dinsdag 28 maart 2017

Opkomst en teloorgang van schaaktornooien

Opkomst en teloorgang van schaaktornooien

Net zoals alles in dit leven, kennen schaaktornooien een beginfase, een volwassen fase en een uitdovende fase. Tornooien kunnen op twee manieren beginnen: ofwel is er een groep schakers die – vaak op amateurbasis – een tornooi beginnen, dat steeds meer succesvol wordt en uitgroeit tot een vaste afspraak op de kalender. Een andere mogelijkheid is dat een mecenas zijn (“haar” komt niet vaak voor) portefeuille opentrekt en meteen van start gaat met grote namen – of het amateur-initiatief overneemt.

We kennen allemaal de eerste versie – en vaak zijn dit de leuke tornooien, waarin je tegen bekende en minder bekende schakers van eigen land speelt. Dergelijke tornooien zijn vaak kleinschaliger of minder prestigieus, maar hebben een grote schare volgelingen. Misschien het beste voorbeeld blijft de open van Gent, dat al decennialang op de woeste zeeën van conjunctuur, concurrentie op de kalender en … de Gentse feesten vaart. Het is een tornooi dat de kinderschoenen ontgroeid is en al een tijdje in de volwassen leeftijd vertoeft (de 40ste editie komt eraan) – nog altijd ondersteund door de leden en medewerkers van de KGSRL, maar de financiële kant is ook afgedekt door sponsor Eastman. Een tornooi waarvan we mogen hopen dat het nog lang blijft doorgaan.

Een totaal andere aanpak heeft bv de Grenke Open in Karlsruhe genomen. Het tornooi kent rond Pasen zijn tweede editie en nu (27 maart) al zijn er meer dan duizend (jawel, 1000!) spelers geregistreerd, waaronder 204 titelhouders. Grenke least IT-diensten aan KMO’s en met dat businessmodel is blijkbaar goed geld mee te verdienen. We hebben in België ook zo’n periode gehad, toen Bessel Kok baas was bij Swift en Brussel eind jaren ’80, begin jaren ’90 plots schaaktornooien had waaraan de wereldtop deelnam (OHRA en Swift, gevolgd door de kandidatenmatchen). Als speler kan je enkel maar denken: profiteren zolang het duurt en hopelijk duurt het lang.

Ondergang en stopzetting

Het meest recente voorbeeld dat ik uit eerste hand heb, is het 33ste tornooi van Cappelle-la-Grande, dat dit keer zonder sponsoring doorging. Gevolg: geen geld meer voor uitnodigingen, en dus ook geen toppers meer (Kamsky, Yusupov, Iturrizaga…). Het scheelde trouwens niet veel of het tornooi was helemaal niet doorgegaan. Enkel de lokale (groot)meesters wilden nog eens passeren (in 2017 waren dat Alexandre Dgebuadze en Jean-Marc Degraeve), nu vooral aangelokt door de grotere kans op de eerste prijs. Gevolg: ook wat minder interesse van de “gewone” spelers – want geen kansen meer om tegen grootmeesters uit te komen. De lokale kranten berichtten over uitstaande schulden, gevolg van het genereuze beleid dat gevoerd werd (le phare dunkerquois. Het vreemdste is wel dat zelfs de eigen website het nalaat om het tornooi nog wat bekendheid te geven op internet – ik heb nog nergens de eindklassering gepubliceerd gezien. Toch wat kortzichtig, om zo de opties voor de toekomst te beperken.

