maandag 24 oktober 2022

Schaakopeningen studeren deel 5

Sommige van mijn collega's krijgen gemiddeld 1 mail per minuut. Op het einde van de dag kan het aantal nieuwe mails gemakkelijk zijn opgelopen tot vele honderden. Het is volstrekt onmogelijk om ze allemaal te lezen en te beantwoorden dus als er iets belangrijk gemist wordt dan moet men bellen. Het probleem is zeker niet uniek voor waar ik werk want als je even rondkijkt op het internet vind je talloze tips om het aantal mails terug te dringen. De ene is al zotter dan de andere zoals bijvoorbeeld alle mails te blokkeren in bepaalde periodes.

We zijn het zo gewoon vandaag maar ik herinner mij nog de tijden waar geen mails bestonden en het prille begin van het mailverkeer. Die eerste dagen was elke mail iets waar je naar uitkeek. De oudere generatie zal zonder twijfel nog de romcom en klassieker uit het jaar 1998 "You've Got Mail" gezien hebben waarin dit prachtig wordt geïllustreerd. Een mail ontvangen kon je hele dag goedmaken.

Ik vermoed dat weinigen dat gevoel nog vandaag ervaren met emails. Er bestaat voor mij 1 uitzondering en dat zijn de sporadische mails van mijn schaakvrienden. Met sommigen correspondeer ik al decennia en hun mails maakt mij altijd blij. Info uitwisselen, praten of discussiëren over het schaken gebeurt er in die mails. De onderwerpen zijn vaak heel uiteenlopend. Zo kreeg ik laatst plots uit het niets de link Crush The Berlin Defence With this pawnsacrifce Easy doorgestuurd. Het is een filmpje gemaakt door de immens populaire youtuber agadmator (waar zelfs Magnus Carlsen fan van blijkt te zijn zie 2u05m38s in het Magnus interview met Lex Fridman).

Het is een leuke video maar ik vroeg mij toen wel af wie kan dat Berlijns iets bommen? Dat krijg je toch als amateur nooit op het bord of niet? Bestaan er statistieken over hoe vaak dit tegenwoordig gespeeld wordt op de lagere niveaus? Ik stelde vast dat ik eigenlijk nog nooit een studie over de populariteit van openingen gelinkt aan schaakniveaus gezien heb. Hoe vreemd is dit niet? We worden allemaal overspoeld met boeken, dvds, online cursussen,.... over openingen. Elke coach heeft wel een mening over openingen maar we kunnen niet zeggen welke openingen voor wie relevant zijn? Een nieuw klein onderzoek was geboren en die leverde enkele heel opmerkelijke conclusies op maar ik loop vooruit op de feiten. Dus ik start met uit te leggen hoe ik dit "onderzoek" heb aangepakt.

Vooreerst is het belangrijk om te beseffen dat de populariteit van openingen door de tijd veranderen zie Evolution of chess popularity of openings over time. M.a.w. het heeft geen zin om partijen van honderd jaar geleden in beschouwing te nemen voor de populariteit van openingen vandaag. Vervolgens ben ik vooral geïnteresseerd in de connectie competitieschaak spelen - studeren van openingen waardoor ik bullet/ blitz en in mindere mate rapid negeer. Tenslotte werd er in de coronajaren (2020-2021) nauwelijks klassiek schaken gespeeld. Hierdoor besliste ik om uiteindelijk enkel de jaren 2010-2019 van de big database te bekijken. Ik heb geen Chessbase maar met de Fritzinterface is het vrij eenvoudig om per eloband van 200 elo te bepalen welke 1ste zetten er gekozen worden. Enkel partijen waarbij zowel wit als zwart in dezelfde eloband zijn, werden geteld. 
Met bijna 1 miljoen (voornamelijk klassieke) partijen hebben we een vrij goede basis om ons onderzoek te starten en uit bovenstaande tabel kunnen we al enkele conclusies trekken. Zo valt het op dat ondanks de gemiddelde elo van de clubspeler rond de 1600 ligt, 90% van de bewaarde partijen hogere elo's betreft. Hoe hoger de elo, hoe meer partijen in de database is iets wat ik al eerder vermeldde in De sterktelijst.

Echter dat is zeker niet de verdienste van Chessbase. Chessbase aanvaardt alle bordpartijen om hun jaarlijkse quota te kunnen halen en dus een nieuwe versie van de database te kunnen verkopen. Dus Chessbase is absoluut niet vies van partijen gespeeld door beginners in hun databases mee te nemen. Het is enkel zo dat de meeste tornooiorganisatoren niet de moeite doen om die partijen te digitaliseren.

