maandag 26 januari 2015

Uitdagingen

Een huis-en tuinschaker wordt doorverwezen naar een schaakclub wanneer men meer dan eens sporadisch wil schaken. In België hebben we een ruim aanbod van clubs want ik tel er bij onze KBSB 148 en dan hou ik nog geen rekening met de vele niet-aangesloten clubs (scholen, handel, ...). 

Tot ongeveer een rating van 1800 elo vind je in de meeste clubs wel voldoende tegenstand maar eenmaal je voorbij die grens wilt gaan dan ben je min of meer verplicht om ook extern te gaan spelen. Open tornooien, liga-kampioenschappen en interclub zijn de nieuwe competities waaraan je deelneemt om verdere progressie te kunnen maken. In België zijn de afstanden klein waardoor het voor de meesten geen probleem is om logistiek een oplossing hiervoor te vinden.

Echter wanneer de rating voorbij 2100-2200 gaat , begint het moeilijk te worden om voldoende uitdagingen te vinden als men ambities heeft. We hebben in België slechts 100 +2200 spelers waarvan er dan nog eens bijna 20% zelden of nooit spelen. Eenmaal de rating voorbij de 2300 dan is enkel spelen in België geen optie meer voor iemand met ambities. Optimaal om te verbeteren, speel je best tegen spelers met 100 of 200 punten meer. 300 punten meer is dan weer overdreven zoals ik beschreef in het blogartikel met een kanon op een mug schieten

Iemand die niet graag reist of gewoon de middelen niet heeft, zit met een probleem. De Britse grootmeester Nigel Davies waarschuwde op zijn blog dat het gevaarlijk kan zijn om te sterk te worden "Can you improve too much?". Dit is iets wat ik zelf ook heb ondervonden. Tot 2007 speelde ik geregeld in het buitenland maar na de geboorte van mijn dochter schrapte ik elke buitenlandse competitie van het menu. Echter in het binnenland voldoende uitdagingen vinden, is steeds een zoektocht zoals mijn artikel inactiviteit bewijst. Een dikke pluim trouwens voor het initiatief van Steven Geirnaert om voor spelers in zijn regio een interessant expertentornooi te organiseren. De prachtige site opgebouwd door Frederik Decoster raad ik iedereen ten stelligste aan. Alleen vind ik het een beetje flauw om een paswoord te plaatsen op de partijen terwijl we toch geen profs zijn. Het tornooi is/ was spijtig niet haalbaar voor mij (zaterdagen rij ik de halve dag rond om boodschappen te doen, kinderen naar hun activiteiten te brengen zonder rekening te houden dat Brugge niet naast de deur ligt) anders had ik zeker willen meespelen.

Vandaag ben ik dan ook blij als ik toch nog af en toe eens kan spelen tegen een sterkere speler. In de Open van Leuven kreeg ik zo de kans om tegen de enige Belgische grootmeester te spelen die ik nog niet eerder had ontmoet aan het bord: Alexander Dgebuadze. Tegen Vladimir Chuchelov speelde ik eens een leerzame Stonewall in de Open Gent van 2000. Mijn partijen met Bart Michiels werden in diverse artikels besproken zoals bv. the modern french deel 2 en vorig interclubseizoen speelde ik ook tegen Luc Winants (die partij komt wellicht eens aan bod in een later artikel).

Alexander koos zoals verwacht voor zijn huidig favoriete nevensysteem in het Frans maar voordeel kon ik hieruit niet halen want met 15 minuten voorbereidingstijd kom je uiteraard niet ver als je vroeger het nooit serieus bekeken hebt.
Wellicht een typische avondpartij van een dag met 2 speelronden want sommige zetten lijken mij toch ondermaats. Anderzijds is de partij toch erg leerzaam want de eigenzinnige pionnenstructuur zal ik volgende keer zeker beter kunnen bestrijden.

De voorbije 2 interclubseizoenen heb ik het geluk gehad om in 1ste afdeling op bord 1 of 2 te kunnen spelen wat niet alleen een enorme uitdaging was waarover ik veelvuldig heb geschreven maar tevens een serieuze boost aan mijn repertoire gaf. Omdat ik heel veel tijd stak in voorbereidingen, leerde ik niet alleen veel uit de partijen maar ook uit de voorbereidingen zelf. Deze nieuwe verworven kennis komt nu geregeld van pas zoals laatst in de 6de ronde van Open Leuven.

