dinsdag 28 juni 2016

Piekrating deel 2

In deel 1 trachtte ik aan te tonen dat winnen/ zichzelf verbeteren voor de meeste schakers de belangrijkste drijfveer is om te schaken. Leeftijd speelt nauwelijks een rol want zelfs oudere spelers zijn perfect capabel om persoonlijke topprestaties neer te zetten. Zo rapporteerde ik over onze Luc Winants piekrating op 53-jarige leeftijd die ik een unieke prestatie noemde.

Misschien zullen sommige lezers zich de vraag gesteld hebben wat er precies bedoeld wordt met "uniek". Komt het niet vaker voor dat + 50 spelers een piekrating behalen en op welke leeftijd speelt een schaker op zijn beste niveau? Beide kritische vragen zijn niet makkelijk te beantwoorden maar met dit artikel doe ik toch een poging.

De speelsterkte vergelijken van spelers door de tijd is erg moeilijk. Fide publiceert zelf geen historisch onderzoek integendeel want bemoeilijkt alleen maar door het blokkeren van historische data. Sommige amateurs hebben zelf iets op poten gezet maar de resultaten zijn op zijn minst dubieus zoals dit leuk fimpje op Youtube. Het mixen van diverse ratingsystemen (edo, cmr, elo) is misschien goed genoeg om een grove selectie te maken tussen spelers maar is onvoldoende nauwkeurig om iemands piekrating te bepalen.

Het vasthouden aan 1 ratingsysteem is dus een vereiste en als je zelf geen tijd hebt om een systeem uit te werken dan blijft er weinig keuze over. Je hebt slechts de fiderating en de landelijke ratings. Daarbij valt onze Belgische rating ook al snel af want onze KBSB houdt enkel de klassementen bij van de laatste 10 jaar. Misschien zijn er oudere spelers die in een persoonlijk archief meer materiaal hierover hebben maar ik ben daar niet van op de hoogte.

Viktor Korchnoi speelde meer dan 60 jaar competitieschaak op (zeer) hoog niveau dus een actieve schaakcarriere kan erg lang duren. Correct, zelfs de klassementen van fide bestaan slechts sinds 1970 dus bieden vandaag nog geen compleet antwoord. Nu ik denk dat je met 46 jaren toch al een heel mooie tijdspanne hebt waarover iets zinnigs kan worden gezegd. Het is te zeggen als je gelooft dat elo-inflatie maar ook elo-deflatie geen belangrijke rol speelt. De statistische fluctuaties hoop ik te kunnen neutraliseren door veel data te gebruiken.

Toen ik in 1998 mijn eerste fide-elo kreeg was de minimumgrens nog 2200. Dit betekent automatisch dat alle spelers beneden de 2200 ook afvallen daar er vandaag onvoldoende datapunten voor hen beschikbaar zijn. Omdat we geïnteresseerd zijn in iemands piekrating moeten we ook zeker zijn dat de speler al een lange actieve carriere erop heeft zitten. 50+ lijkt mij dus een tweede noodzakelijke voorwaarde. Het heeft evenmin zin om spelers in rekening te brengen die in de lijsten nog wel vermeld worden maar al lang geen partij meer gespeeld hebben of lange tijd vroeger inactief zijn geweest. Als we dan ons beperken tot de Belgische spelers dan komen we in de problemen want slechts 15 voldoen aan alle voorwaarden. Dit is veel te weinig om iets te kunnen afleiden.

Om een grotere groep te bereiken, viel mijn keuze uiteindelijk op de actieve +50 spelers met een +2500 elo ongeacht de nationaliteit. Hiermee kan ik niet toevallig ook een beeld vormen over hoe Lucs prestatie in verhouding staat met die van zijn collega's. Vandaag zijn er 1522 grootmeesters (juni 2016) dus ik had wel wat schrik voor de omvang van het studiewerk maar na het filteren op leeftijd viel het nog best mee.

Slechts 82 spelers blijven uiteindelijk over. Het eerste wat mij opvalt is dat ik bijna alle namen (op 4 uitzonderingen na) al eens eerder had gehoord wat zeker niet het geval is bij jongere grootmeesters. Vroeger had een grootmeestertitel een veel grotere uitstraling.

