In deel 1 trachtte ik aan te tonen in welke mate openingen onze resultaten kunnen beïnvloeden. Een logisch vervolg is eens te kijken hoe we schaakopeningen kunnen studeren. Alhoewel we vandaag over enorm veel openingsboeken beschikken, bestaat er bitter weinig literatuur over hoe we best openingen bestuderen. Een uitzondering is een artikeltje op de Quality Chess Blog van Nikos Ntirilis die met enkele nuttig tips op de proppen komt.
Ik ben het eens met hem dat het spelen van partijen zonder twijfel 1 van de beste methodes is om schaakopeningen te studeren. Willen we vermijden dat we veel rating verliezen bij het introduceren van een nieuwe opening dan is het handig om die eerst uit te testen in competities die niet voor rating meetellen. Het spelen van online partijtjes zoals eerder vermeld in mijn artikel de onzin van blitz kan hiervoor een oplossing bieden. Een alternatief is het spelen tegen een computer zoals Nikos aangeeft en wat ik vroeger ook zelf deed (zie mijn artikel schaakcomposities).
Het voorbereiden van schaakpartijen (d.m.v. databases te gebruiken) is een methode die evenmin elo kost maar bij heel wat schakers al minder aantrekkelijk is. Nochtans met een goede archivering is het mogelijk om op termijn een mooi repertoire op te bouwen. Dit kunnen we natuurlijk aanvullen met het lezen van openingsboeken. Dankzij vooral Quality Chess zien we vandaag een merkbare kwaliteitsverbetering in de standaard van openingsboeken t.o.v. een decennium geleden. De kwaliteit is vaak zo goed dat je na het lezen van een boek over een nieuwe opening al als expert kan worden beschouwd mits je de nodige motivatie en concentratie opbracht. Een voorbeeld van een succesverhaal beschreef ik in mijn artikel een uitgebreid zwartrepertoire. Uiteraard spelen ambities van een speler hierin een belangrijke rol.
Zelf heb ik al in geen decennia meer openingsboeken gekocht tot grote verwondering van velen wat echter niet betekent dat ik geen ambities heb. Ik analyseer mijn partijen grondig met de computer en synthetiseer die analyses achteraf met behulp van commentaar en leestekens. Desalniettemin durf ik te stellen dat ik slechts sinds een paar jaar serieus werk maak van schaakopeningen studeren. Met behulp van een zelfontwikkelde methode analyseer ik tegenwoordig de openingen veel grondiger. Recent zie ik reeds merkbare progressie in mijn repertoire zowel betreffende correctheid als verrassingselement. Hier wil ik wel dieper op ingaan in het vervolg van dit artikel.
Als ik mijn methode in 1 zin moet omschrijven dan zou ik stellen dat ik 100 meesterpartijen in 1 specifieke opening laat analyseren door mijn beste schaakprogramma en dit vervolgens nog aanvul met de analyses van alle correspondentiepartijen, computerpartijen en eigen online partijen gespeeld in diezelfde specifieke opening. Enige uitleg lijkt mij niet overbodig zoals wat beschouw ik als meesterpartijen?
Ik gebruik als barometer dat minstens 1 van beide kleuren + 2300 elo moet hebben. Ik vermoed dat sommige grootmeesters dit te laag zullen vinden maar persoonlijk vind ik toch af en toe een interessant openingsidee van spelers net boven de 2300 elo. Bovendien krijg ik ook een beter inzicht van de zetten die ik mag verwachten van 2300 spelers wat voor mij een belangrijk segment uitmaakt van mijn tegenstanders. Een nog lagere elogrens trekken zou dan weer het rendement drastisch doen zakken. Ik ben tevreden over mijn keuze maar mis soms wel eens een interessante oude meesterpartij (toen ratings nog niet bestonden) al is het maar puur voor de historische achtergrond.
Een 2de keuze die ik maak is mijn openingsanalyses in een bepaalde opening te beperken tot ongeveer 100 meesterpartijen. De reden is simpel namelijk tijd. Om 100 meesterpartijen te verwerken gebeurt het niet zelden dat ik een week nodig heb en elk jaar wil ik tientallen zulke projecten kunnen afwerken. De 100 meesterpartijen in een opening worden geselecteerd vanaf de laatste stelling die zowel in een meesterpartij als de eigen partij voorkomen, al teruglopend naar zet 1. Een voorbeeldje legt het beter uit. Op zet 28 speelde ik een nieuwtje in mijn partij tegen Karsten Verhasselt zie artikel fouten maar de openingsanalyses startte ik al met zwarts 14de zet.