Van het vangnet dat er zou moeten zijn na vertrek van de sponsor – de begeesterde amateur-organisator – is hier niets te merken. Spijtig. Hierna twee foto’s die het verschil illustreren.
Cappelle-la-Grande in 2016: een bomvolle zaal en ook de twee platformen zijn goed gevuld. Sponsoring en vlaggen decoreren de wanden van de speelzaal.
Cappelle-la-Grande in 2017: weinig animo, weinig bezoekers, een te grote zaal voor het aantal deelnemers dat er is; op het podium slechts drie topborden.
Het meest bekende voorbeeld is natuurlijk Linares (1978-2010, 27 edities). Het toptornooi van Luis Rentero (1932 – december 2015), een kruidenier die incasseerde toen hij zijn supermarktketen verkocht aan Delhaize, kwam abrupt tot een einde toen de geldkraan opdroogde. Er werd nog even geflirt met alternatieve formules (waaronder een formule waarbij de helft van het tornooi doorging in Mexico (jetlag!)), maar het gesloten tornooi dat ooit “het Wimbledon van het Schaken” werd genoemd, is niet meer. Jammer, het was het eerste echte supertornooi dat jaar na jaar enkel de wereldtop uitnodigde en zo een maatstaf was van who’s who in het schaken. Het nadeel van die evolutie was echter dat de wereldtop het best aangenaam vond om uit te komen in tornooien met veel startgeld en weinig “elo-risico”. Verliezen van een 2700-2750 collega is minder elo-pijnlijk dan van een 2550-2600 patzer. Linares was eigenlijk de real-life versie van wat Andy Soltis beschreef in “Los Voraces”: een miljonair die in een woestijndorp de wereldtop verzamelt om de picking order van dat jaar vast te leggen (dit doet denken aan de legende in de worstelwereld, waar éénmaal per jaar een echte (geheime) kamp plaats vindt, die bepaalt wie intrinsiek de beste is, zodat de show events voor het publiek zonder verdere harde strijd en risico op blessures kunnen afgewerkt worden). Los Voraces werd geschreven als rubriek voor het roemruchte chesscafe.com (toen het nog gratis was) en is nu te koop als boekje, maar je kan het zeer leesbare werkje toch gratis op Google Books vinden.

Maar Linares was duidelijk een “kunstmatig” tornooi: niet gedragen door een lokale schaakclub of enthousiastelingen, die ook gratis eens de handen uit de mouwen willen steken. Wat dat betreft lijken tornooien als Hastings, Reggio Emilia en Wijk aan Zee stressbestendiger en duurzamer. Is het trouwens toeval dat deze drie tornooien geconcentreerd zijn in de wintermaanden?

Een opmerkelijke trend was er trouwens in Spanje in de 90’er jaren, waar het ene na het andere toptornooi werd opgezet. Het was alsof steden zich verplicht voelden om een schaaktornooi te hebben om mee te tellen; Dos Hermanas, Madrid, Leon… Het was prima voor de ontwikkeling van het schaaktalent van Topalov en het trok meerdere schakers aan om zich tijdelijk of definitief in Spanje te vestigen (Salov, Ljubojevic). Gelukkig profiteerde ook het Spaanse schaakleven ervan en konden spelers van meestersterkte opklimmen tot IGM niveau. Een decennium later was het geld op, bouwwerven werden stilgelegd, ruwbouwgeraamtes waren stille getuigen van verwoestse dromen.
   
Schaaktornooien als indicator van een bubble? Misschien – geld moet rollen en sponsoring is een manier om dat te doen. De cultuur en volksaard zal dan beslissen waar een mecenas het meest waardering of exposure denkt te creëren – in België is dat voor het ogenblik nog voetbal. Schaken is nog te apart en blijft zo een behoeftig kind, dat het moeilijk heeft om zich te plaatsen als sport, cultuur of kunst, en zonder geld kan het niet overleven of talent (en iconen) cultiveren. Maar wat het langdurig organiseren van tornooien betreft is er nog altijd de liefde voor het spel nodig.