Dit even terzijde want het gaat hier uiteraard in de eerste plaats over de openingen. We zien dat beginners overwegend voor 1.e4 kiezen en dat is niet verwonderlijk want dat is meestal de opening die ze eerst aangeleerd krijgen. De populariteit van 1.d4 groeit met de elo en evenaart op meesterniveau bijna 1.e4. Ik merk wel op dat die trend stopt bij de absolute wereldtop. Ook is het zo dat alle elobanden heel zelden iets anders spelen dan de top 4 (dus in klassiek schaken want online is zonder twijfel andere koek). Tenslotte een eigenaardigheidje vind ik dat 1.Pf3 vanaf 2000 + populairder wordt dan 1.c4. Het verschil is niet (heel) groot maar evenmin verwaarloosbaar. Heeft iemand hiervoor een verklaring?
In de 2de tabel zien we dat beginners vooral voor e5 kiezen na 1.e4 en dat heeft uiteraard opnieuw te maken met dat dit de eerste opening is die ze aanleren. Het Siciliaans is het populairst voor de meeste elobanden behalve bij de topspelers. Ik vermoed dat er met e5 minder gevreesd moet worden voor te gevaarlijke voorbereidingen (denk aan de meerdere openingsrampen die de Franse topgrootmeester Maxime Vachier-Lagrave recent had met de Najdorf). De topspelers wijken ook af voor het Frans die ze inruilen voor de Caro-Kann wellicht omdat het Frans te veel onder druk staat vandaag door de topprogramma's. Een laatste belangrijke opmerking is dat topspelers behalve de top 4 nog weinig andere openingen spelen. De Aljechin, Pirc, Scandinavisch zie je geregeld op de lagere niveaus maar zelden aan de top.
Weinig schokkend nieuws voor zwarts 2de zet na 1.e4 e5 2.Pf3. Het enige dat opnieuw opvalt is dat de topspelers geen 2...d6 willen spelen in tegenstelling tot de lagere elobanden.
Echter we zien een totaal ander beeld voor zwarts derde zet na 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5. Het Berlijns (met 3...Pf6) blijkt bijna een compleet eigen speelveld te zijn voor de topspelers. Daarnaast zien we opnieuw dat de variatie afneemt met de elo.

M.a.w. als je de Berlijnse opening studeert dan is de kans dat je het ooit op het bord krijgt heel afhankelijk van de eloband. In onderstaande tabel maak ik ook nog het onderscheid tussen iemand die met een vast repertoire speelt of varieert zoals de standaard-mix in de big database.
De schaakvriend heeft ongeveer 1700 elo dus met een vast repertoire (elke partij met wit wordt er 1.e4 gespeeld ...) heeft hij 2,39% kans om in zijn witpartijen het Berlijns tegen te krijgen. Als hij bovendien mixt zoals normaal volgens zijn eloband en de big database dan zakt dit zelfs naar 0,38%. Of anders gezegd het Berlijns komt op het bord in 1 op 82 partijen (50% wit) met een vast repertoire en slechts 1 op 266 partijen (50% wit) met een standaard mix.

Ik bedoel met die berekeningen in het achterhoofd, is het ondertussen duidelijk dat mijn schaakvriend misschien zich beter bezighoudt met ander aspecten van het schaken. Nu ik snap wel vanwaar de drang komt om toch het Berlijns te bekijken. In mode deel 1deel 2deel 3 en deel 4 heb ik telkens getoond hoe groot de invloed is van topschakers op de openingskeuzes van de amateurschakers. Echter het Berlijns is hier een grote uitzondering op en dat heeft volgens mij alles te maken met het Berlijnse eindspel die je krijgt na de zetten 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 Pf6 4.0-0 Pxe4 5.d4 Pd6 6.Lxc6 dxc6 7.dxe5 Pf5 8.Dxd8 Kxd8. De tabel hieronder zegt alles.
Een 1700 elopunter krijgt in 1 op 10.000 partijen het Berlijnse eindspel op het bord. Een topspeler iets vaker dan 1 op 100 partijen. Je kan er uit afleiden indien er geen geld mee gemoeid is (dus voor alle amateurs) je eigenlijk een beetje gek moet zijn om dit eindspel vrijwillig te willen spelen.

Onlangs in de open van Gent slaagde ik er voor het eerst in een klassieke partij om dit Berlijns eindspel te winnen. Het stond al lang op mijn to-do lijst en het lukte deze keer slechts met een dosis geluk. Ik kreeg een variant op het bord die ik toevallig tijdens de coronalockdowns bestudeerd had (zie de onzin van blitz deel 4) en mijn tegenstander maakt het mij evenmin al te moeilijk (zie o.a. ook schaakintuitie deel 3).
De 13de wereldkampioen Garry Kasparov verloor zijn wereldtitel grotendeels door dit Berlijns eindspel dus het is niet verwonderlijk dat veel topschakers zelfs vandaag er nog voldoende interessante ideeën zien om hun collega's te testen.

Het Berlijns is een modelvoorbeeld van een typische grootmeesteropening dus een opening die bijna uitsluitend op topniveau wordt gespeeld. Er zijn ongetwijfeld nog tal van andere voorbeelden die in dezelfde categorie passen (of op zijn minst veel populairder zijn onder grootmeesters dan amateurs). Er is zeker een gat in de markt voor openingsboeken die veel dichter aanleunen bij de amateurschaker (want tot voor kort werd bijna uitsluitend de repertoires van de sterkste spelers als basis genomen). Een aanzet zijn de boeken van de Duitse internationaal meester Christof SieleckiKeep it simple 1.e4Keep it simple 1.d4Keep it simple with black maar ik vermoed dat nog veel meer nodig zal zijn om succesvol met openingen van de ene naar de andere eloband te hoppen.

