vrijdag 25 oktober 2019

Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken? deel 2

De voorbije 2,5 jaar heb ik verscheidene malen mijn zoon (en) dochter begeleid tijdens meerdaagse-schaaktornooien. Ik speelde zelf niet mee soms omdat het niet toegelaten was maar vooral omdat ik bewust koos om voor hen ten allen tijde beschikbaar te zijn. Persoonlijk voelde ik dit aan als de juiste keuze voor mezelf maar ik zag ook ouders kiezen voor het tegenovergestelde dus zelf meespelen. Ik vind het wel vreemd om te zien hoe ouders blijkbaar het niet erg vinden dat hun eigen kind (soms niet ouder dan 8 jaar) uren in het cafetaria zit rond te dwalen omdat papa nog niet klaar is met zijn eigen partij. In het schaken lopen voldoende vreemde snuiters rond dat ik zoiets op zijn minst riskant beschouw.

Dus zoals ik al meerdere malen op deze blog over schreef, heb ik vele uren zitten wachten op mijn kinderen tijdens die tornooien. Met lezen en praten met andere ouders gaat de tijd toch nog vrij goed vooruit maar daarnaast neem ik ook nog steevast mijn portable mee om de analyses van mijn eigen partijen te kunnen verderzetten. Dit laatste trekt natuurlijk tijdens een schaaktornooi enkele nieuwsgierige schakers. Ik vermoed ook dat het argwaan schept bij sommige want met de huidige elektronica weet je maar nooit of het een poging is om vals te spelen. Zelfs een enkele keer kwam een scheidsrechter zich vergewissen om te zien of de stelling die ik aan het analyseren was, niet van een lopende partij afkomstig was.

Wanneer ik op de 2de dag nog steeds bezig ben met dezelfde partij te analyseren, krijg ik al de eerste verbaasde vragen van schakers. Hoe diep analyseer je wel je eigen partijen? Hoeveel tijd spendeer je aan het analyseren van de partijen? ... Echter als ik na de 4de dag nog steeds dezelfde partij aan het analyseren ben, dan haakt elke toeschouwer af. Dit soort analyses is misschien ok voor correspondentieschaak maar dit is niet het soort schaak waarin de tornooischaker geïnteresseerd is.

In deel 1 van Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken? schreef ik dat een partij-analyse gemiddeld 4-5 uren van mijn persoonlijke tijd in beslag nam. Dit is een geschatte tijd en houdt bovendien geen rekening met de uren processing tijd die mijn computers hebben verbruikt. In hetzelfde artikel schreef ik dat de computer wellicht ongeveer een 5 keer meer tijd verbruikt. Als je dan weet dat ik de PC enkel laat analyseren overdag als ik in de buurt ben dan begrijp je al snel dat een analyse meerdere dagen kan duren.

Hoeveel dagen exact en waaraan de meeste analyses werden gemaakt, vond ik eens interessant om te ontleden. Ik wist dat ik de laatste tijd vooral werkte aan openingen en er grote verschillen waren van partij-analyse tot partij-analyse maar je hebt meetresultaten nodig om inzicht te krijgen hierin. Met een chronometer elke partij-analyse trachten te volgen gedurende meerdere maanden was voor mij onbegonnen werk maar er bestaat gelukkig wel een alternatief om gemakkelijk en snel alsnog betrouwbare resultaten te krijgen namelijk "Autosave.cbh".

Ik vermoed dat de meeste schakers het nu horen donderen in Keulen. Wat is "Autosave" en hoe zou dit een chronometer kunnen vervangen? De heel trouwe en aandachtige bloglezer zou moeten herinneren dat ik de term al vermeld heb in het artikel de partijvoorbereiding deel 2. Toen had ik het over de databases die deeluitmaken van de cockpit die ik gebruik bij het analyseren en 1 daarvan is "Autosave.cbh". Ik heb er toen niet dieper op ingegaan omdat het slechts bijkomstig was voor het artikel. Nu de naam "Autosave.cbh" verklaart zichzelf al deels. Het bestand bewaart iets automatisch.

Net zoals excel, word, ... zorgt Chessbase er ook voor dat op geregelde tijdstippen er bewaard wordt zodat je bij een crash van het systeem niet alles wat je de laatste uren gemaakt heb, verliest. Dit bestand wordt automatisch aangemaakt bij de installatie en kan je normaal vinden onder de directory Chessbase\MyWork zie hieronder voor een screenshot.
Dus heb je ooit een crash gehad dan kan je vaak toch nog de gemaakte partijnotatie + analyses terugvinden in "Autosave.cbh" en terugbrengen naar het bestand waar je het wenst te bewaren. Bovendien bewaart "Autosave.cbh" niet enkel de laatste versie maar ook alle eerdere versies waardoor je eventueel verwijderingen waarvan je spijt hebt, alsnog kunt rechtzetten. Of zoals voor dit artikel kan je dankzij "Autosave.cbh" ook nagaan hoeveel versies er over de opening, middenspel of eindspel bewaard zijn. 200 versies van een partij in "Autosave.cbh" bleken voor mij geen uitzondering te zijn. Een glimp hiervan toont onderstaande screenshot.
Timestamps heb ik spijtig niet gevonden bij de versies maar het lijkt mij ok om te veronderstellen dat elke versie ongeveer eenzelfde analyse-tijd overspant. Dit kwam trouwens ook tot uiting wanneer ik 2 tornooien vergeleek door het aantal analyse-dagen te delen door het aantal versies. De afwijking was 11% dus voldoende om conclusies te kunnen maken. De 2 tornooien die ik in rekening bracht, waren Open Gent en Open Brasschaat gespeeld voorbije zomer. De partijanalyses van Open Gent beëindigde ik op 28 augustus en dat komt overeen met 27 analyse-dagen (tijdens Open Brasschaat werkte ik er niet aan). De partijanalyses van Open Brasschaat beëindigde ik op 17 oktober en dat komt dan overeen met 47 analyse-dagen (tijdens interclub en clubkampioenschap werkte ik er niet aan). Uiteindelijk kon ik in een uurtje een vrij gedetailleerde analyse maken van het aantal dagen dat er gespendeerd werd aan het analyseren van mijn 18 partijen.
Gemiddeld hebben we dus iets meer dan 4 analyse-dagen per partij maar er zijn grote verschillen tussen de partijen. Zo spendeer ik minder dan 1 dag aan mijn 4de ronde Open Gent terwijl ik aan de 1ste ronde van Open Brasschaat meer dan 11 dagen bezig was.

In tegenstelling tot wat er wellicht verwacht wordt, zie ik dat elo van de tegenstander noch resultaat van de partij invloed hebben op het aantal analyse-dagen. De grootste dominator blijkt de opening te zijn. 80% van de tijd gaat daar naar toe en dat lijkt mij normaal gezien ik de wetenschappelijke aanpak hanteer. Je kan nu eenmaal niet telkens succesvol dezelfde opening spelen zonder grondige studie.