Mijn tegenstander Jonas Van Cappellen besloot mij te verrassen met een ingestudeerd variantje van het Hollands maar ik kon counteren met mijn voorbereiding die ik gemaakt had op de sterke Duitse FM Marcel Becker spelend voor Eynatten die dezelfde variant al speelde in 2012.
Het kostte mij flink wat tijd aan het bord om mijn 2 jaar oude voorbereiding te herinneren maar uiteindelijk slaagde ik erin en kreeg ik een scherpe stelling op het bord waarin ik voor de winst kon spelen. Persoonlijk vind ik het mijn beste partij van het tornooi.
Nieuwe uitdagingen opzoeken is een belangrijk onderdeel om progressie te maken. Echter dit betekent niet dat schaken alleen maar om uitdagingen draait. Heel wat spelers blijven naar de schaakclub komen niet om nog perse iets bij te leren maar wel om fun te maken. Fun lijkt een alien concept maar is zonder twijfel gezonder voor de schaakhonger op lange termijn dan de prioriteit te leggen op steeds hogere elo's en titels.

Brabo

zaterdag 17 januari 2015

Optische illusies

Eindspelen hebben vaak een verborgen schoonheid. Die schoonheid wordt dikwijls pas opgemerkt in de analyse omdat er tijdens de partij nauwelijks tijd voor is of de spanning domineert. Een ogenschijnlijk eenvoudige stelling vraagt niet zelden heel wat extra onderzoek dan we aanvankelijk dachten.

Met het sterk gereduceerde materiaal spreekt het voor zich dat de koning een belangrijke rol speelt. De koning staat niet meer te wachten in een hoekje maar moet zo actief mogelijk meehelpen. In bepaalde eindspelen gaat dit zelfs zover dat je het gevoel krijgt dat de koning op zijn eentje de klus klaart. Recent hield ik mij bezig met enkele van dit soort eindspelen te bestuderen en werd ik weer eens verbaasd over hoe complex en mooi ons schaken kan zijn.

Na de erg fortuinlijke overwinning in ronde 3 van Open Leuven op Iuliia Morozova, moest ik dezelfde avond nog spelen tegen de Belgische grootmeester Alexander Dgebuadze. Ik speelde niet goed de opening en verloor bijgevolg heel veel tijd om een directe nederlaag af te wenden. Later in de partij kwam ik nog sterk terug maar uiteindelijk begon de klok mee te spreken. In tijdnood blunderde ik en belandde in een hopeloos eindspel waarna de vlag mij verloste. Tenminste zo dachten we allebei hoe de partij verlopen was tot ik met de computer ontdekte dat het eindspel helemaal niet verloren was.
De illusie is dat zwart makkelijk wint met een snelle vrijpion en een snelle loper die elke witte tegenpromotie in de kiem kan smoren. Echter de werkelijkheid toont dat de trage koning voldoende snel is om zowel de pionnen te ondersteunen als de vrijpion voldoende af te remmen. Een opmerkelijke prestatie die mij doet denken aan de befaamde Reti-studie.

Een 2de voorbeeld van een illusie ontmoette ik in het boek From London to Elista dat ik las tijdens mijn vakantie in Rusland. Ik pikte een paar maanden geleden per toeval het bestaan op van het boek en besliste bijna onmiddellijk om het te kopen. Het was een vlot lezend boek met beknoptere analyses dan Kasparovs boeken over zijn tweekampen met Karpov. Het boek werd niet geschreven door Kramnik zelf maar is een project van de voor mij onbekende Russische schaakamateur Ilya Levitov die voor het analytische deel steunde op de sterke Russische grootmeester Evgeny Bareev. Dit brengt een speciale dynamiek in het boek met soms goede maar ook minder goede stukken. Vooral wanneer Ilya tracht over het schaaktechnische iets te zeggen dan fronste ik soms mijn wenkbrauwen. Zo wordt in het boek na de gemiste winstkans door Kasparov in de 8ste matchpartij verwezen naar de vreemde opgave in de partij Kramnik Svidler, gespeeld in Wijk aan Zee 2004. Svidler gaf op in klaarblijkelijk een remisestelling wat Ilya onterecht classificeert als een beginnersfout.
De opgave had helemaal niets te maken met het niet kennen van de basisregel van 3 kolommen tussen 2 vrijpionnen in een ongelijk lopereindspel zoals Ilya beweert. Net omdat Svidler deze regel kende, gaf hij op omdat hij de optische illusie had dat zulke verloren positie onvermijdelijk was.