Brabo

dinsdag 18 oktober 2022

Angst deel 2

Vorig jaar brak de Amerikaan Abhimanyu Mishra het 19 jaar oude record van de Russische topgrootmeester Sergey Karjakin. Hij werd op 12 jaar, 4 maanden en 25 dagen de jongste grootmeester ooit dus was bijna 3 maanden sneller. Nu zoals vaak met dit soort prestaties, zien we dat er niet getalmd wordt om hier enig financieel gewin uit te extraheren. New In Chess was er als de kippen bij om de prille levenswandel van Abhimanyu in een boek neer te pennen.

Er is niets mis uiteraard met een centje te verdienen door het schrijven over succesverhalen. Anderzijds de jongen is een weekje jonger dan mijn eigen zoon dus vraag ik mij af of dit boek niet te vroeg komt. Je moet het ijzer smeden als het heet is maar zelfs op 46 jarige leeftijd twijfel ik nog geregeld of mijn blogonderwerpen wel voldoende interessant zijn voor publicatie.

Desondanks moet ik toegeven dat de boekreview van Chessbase veelbelovend klinkt. Het is duidelijk dat een professioneel team er alles aan gedaan heeft om het unieke schaakavontuur van Abhimanyu met een goede mix van becommentarieerde partijen en anekdotes op een vlot lezende wijze neer te zetten. Eentje van die anekdotes waarbij hij het heeft over hoe lastig het was om als verlegen jongetje niet geïntimideerd te worden door de vaak veel grotere tegenstanders, kan ik mij bovendien levendig voorstellen. Sommige van zijn tegenstanders waren niet beschaamd om hun fysieke voordeel ook tijdens de partijen te gebruiken.

Zonder twijfel is hierbij het staren de meest bekende van alle intimidatie-technieken. Zelfs van sommige profschakers is geweten dat ze de techniek graag toepassen om de tegenstander uit hun concentratie te brengen. Oud-wereldkampioen Mikhail Tal was een notoir adept en had hierbij zijn Duivelse looks nog als extra troef.
Persoonlijk vind ik het nogal kinderachtig en zelfs niet helemaal koosjer maar ik heb nog nooit een arbiter hiervoor een waarschuwing horen uitspreken. Het is ook moeilijk om te bepalen welke last iemand hiervan kan ondervinden. Sommigen storen zich hier helemaal niet aan maar ik vermoed dat het zeker voor kleine kinderen andere koek kan zijn. De succesvolle staar van mijn dochter Evelien in de 5de ronde van Dieppe tegen haar slechts 10 jaar jonge Franse tegenstander vond ik dus ongepast en dat liet ik haar achteraf ook duidelijk weten.
De jongen zag uiteraard in bovenstaande stelling dat hij kon slaan met schaak op d5 maar durfde het na lang nadenken (en gestaar van Evelien) dus niet meer aan. Toen de partij alsnog verloren ging voor de jongen, kreeg Evelien medelijden en bood ze snoep aan.

Angst is geen goede raadgever in het schaken. Desalniettemin merk ik op dat zelfs absolute topschakers niet immuun zijn. Zo gaf Firouzja toe in een interview na zijn partij tegen Hans Niemann (4de ronde Sinquefield Cup 2022) dat hij niet zag hoe het stukoffer werkte maar het toch niet durfde te nemen louter omwille van angst zie youtube. Ook hier zien we dat angst dus leidde tot het spelen van een blunder.
Er is vanzelfsprekend een heel sterke link met het artikel Wantrouwen deel 2 dat ik eerder deze maand publiceerde. Bovenstaand voorbeeld toont hoe belangrijk het is om een omgeving te creeren waarin je zeker bent dat je tegenstander niet valsspeelt. Sommige spelers zijn niet meer in staat normaal te schaken wanneer er onvoldoende garanties betreffende valsspelen bestaan. Het is lastig een lijn te trekken tussen psychose en reële dreiging maar er valt zeker iets te zeggen voor spelers uit te sluiten van competities die in het verleden ooit zijn bevestigd als valsspelers.

Trouwens niet elk computergebruik is valsspelen. Het is niet verboden om je partijen voor te bereiden met de behulp van een computer. Iedere ervaren clubspeler kent het verschrikkelijke gevoel als je tegenstander in de opening zetjes met een enorm tempo blijft ophoesten terwijl je zelf al lang uit boek bent. Zo snap ik best dat Marc Stuer in onze onderlinge partij van Gent na 5 minuten nadenken (zie klok van de broadcast) toch maar koos voor het veilige 23.Txc8. M.a.w. ik vermoed dat Marc wel degelijk het zeer voordelige 23.Te7 Te8 24.Txe6 gezien heeft maar de situatie niet vertrouwde wegens mijn erg snelle spel.
Een gelukje voor mij was dus ook dat 23...Te8 niet hoefde en de stelling nog zelfs net speelbaar bleef voor zwart. Marc had kunnen weten dat ik onbewust de zettenvolgorde door elkaar had gemixt indien hij de link tussen 22... Kf8 en 22...Tc8 had gezien maar ik geef toe dat dit niet triviaal is. Het heeft geen enkele zin om wit een extra keuze te geven met 22...Tc8.