We zien dan ook dat ik veel tijd spendeer aan partijen met openingen waarvan ik nog niet eerder een uitgebreide openingsanalyse gemaakt heb. Echter dit betekent evenmin dat ik de andere fasen van een partij verwaarloos. Slechts 5% spenderen aan eindspelen lijkt ondermaats maar ik denk dat er weinig schakers kunnen zeggen dat ze de afgelopen 2,5 maand meer dan 4 dagen bezig zijn geweest met serieus eindspelen te analyseren.

Ja ik geloof dat ik met dit artikel nogmaals heb aangetoond dat ik niet zomaar de gemiddelde schaker ben die zijn partijtjes speelt en daarna maximum enkele minuutjes achteraf kijkt naar de fouten. Trouwens het intensief analyseren van mijn partijen doe ik al meer dan 20 jaar. Over de jaren heen heb ik de analyse-methodes wel verfijnd en heb ik veel meer klemtoon gelegd op de opening.

Verscheidene internationaal meesters hebben mij al gezegd dat ze zelf hun partijen nooit zo uitgebreid analyseren. In elk geval is het zo dat ik dit soort analyses nooit verlang van mijn leerlingen. Dit doe je enkel wanneer je er zelf zin in hebt. In een volgend artikel wil ik het daarom eens hebben over hoe zinvol zoiets is voor je eigen ontwikkeling. Is er meer dan enkel plezier?

Brabo

dinsdag 15 oktober 2019

Paswoord deel 2

Recent passeerde een tweet op twitter dat “Kens paswoord gekraakt was”. Blijkbaar had iemand in 2014 een unix paswoordfile gevonden, van een zeer select groepje IT’ers (zeg maar pioniers) en toen al geprobeerd om de paswoorden te kraken (unix versleutelt paswoorden op een manier dat zelfs een admin of superuser ze niet kan ontcijferen). Onder de namen enkele zeer bekende zoals Ken Thompson, Dennis Ritchie , Brian Kernighan, Steve Bourne en Bill Joy. We hebben het hier over een team dat in de jaren ’60 en ’70 de basis legde voor zowat alle huidige ICT. Mocht je deze namen vertalen naar topschakers, dan zouden we het hebben over Steinitz, Tarrasch, Lasker, Reti en Nimzowitsch, no less.

Die unix-file met paswoorden bleek moeilijk te kraken in 2014; de hardware was toen nog niet zo sterk als nu. Een twintigtal woorden viel relatief snel door de mand, maar een vijftal hield goed stand. De laatste man die stand hield was… Ken Thompson, en zijn paswoord was schaakgerelateerd.

Op deze site (ken thompsons old unix password cracked) kan je het verhaal lezen. Versleuteld maakte unix van het paswoord “ZghOT0eRm4U9s” en dat bleek uiteindelijk “p/q2-q4!” te zijn. Met andere woorden, zijn paswoord was gewoon “d2-d4!”.

Schaakgerelateerde paswoorden zijn sterk, en dat mag niet verbazen: Kens paswoord bevatte letters, cijfers, speciale karakters in een blijkbaar niet-logische volgorde. Nu is dat een truukje dat ik ook al gebruik. De reden is simpel: als je “1.d4 f5 2.e4!” als paswoord neemt, dan hoef je enkel “Staunton” te onthouden. Ik weet nog dat ik als student in Oostende op de PDP-11 inlogde met mijn naam en “e4e5f4” als paswoord.

Er zijn diverse sites waarop je de sterkte van je paswoord kan controleren; twee goede sites lijken me https://howsecureismypassword.net/ en https://password.kaspersky.com/. Andere sites geven je richtlijnen welke karakters je nog kan toevoegen, maar deze twee geven een indicatie hoe lang het duurt vooraleer je paswoord gekraakt is. Die indicatie is sterk afhankelijk van de snelheid van de computer die aan het werk is en omdat de eerste site conservatiever is (blijkbaar beschouwen ze de hackers als zeer goed uitgerust), hanteer ik hier die eerste.

Die “e4e5f4” gaat nog geen seconde mee (54 milliseconden), maar dat verandert snel wanneer je de notatie voluit schrijft: “1.e4 e5 2.f4” dan kom je al aan 600 jaar. Met wat extra tekens erbij “1.e4! e5! 2.f4?” kom je aan 4 miljard jaar. Niet slecht voor een “simpel te onthouden” paswoord – je hoeft enkel “koningsgambiet” te onthouden.

Natuurlijk, hoe langer de reeks hoe beter; de Franse MacCutcheon (1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Pf6 4.Lg5 Lb4) gaat 10^48 jaar mee, en dan nog zonder uitroeptekens of vraagtekens. Voor wie de variant speelt, is dat leuk meegenomen, maar het is wel een heel lang en onpraktisch paswoord. Zo is het eenvoudige  “Saveedra 6.c7-c8:T!” al goed voor 36 x 10^18 jaar rekenwerk, en veel makkelijker te onthouden.

Voor wie geen zettenreeksen wil onthouden, maar liever een schaaknaam als paswoord intikt, kan ik “Roman Dzindzichashvili” (42 x 10^21 jaar) of “Zurab Azmaiparashvili” (596 x 10^18 jaar) aanbevelen. Have fun en keep it safe!

HK5000

woensdag 9 oktober 2019

13. Andrija Fuderer

13. Andrija Fuderer

(13 mei 1931, Subotica – 2 oktober 2011, Palamos)
Een verrassing in deze lijst? Misschien gaan niet veel Belgen Fuderer als Belgische schaker beschouwen. Nochtans heeft hij wel degelijk “bij ons” gespeeld, maar dan wel toen zijn grootste successen al lang achter de rug lagen – successen die hij als schaakbelg  nooit meer geëvenaard heeft.

Andrija Fuderer kan beschouwd worden als één van de meest talentvolle Joegoslavische spelers ooit. Fuderer werd gezien als een nieuwe Morphy, nog voor er sprake was van Tal. Zijn aanvallen waren spectaculair, verrassend, verzengend, stormachtig. Maar hij was net iets te onregelmatig om wereldtop te blijven.

Getuige daarvan zijn zwanenzang in het interzonaal tornooi van Goteborg 1955: in de eerste tornooihelft speelde hij de sterren van de hemel, maar in de tweede helft werd hij onder de voet gelopen. Hij eindigde ontgoocheld 14de - 15de. Daarna was het vuur gedoofd en trok hij zich praktisch terug uit de schaakwereld – hij legde zich toe op een (succesvolle) carrière als scheikundig ingenieur, vond werk in de Antwerpse haven en kon enkele patenten op zijn naam brengen. Hij werd lid van Deurne en speelde occasioneel nog eens interclub. Maar terug naar het begin.

