vrijdag 30 maart 2018

Verrassingen deel 2

Vorig jaar speelde ik 38 schaakpartijen met een lange tijdscontrole. Ik won er 23, speelde 10 keer remise en verloor slechts 5 partijen. Dit lijkt een fantastisch resultaat maar de meeste partijen werden gespeeld tegen zwakkere spelers. Bovendien werden slechts 11 voor fide-rating verwerkt waardoor mijn fide-elo uiteindelijk slechts zeer licht aangroeide. Het is al jaren dat ik mij tevreden moet stellen met het spelen van kleinere lokale tornooien om toch nog enigszins een beetje speelritme te onderhouden.

5 verliespartijen op 38 wedstrijden is niet veel maar elke verliespartij is er 1 teveel voor een ambitieuze speler. Anderzijds leveren verliespartijen natuurlijk de beste informatie om jezelf te kunnen verbeteren. Dit was tezelfdertijd ook deels de kritiek op chesspub die ik kreeg i.v.m. artikel analyseren met de computer deel 2. Technisch maak ik kwalitatief zeer hoogstaande partij-analyses maar hoe word je daarvan een sterkere speler. Elke partij is uniek (op een enkele uitzondering na) en betekent dus steeds weer nieuwe fouten.

Natuurlijk leer je altijd wel iets bij met het in detail bekijken van je fouten maar vaak kan meer worden bereikt door de foutenlast in zijn totaal eens te bekijken. Bestaat er een gemene deler in de fouten? In mijn recentste 5 verliespartijen valt er in elk geval mij 1 iets belangrijks op. Telkens kwam ik al heel vroeg in de partij in serieuze problemen. In 2 partijen overleefde ik zelfs niet eens de opening. 1 kwam reeds aan bod in mijn artikel evolutie. De andere was mijn partij tegen Dries Janssen waarvan ik het slot al toonde in mijn vorig artikel.

Zonder twijfel was mijn te optimistisch spel een belangrijke reden voor de nederlaag. Beide koningen blijven in het centrum staan maar mijn koning blijkt veel kwetsbaarder te zijn. Echter nog belangrijker lijkt mij dat de witspeler al in de voorbereiding de kritieke stelling had gezien. Hij was op de hoogte van een gelijkaardige fout gemaakt in die stelling zie de partij Haroon Azizi - Anneli Damau gespeeld in 2003 met trouwens dezelfde weerlegging (zie zetten 9, 10 en 11). Dus naast de technische fout is vooral het enorme verschil in voorkennis van de opening zorgwekkend. Hierbij neem ik nog niet eens het eloverschil in rekening.

Een gebrek aan studeren is het zeker niet. Eerder dit jaar had ik al een eerste nederlaag opgelopen in deze opening en er bijgevolg een zeer uitgebreide studie van gemaakt. Met 5.h3 staat slechts 1 meesterpartij in de database maar maakte toch deel uit van die analyse. Echter aan het bord kon ik mij hiervan niets meer herinneren. Ik bekijk honderden partijen tijdens een studie en dat kan ik onmogelijk onthouden 6 maanden daarna. Ik vermoed dat zelfs wereldtoppers dit niet kunnen. Bovendien waren die analyses over 5.h3 zeer oppervlakkig dus ik beschouwde de variant allesbehalve als kritiek.