Een 3de en laatste voorbeeldje van een optische illusie dat ik hier wil tonen, is een eindspelletje dat ik enkele jaren geleden ontmoette tijdens een analyse. Opnieuw was ik verwonderd dat mijn schaakprogramma onmiddellijk winst toonde terwijl ik op het eerste zicht dacht dat het potremise moest zijn. Achteraf probeerde ik er nog een eindspelstudie van te maken met een inleiding maar ik moet toegeven dat het een ruwe diamant gebleven is.
Naast de leuke koningswandels vond ik het opmerkelijk dat wit er toch nog inslaagde om zwart in tempodwang te krijgen. Iemand met tijd en energie staat vrij om het idee te verwerken in een mooiere studie.

De koning is ondanks zijn kleine stapjes vaak niet minder sterk dan een licht stuk maar dit komt pas tot uiting in het eindspel als de koning kan deelnemen aan de actie. Daarbij komt ook nog dat de beweeglijkheid van een koning moeilijker te vatten is want een veld kan bereikt worden via verschillende routes in hetzelfde aantal zetten terwijl de afstand optisch anders lijkt. Misschien is dit voor een Ivanchuk allemaal makkelijk. Toen Yasser Seirawan hem vroeg waarom Jobava in de eerste ronde van het nog lopende Wijk aan Zee had opgegeven, antwoordde hij "It is not so difficult for a good grandmaster". Echter voor ons gewone stervelingen zijn dit soort optische illusies veel moeilijker te doorzien.

Brabo

zaterdag 10 januari 2015

Details

Een tijdje geleden vroeg Daniel Sadowski mij wat ik vond van het nieuwe boek van Negi. Hij vond het vanzelfsprekend dat ik het boek had aangekocht omdat het grotendeels mijn repertoire overlapt. Echter ik choqueerde hem door te vertellen dat ik het niet bezit. Ik heb de laatste 20 jaar geen enkel openingsboek meer aangekocht. In de post-mortem na mijn interclubpartij in Opwijk vroeg men mij dan ook hoe ik zonder boeken toch vaak een betere openingskennis had dan mijn tegenstanders.

In mijn artikeltje databases gebruiken leg ik uit hoe op een snelle efficiënte wijze zonder openingsboeken toch resultaten te boeken. De resultaten lijken mij meer dan voldoende voor een speler van mijn niveau maar het zou een grote fout zijn om te veronderstellen dat we telkens hiermee succes kunnen behalen. Ik maak veelvuldig gebruik van correspondentiepartijen maar correspondentieschaak is erg verschillend van standaardschaak. Dezelfde opmerking kan je trouwens maken voor standaardschaak t.o.v. blitz. Het is niet omdat een opening perfect speelbaar is op een bepaald tempo dat het dezelfde resultaten zal leveren op een ander tempo. Een voorbeeldje vermeldde ik in mijn artikeltje Achilles.

We mogen niet vergeten dat we in standaardschaak niet over schaakprogramma's beschikken (tenminste als we niet vals spelen) noch de tijd of mogelijkheden hebben om de details uit te pluizen. Het gevaar is dus reëel om als bordspeler in een lastig parket te geraken  als je zonder grondige studie een correspondentiepartij volgt. Zoiets gebeurde ook in mijn partij van de 3de ronde Open Leuven. Ik had geen enkele ervaring met de Chinese draak en dus had ik er niets beter op gevonden om in de voorbereiding enkele kritieke lijnen uit correspondentiepartijen te memoriseren. De correspondentiepartij die ik uiteindelijk volgde was Delizia, Costantino - Silva, Marcus Antonio Roli gespeeld in 2012.
Zoals ik verwachtte, week Iuliia op zet 17 af van de partij want d5 is uiteraard geen standaardzet die je als mens zult spelen in dit type stellingen. Echter toen ik zelf moest beginnen nadenken, ondervond ik al snel dat ik kop noch staart kon krijgen aan de stelling. De stelling is erg rijk en allerlei details beïnvloeden de evalutie. Het spreekt voor zich dat onnauwkeurigheden en zelfs blunders al snel onvermijdelijk waren. Hieronder de partij met wat commentaar voorzien.
Een beetje commentaar was uiteraard ironisch want ik heb mij eens lekker uitgeleefd op het analyseren van de opening. Dit noem ik trouwens geen opening studeren maar eerder een opening onderzoeken. Je steekt er uiteraard wel iets van op maar uiteindelijk is het rendement laag. Deze diepte van details heb je zeker niet nodig in standaardschaak. Trouwens ik meen dat weinig of geen openingsboeken zulke gedetailleerde analyses publiceren. Vass op chesspub gaf aan dat openingsboeken geschreven worden voor de tornooispelers maar weinig of niets is toepasbaar in correspondentieschaak.