Fuderer is een "typisch wonderkind". Hij is goed in wiskunde, muziek en schaken. Hij wint het NK Jeugd in Joegoslavië in 1947. In 1948 wint hij op gelukkige manier een door Prins schitterend gespeeld Evansgambiet in Rogaska Slatina – fortuna adiuvat fortes... In Bled 1950 speelt hij zijn eerste internationale tornooi: meteen vierde met 8/14, na Najdorf (10,5), Pilknik (9) en O’Kelly (8,5). Dan al haalt hij ook al zijn tactische stijl boven, onder andere tegen O’Kelly, die de jonge snaak denkt te kunnen verrassen met een weinig gespeelde variant in het Spaans.
Hij wordt Kroatisch kampioen in 1951, het jaar waarin hij ook tweede werd (na Rabar) in het 7de NK van Joegoslavië te Sarajevo. Dan al krijgt hij van Euwe het epitheton "Joegoslavische Morphy". Met wit is hij levensgevaarlijk in scherpe openingen, zo verslaat hij Bela Tot in 19 zetten in een Albin tegengambiet. In Hoogovens 1952 speelt hij 50% tegen een selectie van de Westerse top. Donner (in het hele tornooi niet echt goed bezig) blaast hij in 17 zetten van het bord. In het sterk bezette tornooi van Belgrado wordt hij met Milic gedeeld tweede achter Hermann Pilnik. Het trio laat een sterk peloton achter zich, met onder andere Nedeljkovic, Matanovic, O’Kelly, Udovcic en Pirc. In het NK van 1952 doet hij zijn parcours nog eens over; hij verslaat de uiteindelijke kampioen Trifunovic (zie hierna), maar vergooit tornooiwinst en de nationale titel in de laatste ronde.
Die eerste helft van het decennium is duidelijk “zijn” helft. Fuderer wordt IM in 1952, maar het is veelzeggend dat hij pas in 1990 met terugwerkende kracht de IGM titel toegekend krijgt. Gelukkig wint hij uiteindelijk wel het NK-tornooi in Zagreb 1953 (gedeeld eerste met Rabar en Pirc (13,5/19), maar hij verliest de beslissingskamp, die Pirc met duidelijke cijfers wint.

Hij wint daarna Saarbrücken 1953, wordt tweede in Opatija 1953 (Aleksandar Matanović wint) en wordt vierde in het zonaal tornooi van Munchen 1954 (Wolfgang Unzicker wint), waarmee hij zich plaatst voor het IZT het jaar erop. In de Olympiade van Amsterdam 1954 speelt hij uitstekend: 3/4 in de voorrondegroep en 6,5/8 in de finalegroep, waarbij hij Geller gewoon van het bord zet.
Een prima resultaat behaalt hij ook in Hastings 1954-55; hij wordt derde na Keres en Smyslov, maar kan winnen van Keres. En dan komt dat beruchte interzonaal tornooi, ook bekend van de Argentijnse tragedie. Zijn fans zien hem al winnen – of toch minstens zich plaatsen voor de volgende fase van het WK. En hij heeft wel degelijk fans.

Siep Postma wijdt een boekje aan hem alleen in de "Jeugdschaakserie" (een hele leuke reeks, vooral voor jonge schakers, die ook "De Avonturen van Buikje", “Aanvalluh!” en "Jeugdpartijen van Beroemde Meesters" bevat). Postma had zelfs een Fuderer-fanclub opgericht, die Fuderer volgde in het interzonaal tornooi van Goteborg.

Fuderers kansen zijn prima na zijn sterke start, extra gekleurd door fantastische partijen, waarvan deze tegen Najdorf nog altijd het naspelen meer dan waard is. Het commentaar in de Volkskrant is even enthousiast: "In een nooit vertoonde stelling rokeerde Najdorf naar de open lucht aan zijn koningskant, die men geen vleugel meer kon noemen. Fuderer bleef met zijn koning staan waar hij stond en was ijverig overal tegelijk in de weer: in het centrum, op de vleugels, en op de basislijn. Najdorf offerde een pion en Fuderer offerde er een terug. Najdorf offerde nog een pion en Fuderer offerde een loper. Najdorf offerde ook een loper, en Fuderer, die zich niet wou laten kennen, offerde een dame."
In de derde ronde had hij al hardhandig de Amerikaan Bisguier opzij gezet:
Na 12 ronden (waarvan 1 bye) heeft hij +6, =3, -1. Zijn kansen zijn uitstekend, maar dan blundert hij in de opening tegen Szabo en verliest nog van Donner, Keres, Geller, Bronstein en Pachman. Uit zijn laatste negen partijen haalt hij amper drie remises (tegen Petrosian, Spassky en Ilivitzky). Bronstein wint autoritair met 15/20 voor Keres (13,5) en Panno (13). In de slottabel blijkt dat hij 4,5/6 heeft gescoord tegen de spelers achter hem en amper 4,5/14 tegen de spelers boven hem. Fuderer beseft dat hij geen WK-materiaal is.

Was het zijn “geluk”? Tot dan toe twijfelde hij welke richting uit te gaan met zijn leven. Hij was goed in schaken, maar ook een goed pianospeler, en op de univ blonk hij uit in zijn studies scheikunde. De ervaring in het IZT ontnam de schaakwereld een tacticus van formaat, maar het gaf de schaker ook rust. Hij studeerde verder en behaalde een doctoraat aan de univ van Zagreb. Zijn schaaktestament schrijft hij in 1959, wanneer hij David Bronstein met 3-1 verslaat in een match USSR – Joegoslavië.
Het was zijn laatste grote wapenfeit. In 1957 trouwde hij met zijn Pavica; het gezin werd gezegend met twee zoons. Zurich 1960 levert hem nog een derde plaats op, na O’Kelly en Keller. Na Zagreb 1964 (vierde na Szabo, Marovic en Parma) speelt hij nog nauwelijks wedstrijden van betekenis. In 1968 trok hij weg uit Joegoslavië, eerst naar Italië, daarna naar Duitsland, en begin 70’er jaren naar België. Hij doet research bij Union Carbide en dat levert tientallen patenten op. Midden jaren ’70 interesseerde het idee van een autarkisch leven (leven zonder afhankelijkheid van buitenaf, met andere woorden, duurzaam leven) steeds meer en meer. Zijn eerste dergelijk project startte hij in Italië, en hij hield het 25 jaar in stand, tot hij het kon verkopen aan een jonger persoon met dezelfde passie. Ondertussen was er een iets luxueuzer buitenverblijf bijgekomen in Spanje, met meer comfort, en waar hij een groot deel van het jaar doorbracht. Rond 2005 ondervond hij hinder tijdens het sporten en liet zich onderzoeken: een longtumor. En hoewel hij zich relatief goed hield, kwam het einde toch relatief snel; hij overleed begin oktober 2011.