De gemiddelde piekleeftijd is 39 maar we zien enorme verschillen tussen de spelers. Zo piekte de Amerikaanse GM Maxim Dlugy op 23 jarige leeftijd terwijl de Tsjechische grootmeester Igors Rausisop 54 jarige leeftijd. Die laatste is de recordhouder en doet het dus 1 jaar beter dan Luc Winants.

Een ander aspect dat mij opvalt is dat er nog heel wat spelers erin slagen na hun piek om hun rating goed vast te houden. 72 elo gemiddeld werd er verloren wat op de eloschaal toch relatief weinig is. Een speler die mij hierbij het meest verwondert, is het Duitse icoon Robert Huebner. Hij behaalde op 33 jarige leeftijd al zijn piekrating. Vandaag op 68 jarige leeftijd nog steeds actief maar ongelooflijk slechts 54 punten verloren!

Deze lang-levendigheid is een enorme troef voor het schaken. Er bestaan zeer weinig sporten/ disciplines waarin leeftijd zo weinig grip krijgt op iemands prestaties. Nu ik besef wel dat wat hierboven werd aangetoond voor profspelers misschien niet helemaal hetzelfde is voor amateurs. De motivatie/ ambities liggen wellicht een stuk lager bij de gemiddelde amateur t.o.v. de gemiddelde profspeler. Ik ken heel wat +50 amateurschakers die 200 punten en meer van hun Belgische piekrating verloren hebben. Bovendien zijn in de statistieken enkel spelers opgenomen die gedurende vele decennia actief zijn geweest. Ik ken het aantal spelers niet die gestopt is maar als je ook die in beschouwing neemt dan zal het plaatje er zeker anders uit zien.

Brabo

woensdag 15 juni 2016

Korchnoi chess is my life

Weinig grootmeesters hebben meer partijen gespeeld dan Korchnoi – ik zie dat er in Chessbase Mega 2016 meer dan 5.000 zitten. Op een totaal van zo’n 5 miljoen partijen betekent dat, van alle geregistreerde ooit op enig niveau gespeelde schaakpartijen, Korchnoi zelf in één op duizend verwikkeld was en meer nog, bij ongeveer één op tweehonderd als toeschouwer/mededeelnemer aan het tornooi aanwezig was. Mocht je deze statistiek beperken tot enkel grootmeesterpartijen, dan is de footprint van Korchnoi nog vele malen groter.

Hij speelde tegen Levenfish (°1889) en tegen Carlsen (°1990), hij won van alle wereldkampioenen van Botvinnik tot en met Kasparov minstens één partij – tegen Tal had hij een geweldige plusscore, tegen Karpov daarentegen een vreselijke minscore. Hij leefde voor het schaken, met een intense sturm und drang die waarschijnlijk bij geen enkele andere grootmeester aanwezig was of is. Zijn norsheid, zijn opinies waar hij aan vasthield, zijn haat tegenover de Sovjet-Unie, zijn jeugdjaren in het zwaar belegerde en uitgehongerde Leningrad tijdens WOII, zijn onverwachte uitvallen, maar ook zijn onverwachte humor, zijn heldere analyses op en naast het schaakbord, zijn anekdotes, geput uit een uitstekend geheugen. We moeten het nu allemaal missen. Eén van de allergrootsten uit de schaakwereld is heengegaan en net als bij de net overleden Mohammed Ali of Johan Cruijff, mogen we blij zijn dat we hen tijdens hun leven nog aan het werk hebben gezien.

