staunton misschien maar 1900-2000 (huidige) elo, dan nog was hij de beste Engelsman (als Morphy niet in de buurt was). Dat de Woodpecker method ook voluit die kaart trekt in hun taktische stellingen bevestigt dit enkel maar: ken je klassiekers! Het is altijd makkelijker om te spelen standing on shoulders of giants dan zelf eerst alles te moeten ontdekken.
In de G4GM trainingen gebruiken we bij de jongere spelertjes vooral partijen van oude meesters, die zijn eenvoudiger te brenegn en voo hen te begrijpen. Leg maar eens Tg1 op zet 6 of 7 in de Najdorf uit zoals recent nog werd gespeeld
BeantwoordenVerwijderen