Aan de hand van het tempo in de opening bouw je dus een zekere spanning en zelfs angst op. Ik speel graag met dit element. In sommige gevallen mix ik zelfs. Ik begin met traag de opening te spelen (zie camouflage deel 1) om de angst van mijn tegenstander weg te nemen zodat ik een bepaalde stelling kan bereiken die ik in de voorbereiding op het bord had. Eenmaal ik die stelling effectief op het bord heb, begin ik heel snel te spelen daarbij het signaal gevend dat ik de boel belazerd heb en dus daarbij de stuipen op het lijf jaag van mijn tegenstander. Dan wil ik net dat er dus gekke dingen door mijn tegenstander worden gedaan. Het spelen met tijd/ angst geeft aan een partij een extra dimensie.

Brabo

donderdag 13 oktober 2022

Toeval ? deel 3

Toeval in het schaken

Boeken zijn er bij manier van spreken over geschreven; stellingen die tot het laatste detail gelijk zijn, maar die met jaren verschil door verschillende spelers op het bord gebracht zijn. Ik heb het hier niet over korte partijtjes, waarin één speler telkens in dezelfde openingsval trapt, of salonremises of korte patpartijtjes die tot in den treure zijn herhaald.

Onlangs had ik zelf zo’n ervaring; in een partij die ik anoniem blitzte, kreeg ik een toreneindspel dat een exacte copie was van een eindspelstudie van Selezniev uit 1935, waar Marcel Van Herck me op wees (comment). Ik kan jammer genoeg geen bewijs voorleggen van mijn partij uit februari 2022, omdat anonieme partijen niet bewaard worden door lichess, en ik enkel het fragment bewaard had. Een redding had mijn internetgeschiedenis kunnen zijn, maar die had ik in juni gewist…

Tim Krabbé was ook een groot fan van toeval – zo vond hij drie keer een versie van de stelling Ortueta-Sanz, die in Oost-Europa beter bekend is als Tylkowski - Wojciechowski (zie rxb2.htm en diary_17.htm items 327 en 340).

Dat eindspelen soms “opnieuw” op het bord komen (vanuit totaal verschillende openingen) lijkt aan de ene kant ongelooflijk, maar aan de andere kant ook weer niet onlogisch – er is tenslotte een eindig aantal eindspelen met beperkt materiaal – en logische zetten leiden vaak tot logische stellingen. Onlangs speelde ik een Najdorf en kwam hierop uit na 20…Tac8:
Op lichess zie je makkelijk hoe lang je theorie of een al gespeelde partij hebt gevolgd. Hier was dat inderdaad het geval – en ook vanuit een Najdorf, met ongeveer hetzelfde spelverloop. Op zich is die functie van lichess wel handig, want op die manier krijg je ook enkele partijen met analoge middenspelen of eindspelen, zodat je de eindspelen die je uit jouw openingen krijgt, meteen al verder kan checken. Verwant hieraan is de functie in lichess om taktische stellingen per opening te spelen – misschien komt er nog zo’n functie voor eindspelen die aan openingen kunnen gekoppeld worden. Dat is niet zo gek: toen men ooit Kortchnoi polste om enkele eindspellessen te geven, was zijn eerste reactie: “OK, maar eindspelen van welke opening?”

Een ander voorbeeld had ik enkele weken later – met andere woorden: het komt best wel vaak voor. Dit keer kwam het niet uit dezelfde opening voort, maar uit verwante openingen. De familieband tussen Skandinavisch en Caro-Kann is welbekend, en dit is een voorbeeld ervan: hieronder de stelling uit een Caro Kann (comsac-chessboylran) én een Skandinaviër (mezelf-Alexey).
John Bartolomew haalde onlangs op twitter nog een voorbeeld aan: “Crazy coincidence: I had the exact same rook ending and same move numbers as today's MVL – Niemann, Sinquefield Cup game in Agrest - Bartholomew, Las Vegas 2003. Also started 1.Nf3”.

Het duurde niet lang, of een derde partij kwam naar boven: Kunz-Pribyl, Boeblingen open 1998, maar met verwisselde kleuren. Ook die partij werd remise.

Chess.com heeft er zelfs een pagina aan gewijd (The amazing chess coincidence) . In de commentaren staat er nog een “straffe”: een dubbel in het verre eindspel.
Maar persoonlijk vind ik de volgende nog altijd de beste: iedereen kent de beroemde partij van Nezhmetdinov tegen Chernikov, waar hij zijn dame in de opening offert en de partij wint. Weinigen weten dat niemand minder dan Bobby Fischer een paar jaar ervoor net hetzelfde deed in een blitzpartij tegen een Engelsman van 2000 elo… in krek dezelfde stelling.
And on this bombshell, we say till next time.