Ik heb Korchnoi tweemaal live gezien – het was tijdens het open Lost Boys tornooi in Antwerpen in 1995 (gewonnen door Novikov en Sokolov ; Korchnoi werd gedeeld derde met nog vijf anderen). De eerste keer was wel de meest memorabele. Hij speelde in de derde ronde een partij tegen de sterke Nederlander Teun Van der Vorm en ik stond net aan zijn bord te kijken met een vijftal andere toeschouwers, toen Van der Vorm opgaf. Korchnoi leek niet al te happy en algauw bleek waarom: ‘If I come up to the board, you should stand up to shake my hand. Not because I’m a grandmaster – also for that – but because I’m older and out of respect for my age you should stand up.’ Van der Vorm hield wijselijk zijn mond, want Victor de Verschrikkelijke ging verder. ‘You play this game against my French and then you deviate from a game of Fischer. Why do you do that – do you think you’re better than Fischer ?’ Van der Vorm stamelde iets als ‘it looked playable’ maar Korchnoi was in no mood for jokes en tot een analyse kwam het niet. Het feit dat ik dit nog altijd vlot uit mijn geheugen kan opdiepen geeft ook weer wat een indruk dit maakte op mij – laat staan op Van der Vorm zelf.

De tweede keer was minder indrukwekkend, in het stadscentrum in Antwerpen, tijdens datzelfde tornooi. Ik stond – samen met Franky D. - aan het kruispunt van de Huidevetterstraat en de Meir te wachten aan de verkeerslichten om de straat te dwarsen, toen ik Korchnoi aan de overkant opmerkte. Ikzelf stak over en te beschroomd om hem aan te spreken, passeerde hem met een half binnenmonds gemompeld ‘good evening Mr Korchnoi’.  Hij merkte het half op had ik de indruk. Franky wachtte hem op aan de overkant en knoopte een korte babbel met hem aan. Jammer dat smartphones toen nog niet bestonden…

Op twitter werd een mooie reactie van Svidler gepost, waarin hij zei dat een belediging door Korchnoi een soort ereteken was (het deed me even denken aan Donner, waar je als Nederlandse schaker slechts iets betekende als Donner je had opgemerkt en … beschimpt – ‘Krabbé ? Een renner!’) – als je hem kwaad kreeg, was dat vooral omdat hij geërgerd was. En niets kon hem meer ergeren dan een gebrek aan respect of een verliespartij. Svidler won hun eerste onderlinge partij omdat Korchnoi ondanks het vervlakkende spel van Svidler op winst was blijven spelen, maar Korchnoi versloeg hem vernietigend in hun tweede partij. Hij had een uur zitten nadenken over een geforceerde voortzetting – Svidler zag in dat uur niet hoe Korchnoi kon winnen, maar na dat uur in de denktank werd hij toch in de snelle zettenwisseling die erop volgde van het bord gezet. Toen Svidler hem na de partij feliciteerde met de woorden « ik kan een sterk gespeelde partij altijd appreciëren, ook als ze tegen mij gespeeld wordt » ontdooide Korchnoi. Beide partijen zijn zeer de moeite.

Zoals op de Chessbase-website vermeld wordt,blijft zijn (tweede) vrouw Petra nu alleen achter – een zielsverwant, want ook zij had ten volle de zwarte kant van het communisme aan den lijve ervaren. Toen ze hem voor het eerst zag wist ze dat ze voor elkaar gemaakt waren – en dat Korchnoi haar nodig had, eerst als secretaresse, later als vrouw en toeverlaat. Korchnoi leefde enkel voor het schaken en dat mag letterlijk genomen worden. Hij las geen romans of andere boeken, hij ging zelden of nooit naar culturele of sportieve manifestaties. Zijn grootste plezier – toen hij het roken had opgegeven – was het genieten van een goed stuk chocolade. Zelf had hij spijt van dat gat in zijn cultuur, dat hij bv de Russische klassieke auteurs niet gelezen had, maar het was de keuze die hij gemaakt had : alles voor het schaakspel – geen compromis.

Ik heb één boek van Korchnoi zelf (PracticalRook Endgames) – de eindspelen zijn enorm diepgravend (Hubneriaans) geanalyseerd, maar enorm leerrijk. Voor wie wil weten op welk niveau de wereldtop analyseert  - een aanrader (zie bv chessgames of chesscafe voor een bespreking), al was het maar voor de prima inleiding met elementaire toreneindspelen die hij erbij geeft.