Nee mijn fout was natuurlijk in het te voorspelbaar zijn. Ik hou veel te dogmatisch vast aan de wetenschappelijke aanpak zodat tegenstanders heel makkelijk een uiterst gevaarlijke verrassing kunnen voorbereiden. Om te illustreren hoe groot het verschil wel is tussen mezelf en mijn tegenstanders, maakte ik een klein onderzoek. Ik selecteerde alle standaardpartijen waarbij ik tegen iemand speelde waar ik al eens eerder had tegengespeeld. Hierdoor mocht ik veronderstellen dat mijn tegenstanders wisten welk soort speler ik was op voorhand en dus hiermee rekening hadden gehouden in hun openingsstrategie. 146 van mijn 829 partijen bleven over na de filter. Het bewijst nogmaals wat ik al stelde in mijn artikel matchen dat de schaakwereld klein is. Van elk van die 146 partijen noteerde ik wie er als eerste afweek van de vorige onderlinge partij en op welke zet.
Als we de samenvatting maken dan wordt het verschil tussen mezelf en mijn tegenstanders onmiddellijk duidelijk. In 128 partijen van de 146 partijen week mijn tegenstander als eerste af of m.a.w. werd ik verrast. Slechts in 18 partijen was ik degene die afweek t.o.v. onze eerdere onderlinge partij. Ook het verschil in wanneer er gemiddeld wordt afgeweken is opmerkelijk. Mijn tegenstanders wijken gemiddeld al af op zet 4 terwijl ik dit slechts doe op zet 10. Dit hangt natuurlijk samen met het aantal partijen wanneer er als eerste wordt afgeweken. De volgende vraag die je dan logischer wijze stelt, is of dit mij niet veel elo kost. Wel tot mijn eigen verbazing valt dat eigenlijk reuze mee. Hieronder kan je mijn TPR zien tegen dezelfde elo-categorieen van vorig artikel.

Elke medaille heeft 2 zijden. Het gebrek aan verrassingselement wordt gecompenseerd door meer ervaring. Ook vermoed ik dat veel spelers eerder variëren om een voorbereiding te vermijden dan dat ze zelf een uitgebreide voorbereiding gemaakt hebben. Het is weer mijn afgezaagd liedje dat men liever lui is dan moe. Slechts in de hoogste elo-categorie zijn er twijfels. De TPR zakt niet dramatisch en het aantal partijen is te gering om serieuze conclusies te trekken maar een goed gevoel heb ik zeker niet. Ik merk op dat de Vlaamse toppers die mij al decennia kennen, zelden zullen nalaten om mits een voorbereiding te profiteren van mijn gebrek aan variatie in de openingen. Dus in dit opzicht kan ik de reactie op mijn artikel paswoord van de Belgische IM Steven Geirnaert zeker beamen.

Mijn artikel van eind vorig jaar killer nieuwtjes had dit al indirect verteld met een voorbeeldje van mijn partij tegen de Belgische FM Matthias De Wachter. Meer variatie in mijn openingen is een noodzaak om hogerop te geraken wat o.a. op zich al af te leiden was uit een eerdere samenvatting die ik gaf in het bijna 5 jaar oude artikel de sterktelijst. Anderzijds wil ik evenmin de lezer laten denken dat variatie de heilige graal is. In een andere nederlaag dit seizoen was de oorzaak zeker deels net door de variatie. Ik speelde voor het eerst een variant zonder dit op voorhand serieus te hebben bestudeerd. Ik kende de hoofdlijn niet en mijn afwijking werd op het bord weerlegd. Kortom succesvol variëren is zeker niet blindelings varianten kiezen.

Brabo

dinsdag 20 maart 2018

Comebacks deel 3

In 2 jaar tijd is mijn zoon Hugo erin geslaagd om zijn oorspronkelijke materiaalhandicap weg te werken. We waren begonnen met 23 punten (pion = 1 punt) als voorgift (zie gekke materiaalverhoudingen deel 2). Vandaag blijft er enkel nog een (stevige) tijdshandicap (18 minuten tegen 1 minuut 15 seconden) over. Ik vind dit opmerkelijk want met bijna 1000 elo meer, had ik toch verwacht langer materiaal te kunnen voorgeven. Mijn zoon Hugo heeft vandaag slechts beperkte technische capaciteiten dus de situatie is totaal anders t.o.v. de handicapmatch van de Nederlandse expert Jaap Amesz die ik recent vermeldde in mijn artikel swindels.

In mijn artikel offeren waarschuwde ik al dat er vaak te optimistisch materiaal wordt geofferd. Vandaag ga ik nog een stap verder door te stellen dat eenmaal een speler een klein materiaalvoordeel heeft opgebouwd dat de partij bijna altijd beslist is. Behalve bij beginners die nog stukken laten instaan, zien we dat uiterst zelden een materiaalachterstand kan worden weggewerkt. Lezers die mijn eerste artikel over comebacks nog herinneren, zullen wellicht dit als een contradictie beschouwen. Daar schreef ik immers dat er in 11 van mijn 100 partijen een achterstand groter dan 3 punten werd weggewerkt. In 7 partijen was de comeback zelfs groter dan 6 punten met als uitschieters 29,67 en 32,06 punten.