HK5000   

dinsdag 21 maart 2017

Picsblog

OK, na een zeer lange afwezigheid ben ik nog eens in de pen gekropen. Ik moet zeggen – hoed af voor onze webmaster – toen hij met zijn project begon, dacht ik eerst – dit duurt 100 artikelen en dan is de inspiratie op…  Neen dus. Brabo heeft zijn zichtveld breed gehouden; van persoonlijke ervaringen aan en naast het bord, tot gezinsleven met een in schaken geïnteresseerde zoon, wat internationaal nieuws, analyses, nieuwtjes, methodes, taktiek, eindspel en psychologie. Nogmaals tip of the hat to you, Brabo. En dat alles gespekt met partijmateriaal (geloof me, er kruipt toch wat tijd in om zo’n diagram met een pgn fragment te stofferen).

Dus ja, wat kan ik aanbrengen?

Als ex-schaker vertoef ik nog altijd occasioneel in « het wereldje ». De jongste jaren verschoof mijn aandacht van speler naar waarnemer en ben ik meer en meer mij beginnen toeleggen op fotografie van schakers. Met een nieuw toestel ben ik recent dan ook enkele  tornooien « gaan teisteren ». Als ex-schaker – die heel graag rustige omstandigheden had (ook bij de kibitzers) – ben ik me bewust van de overlast die een fotograaf kan veroorzaken. De eerste vijf à tien minuten in een partij staat er nog niet veel op het spel, maar hoe minder tijd er over is voor de spelers, hoe meer de schakers ongestoord en geconcentreerd wil blijven. En dan wil je niet een aantal pottenkijkers rond je bord, laat staan een fotograaf die in je gezichtsveld komt close-ups nemen.

Ik fotografeer dan ook altijd zonder blitz – wat me in bv Cappelle-la-Grande met mijn oud toestel (Panasonic FZ100) al veel half-gelukte (lees: net iets te onscherpe foto’s) heeft opgeleverd. Mijn nieuwe reflextoestel (Canon Eos 6D) doet het op dat vlak veel beter, maar maakt natuurlijk het typische klikgeluid dat bij een reflextoestel hoort; van het ene nadeel in het andere dus.

Nu heeft zo’n toestel wel een ‘stillere’ setting, maar ik weet dat zo’n klik in het middenspel – laat staan in tijdnood – niet geapprecieerd wordt. Daarom hou ik mijn oudere toestel achter de hand – het is stiller en heeft een goede zoom, dus kan ik vanop 10-15 meter in relatieve stilte, toch nog goede close-ups nemen, zonder dat de spelers zich hiervan bewust zijn.

Ik ben een amateurfotograaf, zonder enige scholing, dus ik vergelijk mijn foto’s zeker nog niet met die van David Llada, Alina L’Ami of Lennart Ootes, die hun foto’s regelmatig kunnen slijten aan Chessbase of schaaktijdschriften. Enkele gespecialiseerde tijdschriften en een boek over mijn camera waren al een eye-opener van wat mogelijk was. Behalve het feit dat ik zonder blitz fotografeer, is er nog een restrictie die ik mij voorlopig opleg : ik neem geen tientallen foto’s van mijn onderwerpen, maar probeer de juiste foto te krijgen in slechts enkele opnames. Ook doe ik zo goed als geen « postproductie ». Veel verder dan autokleur of autobalans ga ik niet in Picasa/Google Photos. Nog geen Photoshop of Lightroom dus – voorlopig.

Bij de aankoop van mijn nieuwe toestel kreeg ik al wat fotografisch advies van Ronald Flou (van de Ieperse Schaakkring), die zelf al een gevorderd schaakfotograaf is en als dusdanig een regelmatig gast(fotograaf) is op schaakevenementen. Wie enkele foto’s van hem wil bewonderen, kan zijn publieke google+ pagina of zijn albums op KISK Ieper bezoeken.

De overstap van mijn oude digitale toestel naar de nieuwe Canon was een indrukwekkende opstap naar een hogere klasse in de fotografie. De kwaliteit van het toestel is onvergelijkbaar beter en het kunnen spelen met sluitertijd, f-factor, ISO-factor nodigt uit tot experimenteren en minder de volautomatische setting te gebruiken. Het heeft zelfs geleid tot het beter kunnen werken met mijn oude toestel en zelfs de camera van mijn smartphone.