HK5000

maandag 10 oktober 2022

Schaakintuïtie deel 3

Exact 2 jaar geleden begon mijn zoon met competitievoetbal (zie Het thuisvoordeel). De witte broodsweken zijn ondertussen wel voorbij. Aanvankelijk keek hij met een roze bril naar het voetbal. Alles was fantastisch en interessant. Vandaag is zijn beeld veel genuanceerder. Hugo heeft nog steeds (grote) ambities in het voetbal maar realiseert zich nu ook dat niet alles rozengeur en maneschijn is. Je krijgt niet altijd wat je wilt/ verdient en je bent erg afhankelijk van anderen.

Kortom dat is een groot verschil met het schaken dat hij gelukkig niet vaarwel heeft gezegd. Daar had ik even voor gevreesd maar ik vermoed dat hier mijn aanpak van "niets moet maar veel kan/ mag" misschien geholpen heeft. Ik heb Hugo nooit iets verplicht in het schaken waardoor hij in tegenstelling met sommige andere kinderen altijd schaken als iets leuks heeft beschouwd. Het is en blijft een spel voor hem waar het resultaat niet allesbepalend is.

Echter dat betekent ook dat ik sinds zijn switch naar een voetbalcarrière beslist heb om me grotendeels terug te trekken uit zijn ondersteuning van het schaken. Als hij aan een jeugdtornooi wilt deelnemen dan is het vandaag zonder mij (ik heb talloze tornooitjes in het verleden hem begeleid zie o.a. Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken?). Als hij zijn eigen partijen nog in een database wilt terugvinden/ analyseren dan moet hij daar nu zelf voor zorgen (gebeurt niet dus al zijn gespeelde partijen van de laatste 2 jaar heeft hij niet meer). Als hij zich wilt voorbereiden op een partij dan moet hij het zelf doen aan de hand van de database en de openingsfiles die ik op zijn laptop eerder geïnstalleerd heb (met als gevolg dat hij zich zelden of nooit nog voorbereidt op een partij).

Eigenlijk is het misschien daarom verrassend om te zien dat Hugo niet aan speelkracht heeft ingeboet (eerder in tegendeel). Vorig jaar in Praag (zie Openingsstrategie deel 2) dacht ik dat het goede resultaat een toevalstreffer was. Vandaag merk ik op dat zijn gebrek aan openingskennis/ voorbereiding allerminst een handicap blijkt te zijn. Soms lijkt het mij zelfs dat hij beter af is. Ik ben bijgevolg steeds meer aan het twijfelen of je (jonge) kinderen wel een gunst doet om ze met hun schaakopeningen (uitgebreid) te ondersteunen. Te vaak in het verleden speelde hij blindelings ingestudeerde zetten na zonder te weten waar ze voor dienden met soms pijnlijke nederlagen als gevolg (zie bjk deel 4). Of nog erger was die enkele keren dat hij te snel de ingestudeerde zetten speelde waardoor hij de volgorde door elkaar haspelde.

Bij mijn zoon maar ook bij mijn andere leerlingen herhaalde ik daarom vroeger tot vervelens toe dat ze hun tijd moesten nemen in de opening zelfs al kenden ze nog de stelling/ zetten. Daarmee vermijd je die domme fouten en krijg je nog als bonus dat je tegenstander niet altijd door heeft dat je de opening al eens bekeken hebt (zie camouflage). Tevergeefs dikwijls want de drang was vaak te groot. Het is ook gewoon cool om een tegenstander met bliksemsnelle zetten in de war te brengen en hoe belachelijk maak je de tegenstander niet wanneer je de partij hebt gewonnen met meer tijd op de klok dan bij aanvang van de partij. Zijn schakers niet allemaal een beetje macho's? Ja de blogliefhebber voelt mij al aankomen. Je hoeft geen kind te zijn om domme fouten te maken. In de 7de ronde van Open Gent liep ik met een brede glimlach rond de topborden toen ik met 1u 35 minuten op de klok remise maakte (zie klok van de broadcast) dus 5 minuten meer dan bij aanvang van de partij. Pas thuis ontdekte ik dat ik de volgorde op het einde door elkaar had gehaspeld in mijn haast.
Het ergste vond ik nog dat ik bovenstaande blitzpartij zelfs tijdens de partijvoorbereiding had nagespeeld en ik mezelf had voorgenomen om zeker niet in die val te trappen. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. Ik ben beschaamd maar in het boek How to out-prepare your opponent van de Nederlandse internationaal meester Jeroen Bosch staat op pagina's 27-28 dat dit wel meermaals gebeurt in het schaken met als meest frappante voorbeeld oud-wereldkampioen Anatoly Karpov die 2 keer in dezelfde val trapte in het koningsindisch (zie 15... Pxe4 in de partij Karpov - Cramling gespeeld in jaar 1995 en 15...Pxe4 in de partij Karpov - Radjabov gespeeld in het jaar 2008).