Fuderer speelde voor Joegoslavië drie Olympiades mee, telkens met een prima score: Helsinki 1952 (70%), Amsterdam 1954 (71%) en Munich 1958 (77%). Speelde hij in de jaren ’80 nog met inzet (Limbos en Winants mochten een nul tegen hem optekenen in 1982), in de negentiger jaren was zijn betrokkenheid heel wat minder. Voor het schaakspel mocht Deurne hem nog wel eens opbellen, als reserve voor interclub of zoiets. Zo zit John Van der Wiel tot zijn eigen verbazing eens tegenover hem in IC – maar vaak monden zijn partijen in remise uit – het vuur was uitgedoofd. Met Fuderer ging een heel aimabel persoon heen, die thuis hoort in het rijtje Planinc, Vitolinsh, Charousek, Nezhmetdinov. De fantasie in het schaakspel is hem eeuwig schatplichtig. 

Bronnen

HK5000

woensdag 2 oktober 2019

Katten

Elke schaakouder weet dat het vaak heel lang wachten is op zoon/dochter tijdens het schaken. Zeker als je meegaat op verplaatsing dan kan je beter op voorhand ermee rekening houden dat er weinig tijd die dag zal resteren om nog iets anders te plannen. Bovendien word je als ouder ter plaatse meestal aan je lot overgelaten door de schaakorganisatie. Soms mag je al gelukkig zijn om een stoel te vinden waarop je kunt zitten want ik heb al meerdere jeugdtornooien meegemaakt waar geen aparte ruimte was voorzien voor de begeleiders.

Daarnaast doe je best ook iets om de tijd aangenaam door te komen want vele uren stilzitten (zoals in de eerste foto van mijn artikel het geheugen) is misschien wel rustgevend maar allerminst aantrekkelijk. De meeste ouders zie ik dan ook gewapend tegen de uren wachten. Zo neemt de ene zijn computer mee om een film te bekijken. De andere zit een verslag te schrijven voor het werk. Andere ouders maken er samen een gezellige spelletjes-dag van. Ik behoor meestal bij de lezers die dus een boek, krant of andere lectuur hebben meegenomen.

Echter van lezen komt het er bij mij uiteindelijk vaak weinig van. Daarvoor ben ik een veel te grote babbelaar wat wellicht ook grotendeels het bestaan van deze blog verklaart. Ik ben iemand die weinig moeite heeft om een gesprek met een totaal onbekende persoon aan te knopen en dat heeft zo zijn voordelen. Af en toe leer je hierdoor interessante persoonlijkheden kennen.

Zo denk ik bijvoorbeeld aan de mama van Ines Dellaert die mij vertelde tijdens Open Maastricht 2018 dat ze binnenkort een professionele drone-pilote zou zijn. In Open Maastricht 2019 geraakte ik aan de praat met de papa van Matthijs De Groof die enkele jaren geleden samen met zijn broer een bedrijf voor gasdrukregelaars had opgericht zie gasflowsolutions en hiervoor de wereld rondreisde. Op het voorbije onjk kwam er toevallig een ex-profvoetballer aan tafel zitten die tal van anekdotes kon ophalen uit zijn tijd in de Nederlandse eredivisie. Tenslotte wil ik afsluiten met de heel sympathieke Alfred Olree waarmee ik tijdens hetzelfde onjk elke dag samen aan tafel zat te wachten op onze kinderen.

Alfred heeft een ongelooflijk rijk leven. Naast een drukke baan als HR-officer is hij ook nog papa van 3 zonen, getrouwd met jawel een Russische, jeugdleider + bestuurslid van de schaakkring de drie torens en tenslotte heeft een geweldige passie voor katten. Kortom er was voldoende stof om uren te praten waardoor zelfs mijn echtgenote besliste om even het shoppen te laten. Als het over Rusland gaat en vooral katten dan heb je haar interesse. Trouwens het zijn niet zomaar katten die Alfred heeft maar wel bijzonder mooie Maine Coons. Hij won al tal van prijzen ermee o.a. in België.
Bron: https://www.instagram.com/krownest_oranje/
Katten en schaken, het lijkt een vreemde combinatie maar het komt vaker voor dan je denkt. Zo bestaat er zelfs een opening genoemd naar de grootste kat die er bestaat. Jawel de leeuw natuurlijk.

Deze opening heeft een heel aparte geschiedenis. In tegenstelling tot de meeste andere openingen werd de leeuw niet bedacht door een grootmeester maar door een amateur genoemd met de toepasselijke naam Leo. Volgens de geschiedenis creëerde Leo Jansen de opening 50 jaar geleden en ondertussen zijn talloze spelers gevolgd in zijn voetsporen. Zeker op amateursniveau is het systeem bijzonder populair tot op de dag van vandaag.

Het systeem heeft dan ook enkele bijzondere voordelen t.o.v. andere openingen. Vooreerst gaat het over een universeel systeem dat je dus kunt toepassen tegen een heel wijd arsenaal van mogelijke opstellingen. Het levert eveneens uitstekende winstkansen op voor zwart zelfs tegen veel hoger gekwoteerde tegenstanders. Tenslotte is het bijzonder makkelijk aan te leren wat natuurlijk een troef is voor de amateurschaker die vaak weinig tijd heeft/ wil spenderen aan studeren.

Desalniettemin het feit dat de leeuw nooit een volwaardige opening op meesterniveau is geworden in de voorbije 50 jaar, doet toch vermoeden dat er ook iets schort. Dat laatst kwam ook tot uiting in een partijtje die mijn zoon speelde in het voorbije onjk. Met een naam als Robin Van Leeuwen ben je bijna automatisch een fan van de leeuw maar daarom scoor je uiteraard niet perse beter.
De leeuw werd genadeloos afgemaakt in de partij. Robin vertelde achteraf dat hij dit nog nooit had meegemaakt met zijn favoriete opening. Tijdens het tornooi werden schoonheidsprijzen uitgereikt en als ik vergelijk met de andere ingezonden partijen dan had deze zeker een grote kans gemaakt. Echter ik vond het niet eerlijk om dat te doen. Ik had Hugo op voorhand het hele concept getoond met het offer op e5 waardoor er van eigen creativiteit weinig overbleef.

Op meesterniveau is het offer dan ook bekend. Bovendien was het toeval dat ik tijdens de recentste Open Gent net dezelfde opening op het bord had gekregen waarna ik ervan uitgebreide analyses heb gemaakt.
Ik speelde de opening minder nauwkeurig dan mijn zoon zonder de kennis van mijn later gemaakte analyses. Het offer op e5 is in mijn partij minder gevaarlijk maar zwart kende het wel en durfde daarom geen g5 te spelen. Echter zonder g5 wordt de leeuw wel een poesje zonder klauwen.