De verklaring is dat de computerevaluatie dikwijls zeer sterk afwijkt van de materiaalstand op het bord. Deze evaluatie is gebaseerd op de slotstelling van wat de computer als kritieke variant beschouwt dus bij best spel van beide kleuren. Die slotstelling kan enorm afwijken van de actuele positie betreffende de materiaalstand want kan het gevolg zijn van een lange zeer tactische variant. Soms zijn die varianten waanzinnig complex waardoor de computerevaluatie helemaal geen link meer heeft met de werkelijke winstkansen voor een mens in een stelling zie leestekens. Dit is nog een voorbeeld van wat ik al vertelde in mijn artikel analyseren met de computer deel 2. De computerevaluaties helpen de schaker enorm bij het detecteren van de fouten maar daarna moet je zelf nog aan de slag om de juiste interpretatie aan de fouten te geven. Niet verwonderlijk loopt het daar geregeld spaak leidend tot frustraties en afkeer van schaakprogramma's.

Dit verschil tussen computerevaluatie en materiaalstand komt ook duidelijk tot uiting in de comebacks. Om dit te illustreren gebruikte ik opnieuw de 100 partijen van mijn eerste artikel. Bij elke comeback noteerde ik de materiaalstand van de stelling. Echter een materiaalachterstand werd slechts aangerekend wanneer er duidelijk geen compensatie te bespeuren was. We kunnen niet van een comeback spreken in het geval van gambieten of theoretische remisestellingen. Hieronder zien we eerst de samenvatting voor mijn tegenstanders.









Daarna volgt de samenvatting voor mezelf.










Slechts 5 pionnen achterstand werden er door mijn tegenstanders goedgemaakt in een totaal van 36 comebacks. Zelf maakte ik 13 pionnen achterstand goed verspreid over 38 comebacks. M.a.w. in de meeste gevallen staat een pion achterstand gelijk aan een nederlaag. De uitzonderingen kunnen trouwens bijna uitsluitend gelinkt worden aan speciale gevallen. Ofwel is de stelling tactisch erg scherp zodat er een hogere kans is om de kleine materiële achterstand nog goed te maken zie bv mijn artikel einstellung effect. Ofwel is het materiaal zo gereduceerd dat er een hogere kans is dat een theoretisch remise-eindspel kan worden bereikt zie o.a. mijn artikel praktische eindspelen.

We kunnen uit bovenstaande tabellen ook vermoeden dat het eloverschil nauwelijks invloed heeft op de materiaalachterstand. Dit laatste ondervond ik proefondervindelijk door een pijnlijke nederlaag eind vorig jaar. De laatste ronde van het maneblusserstornooi moest ik winnen om het tornooi op mijn naam te schrijven en met de 1900 elopunter Dries Janssen als tegenstander kreeg ik op het eerste zicht een zeer haalbare kaart. Echter in de voor mij onbekende openingsvariant sloeg ik de bal compleet verkeerd en kwam hierdoor zeer vroeg een stuk achter.
Alhoewel wit zeker niet de snelste winstweg gevonden heeft, stond het resultaat nooit ter discussie. De handicap was veel te groot om ooit nog op een comeback te hopen en mijn tegenstander is natuurlijk ook geen beginner meer. Opgave na stukverlies was zeker niet verkeerd geweest maar daar kon ik mezelf toen niet bij neerleggen. Bovendien was het 18 jaar geleden dat ik nog eens een standaardwedstrijd had verloren tegen een -2000 speler zie mijn artikel Wit kiest al in de opening een remisevariant.

Dus het is zaak om nooit materiaal achter te komen of je naam moet Magnus Carlsen zijn. Anish Giri liet de kans niet voorbijgaan om er een grappige tweet over te schrijven: The world champion Magnus Carlsen is now officially a full piece stronger than the rest of the mankind. Vrij vertaald betekent het dat Magnus kan winnen tegen om het even wie zelfs als hij een zware handicap van een vol stuk krijgt.
Uitzonderingen bevestigen de regel. Mirakels gebeuren soms in het schaken en dan kan je jezelf afvragen of het misschien toch loont om telkens door te spelen tot de mat. De Amerikaanse grootmeester Grigory Serper toonde nog enkele mirakels in zijn artikel Why you should never resign? maar laat de lezer zelf beslissen of opgeven zinvol is. Ik vind het dubieus en vooral tijdsverlies om 100 verloren partijen steeds tot de mat door te spelen om 1 keer een half punt te kunnen afsnoepen.