Ik wijk af want in dit artikel wil ik het in de eerste plaats hebben over de negatieve effecten openingskennis kan hebben. In bovenstaand voorbeeld maar ook in deel 1 en deel 2 werden steeds foute zetten gespeeld die rechtstreeks in verband stonden met de openingskennis van een speler. Soms was de computeranalyse fout (dat kom je met de huidige generatie van topprogramma's nog zeer zelden tegen). Meestal zijn de fouten vooral menselijks zoals het door elkaar mixen van varianten. Of het niet opmerken dat een bekend standaard-idee niet werkt in de stelling die lichtjes verschilt van het modelvoorbeeld. Tenslotte wordt soms de zettenvolgorde onbewust door elkaar gehaspeld.

Telkens is dus de fout direct gelinkt aan de openingskennis maar de fout kan ook veel minder zichtbaar gelinkt zijn. In een heel recent interview wordt dit aspect aangeraakt door Magnus Carlsen vanaf minuut 26: "Ik krijg het gevoel dat het hebben van bepaalde computerkennis in specifieke stellingen mogelijks slechter is dan er geen te hebben. Dikwijls (ook voor mij maar veel vaker voor mijn tegenstanders) kom je in een stelling en je tegenstander speelt een zet die de computer thuis niet heeft opgegeven. Je weet dan dat meestal de zet van je tegenstander niet goed is maar indien het niet onmiddellijk duidelijk is waarom niet goed dan kan het heel lastig of zelfs onmogelijk zijn om de weerlegging aan het bord te vinden. Dat soort zwakke zetten volgens de computer kunnen dan plots je in grote problemen brengen want aan het bord kan je uiteraard geen beroep doen op een computer."

Wat Magnus wilt zeggen is dat je moet opletten met openingskennis op te bouwen met behulp van een computer. We spelen tegen mensen en te veel spelers houden daar onvoldoende rekening mee als ze een opening aan het bestuderen zijn waardoor ze in hun partijen geregeld in heel vervelende situaties belanden. Zoiets overkwam me in ronde 8 van Open Gent. De variant van het Berlijns die op het bord stond had ik tijdens de coronaperiode in detail met de computer bekeken maar plots zag ik tijdens de partij dat mijn tegenstander een pion kon slaan waarvan ik aan het bord niet kon achterhalen hoe dit te weerleggen.
Tijdens de partij brak mij het angstzweet uit. Achteraf toonde de computer haarfijn aan waarom de pion niet kon worden geslagen maar die zetten zijn uiterst lastig zelf te vinden. Ik had tijdens de analyses vorig jaar er niet naar gekeken want ik keek toen enkel door de bril van de computer. Ik weet niet waarom mijn tegenstander de pion niet geslagen heeft. Misschien keek hij ook door dezelfde bril van de computer. Ik dacht erg lang (te lang voor camouflage) dus hij wist dat ik voor iets angst had.

Nu soms is het ook gewoon onmogelijk om vooraf te bepalen wat de beste strategie is. Zo wist ik op voorhand dat de opening in onderstaande partij helemaal tegen mijn schaakintuitie inging. Ik kende niets af van de opening tot een paar uur voor de partij. Ik zou moeten spelen met een open koning midden op het bord en dat is zeker niet het tactisch speelterrein waarin ik het sterkst ben (op zijn zachtst gezegd). Anderzijds de computer toonde mij heel veel winnende varianten aan (toen ik voor het eerst moest nadenken in de partij stond ik al op +1,7 volgens Stockfish) en ik had bovendien het lichess-profiel van mijn tegenstander de Nederlandse fide-meester Rick Duijker ontdekt waardoor ik wist dat hij het nog niet online op het bord had gehad (hij gaf achteraf ook toe dat hij de variant nog nooit eerder gezien had waardoor hij heel snel bijna 40 minuten achter lag op de klok).
Ik faalde dus en mijn tegenstander werd hierdoor gedeeld derde in plaats van ikzelf. Het was een kleine troost om te horen dat je zelfs voor een gedeeld derde plaats slechts ongeveer 250 euro kreeg in een Open tornooi en ikzelf nog een 50 euro -2300 ratingprijs in de wacht sleepte (meer en meer profschakers spelen dit soort tornooien daarom niet meer mee).

Tenslotte wil ik ook nog meegeven dat dit artikel zeker geen vrijgeleide is om helemaal niets meer te doen aan openingsstudie of partijvoorbereidingen. Dan zal je zeker ook op een muur lopen. Het artikel is daarom eerder een waarschuwing om in de mate van het mogelijke rekening te houden met de gevaren van zelf niet na te denken over de openingszetten (schaakintuitie). De beste strategie hangt van vele factoren (jezelf/ tegenstander/ tempo/ type stelling ...) af.