Katten en schaken het lijkt mij toch geen goede match. Thuis komt mijn kat wel altijd naar mijn schaakactiviteiten kijken maar hij verliest heel snel zijn aandacht. Het is toch veel leuker om op de warme buik van papa een dutje te doen i.p.v. die saaie stukjes te zien bewegen.
Probeer eens vanuit die positie nog de computer te bereiken zonder de kat wakker te maken. Ik moet de gekste manoeuvres uitvoeren om een knop in te drukken, laat staan dat ik dan de juiste stelling op het bord kan krijgen.

Bovendien dat is nog niet het gekste. Wist je dat ik allergisch ben voor katten? Toch ben ik voor onze kat zijn meest favoriete persoon in het huis. Ik vermoed dat het is omdat ik hem het minst durf aan te raken. Ach en waarom hebben we dan een kat thuis? Tja dat moet je vragen aan de andere bewoners van ons huis.

Brabo

dinsdag 24 september 2019

Schaakopeningen studeren deel 3

Met onze kersverse en piepjonge Belgische kampioen Daniel Dardha wordt vandaag misschien wel te snel gedacht dat het goed gaat met de Belgische jeugd. Echter 1 zwaluw maakt nog niet de lente. Bij de -14 jarige Belgen staat Daniel vandaag 450 elo voor op de 2de dus het is zeker niet zo dat we mogen verwachten over 5-10 jaar met België in de top 10 op een schaak-olympiade te kunnen geraken.

Van een goed georganiseerd jeugdbeleid op landelijk of regionaal niveau is dan ook geen sprake. Er bestaan wel tal van kleinschalige initiatieven om de jeugd iets bij te brengen maar veel kinderen vallen nog steeds uit de boot omdat ze veraf wonen of zelfs niet op de hoogte zijn van de lessen. Bovendien gaat de begeleiding vaak niet verder dan de stappenmethode (soms maar enkele stappen) die op zich toch ook serieuze tekortkomingen kent.

Voornamelijk ouders van vreemde origine hoor ik dan ook geregeld luidop kritische vragen stellen. Heel veel Belgische jeugdschakers zijn van buitenlandse origine (zie het geheugen) en het spreekt voor zich dat er dan ook vergeleken wordt tussen landen. Zo gaf laatst een papa met Indische roots aan dat schaaklessen in zijn geboorteland Indië starten met eindspelen i.p.v. onmiddellijk taktiek aan te leren op een bord vol stukken.

Het is een heel terechte opmerking want er zijn inderdaad tal van voordelen aan vanaf het prille begin de focus te leggen op eindspelen. Zo is een bord met slechts enkele stukken veel overzichtelijker om taktiek te oefenen. Daarnaast is de krachtsverhouding tussen de stukken ook veel makkelijker te zien in een eindspel. Tenslotte is een voordeel veel concreter in een eindspel waardoor goed makkelijker van slecht kan worden onderscheiden. 

Echter een vaak wederkerende opmerking van schakers is ook dat eindspelen heel saai zijn. Hier zien we dan ook het verschil in levensfilosofie tussen mensen van diverse afkomst. Terwijl in Westerse landen fun centraal staat en dus gekeken wordt naar zo snel mogelijk de kinderen partijtjes laten spelen, wordt in Oosterse landen eerder gekeken naar het educatieve aspect. Veel allochtonen verplichten hun kinderen ook om te schaken omdat ze menen dat het belangrijk is voor hun intellectuele ontwikkeling. Fun is daarbij irrelevant wat soms tot triestige situaties leidt van kinderen die schaakleerkrachten vertellen dat ze tegen hun zin schaakles verplicht volgen.

Over openingen studeren is iedereen het meestal wel eens. Het heeft geen enkele zin om beginnende schakers openingen aan te leren. Stukken ontwikkelen, centrum bezetten met een of meerdere pionnen en rocheren is zowat alle kennis die men nodig heeft. Meer dan eens hoor je dan ook de opmerking dat sommige spelers veel te veel tijd verspillen aan openingen studeren terwijl werken aan andere facetten van het schaken vele malen efficiënter zou zijn. In de stappenmethode worden daarom terecht geen openingsvarianten aanbevolen.

Sommige jeugdschakers zie ik dan ook spelen tot op een zelfs vrij hoog niveau met een zeer geringe bagage van openingen. Vanaf welke elo wordt het dan pas belangrijk om openingen te beginnen studeren? Is het ok om als 2200 elo nog steeds niet de minste interesse in openingen te hebben want jawel er zijn wel degelijke schakers van +2200 elo die openingen gewoon spelen zoals ze het zelf aanvoelen (ik denk bijvoorbeeld aan het fenomeen Ashote Draftian is vlaams kampioen).

In mijn artikel hoeveel partijen moet ik spelen gepubliceerd eerder dit jaar werd heel duidelijk gesteld met voorbeelden uit de schaakliteratuur dat openingen studeren een belangrijk onderdeel is om meesterniveau te behalen. Tussen beginneling en kandidaatmeester zit makkelijk 1000 elo maar ongeveer vanaf middenin (+-1800 elo) zou ik toch aanraden om langzaam een repertoire op te bouwen. Trouwens recent hoorde ik van de Belgische IM Tom Piceu iets gelijkaardigs. Ook hij vond het hoogtijd om eens aan een repertoire te werken als ambitieuze +1800 speler toen bleek dat zelfs de minste openingskennis ontbrak.

Desalniettemin werd ik laatst totaal verrast toen ik de partijen bekeek van de Britse grootmeester Daniel Howard Fernandez. Daniel speelt net als Vladimir Epishin een enorme waaier aan openingen (zie mijn artikel jubileum) maar er is wel een enorm verschil in openingskennis. Van Vladimir kreeg ik de indruk dat hij zijn openingen goed beheerst. Daniel daarentegen speelt maar wat en vaak is het ook gewoon totale onzin. Hoe je met zulk repertoire ooit grootmeester kunt worden, is mij een raadsel. Het is te zeggen ik weet wel hoe hij het werd want tactisch is hij een monster maar ik kan niet begrijpen dat je niet serieus werkt aan openingen als je zoveel talent hebt. In onze onderlinge partij van de voorbije Open Gent zorgde ik dan ook ervoor om zoveel mogelijk taktiek te vermijden.
Ik kwam met groot voordeel uit de opening maar speelde iets te veel op veilig om dit voordeel vast te kunnen houden. Het lukte mij wel om de grootste complicaties uit de stelling te halen alhoewel dit bijna ook nog onvoldoende was geweest om de remise te bereiken.