Zonder teveel in technische details te willen gaan, wil ik toch enkele staaltjes tonen. Naast de al gemelde autocorrectie is een hele eenvoudige bewerking – die een foto opwaardeert – het croppen van de foto (bijsnijden). Het verhoogt de focus en maakt de foto minder “slordig” – je beperkt je tot de essentie. In de foto hierna (Giri en L’Ami in gesprek in Wijk aan Zee 2017) zou je nog rustig al die rommel aan de rechterkant kunnen afsnijden.
Een schaker is op zich al een dankbaar onderwerp, maar een schaakfoto krijgt pas iets extra’s als je er een eigen draai aan geeft, door iets te suggereren. Aspecten zoals “de eenzame schaker”, “winst of verlies”, “twijfel”, “concentratie”, …


Onderstaande foto kreeg van mij het onderschrift: “How to react when Anatoli Karpov is in the room and all attention goes to him – Ilya Smirin shows how”. Op de laatste ronde kwam de ex-WK op de gong slaan om de ronde op gang te brengen, en natuurlijk had iedereen maar oog voor Karpov. De spelers die alle ronden ervoor in de belangstelling hadden gestaan, waren plots quantité négligeable. De foto heb ik wat bijgesneden (tegenstander Eric Hansen staat er niet meer op, om Smirin duidelijk in het midden van de foto te krijgen).
En een goede foto hoeft echt geen foto te zijn van een wereldtopper – integendeel, soms ligt het beste materiaal gewoon te wachten in de eigen club. Onderstaande foto (bewerkt met Prisma op gsm) vind ik persoonlijk nog altijd een hele sterke.
Voor wie zelf aan de slag wil – wie denkt in een tornooizaal rustig een foto kan nemen van een rij borden met schakers die mooi stil zitten – forget it. Je moet al geluk hebben om spelers aan vijf borden vijf seconden in dezelfde pose aan te treffen. Er wordt een zet gespeeld, klok ingedrukt, zet opgeschreven, een speler staat op, rekt zich uit, drinkt wat, verandert zijn houding, … er gebeurt van alles aan het bord. Om dan met een lange sluitertijd te werken, is vragen om wazige foto’s. Dus een beetje camera helpt zeker, maar ook inzicht, oog voor compositie, goed licht, een goede opstelling en … vooral veel geduld!

HK5000

donderdag 16 maart 2017

Ploegencompetities

Aan het einde van de werkweek wordt er mij wel eens gevraagd wat de plannen zijn voor het weekend. Geregeld zeg ik dan een wedstrijdje interclub. Vervolgens moet ik soms een woordje uitleg geven want buitenstaanders begrijpen niet hoe je schaak in ploegverband kunt spelen. Schaken speel je toch 1 tegen 1, niet? Dat klopt. Een ploegencompetitie is niet meer dan gewoon de punten optellen van een aantal partijen en de sommen vergelijken tussen beide ploegen.

Dan kan je natuurlijk de vraag stellen wat er zo aantrekkelijk is aan ploegencompetities. 1552 spelers worden elke interclubronde aan een bord verwacht in België. Als je het vergelijkt met om het even welke andere schaakcompetitie in België dan is dit een reusachtig aantal. Nochtans wordt er gevraagd om 11 zondagen op te offeren terwijl andere tornooien kampen met een gebrek aan spelers ondanks veel minder speeldagen.

Het is een beetje zoals het kip en het ei. Zonder de massale deelnemersaantallen zou de interclub nooit zoveel (nieuwe) deelnemers aantrekken en net omwille van de aantrekkingskracht heeft de interclub zoveel deelnemers. Anderzijds speelt het unieke formaat hierin zeker ook een rol die toelaat om je steeds te omringen door spelers van ongeveer gelijke sterkte. De 5 afdelingen zorgen voor een redelijke afscheiding tussen verschillende speelsterktes. Dit betekent dat je niet alleen 11 interessante partijen kunt spelen maar ook dat je naast de partijen gesprekspartners hebt die op hetzelfde niveau over het schaken kunnen meepraten.