Brabo

maandag 3 oktober 2022

Wantrouwen deel 2

Gratis en maximum flexibiliteit zijn de pijlers waarop lichess steunt en dit heeft hen geen windeieren gelegd. Op relatief korte tijd is het online schaakplatform uitgegroeid tot de 2de grootste (net na chess.com). Hierbij hoor en zie ik dat vooral de arenatornooien op lichess in de smaak vallen. Je hebt ze in allerlei formaten qua tempo (bullet, blitz, rapid,...) en duur (30 minuten, 1 uur, 2 uren tot zelfs 24 uren). Echter het meest aantrekkelijke van die tornooien is vooral dat elke speler zelf kan bepalen wanneer hij/zij begint, stopt, pauze neemt en er niet moet worden gewacht tussen de ronden. M.a.w. het is ideaal voor de schaker die ondanks weinig tijd toch eens in een tornooitje wenst te spelen en zo heb je er veel.

Trouwens we zien deze tendens ook in het bordschaken. Vandaag is het geven/nemen van meerdere byes in de meeste open tornooien ingeburgerd. Ook is het ondertussen al vrij normaal dat de tornooiorganisatie spelers aanmaant om op tijd hun stopzetting van het tornooi aan te kondigen om pijnlijke forfaits te vermijden. Spelers die niet meer verder willen spelen, worden eenvoudig uit het paringssysteem gehaald zodat de overblijvers tegen elkaar kunnen spelen.

Dit was allemaal ondenkbaar 20 jaar geleden maar als tornooiorganisatie moet je je aanpassen aan de maatschappij als je tornooi wilt blijven voortbestaan. Het groeiende individualisme kent geen grenzen. Het triestige toppunt was wellicht de soap rond de laatste ronde in het voorbije Belgisch gesloten kampioenschap te Brugge. Tot grote ontsteltenis van de tornooiorganisatie en de Belgische schaakbond besliste Daniel Dardha om de laatste ronde forfait te geven. De titel was binnen dus het hoefde even niet meer. Nu als je kijkt naar de meest recente Belgische eloverwerking van Daniel dan snap je ook waarom. Iedereen zou na 50 klassieke partijen te spelen in 3 maanden  (waaronder vele tegen grootmeesters) snakken naar vakantie. Echter op dat moment forfait geven, kwam zeer ongelegen uiteraard. Je slaat als organisatie/ federatie wel een heel mal figuur t.o.v. de media, de leden en sponsors wanneer de kampioen niet komt opdagen voor de laatste ronde en aansluitende prijsuitreiking. Met de nodige overredingskracht slaagde men uiteindelijk toch nog er in om Daniel aan het bord te krijgen weliswaar met een stevige tijdshandicap.
Op facebook werd achteraf hierover nog een stevig robbertje uitgevochten. Feit is dat men nooit op voorhand rekening had gehouden met het scenario dat de kampioen in een gesloten tornooi zou kunnen stoppen. Dat verwacht je uiteraard niet maar verwonderen doet het mij evenmin. Trouwens het kan nog altijd erger want wat te denken van de forfait die mijn dochter Evelien kreeg in het aansluitende tornooi van Dieppe. In tegenstelling tot Daniel, deed haar tegenstander zelfs niet eens de moeite om de organisatie te verwittigen dat hij het tornooi had verlaten. Mijn dochter zat in de laatste ronde tevergeefs een uur te wachten aan haar bord en verloor hierdoor ook mogelijk nog een kans op een geldprijs (zie paringen ronde 7 Dieppe).

Ik heb hiervoor geen begrip. Hoe moeilijk is het om vooraf even de tornooiorganisatie na je laatste partij aan te spreken of als je 's ochtends ziek voelt om een simpel telefoontje te plegen. Ik heb daarom een sterk vermoeden dat er meer aan de hand was hier. Mijn dochter stond die maand al op een ratingwinst van +140 fide. Zou het niet kunnen dat de tegenstander pas na het zien van de paringen beslist heeft om niet te spelen? Veel (mannelijke) schakers spelen niet graag tegen vrouwen (zie o.a. schakende vrouwen) en evenmin tegen jonge (fel) ondergekwoteerde spelers (zie o.a. jong en oud deel 2).

Ik heb geen harde bewijzen maar denk niet dat het nooit gebeurt in de schaakwereld dat spelers weigeren om te spelen tegen een bepaalde persoon of personen. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de Iraniërs die pertinent weigeren om tegen Israëli te spelen. Het conflict kwam in 2020 tot een kookpunt toen het zelfs tot een stemming kwam bij de fide zie fide general assembly Iran Israël. Uiteindelijk kwam het toch niet tot een schorsing van de Iraanse schaakbond ondanks dat de fide geenszins akkoord gaat met het weigeren van spelen.