Naast de voorbereiding is dus het creëren van een openingsboek erg handig om openingen te bestuderen. Ik moet wel toegeven dat het mij laatst heel wat meer tijd kostte om zulk openingsboek te creëren dan wat ik elke jaren geleden uitlegde in mijn artikel groene zetten. Ik weet niet of het aan de complexiteit van de megadatabase 2016 lag maar het duurde wel 3 volle dagen om het openingsboek te maken. Gelukkig kon ik in de luie zetel wachten op het resultaat anders had ik het zeker al lang opgegeven. De tijdswinst met het openingsboek is enorm. De ontelbare zoekopdrachten tijdens de openingsstudie worden in een fractie van een seconde uitgevoerd en je krijgt bovendien ook een exact overzicht over welke gespeelde zetten interessant zijn om verder te analyseren.
Hiermee komen we bij de 3de keuze die ik maak in mijn openingsanalyses. Een idee zal ik negeren als elke meesterpartij een negatieve score (verliespartijen vallen hier zeker onder) hiermee toont. Ik snap wel dat er af en toe hierdoor een goed idee in de prullenmand terechtkomt maar betreffende rendement vind ik het zeker verantwoord. Het intelligent knippen van de variantenboom zorgt er uiteindelijk voor dat kwaliteit en hoeveelheid werk geoptimaliseerd worden. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk toont hieronder mooi aan hoe dit allemaal in zijn werk gaat. We zoomen in op zet 16 van mijn partij tegen Hendrik Ponnet, gespeeld in de Belgische interclub enkele maanden geleden waar ik een verbetering tracht te vinden op mijn b3 omdat ik niet tevreden was over het openingsresultaat.
Ondanks een score van + 60% in meer dan 100 partijen en dus heel wat winstpartijen voor wit, vond ik niets interessants. Het gebeurt niet vaak maar soms moet je verder terugkeren in de opening. Ik zal mij dan ook niet halsstarrig vasthouden aan het getal 100. In zulk scenario is het achteraf absoluut noodzakelijk om de analyses beknopt samen te vatten om het ooit in een partijvoorbereiding te kunnen hergebruiken.
Wel zorg ik ervoor dat ik de detailanalyses in een aparte database bewaar zodat ik bij een uitbreiding of opfrissing van de analyses gewoon verder kan werken waar ik vroeger gestopt ben. Het heeft geen zin om vandaag alle meesterpartijen in een bepaalde opening te analyseren als je al 95% een jaar eerder hebt meegenomen in een openingsanalyse. In zulk scenario zal ik enkel de 5% nieuwe partijen in rekening brengen. 10 jaar oude analyses moeten wel allemaal opnieuw maar daar had ik meestal geen gedetailleerde analyses van zoals ik ze vandaag maak.
Eenmaal de meesterpartijen geanalyseerd, analyseer ik eventuele correspondentiepartijen gespeeld met dezelfde opening die vaak theoretisch erg waardevol zijn. Iets minder belangrijk zijn computerpartijen maar net omwille van het niveau van de huidige computerprogramma's niet meer te negeren zoals ik al uitlegde in mijn artikel computers worden autonoom. Tenslotte neem ik ook mijn eigen online partijtjes in rekening. Dit doe ik niet zozeer omwille van het wetenschappelijke maar wel omdat het in de praktijk vaak nuttig is om te weten welke menselijke fouten vaak voorkomen. Zo tracht ik herhaling van mijn eigen fouten te vermijden en leer ik de soms moeilijke computerweerleggingen van de fouten van mijn tegenstanders.
Ik geef toe dat ondanks de shortcuts die ik neem, een project niet iets is waar de meeste schakers ooit zich willen mee bezig houden. Je hebt dit soort analyses helemaal niet nodig om op het niveau te spelen waar ik op speel (2300 elo). Praktisch is het evenmin want het aantal projecten blijft te beperkt waardoor er grote gaten in mijn repertoire blijven bestaan. Ik doe het dan ook omdat ik het graag doe vanuit wetenschappelijk standpunt. Een leuke bonus is het verkneukelen in het verbeteren van fouten uit recent gepubliceerde openingsboeken (bv Lars Schandorff) of op recent gespeelde correspondentiepartijen.