Zulk repertoire zal niet standhouden tegen sterkere spelers, zou je denken. Dat dacht ik ook tot hij onze Belgische topspeler Bart Michiels vloerde in hetzelfde tornooi met een afschuwelijke opening. Zwart komt met groot voordeel uit de opening maar wordt taktisch compleet weggeblazen. Deze topontmoeting leverde Daniel uiteindelijk de tornooioverwinning op.
Spelers die denken zo wil ik ook kunnen schaken, denken beter twee keer na. Daniel speelt al vanaf heel jonge leeftijd (in 2004 -9 Brits kampioen) en reisde daarbij de hele wereld voortdurend rond (Singapore, Australië, Europa, ..) Hij is duidelijk gehard door dit harde leven. Het zou dus flink kunnen tegenvallen om hem te kopieren.

Brabo

zondag 15 september 2019

Schaakprogramma's testen

Tot enkele maanden geleden heb ik mij nooit bezig gehouden met het testen van schaakprogramma's. Ik zag het nut er ook niet van in. De testen en resultaten die CCRL wekelijks publiceert, zou ik toch nooit individueel kunnen benaderen. Bovendien is het kostenplaatje ook niet min om zoiets goed te kunnen uitvoeren. Tenslotte zijn de meeste computerpartijen allesbehalve opwindend om naar te kijken. Voor creativiteit en drama kijk je beter naar partijen tussen mensen.

Echter zoals ik in het vorig artikel al aangaf, zat ik met een open vraag voor Leela. CCRL noch andere sites boden een antwoord op hoe sterk Leela zou zijn in vergelijking met de klassieke programma's wanneer ze allebei dezelfde hardware zouden gebruiken. Dit was een probleem voor mij. Leela kan ik gratis installeren op mijn PC maar ik wou die slechts gebruiken voor mijn analyses als ik wist dat het programma zou behoren bij de beste 2 die ik bezat. Die zelf opgelegde regel  zie mijn artikel al daterend van 2012 zullen wellicht sommigen idioot vinden maar voor mij is het ergens een houvast om mijn analyses te kunnen vertrouwen in de bordpraktijk.

Dus ik besliste om Leela dan maar zelf te testen. Dan is natuurlijk de vraag hoe doe je zoiets snel, goed en liefst zo goedkoop mogelijk. Ik zou een set puzzels kunnen gebruiken maar dat toont slechts 1 aspect van een schaakprogramma. Partijen spelen leek mij beter maar ik kon/ wou evenmin mijn hardware missen gedurende meerdere maanden. Een rapidmatch met tempo 15 minuten + 10 seconden increment over 100 partijen leek mij nog net haalbaar en zou toch al een goede eerste indicatie moeten opleveren van de speelsterkte. Daar de inzet een plaats was bij de top 2 van mijn schaakprogramma's vond ik het dan ook logisch om de nummer 2: Komodo 11 te kiezen voor de match.

Dan rest er nog de vraag wat te doen met de openingen. Laten we de programma's vrij in de keuze of gebruiken we een reeks stellingen die de programma's met verwisselende kleuren moeten uitspelen zoals TCEC doet?  Een vrij keuze benadert het best hoe mensen tegen elkaar spelen maar er zijn ook nadelen aan deze methode. De openingskeuzes zullen wellicht weinig of niet overlappen met mijn repertoire. Het risico bestaat dat de spanning snel uit de partijen zal verdwijnen met als gevolg een heel hoog ongewenst remisepercentage. Tenslotte Leela zal zonder openingsboek bijna altijd dezelfde openingszetten kiezen waardoor je dus riskeert om meerdere keren dezelfde opening/partij te spelen.

Dus ik koos voor een reeks stellingen maar dan is het opnieuw kiezen. Deze keer had ik snel een slimme oplossing gevonden. Ik maakte een nieuwe database en voegde een selectie toe van 50 recent gespeelde partijen van mezelf. Vervolgens verwijderde ik in alle partijen de zetten na zet 10. Hierdoor had ik een paar duplicaten die ik snel verving door nog enkele extra zelf gespeelde partijen te selecteren. Het eindresultaat was een mooie mix van 50 stellingen waarin soms het evenwicht al verbroken was. Hiermee was het gevaar van te veel remises alvast van de baan. Bovendien zouden steeds openingen gespeeld worden die ik zelf al op het bord heb gehad waardoor het sowieso leuk zou worden om de partijen te volgen.

Eindelijk was alles klaar. Via Fritz startte ik het menu op om de match te initialiseren want ik automatiseerde natuurlijk het hele proces. Eerst selecteerde ik Leela. Daarna Komodo 11. Ik koos het juiste tempo en als laatste stap linkte ik naar de database met mijn 50 stellingen. Na een laatste check van de parameters klikte ik op ok en de match was gestart.
Ongeveer 3 volle dagen duurde de match. Zowel dag als nacht liet ik hiervoor de PC aanstaan maar ik onderbrak wel een paar keer het proces om o.a. de PC eens te laten afkoelen want we zaten toen net in een hittegolf. Het was geen probleem om de draad terug op te pikken waar ik gestopt was waardoor het kinderspel was om zulke match tot een goed einde te brengen.

De match werd een groot succes die het testen oversteeg. Vooreerst bleek al snel dat beide programma's aan elkaar gewaagd waren maar tezelfdertijd ook totaal andere stijlen hadden. Daarnaast ontaardde menig partij in een spektakel bovendien met openingen die rechtstreeks uit mijn repertoire kwamen. Niet zelden soms zelfs met de kinderen erbij gingen we een uurtje 1 of meerdere partijen live volgen. Mijn kinderen vroegen mij ook geregeld naar wat de voorlopige stand was en er ontstond al snel een voorliefde voor kleine Leela die ondanks zijn tactische handicap (meer hierover later) er toch geregeld inslaagde om de reus Komodo te verslaan.

Dit smaakte naar meer en dit deed mij dan ook besluiten om in de maanden daarna nog 2 keer een gelijkaardige match te organiseren met nieuwere versies van Leela. Voor de 3de match verving ik wel enkele stellingen omdat het evenwicht te hard was doorbroken. Als in de 2 vorige matchen 4 keer hetzelfde kleur (dus ongeacht welk schaakprogramma) had gewonnen dan leek het mij toch beter om een andere stelling van een van mijn andere bordpartijen te kiezen.

2 matchen werden nipt verloren door Leela. De 2de match speelde Leela gelijk. Dit vond ik een onverwacht en bijzonder goed resultaat op mijn bescheiden hardware die zeker niet optimaal is voor Lc0. Anderzijds hebben de matchen mijn oorspronkelijke vraag niet kunnen beantwoorden. Het verschil is te klein om zekerheid te hebben wie de nummer 2 is van mijn beste schaakprogramma's. Heel erg vind ik dat niet want uiteindelijk heb ik Leela heel goed leren kennen in 300 partijen waardoor ik nu ook een vrij goed idee heb wanneer Leela het best gebruikt kan worden voor de analyse.