Als niet-correspondentiespeler kan je jezelf natuurlijk afvragen waarom zulke analyses maken. Het antwoord is eenvoudig. Ik vind het fascinerend. Ik snap dat de meesten hun schouders ophalen bij het zien van details en veel liever kijken naar het gevecht op het bord waar fouten gemaakt worden maar ik kan ook erg genieten van het ontdekken van allerlei nuances in een bepaald type stelling. Ditmaal vond ik zelfs allerlei ideetjes die wellicht voor correspondentieschaak nuttig zouden kunnen zijn. Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven dat het met programma's die steeds sterker worden, het niet zo erg ongewoon is om verbeteringen op oudere correspondentiepartijen te vinden.

Het maken van zulk onderzoek vergt tijd, veel tijd. Ik heb er 2 weken elke dag mee bezig geweest waarbij mijn notebook slechts 's nachts even een pauze kreeg om af te koelen. Geen luxe dit afkoelen want ondanks ik de notebook maar een paar maanden geleden als nieuw aankocht, produceert het (wellicht de ventilator) steeds meer lawaai.

In o.a. mijn vorig artikel gaf ik al aan dat tijd schaars is voor mij maar de voorbije kerstvakantie had ik heel wat vrije tijd beschikbaar. Net zoals vorig jaar (zie artikeltje de gelukzak) bracht ik die periode terug door in Rusland. Uiteraard zijn er de eindejaarsfeesten, bezoeken en de uitstapjes maar uiteindelijk zit je het grootste deel van de tijd in het appartement van de schoonouders. Je kleine kinderen op een prettige wijze bezig houden is er niet altijd makkelijk (vooral omdat ze het Russisch onvoldoende begrijpen). Ik had het lumineus idee gehad om het 1ste boekje van de stappenmethode mee te nemen voor mijn zoon maar na 1 keertje gaf hij er al de brui aan. Saai en als je onderstaand videofilmpje ziet dan begrijp je best dat mijn zoon wel iets actiever verkiest.

Trouwens niet alleen kinderen zag ik van deze ijsglijbaan komen maar ook vele volwassen waagden zich aan een rit. Dolle pret uiteraard alleen voor de ouders die het hele gebeuren nauwlettend stonden te volgen - klaar om in te grijpen wanneer iets verkeerd gaat -, was het wel koud. Nee deze waaghalzerij is niet voor mij weggelegd. Geef mij maar een leuke schaakopening waar ik in de warmte en alle comfort rustig details kan ontdekken.

Brabo

zaterdag 3 januari 2015

Stijlen

Alhoewel ik er minder en minder tijd voor heb, kan ik ook erg genieten van het kibitzen. Het live volgen van partijen als toeschouwer beleef je helemaal anders dan als speler. Je hebt geen stress en je kan naar hartenlust hoppen van partij naar partij. Tegenwoordig als de partijen worden uitgezonden via een server is het ook mogelijk om op elk moment een vrij accuraat oordeel te krijgen van de stellingen.

Als we het pseudo-kibitzen tijdens het zelf spelen van partijen even buiten beschouwing laten want dat is vaak niet meer dan een paar blikken werpen op de stellingen van concurrenten of vrienden dan gebeurt vandaag 99% van het kibitzen thuis in de luie zetel. Het inleggen van een bus om het tornooi van Wijk aan Zee te bezoeken zoals schaakkring Oude God Mortsel al een paar keer deed, is een grote uitzondering. In de meeste tornooien zie je nauwelijks of geen toeschouwers soms met als resultaat dat een speciaal voorziene zaal voor het publiek helemaal leegt blijft.

Slechts voor toppartijen tussen professionals zien we op het internet vele kibitzers. Echter het is voor mij een brug te ver dat iedere schaker ook een potentiële kibitzer is. Als ik achteraf spreek met andere clubschakers over bepaalde toptornooien of zelfs de finale van het wereldkampioenschap dan valt het mij steeds op dat er toch heel wat spelers zijn die niet 1 partij live hebben gevolgd. Ik durf zelfs te stellen dat er een minderheid van actieve schakers is die op regelmatige basis partijen van andere spelers live volgen.

De inleiding schrijf ik om te bewijzen wat we eigenlijk allemaal al weten. Schaken is een individuele aangelegenheid. Er zullen wel enkele fans bestaan maar je speelt voor jezelf. Vervolgens durf ik ook te stellen dat we schaken in de eerste plaats om te winnen. Een verliespartij kan zeker een interessante ervaring zijn maar niemand blijft schaken als hij keer op keer verliest. De beslissingen die we maken in de partij staan dan ook steeds in verband met het doel dus de partij te winnen. Ik vind bijgevolg de reactie van de Anonieme IM een beetje tekort door de bocht alsof er 3 soorten spelers zijn: sporters, kunstenaars en wetenschappers.  Op een uitzondering na gaat niemand een mooi artistiek dame-offer plegen om de partij in stijl te winnen als je een andere eenvoudige zet kunt spelen met stukwinst. Niemand gaat een complexe winstvariant kiezen als er een andere eenvoudige winst bestaat zelfs al zou de complexe winstvariant mogelijks veel sneller kunnen winnen.

