Vorige week was er zeer verrassend nieuws in de schaakwereld met de aankondiging van Magnus Carlsen die in september de World-cup zal meespelen. Niet alleen ziet Magnus dit tornooi in tegenstelling met vele van zijn (oudere) collega's als een leuke uitdaging maar zijn onverwachte deelname zorgt ook voor complicaties. De World-cup is een kwalificatie-tornooi voor het kandidatentornooi maar het is niet helemaal duidelijk wie er kwalificeert als Magnus op een kwalificatie-plaats eindigt.
Eerder werd meermaals gezegd dat de world-cup een loterij is maar Magnus weet zelf ook wel dat het formaat hem sterk bevoordeelt. In klassiek schaak zal het tegen de sterkste spelers kwestie zijn van niet te verliezen want in de tiebreak is hij torenhoog favoriet. De tiebreak bestaat uitsluitend uit rapid en blitz en in die disciplines is hij de onbetwiste nummer 1. De ratingverschillen met de andere topspelers loopt snel op tot 100 punten en meer zie 2700chess. Kortom financieel als publicitair is zijn deelname een wel-berekende gok.
Ongetwijfeld zal de world-cup ook met een veel grotere aandacht worden gevolgd door de media dan gewoonlijk. Een wereldkampioen zorgt ervoor dat een tornooi onmiddellijk een heel andere status krijgt. Het grote publiek zal massaal weer afstemmen op de live-partijen van Magnus. Anderzijds blijft het een groot circus en daar verandert de deelname van Magnus niets aan. Matchen van slechts 2 standaard-partijen kan je onmogelijk beschouwen als een serieuze test tussen spelers. Je hebt veel meer partijen nodig om te kunnen spreken van een echte krachtmeting. Echter tijd en geld voor dit soort matchen is er zelden vandaag.
De wk-finales zijn de laatste restanten van onze rijke matchgeschiedenis. Daar ze bestaan uit slechts maximaal 12 klassieke partijen, volstaan ze vaak niet om een winnaar aan te kunnen duiden waardoor een tiebrake noodzakelijk is. Het is een spijtige maar noodzakelijke evolutie in onze hedendaagse maatschappij. Ik zal nog enkele maanden zoet zijn met het boek H.E. Bird van Hans Renette maar nu al valt het mij op dat schaken in de 19de eeuw niets meer lijkt op wat wij vandaag gewoon zijn. Matchen waren toen de norm want in die tijd ontstonden pas de allereerste tornooien. M.a.w. schaken voor 1900 gebeurde vooral door het uitdagen en aanvaarden van matchen. Trouwens dan spreken we niet over een paar partijtjes. Zo speelde Henry Bird wel 4 matchen in 1873 tegen de toenmalige Britse kampioen John Wisker samen goed voor 58 partijen. Dat is zelfs meer partijen dan de befaamde afgebroken match tussen Karpov - Kasparov gespeeld in 1984/85.
Zelf speelde ik in het verleden meerdere matchen maar uitsluitend tegen computers zie (gambieten en chesskids). Een match tegen een sterke lokale speler heb ik 4 jaar geleden hier op de blog nog toegejuicht (zie deze reactie) maar daar is zoals gewoonlijk nooit iets van gekomen. Het enige waarmee ik vandaag in de buurt kom zijn mijn individuele levenslange scores. Het schaakwereldje is heel klein dus je komt telkens weer dezelfde tegenstanders tegen in de diverse tornooien. Desalniettemin is het aantal spelers waartegen ik meer dan 5 keer een standaardpartij gespeeld heb, zeer beperkt.
Ondanks een schaak-carriere van meer dan 20 jaar is dit een zeer korte lijst. Ik vermoed dat eenzelfde lijst voor een speler zoals Tom Piceu zowel veel grotere matchen kent als vele malen langer is. Zijn partijcommentaar op een recente wedstrijd tegen Thibaut Maenhout "partij elfendertig" laat duidelijk verstaan dat hij sommige spelers wel heel vaak ontmoet. De belangrijkste reden voor mijn korte lijst is simpel. Ik speel weinig. Tom is een paar jaar jonger dan ik en heeft 1104 partijen voor Belgische rating verwerkt. Voor mij zijn er dit slechts 478.
De eerste speler in de lijst is voor mij een oude-bekende: de Belgische expert Pascal Bauwe spelend voor de West-Vlaamse schaakclub Kortrijk. Eind jaren 90 ontmoette ik hem geregeld toen ik nog uitkwam voor de Roeselaarse Torrewachters maar daarna verwaterde het contact. Hij is een zeer degelijke speler en met enkele decennia ervaring uiterst moeilijk opzij te zetten.
Onze 4 vorige onderlinge ontmoetingen werden steeds remise maar kwalitatief vind ik de partijen niet goed genoeg om eentje hier op de blog te tonen. De laatste dateerde al van 1999 dus in de recente Open Gent was ik gebrand om eindelijk eens de score te openen. Ik ben niet meer dezelfde speler van toen en dat wou ik wel eens demonstreren op het bord. Het werd misschien mijn beste partij van het tornooi want ik leverde een vrij gave partij af.
