dinsdag 12 augustus 2014

Koningsgambiet met Pf3

Terwijl de "weerlegging" van het koningsgambiet met Lc4 in John Shaws boek slechts mijn nieuwsgierigheid wekte, was het vooral de anti-dote van mijn geliefkoosd systeempje op het koningsgambiet met Pf3 die mij zorgen baarde. Zelf speel ik al ongeveer 20 jaar de Fischerverdediging. Een anti-dote kende ik niet, integendeel want de laatste jaren was ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat zwarts verdediging bijzonder stevig is. We zien trouwens dat ook topgrootmeesters vandaag nog geregeld kiezen voor deze opstelling.

Het beschikbare excerpt op de officiële site van quality chess rept geen woord over de anti-dote maar dankzij enkele reviews op chessvibes en Marsh Towers kwam ik iets meer te weten. In de reviews wordt verteld dat wit tracht een voordelige transpositie te krijgen naar het Quaade-gambiet via 5.g3.

1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 !?
Met zwarts stelling na zet 4 heb ik reeds 5 officiële partijen gespeeld en ongeveer 320 online blitz/bullet-partijtjes maar nooit heb ik 5.g3 ontmoet. Bovendien een snelle check met de schaakprogramma's liet verstaan dat de zet heel wat punch bevat. Heeft John Shaw iets belangrijks ontdekt of was het toch al bekend? Ik kreeg onlangs het boek in mijn handen en het viel mij op dat er nergens vermeld staat waar 5.g3 vandaan komt. Geen enkel voorbeeld uit de praktijk met 5.g3 staat in het boek. Dus de auteur heeft dit idee zelf gevonden. Nee want ik vond in de megadatabase 5 partijen waaronder 2 wit-partijen van de Nederlandse grootmeester Harmen Jonkman en 1 van de Russische grootmeester Vadim Zvjaginsev. Trouwens die laatst vermelde speler, Vadim is 1 van mijn favoriete spelers waarvan ik steevast zijn partijtjes naspeel wanneer ik ze toevallig tegenkom. Misschien herinnert de lezer nog zijn introductie van 2.Pa3 tegen het Siciliaans in de Russische super-finale van 2005 die hij later nog 8 keer durfde te herhalen zelfs tegen + 2600 spelers.

De geschiedenis van het Koningsgambiet negeren is jammer (zie mijn blogartikeltje handleidingen) maar ideeën voorstellen in een boek als nieuw is op zijn minst dubieus. Je kan stellen dat de eerder vermelde megadatabase partijen allemaal verloren werden door wit en dus onbelangrijk zijn maar een idee moet m.i. op zijn waarde worden beoordeeld en niet enkel op de partij-resultaten (of de rating van de spelers zie blogartikel theorie). Anderzijds moet ik wel toegeven dat de auteur als eerste een belangrijke poging onderneemt om het idee te populariseren. Trouwe lezers weten van het blogartikeltje SOS dat ik gevoelig ben voor dit soort details.

Genoeg over de oorsprong van het idee want nu willen we uiteraard weten in hoeverre het idee gevaarlijk en interessant is voor de praktijk. Begin juni startte ik met een wekenlange analyse van het idee zonder vooraf te kijken wat John Shaw vertelt in zijn boek. Ik was up to date met mijn analyses van de eigen gespeelde partijen en er bleef tijd over tot Open Gent om eens extra openingsanalyses te maken zoals ik o.a. eens eerder deed voor de Aljechin zie blogartikel. Trouwens in een open tornooi is de kans beduidend groter dat je spelers ontmoet die wel eens zouden kunnen kiezen voor een experiment met bv. het koningsgambiet en bovendien ook nog op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen.