In mijn vorig artikel hebben we al kennisgemaakt met Leela door te kijken hoe het programma reageert in diverse stellingen maar het is pas door haar partijen na te spelen dat je pas echt beseft hoe verschillend het programma wel is t.o.v. de rest. Het is dan ook normaal dat ik het artikel beëindig met een selectie van 3 partijen waarin de kwaliteiten en minpunten het best naar boven komen van Leela. Dit was geen makkelijke opdracht want er was een zeer ruime keuze aan waanzinnig mooie partijen. Ik begin met een fantastische partij die start vanuit de Chigorinvariant van het Spaans (die o.a. aan bod kwam in het recente artikel statistiek). Leela offert heel vroeg een kwaliteit en slaagt daarna als een echte wurgslang heel langzaam zwart te versmachten.
Het bijzondere aan deze partij vind ik dat er geen vast centrum is. De strijd woedt over de ganse breedte van het bord maar nooit krijgt zwart de kans om zijn extra kwaliteit te kunnen gebruiken.

Een 2de partij ontstaat vanuit een Hollandse stonewall die ik o.a. op het bord kreeg eind 2017 tegen de Nederlandse IM Xander Wemmers zie geheim. In deze partij zien we het oprukken van beide randpionnen van Leela die zo typisch is voor zijn stijl. Daarnaast zien we een machtige demonstratie van activiteit. Komodo snapt in de verste verte niet waarmee Leela bezig is.
Leela speelde deze partij zoals vele anderen met een begrip van open lijnen, slechte lopers die vele malen geavanceerder was dan Komodo.

Als je al de vorige 2 partijen hebt nagespeeld dan begin je zelfs af te vragen hoe het mogelijk is dat Leela er niet in geslaagd is om Komodo helemaal te vernietigen in de matchen. Wel te vaak ging het taktisch helemaal fout. Een mooi voorbeeldje is de volgende partij waarin Leela 5 zetten te laat pas de combinatie begreep.
De blogliefhebber zal wellicht de link naar mijn artikel het vlindereffect ontdekt hebben. Alle zetten kwamen daar al aan bod dus het was voor mij wel een verrassing om dit effectief allemaal gespeeld te zien.

Het testen van schaakprogramma's met behulp van dit soort matchen smaakt naar meer. Het zal niet voor direct zijn want voorlopig heb ik nog te veel ander werk. Bovendien werkt Leela aan een totaal nieuw netwerk waarbij terug van 0 is begonnen waardoor het vandaag nog zwakker is dan de netwerken van enkele maanden terug. Het zou ook leuk zijn om tegen een volgende match te kunnen beschikken over nieuwere en sterkere hardware.

Brabo

zondag 8 september 2019

Leela (Lc0)

Eind 2017 vermeldde ik op mijn blog over de eerste +50 jarige die de 2700 grens doorbrak. Echter straks verwacht iedereen dat dit record verpulverd zal worden door oud wereldkampioen Viswanathan Anand. In december wordt hij 50 jaar en vandaag heeft hij nog steeds een torenhoge rating van 2765.

De jonge Nederlandse topgrootmeester Anish Giri sprak zijn bewondering hiervoor al uit in een recent interview op chess.com. Anand is een fascinerend fenomeen. In tegenstelling tot zijn leeftijdsgenoten is hij nog steeds jong van hart. De meeste mensen van zijn leeftijd zijn niet happig om veranderingen door te voeren. Zij stoppen met het downloaden van de laatste software of vernieuwen niet meer hun apps zoals jonge mensen doen. Echter Anand zorgt er nog steeds voor dat hij mee is met de laatste apps op zijn smartphone. Het feit dat hij nog vandaag bij de wereldtop behoort, is de verdienste van steeds opnieuw jezelf uit te vinden.

Dat motivatie vaak ontbreekt bij oudere spelers, zie ik geregeld bevestigd rondom mij. In de meest recente Vlaanderen Schaakt Digitaal spreekt de uitgever over Fritz. Dat programma gebruikte ik 20 jaar geleden om te analyseren. Vandaag nog Fritz gebruiken terwijl er gratis veel sterkere software beschikbaar is, getuigt voor mij enkel van een totaal gebrek aan ambities. Echter het wordt schrijnender wanneer een auteur die beschouwd wordt als absolute wereldtop betreffende openingsboeken zelf al niet meer mee is met de laatste ontwikkelingen. In een recent interview gaf de Israelische grootmeester Boris Avrukh blijk dat hij helemaal niet meer up to date was met zijn softwareZijn repertoire-boeken staan bekend als de beste die op de markt beschikbaar zijn maar dan is het toch een schok om te horen dat hij een oude versie van Stockfish had gebruikt en tot voor kort nog nooit had gehoord van Leela, laat staan er mee had gewerkt.

Het lijkt mij dan ook dat het vuur is uitgedoofd bij deze 41 jarige schaker. Het verwondert mij bijgevolg dan ook niet dat hij bij de aankondiging van zijn meest recente boek erbij vertelde dat dit zijn laatste zou zijn. Net zoals de 44 jarige oud-wereldkampioen Kramnik die zijn afscheid een paar maanden geleden had aangekondigd, heeft hij al tal van nieuwe plannen en uitdagingen. Van een zwart gat zal dus geen sprake zijn en natuurlijk is het uiteindelijk aan de persoon zelf om zijn eigen leven te leiden.

Zelf zit ik in dezelfde leeftijdscategorie maar last van schaakmoeheid heb ik nog helemaal niet. Integendeel want mijn schaakactiviteiten worden enkel opgeschroefd. Zo speel ik eind deze maand voor het eerst sedert meer dan een decennium weer schaak in het buitenland. Samen met mijn zoon Hugo spelen we in hetzelfde team voor Axel Landau in de Nederlandse interclub. Daarnaast na 2 decennia openingsboeken te negeren, heb ik er recent enkele aangeschaft en bestudeerd zie (o.a. statistiek). Tenslotte blijf ik heel aandachtig alle schaakontwikkelingen volgen op diverse schaaksites. Over 1 van die ontwikkelingen wil ik in dit artikel dieper op ingaan.

Over de opkomst van Alphazero en daarna Lc0 werd al meermaals geschreven op deze blog maar voor de gewone amateurschaker zal dit wellicht weinig interessant zijn geweest. Wat ben je tenslotte met een programma waar je zelf toch niet mee kunt werken? Wel dit laatste klopt niet (meer). Ik ben er enkele maanden geleden in geslaagd om Lc0 te installeren op mijn PC en ben ondertussen een absolute fan geworden. Begin 2018 kloeg ik dat de topprogramma's te veel op elkaar geleken waardoor het erg twijfelachtig was geworden of het nog nuttig was om behalve Stockfish nog iets anders te consulteren zie analyseren met de computer deel 3. Lc0 is compleet andere koek dan de klassieke engines. Je krijgt van Lc0 heel vaak een zeer waardevolle en afwijkende opinie.