Brabo
Als ik mijn methode in 1 zin moet omschrijven dan zou ik stellen dat ik 100 meesterpartijen in 1 specifieke opening laat analyseren door mijn beste schaakprogramma en dit vervolgens nog aanvul met de analyses van alle correspondentiepartijen, computerpartijen en eigen online partijen gespeeld in diezelfde specifieke opening. Enige uitleg lijkt mij niet overbodig zoals wat beschouw ik als meesterpartijen?
Ik gebruik als barometer dat minstens 1 van beide kleuren + 2300 elo moet hebben. Ik vermoed dat sommige grootmeesters dit te laag zullen vinden maar persoonlijk vind ik toch af en toe een interessant openingsidee van spelers net boven de 2300 elo. Bovendien krijg ik ook een beter inzicht van de zetten die ik mag verwachten van 2300 spelers wat voor mij een belangrijk segment uitmaakt van mijn tegenstanders. Een nog lagere elogrens trekken zou dan weer het rendement drastisch doen zakken. Ik ben tevreden over mijn keuze maar mis soms wel eens een interessante oude meesterpartij (toen ratings nog niet bestonden) al is het maar puur voor de historische achtergrond.
Een 2de keuze die ik maak is mijn openingsanalyses in een bepaalde opening te beperken tot ongeveer 100 meesterpartijen. De reden is simpel namelijk tijd. Om 100 meesterpartijen te verwerken gebeurt het niet zelden dat ik een week nodig heb en elk jaar wil ik tientallen zulke projecten kunnen afwerken. De 100 meesterpartijen in een opening worden geselecteerd vanaf de laatste stelling die zowel in een meesterpartij als de eigen partij voorkomen, al teruglopend naar zet 1. Een voorbeeldje legt het beter uit. Op zet 28 speelde ik een nieuwtje in mijn partij tegen Karsten Verhasselt zie artikel fouten maar de openingsanalyses startte ik al met zwarts 14de zet.
100 meesterpartijen |
Hiermee komen we bij de 3de keuze die ik maak in mijn openingsanalyses. Een idee zal ik negeren als elke meesterpartij een negatieve score (verliespartijen vallen hier zeker onder) hiermee toont. Ik snap wel dat er af en toe hierdoor een goed idee in de prullenmand terechtkomt maar betreffende rendement vind ik het zeker verantwoord. Het intelligent knippen van de variantenboom zorgt er uiteindelijk voor dat kwaliteit en hoeveelheid werk geoptimaliseerd worden. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk toont hieronder mooi aan hoe dit allemaal in zijn werk gaat. We zoomen in op zet 16 van mijn partij tegen Hendrik Ponnet, gespeeld in de Belgische interclub enkele maanden geleden waar ik een verbetering tracht te vinden op mijn b3 omdat ik niet tevreden was over het openingsresultaat.
Eenmaal de meesterpartijen geanalyseerd, analyseer ik eventuele correspondentiepartijen gespeeld met dezelfde opening die vaak theoretisch erg waardevol zijn. Iets minder belangrijk zijn computerpartijen maar net omwille van het niveau van de huidige computerprogramma's niet meer te negeren zoals ik al uitlegde in mijn artikel computers worden autonoom. Tenslotte neem ik ook mijn eigen online partijtjes in rekening. Dit doe ik niet zozeer omwille van het wetenschappelijke maar wel omdat het in de praktijk vaak nuttig is om te weten welke menselijke fouten vaak voorkomen. Zo tracht ik herhaling van mijn eigen fouten te vermijden en leer ik de soms moeilijke computerweerleggingen van de fouten van mijn tegenstanders.
Ik geef toe dat ondanks de shortcuts die ik neem, een project niet iets is waar de meeste schakers ooit zich willen mee bezig houden. Je hebt dit soort analyses helemaal niet nodig om op het niveau te spelen waar ik op speel (2300 elo). Praktisch is het evenmin want het aantal projecten blijft te beperkt waardoor er grote gaten in mijn repertoire blijven bestaan. Ik doe het dan ook omdat ik het graag doe vanuit wetenschappelijk standpunt. Een leuke bonus is het verkneukelen in het verbeteren van fouten uit recent gepubliceerde openingsboeken (bv Lars Schandorff) of op recent gespeelde correspondentiepartijen.
Brabo
Wat een geweldige blog. Precies waar ik naar op zoek ben en elders niet kan vinden. Dank.
BeantwoordenVerwijderen