Heeft Korchnoi indrukwekkende partijen voor het nageslacht gespeeld ? Ja. Winstpartijen van Korchnoi die in lijstjes opgenoemd worden als beste of meest memorabele partijen ? Neen. In het boekje « Legendäre Schachpartien » van Humboldt, staan meer dan 100 gedenkwaardige partijen. Twee ervan zijn verliespartijen van Korchnoi, geen enkele winstpartij van hem is opgenomen. Ter vergelijking, Tal komt zes keer voor, Kasparov acht keer. Ook in andere verzamelingen van dit kaliber staan zelden winstpartijen van Korchnoi (in Bouwmeesters 100 briljantepartijen staan er tot mijn verrassing toch twee: Korchnoi-Udovcic, Leningrad 1967, waarin hij mag aantreden tegen zijn eigen Franse verdediging en het late middenspel van Korchnoi-Yusupov, Rotterdam 1988). Korchnoi was niet ‘briljant’, hij hield van verdedigen en tegenaanval, maar zoals Spassky het eens tongue-in-cheek formuleerde : « Hij kan alles, van aanval tot verdediging, van complexe middenspelen tot technische eindspelen. Hij beheerst zijn openingstheorie en heeft een ongelofelijke werkkracht. Het is alleen jammer dat hij niet het talent heeft om wereldkampioen te worden. » En eigenlijk was dat de nagel op de kop. Net zoals Kamsky jaren later, miste ook Korchnoi die laatste sparkle inventiviteit, durf, talent, geluk, bereidheid tot risico, genialiteit – noem het zoals je wil – om die laatste horde te nemen. Alles was gebaseerd op elke dag in dag uit te werken aan zijn schaakspel. Vaak bracht hij een ‘nieuwtje’ op het bord, wat vaak in partijen van vijftig jaren eerder al geprobeerd was, onder het motto ‘everything that is forgotten is new (again)’.

Mijn zeer persoonlijke keuze van Korchnoi partijen is dan ook : Van der Vorm – Korchnoi (Fischer-Darga).
en Karpov-Korchnoi uit het tornooi van Dortmund 1994, waarin ze beiden op 50% eindigden.
Die laatste partij was één van de zeldzame winstpartijen van Korchnoi op Karpov. Na hun tweede WK-match in 1981 kwamen ze nog 32 keren tegen elkaar uit. Maar er was iets gebroken in Korchnoi, Karpov had de code gevonden en werd zijn zwart beest par excellence. Van die 32 partijen won Karpov er 16 (!), remiseerde 15 keren en verloor één keer. Maar die ene keer was dan ook een partij die Korchnoi een week of zo gelukkig moet gemaakt hebben. Het was dan ook een zeer speciale partij : in een gelijke stelling laat Korchnoi Karpov een tweede dame halen, maar dat is meteen de verliezende zet. Hoewel de partij nog meer dan tien zetten duurt, laat Korchnoi niet meer los en wint. Na deze partij gaf Korchnoi het commentaar « op één of andere manier is het bord te klein om met  twee dames te spelen».

HK5000

vrijdag 10 juni 2016

Piekrating

De sterke Britse grootmeester Matthew Sadler is een buitenbeentje in het schaakcircuit. Als (sub-) wereldtopper stopte hij in 2000 met schaken en verkoos een normaal burgerlijk leven. Pas in 2010 hervond hij de schaakliefde niet toevallig na zijn echtscheiding. De roest verdween al heel snel en vandaag op 42 jarige leeftijd staat hij met 2670 op zijn piekrating. Het is een ongewone carrière die niet erg verrassend ook terug te vinden is in zijn speelstijl. Creativiteit en originaliteit staan centraal. Experimenten met dubieuze openingen zijn schering en inslag. Grote theoretische gevechten zal je dus zelden of nooit zien.