Echter hierover wil ik in dit blogartikel niet uitweiden. Nee ik ben eerder geïnteresseerd om eens te kijken of er een zekere cohesie en ploegsfeer kan ontstaan die verder gaat dan een stel schakers die bij elkaar zijn geplaatst door toeval. Is zoiets mogelijk bij schakers die op zichzelf vaak uiterst individualistisch zijn? Wel eerlijk gezegd, het is absoluut niet evident en soms gewoon zo goed als onmogelijk. Sommige ploegen spelen met een roterend systeem van spelers waardoor je nooit een groepsgevoel kunt creëren. Anderzijds levert zelfs een honkvaste kern geen garantie. Als ik onze huidige 1ste ploeg van Deurne vergelijk met die van 10 jaar geleden dan zijn nog steeds 5 kernspelers van de 8 dezelfde. Desalniettemin stelde ik tot mijn grote verwondering vast dat de 8 spelers na het beëindigen van de recente uitwedstrijd in Gent tegen Jean Jaures, werden verdeeld over 5 auto's !

Nochtans kan het ook anders wat ik leerde uit de jaren waarin ik Franse interclub speelde. Elke interclubronde werd gewerkt aan een echt team te smeden. Dit begon al vooraf door iedereen te betrekken bij de ploegopstelling (de Franse interclub laat binnen een zekere marge toe te schuiven met de spelers). 10 minuten voor de ronde kregen we een serieuze peptalk van de president en na de ronde werden de banden versterkt met een gezamenlijke maaltijd in een restaurant. Ook het voorstellen en aanvaarden van remisevoorstellen moest steeds via de ploegkapitein gebeuren. Ik herinner mij nog levendig hoe ik eens een serieuze uitbrander kreeg toen ik in onderstaande stelling remise aannam zonder voorafgaande consultatie.
De La Riva Aguando,O 2549 - Brabo 2308 : 1/2 - 1/2
Het staat ongeveer gelijk in de slotstelling en ik dacht dat een remise met zwart tegen een 250 punten hoger gekwoteerde grootmeester een zeer goed resultaat was. Echter op dat moment stonden we achter in bordpunten en verhoogde ik met de remise enkel de druk op de andere teamgenoten. In hogere zin bezegelde ik hiermee de matchnederlaag. Het was een pijnlijke maar leerzame les.

Met de jaren heb ik dan ook geleerd om een betere teamspeler te zijn zelfs als dit soms ten koste gaat van je eigen ambities. Ik ben vandaag dan ook sneller bereid om risico's te nemen wanneer de matchsituatie dit van mij verlangt. Zo was ik laatst van plan een zeer riskant kwaliteitsoffer te spelen in de slotstelling van mijn partij tegen Ian Vandelacluze. Het was pas toen ik hoorde dat de matchoverwinning al veilig was dat ik de zetherhaling toeliet.
Aanvankelijk vonden mijn teamgenoten het kwaliteitsoffer onzin. Pas na enkele varianten te tonen ging men akkoord dat het de enige serieuze winstpoging was die wit kon proberen in de slotstelling.

Ploegencompetities kunnen dus een extra dimensie geven aan elke wedstrijd zeker als er gewerkt wordt met matchpunten. Echter niet iedereen is bereid of geschikt om daaraan mee te werken. Meer dan eens zie ik dat iemand zijn eigen belangen laat primeren t.o.v. de ploeg. Helemaal fout kan je het evenmin noemen want uiteindelijk zet je enkel je eigen elopunten op spel. Dit is trouwens ook de reden waarom sommige spelers ijveren om ploegencompetities niet te laten meetellen voor elo.