Dus Lc0 is vandaag beschikbaar voor iedereen. Veel grootmeesters gebruiken het al geruime tijd zie bijvoorbeeld een recent interview van de Franse grootmeester Iossif Dorfman maar voor de meeste amateurs is het nog onbekend. Nochtans zie ik ook voor hen potentieel in het programma. Zo gebeurt het regelmatig dat de traditionele schaakprogramma's complexe tactische oplossingen bedenken voor bepaalde openingsvraagstukken. Daarentegen is het niet zelden dat Leela kiest voor een veel rustiger alternatief gebaseerd op solide positionele zetten en dat is meestal veel eenvoudiger en makkelijker om te begrijpen en te herinneren. Tijdens mijn partijvoorbereidingen van de meest recente editie van Open Brasschaat liet ik mij daarom geregeld leiden door Leela om keuzes te maken in de opening. Een leuk voorbeeldje hiervan was onderstaande opening die deel uitmaakte van mijn voorbereiding op Guy Baete.
De openingen die amateurs spelen worden vaak genegeerd door grootmeesters en dan is het zeker een plus om Lc0 te kunnen raadplegen.

Ook in het middenspel vind ik Leela bijzonder goed presterend. Bij het nakijken van mijn analyses gemaakt in de laatste jaren vond Leela zo goed als alle kritieke zetten. Sommige lezers zullen misschien nog mijn artikel de horizon uit 2014 herinneren waarin ik aangaf dat programma's zoals Houdini en Stockfish na een uur rekenen nog steeds niet de beste zet f3 konden vinden. Wel Leela doet er vandaag op mijn desktop slechts 19 seconden over.
De laatste versie van Stockfish vindt f3 nu ook snel. Het toont nogmaals aan dat de schaakprogramma's er enorm op vooruit zijn gegaan in de laatste jaren.

Tenslotte is het eindspel misschien wel de fase waarin Leela het grootste verschil toont t.o.v de klassieke programma's. In het bijzonder wanneer er geen gebruik kan gemaakt worden van tablebases merk ik op dat Leela veel accurater is met de evaluatie. Keer op keer zag ik hoe Lc0 dankzij deze troef kon ontsnappen met remise uit benarde situaties. Een mooi voorbeeldje is een partijfragment die kwam uit een match Komodo tegen Lc0.
Dan is natuurlijk de volgende vraag: "hoe sterk is Leela precies". Ik zou kunnen verwijzen naar de meest recente superfinale van TCEC die Leela won van Stockfish met 53,5- 46,5 maar dat zou voor mijn PC een vertekend beeld geven. Voor TCEC wordt hardware gebruikt die Lc0 veel sterker laat spelen dan op mijn 2 jaar oude desktop (een AMD FX(tm)-6300 6 core processor 3,5Ghz met een Nvidia Geforce GTX 960 grafische kaart).  Op CCRL is het een gelijkaardig verhaal want ook daar worden de programma's niet vergeleken op dezelfde hardware. Uiteindelijk vond ik het noodzakelijk om dan zelf maar de programma's op mijn PC te vergelijken. 1 van de 3 Leela-versies die ik testte, haalde in een 100 partijen-rapidmatch met Komodo 11 (het enige commerciële programma dat ik nog gebruik in de analyses) een zeer knappe 50-50 score (meer hierover in een volgend artikel). Met een trager tempo blijkt Lc0 zelfs nog iets te winnen aan sterkte t.o.v. de concurrentie volgens CCRL.

Dus zelfs op mijn bescheiden hardware zit Leela luttele elopunten van de meest recente versies van Stockfish en Komodo. Ik ben er vrij zeker van dat Leela hen zou voorbij passeren op snellere hardware. Spijtig zit ik momenteel krap bij kas door allerlei onvoorziene uitgaven afgelopen jaar waardoor ik de droom van krachtige nieuwe hardware voorlopig on hold moet plaatsen.

Ok iedereen is nu overtuigd dat Lc0 een must is maar ik moet ook nog uitleggen hoe je Lc0 op de eigen PC kan installeren en gebruiken. Voor degene die het allemaal zelf willen uitzoeken zie Getting Started. Echter ik wil al onmiddellijk waarschuwen dat het niet zo simpel is. Op mijn 5 jaar oude portable lukte het zelfs helemaal niet. Ik vermoed dat het te maken heeft met een gebrek aan een recente grafische kaart. Zonder Nvidia grafische kaart is het wellicht zinloos.

Eerst moet je de engine downloaden en in een directory plaatsen. Je hebt de keuze tussen diverse versies. Ik koos lc0-v0.22.0-windows-opencl.zip want het is de meest recente en werkt voor mijn Nvidia grafische kaart. De cuda variant is sterker maar kreeg ik niet aan de praat op mijn PC wellicht omdat ik niet de juiste drivers heb of mijn grafische kaart te oud is. Indien je beter hardware hebt dan zou ik zeker ook de cuda variant proberen.

Vervolgens moet je een netwerk downloaden en plaatsen in dezelfde directory als de engine. Je kan kiezen uit honderden netwerken. De site beveelt netwerk 42700 maar momenteel gebruik ik 42820. Mogelijks is een ander netwerk nog een tikkeltje sterker maar het heeft weinig zin om voor een paar elopunten verschil uren te testen.

Daarna moet je dubbel klikken op het Lc0 bestand waarna je normaal een command prompt zult krijgen. Typ "go nodes 100" en druk op enter. Wacht tot het commando is uitgevoerd. Als je als laatste lijn "bestmove ..." ziet dan mag je het venster sluiten.

Ga nu naar Chessbase en start de applicatie "Create UCI Engine" onder de tab "Engine". Selecteer Lc0 en klik op ok. Als alles goed is gegaan dan moet je nu als engine Lc0 kunnen kiezen en kan je aan de slag met de nieuwe engine. Ik wil ook nog waarschuwen dat het even wennen is. Lc0 geeft pas na enkele seconden een eerste evaluatie in tegenstelling met de klassieke programma's die onmiddellijk een evaluatie tonen. Daarnaast schrik niet van het lage aantal stellingen die Lc0 bekijkt. Het is compleet normaal dat Lc0 duizend maal trager is dan Stockfish. Dit doet geen afbreuk op zijn speelsterkte.

Voila we zijn weer up to date maar de ontwikkelingen blijven niet stilstaan. Nieuwe neurale netwerken staan te piepen aan de deur. Chessbase wil natuurlijk ook meespelen in dit domein en stelde recent fat fritz voor. Interessanter vind ik de nieuwe schaakprogramma's die momenteel in de meestergroep van TCEC seizoen 16 aan het spelen zijn. Namen zoals Alliestein, Scorpio and Stoofvlees mengen zich al aan de top. Ja stoofvlees deed bij mij ook even de wenkbrauwen fronsen. De auteur is de Belg met Italiaanse roots Gian-Carlo Pascutto die blijkbaar liever stoofvlees eet dan pizza.

Brabo