Bestaan er dan geen verschillende stijlen? Uiteraard wel maar op andere vlakken. Vooreerst zal iedere schaker trachten in een partij zijn troeven uit te spelen en zijn gebreken te camoufleren. Iemand die veel kennis heeft van openingen (geleerd uit boeken, analyses, of gewoon de praktijk) zal dit gebruiken in zijn partijen. Iemand die makkelijk in ongewone stellingen zijn weg vindt, zal net deze stellingen trachten op te zoeken (denk bv. aan de flamboyante Nederlandse IM Manuel Bosboom). Iemand die goed en snel kan rekenen zal sneller tactische stellingen opzoeken. Tenslotte iemand die sterk is in het eindspel zal al eens sneller aansturen op ruil.

Misschien lijken sommige keuzen artistiek of wetenschappelijk maar in werkelijkheid ligt steeds het sportieve doel als grondslag. Nu daar houdt het verhaal niet mee op want naast de bewuste keuzen speelt ook ons karakter een rol waar we weinig of geen vat op hebben. Misschien zijn het impulsieve beslissingen maar het valt mij op hoe verschillend sommige mensen reageren op bepaalde risico's. De ene speler ziet allerlei grote gevaren terwijl de andere speler meent dat er niets aan de hand is. Dit verschil in stijl werd uitvergroot in mijn partijen tegen Lacrosse en Beukema.

Na de vingerfout op zet 20 vertelde Marc mij achteraf dat hij al dacht aan opgeven. De stelling is niet aangenaam voor zwart maar opgeven is veel te pessimistisch want de stelling was zeker nog te verdedigen.
Een groot verschil met Stefan die mij achteraf vertelde dat hij het gevoel had dat de hele partij ongeveer in evenwicht stond terwijl hij objectief vaak zelfs slechter stond dan Marc had gestaan in onze onderlinge partij. Zelfs in de slotstelling waar Stefan nog steeds duidelijk minder staat, gaf Stefan aan dat hij misschien had gewonnen indien ik de zetherhaling uit de weg zou gaan.
De evaluatieprofielen van beide partijen toont objectief mooi aan hoe gelijkaardig in grootte het voordeel was voor mij en dus hoe groot de kloof in perceptie was bij mijn beide tegenstanders. Lezers die meer wensen te weten over evaluatieprofielen, raad ik het artikeltje op Chessbase aan van Roger Vermeir.
Evaluatieprofiel partij Brabo - Lacrosse vanaf zet 20

Evaluatieprofiel partij Brabo - Beukema vanaf zet 18
Uiteraard is een terechte opmerking dat eenzelfde beoordeling van eenzelfde programma in totaal verschillende stellingen niet als conclusie mag leiden dat beide stellingen automatisch dezelfde praktische bordkansen opleveren. Dit wil ik hier helemaal niet mee aantonen. Wat ik wel wil tonen is dat Marc zijn stelling te pessimistisch beoordeelde en Stefan zijn stelling dan weer te optimistisch. Misschien reageerden beide spelers toevallig zo voor die ene partij maar ik heb een sterk vermoeden dat je dit gedrag ook kunt terugvinden in hun andere partijen.

Het gedrag van bovenstaande spelers lijkt mij evenmin uitzonderlijk. Ik zie vaak spelers die een sterke tendens hebben naar pessimisme of optimisme. Zonder namen te willen noemen maar in mijn club hebben we een speler die altijd denkt in de interclub na de opening dat we met een grote marge zullen winnen om bijna steeds na afloop van de wedstrijd verrast te zijn met de veel magere score. Sommigen van die optimisten zien we dan ook vaak hun terrein verleggen naar de wereld waar geluk meer een rol speelt: pokeren, gokken in een casino,...

Voor mij maken de diverse stijlen het schaken alleen maar aantrekkelijker. Trouwens als we kijken naar de diverse oud-wereldkampioenen die we gehad hebben dan is het best mogelijk om met verschillende stijlen erg goed te schaken. Jezelf een bepaalde stijl opleggen, lijkt mij dus niet perse een goede oplossing.

Brabo