Brabo

woensdag 8 maart 2017

Piondoorbraken

Op de jeugdtornooien wordt mij geregeld gevraagd waar je een coach kunt vinden. Ambitieuze ouders zoeken een meer individuele aanpak voor hun kind waarvoor ze zelfs willen betalen maar kunnen dit niet vinden/ krijgen in de meeste clubs. Het gemakkelijkst lijkt mij het internet want via skype is elke afstand te overbruggen. Zo vind je op chess.com een lange lijst van coaches waaronder zelfs de Belgische FM Hans Renette.

Echter betalende lessen garanderen niet perse betere kwaliteit. Een curriculum, trainerscertifcaat, ... vertellen je niet alles. Op chess.com geeft de Amerikaanse IM en coach Jeremy Silman enkele tips. Een grootmeester is een overkill wanneer je een beginner bent. Na enkele lessen moet je kunnen aanvoelen dat het voor jou interessant is. Durf het aan om van coach te veranderen wanneer je niet tevreden (meer) bent van de lessen. Wees realistisch over de vooropgezette doelstellingen.

Ik ben geen coach maar geef les aan een kransje van beste jeugdschakers in KMSK. In mijn lessen kijk ik o.a. naar de thema's die in de stappenmethode aan bod komen maar ik geef er een eigen interpretatie aan. Trouwens een kleine rondvraag bij mijn leerlingen maakte mij duidelijk dat de meesten al alle stappen hadden doorlopen. Sommigen zijn zeer ambitieus dus het is een uitdaging voor mijzelf om ze iets interessants te kunnen aanbieden. Vooraf stelde ik mij de vraag of dit als beginnende lesgever moeilijk zou zijn maar bijna alles wat ik toonde aan hen was 100% nieuw. Sommige leerlingen hebben meer dan 2000 elopunten dus dit had ik niet verwacht.

Zo besprak ik in de voorbije maanden het thema over piondoorbraken dat in stap 5 aan bod komt. In een paar uurtjes lesvoorbereiding slaagde ik erin een interessante aanvulling te creëren t.o.v. wat in het boek werd verteld. Ik begon met een merkwaardig pionneneindspel waarmee ik onmiddellijk de rekencapaciteiten van mijn leerlingen serieus op de proef stelde. Iedereen in de groep kende wel de 3 tegen 3 pionnen opgave maar de onderstaande opgave was voor hen allemaal nieuw.
Ik moest een aantal tips geven vooraleer men eindelijk de unieke oplossing vond. Iedereen begreep onmiddellijk mijn advies. In pionnendoorbraken kan je niet gokken maar moet je bereid zijn om nauwkeurig varianten uit te rekenen.

Met een tweede opgave boorde ik een nieuw segment aan in pionnendoorbraken. In het stapjesboek wordt hierover niets gezegd maar vaak gaan stukoffers vooraf in pionnendoorbraken. Deze maal wou ik eens kijken wie de schaak-actualiteit volgt. Ik vind zoiets vanzelfsprekend voor ambitieuze leerlingen maar slechts 1 leerling herkende vaag de onderstaande stelling uit een recente toppartij gespeeld in de London Chess Classic 2016.
Soms krijg ik de opmerking dat topschaak heel verschillend is van ons amateurschaak. Wel om dit te counteren, toonde ik ook nog 2 voorbeelden uit mijn eigen praktijk tegen het type tegenstanders die mijn leerlingen zelf ook kunnen verwachten. De eerste is een fragment uit mijn partij die ik al eens gebruikte in het artikel correspondentieschaak.
Niet eenvoudig vonden mijn leerlingen om zulk thema te zien in deze stelling. Het tweede voorbeeld daarentegen ging veel makkelijker om op te lossen. Een ander fragment van dezelfde partij kwam aan bod in eten en drinken deel 2.
Hierna waren mijn leerlingen overtuigd dat stukoffers geregeld vooraf gaan aan piondoorbraken. Ik vermoed dat de les meer dan een uur moet hebben geduurd. Ik laat graag mijn leerlingen zelf een tijdje zoeken naar een oplossing en daarnaast praat ik de tijd makkelijk vol over allerlei nevenaspecten zoals de actualiteit, Fenexcelsior, ....