Pascal vertelde mij achteraf dat hij van mijn blog afwist maar zoals velen las hij mijn artikels niet aandachtig. Zijn openingsgok mislukte wat hij had kunnen weten indien hij mijn artikel een repertoire opbouwen had gelezen. Het bewijst nogmaals mijn stelling in mijn artikel paswoord.
Deze soort matchen gespreid over vele jaren zijn uiteraard niet hetzelfde als over een korte periode van dagen/ weken. Een speler evolueert zowel technisch als zijn openingskeuzes. Desondanks blijven bepaalde karakteristieken ook dezelfde. Als iemand 20 jaar geleden zich niet voorbereidde dan zal hij dit naar alle waarschijnlijkheid ook niet doen vandaag voor een partij. Een aanvalspeler wordt zelden een positionele speler en omgekeerd.
We hebben vandaag de elopunten zodat deze individuele levenslange scores nog weinig of geen betekenis hebben voor het publiek. Echter de betrokkenen bekijken dit vaak helemaal anders. Het is geen toeval dat een derby altijd bijzondere aandacht krijgt. Tussen de Belgische internationale meesters Stefan Docx en Geert Van der Stricht hangt ook altijd een speciale spanning. Bij elke partij tegen elkaar staat een beker op het spel die de winnaar naar huis mag nemen. De beker wordt voorzien door de winnaar van de laatste ontmoeting. Bij gelijkspel blijft de beker in het bezit van de laatste winnaar. Ik vind het een leuke en creatieve methode om hun levenslange match extra glans te geven.
Brabo
Zelf speelde ik in het verleden meerdere matchen maar uitsluitend tegen computers zie (gambieten en chesskids). Een match tegen een sterke lokale speler heb ik 4 jaar geleden hier op de blog nog toegejuicht (zie deze reactie) maar daar is zoals gewoonlijk nooit iets van gekomen. Het enige waarmee ik vandaag in de buurt kom zijn mijn individuele levenslange scores. Het schaakwereldje is heel klein dus je komt telkens weer dezelfde tegenstanders tegen in de diverse tornooien. Desalniettemin is het aantal spelers waartegen ik meer dan 5 keer een standaardpartij gespeeld heb, zeer beperkt.
Schakers waar ik minstens 5 keer een lange partij heb tegen gespeeld. |
De eerste speler in de lijst is voor mij een oude-bekende: de Belgische expert Pascal Bauwe spelend voor de West-Vlaamse schaakclub Kortrijk. Eind jaren 90 ontmoette ik hem geregeld toen ik nog uitkwam voor de Roeselaarse Torrewachters maar daarna verwaterde het contact. Hij is een zeer degelijke speler en met enkele decennia ervaring uiterst moeilijk opzij te zetten.
Bron: https://www.facebook.com/torrewachters/ |
Pascal vertelde mij achteraf dat hij van mijn blog afwist maar zoals velen las hij mijn artikels niet aandachtig. Zijn openingsgok mislukte wat hij had kunnen weten indien hij mijn artikel een repertoire opbouwen had gelezen. Het bewijst nogmaals mijn stelling in mijn artikel paswoord.
Deze soort matchen gespreid over vele jaren zijn uiteraard niet hetzelfde als over een korte periode van dagen/ weken. Een speler evolueert zowel technisch als zijn openingskeuzes. Desondanks blijven bepaalde karakteristieken ook dezelfde. Als iemand 20 jaar geleden zich niet voorbereidde dan zal hij dit naar alle waarschijnlijkheid ook niet doen vandaag voor een partij. Een aanvalspeler wordt zelden een positionele speler en omgekeerd.
We hebben vandaag de elopunten zodat deze individuele levenslange scores nog weinig of geen betekenis hebben voor het publiek. Echter de betrokkenen bekijken dit vaak helemaal anders. Het is geen toeval dat een derby altijd bijzondere aandacht krijgt. Tussen de Belgische internationale meesters Stefan Docx en Geert Van der Stricht hangt ook altijd een speciale spanning. Bij elke partij tegen elkaar staat een beker op het spel die de winnaar naar huis mag nemen. De beker wordt voorzien door de winnaar van de laatste ontmoeting. Bij gelijkspel blijft de beker in het bezit van de laatste winnaar. Ik vind het een leuke en creatieve methode om hun levenslange match extra glans te geven.
Brabo
Ik wil Magnus Carlsen zeker niet van oneerlijkheid betichten, maar stel je voor dat hij in de laatste ronde mee kan beslissen wie zich kan kwalificeren, al naar gelang het resultaat van zijn eigen partij. Een serieus ethisch vraagstuk, niet? Bij mijn weten de eerste keer dat een WK mee helpt beslissen wie zijn mogelijke uitdager wordt (los van "gekozen" uitdagers zoals Kramnik en de uitdagers voor WOII).
BeantwoordenVerwijderenAlsof Magnus expres gaat verliezen en zijn prijzengeld laat verminderen.
BeantwoordenVerwijderen