De fide slaagt er niet in om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen betreffende weigeren van spelers. Sommigen vinden dat spelers verplichten te spelen evenmin de juiste oplossing is. Echter vandaag zit fide wel met een groot probleem nu dat Magnus Carlsen openlijk heeft aangekondigd niet meer tegen Hans Niemann te willen spelen. Bordschaken is gebaseerd op vertrouwen en als de regerende wereldkampioen dat verliest dan zit schaken in een grote crisis. Fide kon bijgevolg dan ook niet meer anders dan te reageren zie Carlsen Niemann fide investigatory panel. Fide had gehoopt uiteraard dat het vanzelf ging overwaaien maar het is duidelijk dat met de definitieve weigering van Carlsen dit niet zal gebeuren.

Bovendien is Carlsen bijlange geen pionier in het weigeren van spelen tegen spelers die men wantrouwt. Zo herinnert men misschien nog het absurde reglement dat sommige tornooiorganisatoren toepasten voor Borislav Ivanov (zie Bedrog) in 2013. Indien 3 tegenstanders in een tornooi weigerden om tegen je te spelen dan wordt je uitgesloten van het tornooi. Andere organisatoren weigerden dan weer ondanks een gebrek aan harde bewijzen de inschrijving van Borislav omdat men op voorhand al hommeles verwachtte.

Dus fide weet al vele jaren van spelers die weigeren om tegen andere spelers te spelen omwille van wantrouwen maar het is wel de eerste keer dat een regerende wereldkampioen zo direct is. Trouwens ik wil de lezer ook nog waarschuwen om niet te denken dat het een ver van je bed show is. Ook in België heb ik weet van spelers die andere spelers wantrouwen en niet meer wensen er tegen te spelen. Zo moest ik ooit op het eerste bord spelen bij Deurne omdat de sterkte speler van onze ploeg weigerde te spelen tegen een bepaalde speler.

Zelf heb ik nooit iemand geweigerd in bordschaken om tegen te spelen (voor om het even welke reden). Ik heb wel al eens gedacht van die persoon gedraagt zich verdacht (zie Wantrouwen deel 1) maar zonder harde bewijzen vind ik het onzinnig om verdere stappen te ondernemen. Ook denk ik dat valsspelen in bordschaken iets zeer uitzonderlijks blijft maar misschien ben ik hier te naïef. Ik weet ook dat de technologie steeds meer mogelijk maakt. Glen schreef in 2015 dat valspelen in blitz zo goed als onmogelijk is. Vandaag zie ik dat sommigen zelfs in bulletpartijen kunnen valsspelen (zie screenshot van een melding betreffende 1 van mijn recente partijtjes).
Ik heb het online dan ook wel gehad met sommige spelers waarvan ik een zeer sterk vermoeden heb dat ze valsspelen met een schaakprogramma. De meeste online platformen hebben daarom al lang de knoop doorgehakt dat weigeren van spelers moet kunnen. Op lichess (maar ook chess.com) heb je hiervoor zelfs een speciale knop zie hieronder.

Ik maak hier zo weinig mogelijk gebruik van. Ik heb ze tot nu toe slechts voor 4 spelers gebruikt en telkens bleek dat ik correct zat met mijn vermoeden. De 4 spelers die ik blokkeerde, werden allemaal door lichess vroeg of laat gedetecteerd als valsspelers en verbannen. Desalniettemin bestaat er zeker nog geen eensgezindheid betreffende blokkeren van spelers. Zelfs lichess is hier dubbelzinnig over want in tornooien kan je nog steeds verplicht worden om tegen een geblokkeerde speler te spelen. Sommigen zijn ook van mening dat het toch niet zo erg is om een online partijtje tegen een valsspeler te moeten spelen. Je zal er iets van bijleren is dan het commentaar maar daar stel ik mij wel vragen bij als je kijkt naar onderstaand voorbeeld.
Ik werd belachelijk gemaakt in deze partij. Zwart speelde opzettelijk een zwakke opening om mij dan met uiterst nauwkeurig computerschaak weg te spelen. Het is wellicht ook de reden waarom ik het nog zo lang kon volhouden in bovenstaande partij want bij sommige partijtjes met valsspelers haalde ik zelfs zet 20 niet.

Dan resteert er tenslotte ook nog de vraag of online slecht gedrag gevolgen moet hebben in de maatschappij. De meeste werknemers moeten vandaag een contract ondertekenen waarin ze zich committeren om online niets negatiefs te publiceren over hun werk. Ik herinner mij ook dat ik op een sollicitatie vragen kreeg over het schaken terwijl ik niets op mijn cv hierover had geschreven dus men had duidelijk online gekeken (dat was rond 2007 dus nog jaren voor ik begon met deze blog).

Ik denk niet dat online/ offline van elkaar gekoppeld kan worden. Zeker op topniveau zien we dat de schaakwerelden sterk met elkaar zijn verweven. Het prijzengeld voor online schaaktornooien is (o.a. door de inzet van Magnus Carlsen) recent ook sterk gestegen zie chess24.com/tour/standings. Fide heeft de boot van online schaken gemist maar beseft dat ze tezelfdertijd online schaken niet meer kunnen negeren. In een recent fide statement werd dan ook officieel een oproep gedaan: "Fide calls for cooperation between major online platforms, private events and top players".

Brabo