Brabo

maandag 12 maart 2018

Hoeveel geld spendeer je aan het schaken?

In tegenstelling met vele andere sporten is schaken spotgoedkoop. In theorie heb je zelfs geen geld nodig want een bord met stukken kan je zelf maken. Ook de lidgelden van onze clubs zijn zeer laag. Zelf betaal ik 65 euro in Deurne per jaar waardoor ik een ruime keuze wedstrijden kan meespelen: clubkampioenschap, zilveren toren, interclub, blitztornooien, bekertornooi, ... Alles samen betekent dit bijna elk week zowel vrijdag als zondag schaakplezier maar slechts een enkeling speelt natuurlijk alles mee.

Echter het is een fabeltje dat geld helemaal geen rol speelt in het schaken. Indien je meer wilt dan een standaard lidmaatschap van een club dan lopen de kosten snel op. Zo houden de meeste clubs in België geen rekening met de specifieke noden van kinderen. In het beste geval kunnen kinderen een afgeslankte schaakagenda volgen maar dit volstaat geenszins voor de sterkere kinderen. Zo krijg je soms schrijnende situaties zoals vrijdaglaatst in de Zilveren Toren. De partij van een 11 jarig kind sleept uren aan en door oververmoeidheid begint hij onophoudelijk te huilen. Schaken moet democratisch zijn maar ik vind dat een minimum leeftijd voor avondpartijen toch gewenst is in het belang van het kind.

Het is natuurlijk makkelijk om deze beslissing over te laten aan de ouders maar het verleden heeft al meermaals aangetoond dat dit vaak problemen creëert. Ik zie hierin ook de verantwoordelijkheid van de organisatie. Zelf laat ik Hugo sowieso vandaag niet toe om avondpartijen te spelen. Anderzijds betekent dit wel dat ik serieuze opofferingen moet doen om hem toch voldoende te laten spelen. Vorig jaar berekende ik al in mijn artikel Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken? dat ik 200 uren spendeerde aan begeleiding. Daarnaast hangt er ook een stevig prijskaartje aan vast.
Begeleiding Hugo
Bijna 5600km heb ik het voorbij jaar gereden voor Hugo. De totale kosten waren ongeveer 4300 euro en daarbij heb ik nog niet de lokale aankoop van eten en drinken gerekend. Ik kan mij goed voorstellen dat dit voor heel wat ouders financieel niet haalbaar is zeker als je zoiets zou moeten doen voor meerdere kinderen. Het verklaart ook waarom de familie Van Foreest de drastische keuze gemaakt hebben om al hun 6 kinderen verplicht te laten schaken. Persoonlijk vind ik dit erover want zelf wou ik mijn dochter nooit dwingen om te schaken waardoor ze vandaag dan ook ver weg blijft van het spel. Al mijn kinderen hebben het recht op evenveel kansen en geluk.

Nu alle gemaakte kosten zijn evenmin puur schaakgerelateerd. De tornooien van Blankenberge, Maastricht en Le Touquet deden we samen met het gezin zodat het ook een stuk vakantie was. Echter mijn echtgenote maakte hierbij wel de koele opmerking dat zij andere en betere locaties had gekozen als vakantiebestemming. Dus uiteindelijk kunnen we alleen maar besluiten dat de schaakbegeleiding van Hugo een zware stempel zet op ons gezinsleven. Is dit eigenlijk wel verantwoord? Ik weet het niet.