Ik beweer zeker niet dat dit de perfecte les is. Ik ben een beginner in lesgeven dus ik leer zelf nog veel bij over hoe iets didactisch goed uit te leggen. In elk geval heb ik nog geen klachten gehoord alhoewel misschien mijn lesonderbrekingen door interclub/ tornooien minder aangenaam zijn. Mijn gratis lessen vinden plaats op zondagmorgen van 10.15 tot 12 uur in de sporthal den Boemel te Mechelen. Iedereen is welkom die lid is van de Mechelse club (of wenst te worden) mits een zekere basissterkte.

Brabo

vrijdag 3 maart 2017

Kinderen leren schaken deel 2

Eerder vertelde ik in mijn artikel schaakcompositities dat ik als veertienjarige begon te schaken maar eigenlijk kende ik de spelregels al jaren. Wanneer en wie precies mij introduceerde tot het schaken, weet ik niet meer maar meer dan wat gerommel met familieleden zal het niet geweest zijn. Dus de schaakmicrobe was er zeker niet van bij de start. Pas op de middelbare school kwam de klik toen ik de kans kreeg om te schaken tijdens de pauzes met medeleerlingen. Ik haatte verliezen en kickte op het winnen waardoor ik steeds obsessiever ging schaken. Een clubschaker worden was uiteindelijk de volgende logische stap.

M.a.w. de kans is zeer groot dat ik nooit een clubschaker was geworden indien ik op school niet (opnieuw) in contact was gekomen met het schaken. Ik vermoed dat veel clubschakers een gelijkaardige voorgeschiedenis hebben. Schaken op school lijkt mij uiterst belangrijk voor de aanwas van nieuwe clubschakers. Ik ben dus absoluut niet verwonderd dat er vanuit diverse schaakinstanties gekeken wordt om schaken op school te introduceren.

Echter met schaken te promoten als fun en een fascinerend spel zal je het onderwijs niet overtuigen om schaken te stimuleren op school. Daarom werd volop de kaart van schaken als leermiddel getrokken alhoewel er geen harde bewijzen hiervoor zijn wat ik reeds aanhaalde in mijn artikel kinderen leren schaken en recent werd herhaald in 2 artikels op Chessbase "Does playing chess make children smarter?" en "Chess instruction in schools a quantitative review". Misschien moeten we het categoriseren onder een leugentje om bestwil maar ik verkies daar liever geen deel van uit te maken.

Nu zoals vaak wordt iets wat je voldoende keren herhaalt algemeen als een waarheid aangenomen. Tot op vandaag claimen er schakers dat elo inflatie bestaat en zeer groot is terwijl er reeds meerdere wetenschappelijke artikels bestaan die dit weerleggen. Op de jeugdtornooien praat ik ook geregeld met ouders die overtuigd zijn van hoe belangrijk schaken is voor de ontwikkeling van hun kinderen. Deze indoctrinatie is ook terug te vinden in meerdere scholen alhoewel de successen eerder bescheiden zijn. Vlaanderen telt bijna 4000 scholen maar minder dan 100 scholen hebben een schaakwerking zie schaken op school.

Kinderen (ouders/ leerkrachten/...) overtuigen om te schaken is 1 ding maar je moet ook nog mensen vinden die het allemaal in goede banen willen leiden. Daar wringt het schoentje. Vlaanderen kent slechts 3000 leden. Meer dan 25% is gewoon te jong en onervaren. Veel volwassen schakers hebben al hun handen vol met voltijds werken, de familie, .... Tenslotte heb je nog ongeveer 500 gepensioneerden maar naast vaak een tanende gezondheid speelt hier ook een gebrek aan motivatie een belangrijke rol. In mijn club Deurne hebben we 12 65 plussers maar niemand is bereid om de schaaklessen voor de jeugd te organiseren. Kortom het is logisch dat er niets (of nauwelijks iets) werd bereikt 4 jaar later na de aangekondigde visie door de KBSB (zie mijn artikel nieuwe wedstrijdreglementen).