Toen enkele maanden geleden door deze intrigerende speler een nieuw boek Chess for Life werd gelanceerd, wou ik toch graag eens weten wat hij allemaal te vertellen had. Het was ook geen alledaags concept want aan de hand van een reeks interviews en analyses wordt besproken hoe en welke schaakvaardigheden over de jaren veranderen of behouden blijven. Kortom het is een schaakboek waarbij het technische niet primeert en psychologie een belangrijke rol speelt.
De hoofdstukken waren zo uiteenlopend dat ik het gevoel kreeg een potpourri te hebben gelezen. Er viel heel wat leuks en/of interessant te ontdekken maar een rode draad kon ik moeilijk vinden in het boek. Tenzij misschien dat actieve spelers ook later in hun carrière nog steeds het winnen erg belangrijk vinden. Of je nu jong of oud bent, het spelletje wordt gespeeld in de eerste plaats om de tegenstander te verslaan. Tezelfdertijd verklaart het ook waarom zoveel spelers stoppen met schaken. Ofwel betekent het winnen niet zoveel meer ofwel wordt het te moeilijk om nog meer te winnen. De zonet overleden legende Viktor Korchnoi was natuurlijk de vereenzelviging van een onverzadigbare vechtlust. Zo las ik in 1 van de aparte necrologies op schaaksite dat hij nog op 73 jarige leeftijd hoopte zijn rating opnieuw boven de 2650 te krijgen.

Dat winnen zelfs op (ver) gevorderde leeftijd nog zo belangrijk was, betekende voor mij een kleine ontgoocheling. Ik had stilletjes gehoopt dat andere facetten van het schaken dominant zouden worden en het boek daarop zou toespitsen. In plaats daarvan krijgen we van diverse spelers tips of een inkijk over hoe zij succesvol blijven schaken/ schaakten. Een paar spelers gaan nog een stap verder. Wat kan je doen om als oudere speler progressie te maken dus een nog hogere piekrating te behalen?

Uiteraard maakt het een groot verschil of we van een comeback of niet spreken. Zo vertelt de Engelse FM Terry Chapman hoe hij pas op 57 jarige leeftijd de FM-titel behaalde nadat hij 5 jaren hard had gewerkt aan zijn schaakniveau. Veel dichter bij huis hebben we nog een straffer comeback-verhaal met sterke Jan die op 67 jarige leeftijd de IM-titel haalde. Ook hier ging heel wat bloed, zweet en tranen vooraf.

Spelers die al een lange actieve carrière erop hebben zitten, maken uiteraard veel minder kans om alsnog een boost in sterkte te verwezenlijken. Niet alleen is er veel minder marge om meer te trainen maar oude (slechte) gewoontes zitten zo hard erin gebakken dat verandering erg moeilijk is. Een recente uitzondering is het natuurtalent Granda Zuniga die al even werd vermeld in mijn artikel dubbelzoet. Op chess.com verscheen een artikeltje waarin stond dat hij een piekrating van 2699 elo zonet haalde op 49 jarige leeftijd. Niet erg verrassend las ik dat hij in een interview had toegeven vandaag veel gestuctureerder te werken dan vroeger.

Knap maar misschien nog knapper vind ik wat onze eigen Belgische grootmeester Luc Winants een paar maanden eerder verwezenlijkte. Niet alleen heroverde hij de eerste plaats op o.a. jonge grootmeesters als Bart Michiels en Tanguy Ringoir maar op 53 jarige leeftijd klokt hij ook af met een piekrating van 2574 elo (fide). Geruisloos dikte Luc zijn rating aan met o.a. enkele stevige overwinningen. Een voorbeeldje zien we in de technisch gave partij hieronder op de zeer ervaren Russische grootmeester Vyacheslav Ikonnikov.
Het verslaan van zwakkere spelers brengt niet veel op maar als je het bijna feilloos kunt op de regelmaat van de klok dan helpt het natuurlijk ook om de rating te verbeteren. Zo verloor ik zelf een paar jaren geleden vrij kansloos tegen Luc in de Belgische interclub.
Ik ken Luc persoonlijk niet dus ik kan alleen maar gissen dat hij de laatste tijd hard aan het schaken heeft gewerkt. Ik ben benieuwd of hij bepaalde nieuwe inzichten/ trainingstechnieken toepast. Spijtig dat er niet meer ruchtbaarheid is gegeven aan deze unieke prestatie. De nieuwsberichtgeving ligt met een zeer afgezwakte schaakfabriek tegenwoordig op apegapen.

Brabo