In elk geval kan ik luidop zeggen dat Hugo nooit gedwongen wordt. Hij speelt dolgraag schaak en wilt niet liever dan meer wedstrijden spelen. Anderzijds doet Hugo thuis niets aan het schaken. Dan kun je jezelf ook afvragen of het niet heel veel tijd en geld is voor alleen maar plezier. Trouwens ik hoorde dezelfde opmerking ook bij een andere ouder die liever het schaken wilde terugschroeven. Bovendien zei professor Bert de Cuyper 2 jaar geleden op de 1ste sessie over emotie en emotiemanagement dat er best bepaalde inspanningen mogen worden geëist van het kind wanneer de ouders zichzelf opofferen. Ik ben het daarmee eens als men over toptalenten spreekt maar ik twijfel of dit ook geldt voor zeer jonge kinderen die nog de basis aan het leren zijn en het eerder belangrijk is om van het schaken te leren houden. Ik heb in de laatste decennia geregeld ouders gezien die hun kinderen in het schaken te hard hebben geduwd waarna ze op latere leeftijd het schaken totaal gedegouteerd de rug toekeerden.

Het is dus niet zo eenvoudig om een eenduidig antwoord te geven op wat je als ouder moet doen. Zelf vind ik het een grote stimulans om samen met mijn zoon tornooien in de toekomst te kunnen spelen. Een passie kunnen delen met de familie lijkt mij op zich al voldoende reden om de investering te maken. Bovendien eenmaal mijn zoon ook 's avonds kan meespelen, wordt het een stuk makkelijker en goedkoper. De kosten die ik maak zijn veel lager voor mijn activiteiten.
Eigen schaakactiviteiten
Mijn zoon speelt vandaag duidelijk meer partijen dan ik dus je kan beide kostennota's niet zomaar naast elkaar liggen. Nu het is wel duidelijk dat ik voorlopig niet meer wedstrijden zelf kan spelen zolang we allebei afzonderlijk spelen. Nog meer schaken krijg ik thuis niet verkocht.

Tenslotte zijn er ook nog extra kosten die snel kunnen oplopen voor studiewerk. Ambitieuze schakers doen meer dan enkel partijen spelen en zijn thuis ook geregeld bezig met het schaken. Ik denk dan aan schaaklessen, schaakboeken, schaakprogramma's, schaakdvds, laptop,... die meestal niet gratis zijn. Ik las recent op Chessbase een reactie van een fervente koper dat je wellicht 1 miljoen euro nodig hebt om alle soorten producten eenmalig te kopen die Chessbase ooit op de markt heeft gebracht. Niemand koopt alles maar om up to date te zijn, heb je toch al snel een klein fortuin nodig. Dit staat haaks op de realiteit dat er nauwelijks iets te verdienen valt met het schaken. Uiteraard creëert dit een aantal scheve situaties.

Zo is het een algemeen verspreid fenomeen bij heel wat betere schakers dat er naar hartenlust illegaal wordt gekopieerd. Ik zal hier geen websites of namen noemen maar ik begrijp best dat de moordende competitiviteit en de peperdure prijzen spelers doen grijpen naar illegale praktijken. Een andere groep van spelers die dit dubieuze spel niet wenst mee te spelen, zie ik dan met totaal gedateerd materiaal werken. Men heeft bij aanvang van hun schaakcarriere het duurste gekocht (vaak het complete Chessbase-pakket) om daarna vast te stellen dat men er weinig rendement kan uithalen. Logischer wijze verliest men de interesse in het product en nieuwe investeringen worden niet meer gemaakt.

Als je niet illegaal wilt werken en tezelfdertijd toch redelijk op de hoogte wilt blijven zonder veel geld uit te geven dan kan dit mits de juiste keuzen te maken en enige creativiteit. Vele dure producten zoals Chessbase , Megadatabase , Powerbook , correspondentiedatabase , tablebases , .... kunnen vervangen worden door veel goedkopere of zelfs gratis alternatieven. I.p.v. Chessbase gebruik ik de veel goedkopere Fritz-interface zie de partijvoorbereiding deel 2. I.p.v. de Megadatabase koop ik om de 3 jaar de veel goedkopere big database en vul ik die er tussendoor bij met de gratis partijen van twic. De powerbook vervang ik door mijn gratis zelf-gebouwd openingsboek zie groene zetten. De correspondentiedatabase vervang ik door het opnieuw veel goedkopere ultracorr-x en iccf-partijen die ik aankrijg via een vriend. Tablebases kunnen gratis vervangen worden met lomonosov 7 men tablebases- app. In het artikel analyseren met de computer deel 3 vertelde ik al dat je met het gratis Stockfish al voldoende hebt als engine.