Bovendien eenmaal de kinderen ouder worden en meer schaakervaring hebben, blijken er nauwelijks nog mogelijkheden te zijn om lessen te blijven volgen. Veel clubs kampen niet alleen met een gebrek aan lesgevers maar ook het gemis aan sterke trainers doet zich voelen. In Deurne maar ook in vele andere clubs heeft de sterkste lesgever niet meer dan 1600 elopunten. 12 spelers boven de 2000 elo telt Deurne nochtans op de spelerslijst maar niemand voelt zich geroepen. Ik werp hiermee zeker naar niemand een steen want ik besef zelf ook wel dat + 2000 schakers gemiddeld veel meer individualistisch zijn dan -1600 schakers. +2000 elopunten vergt voor velen een serieuze inspanning en heel wat toewijding aan de schaakcarriere.

Bijgevolg blijft er voor de meeste gevorderde jeugdschakers enkel zelf-studie over. Met zelf-studie kan je een heel eind ver geraken (waarvan ik het levende bewijs ben) maar niet iedereen ziet dit zitten. In mijn artikel vakantie deel 2 toon ik aan dat 60% afhaakt eenmaal voorbij de 20 jaar en nooit meer terug actief wordt. Een enquete met de afhakers zal wellicht aantonen dat het gemis aan verdere ondersteuning hier zeker meespeelt. Trouwens niet alleen kwantiteit maar ook kwaliteit lijdt onder het gemis. Ik ben er zeker van dat ik met de juiste coaching wat ik nu ken, veel malen sneller had kunnen leren en meer dan waarschijnlijk veel verder had gestaan.

Dus sterkere trainers zijn absoluut een aanrader als we het schaken in Belgie/ Vlaanderen willen vooruit helpen. Echter hiervoor is geld nodig want hopen op vrijwilligers is onvoldoende. Daarbij helpt de fide zeker niet. Zo las ik op KBSB dat je een boete van 500 euro riskeert als je een trainersfunctie bekleedt zonder geldige fide-licentie. Zulk licentie behalen kost je als individu al snel 150 tot 300 euro zie de bijlage en is bovendien slechts geldig voor 2 kalenderjaren. Slechts 11 Belgen behaalden de licentie tot nu toe wat natuurlijk een druppel op de hete plaat is.

Anderzijds denk ik dat je buiten de fide-auspiciën kunt doen wat je zelf wilt. Go for grandmaster werkt zeker niet uitsluitend met fide-trainers. Er zijn uiteraard veel meer sterke schakers die goede lessen kunnen geven. Geld is de oplossing maar tezelfdertijd ook het probleem. Slechts voor een zeer kleine groep schakers zijn er middelen beschikbaar. Een serieuze verhoging van het lidgeld ten gunste van de jeugd wordt geblokkeerd omdat er geen vertrouwen is (deels historisch terecht).

Zelf draag ik een zeer klein steentje bij in dit verhaal door enkele beloftevolle jeugdspelers een aantal schaaklessen op zondag te geven. O.a. Lee Deon, huidig Vlaams kampioen -20 jaar en Thijs De Bock, huidig Vlaams kampioen -16 jaar maken deel uit van mijn groep. Ze verdienen zeker goede lessen en ik doe mijn best maar ik kan niet voor 100% continuiteit zorgen. Ik heb mijn eigen wedstrijden te spelen, begeleid mijn zoon naar zijn tornooien en uiteindelijk is het allemaal onbezoldigd. Volgend artikel leg ik uit hoe ik mijn lessen aanpak aan de hand van een voorbeeldje.

Brabo