Daarnaast helpt ook de regel om geen nieuwe boeken te kopen zolang de oude niet uitgelezen zijn. Ik zie sommige schakers met een enorme bibliotheek aan schaakboeken waarvan nauwelijks iets werd gelezen. Dit is weggegooid geld dus zonde. Zelf spendeerde ik afgelopen jaar beduidend meer aan schaakmateriaal dan vorige jaren maar daar hadden de vele waardebonnen van mijn zoon ook iets mee te maken. Ik en mijn zoon hebben de deal gemaakt dat hij de waardebonnen bij mij kan inruilen voor cash. Hij heeft toch voorlopig geen interesse in schaakmateriaal en daar hij geregeld iets wint, moet ik ook meer zien te spenderen. Mijn totale uitgaven blijven zeer klein in vergelijking met de investeringen die ik doe voor mijn zoon.
Chess position trainer was iets speciaal. Ik werk graag met 2 programma's maar een betalend programma koop ik niet elk jaar. Ik wacht meestal 2 jaar tot er weer een 100 elo bij gekomen is. In bovenstaande tabel ontbreken ook nog de afschrijvingskosten van de computer en de elektriciteitskosten. Beiden zijn zeker niet verwaarloosbaar en zouden ook wel nog eens samen een paar honderd euro per jaar kunnen betekenen.

Als je uiteindelijk al mijn kosten optelt dan kom je toch aan een behoorlijk hoog bedrag. Ik kan dit makkelijk betalen maar ik vermoed dat er veel schakers hiervoor zullen moeten passen. Spijtig zijn het aantal sponsorcontracten zeer dun bezaaid waardoor veel talenten niet alle kansen krijgen om zichzelf te ontwikkelen. Voor de buitenstaander lijkt schaken zeer eerlijk maar ingewijden beseffen maar al te goed hoe verschillend ieders pad loopt.

Brabo

vrijdag 2 maart 2018

e4 e5 openingsboek

25 jaar open ik mijn witpartijen al uitsluitend met 1.e4. Bovendien heb ik al even lang 1.e4 uitsluitend beantwoord met e5. Dus ik kan wel stellen dat ik enige ervaring heb met de stelling 1.e4 e5. Het verwonderde mij dan ook niet dat sommige schakers mijn mening kwamen vragen over het recente repertoire-boek Playing 1e4 e5 a classical_repertoire by Nikolaos Ntirlis. Echter om een mening te kunnen geven over een boek, moet je eerst de kans krijgen om het boek te lezen. Dat is een probleem want ik koop al meer dan 20 jaar geen boeken over openingen meer. Gelukkig wou mijn ploeggenoot Daniel Sadkowski zijn exemplaar wel even uitlenen zodat ik het toch eens kon van dichterbij bekijken.
Nikolaos ken ik al sinds we in 2009 een heftige discussie uitvochten op chesspub forum die meerdere maanden duurde. Hierdoor leerden we elkaar ook beter begrijpen want uiteindelijk wilden we allebei slechts de ultieme waarheid achterhalen in een stelling. Daarna kruisten onze paden nog wel een aantal keren maar ging het er veel gemoedelijker aan toe.

In 2009 was Nikoloas nog totaal onbekend. Vandaag heeft hij een stevige reputatie opgebouwd als opening-specialist. Playing 1.e4 e5 is reeds zijn 3de openingsboek en ondertussen kwam daar nog een 4de bij over 1.d4 d5 zie qualitychess. Bovendien werd elk boek steeds zeer warm onthaald. Het is een buitengewone prestatie zeker als je weet dat Nikoloas niet eens een fide-rating heeft. Mits hard werken, veel onderzoek en goed gebruik kunnen maken van de computerprogramma's kan je dus ook heel wat bereiken. Hij test trouwens geregeld zijn analyses in correspondentieschaak met enig succes. Dit is voldoende inleiding over het boek. Tijd om het boek zelf eens te beoordelen.

Wel ik zal kort zijn want dit boek kan ik absoluut aanraden aan iedereen die geïnteresseerd is om dit repertoire te spelen. De kwaliteit van de analyses is uitstekend en de vlotte schrijfstijl maakt het uiterst leesbaar en verteerbaar. Echter zelf leerde ik nauwelijks iets bij. Dit was ook moeilijk te verwachten als je al 25 jaar ervaring met dit repertoire hebt. Het boek had ik zeer goed kunnen gebruiken 15 jaar geleden toen ik nog de FM-titel moest behalen. Ondertussen kwam ik grotendeels tot exact dezelfde conclusies als Nikoloas en dat is tezelfdertijd ook een compliment voor het boek.

Echter ik zou dit artikel niet schrijven als ik toch niet een aantal aanvullingen en opmerkingen had op het boek. Dus wat hieronder volgt doet absoluut geen afbreuk maar moet meer als een annex worden beschouwd. Zo merkte ik op dat Nikoloas een voordeeltje claimt voor zwart tegen het Belgrado gambiet. De boekbespreking van de Australische grootmeester David Smerdon waarschuwt dat de weerlegging van bepaalde zogenaamde zwarte voordeeltjes in het boek verscholen staan maar dit bleek niet voor dit specifiek gambiet het geval te zijn. Zelf heb ik het Belgrado-gambiet meerdere keren bestudeerd waaronder nog vorig jaar met een van mijn studenten op het bjk. Echter nooit kon ik het weerleggen dus was ik wel benieuwd in hoeverre Nikoloas gelijk had. Enig onderzoek later moest ik spijtig genoeg vaststellen dat hij een belangrijk idee over het hoofd had gezien. Ik had nochtans graag gehad dat dit vervelend gambiet uit de bordpraktijk zou verdwijnen.
Het is een detail natuurlijk want dit gambiet blijft desondanks een klein nevensysteempje in de praktijk. Helemaal aan de andere kant van de schaal ligt dan de Spaanse Breyeropening die uiteindelijk als eindpunt van het repertoire werd gekozen. Dit is altijd een zwak punt in om het even welk repertoire-boek over e4 e5. Ergens moet je een keuze maken wat de ruggengraat zal vormen in het repertoire. Nu over de Breyeropening kun je op zich al een heel boek schrijven. Anderzijds vond ik het toch wel vreemd dat er uiteindelijk slechts 1 hoofdstuk werd aangewijd. Bovendien stelde ik mij ook vragen of die opening echt wel een goede keuze is voor zulk soort boek. Ik schat dat het doelpubliek tussen 1800 en 2200 elo ligt en de Breyer lijkt mij voor dit soort spelers nogal een riskante keuze. Hoe riskant het kan zijn in de praktijk, toonde ik recent aan in de laatste ronde van Open Leuven. Mijn tegenstander FM Arno Sterck tevens Belgisch jeugdkampioen - 18 stond reeds na de opening totaal verloren.

Nikoloas beveelt een andere lijn aan van de Breyeropening. Hierbij refereert hij veelvuldig naar de correspondentie-partijen van de Russische Senior Internationaal Correspondentiemeester Igor Telepnev. Echter ook puur theoretisch heb ik bedenkingen bij de gekozen lijn. Er zijn een aantal varianten die momenteel onder druk staan.
Uiteraard geef ik toe dat een 1800-2200 speler zelden te maken zal krijgen met dit soort spitstechnologische analyses. Anderzijds kunnen we niet negeren dat de Breyeropening misschien te complex is voor de amateur. Wat dan wel? Ik speel zelf de Spaanse Chigorin maar dat zou ik evenmin aanraden alhoewel ik er vrij goede resultaten mee behaal. Het Berlijns en het Marshallgambiet zijn zonder twijfel theoretisch solider maar de gemiddelde schaker zal hiermee niet worden verleid. Ik weet het dus ook niet wat het perfecte sluitstuk is in het Spaans. Dat ik zelf weinig geëxperimenteerd heb met diverse Spaanse openingen, zal hier ook wel een rol in spelen. Pas door te proeven van de diverse systemen, krijg je een beter idee over of een opening bevalt of niet. Dus dit artikel mag je niet weerhouden om te proeven van de Breyeropening.

Brabo