Het voordeel van niet op voorhand te kijken naar wat het boek vertelt, is dat je onbevooroordeeld kunt kijken naar de stelling en makkelijker nieuwe ideeën kunt vinden. Zo vond ik inderdaad een interessant concept met f5 dat na achteraf checken in het boek niet werd besproken.
Ik claim zeker geen voordeeltje voor zwart maar f5 lijkt mij goed speelbaar. Iemand die blindelings Johns boek volgt, kan je hiermee snel dwingen zelfstandig zijn weg te zoeken wat in de explosieve stelling zeker geen pretje is.

Vervolgens keek ik naar g4 wat de computerprogramma's aanbevelen. We belanden hiermee in het Quaada-territorium. Ik spendeerde veel tijd aan de diverse type stellingen want dit is bijna allemaal braakliggend schaakland en tal van subtiliteiten beslissen over wat wel of niet speelbaar is.
In het boek staat een sterk vereenvoudigd beeld van de mogelijkheden en misleidt daarom deels de taak waarvoor beide spelers staan. Ik moet wel toegeven dat het type stelling mij erg aantrekkelijk lijkt voor de gepassioneerde koningsgambiet-speler want wit heeft zeker flinke compensatie voor de geofferde pion.

Daarna kwam Lg7 aan de beurt. Mijn analyses overlappen compleet die van het boek maar ik ben wel minder optimistisch over wits kansen in de hoofdlijn voornamelijk na het napelen van een recente sleutelpartij.
Kent de auteur deze partij niet waarin het toch duidelijk is dat wit hard moest vechten voor een half punt of erger werd de partij met opzet genegeerd. In het boek staan partijen van 2013 vermeld dus vreemd. Tenslotte wil ik een laatste interessante mogelijkheid de lezer niet onthouden die niet toevallig mij ook de beste kansen lijkt op te leveren om het idee te weerleggen.
Na de 8ste zet vertelt de auteur: "Dit is exact het soort positie dat wit wil bereiken in het koningsgambiet. Het is scherp, interessant en zeer weinig onderzocht want er zijn slechts 5 partijen in de database met dit systeem.... In zulk onontgonnen terrein is het onmogelijk om een alomvattend overzicht te geven." Dus de lezer wordt aan zijn lot overgelaten in wat ik als meest kritieke test van het idee 5.g3 beschouw. Is het net niet de taak van een auteur om een serieuze diepgaande analyse (zoals gebruikelijk in top-correspondentieschaak) te maken in zulke situatie? Mijn idee 6..., Ld7 wordt niet vermeld en is zeker even interessant dan 6...,fxg3. Daarnaast kom ik ook met verfijningen en schema's op de proppen die nuttig zijn voor de 6...,fxg3 variant.

Ondanks de opmerkingen moet ik wel toegeven dat het boek echt wel heel goed is. Het bevat een compleet overzicht van de bestaande theorie met correcte evaluaties (zelfs al zijn die soms een beetje te subjectief). Echter ik kan ook de commentaar van MNb begrijpen op mijn vorig artikeltje. Iemand die al veel materiaal liggen heeft van het koningsgambiet zal weinig of geen nieuwe inzichten vinden in het boek. Ik betwijfel sterk of er echt originele ideeën worden aangeboden waaraan weken is gewerkt zoals ik deed voor de analyses in dit artikeltje. Een referentiewerk voor bordschakers is het boek zeker maar een correspondentieschaker kan beter gewoon de recente databases raadplegen en zelf met een engine het onderzoek leiden.

Brabo

9 opmerkingen:

  1. Ik kan me niet meer herinneren of Shaw er iets over schrijft, maar 5.g3 moet begrepen worden in de context van 1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.Pc3. Blijkbaar wil Shaw 5...g4 6.Lxf4 gxf3 7.Dxf3 vermijden - een variant van het Rosentretergambiet. Pas na 5...Lg7 krijgen we 6.g3. Dit moet weer begrepen worden in de context van het Hansteingambiet: 5.Lc4 (ipv 5.Pc3) Lg7 6.O-O Pc6 7.c3 h6 8.g3 en Alapin's Lh3! is heel vervelend voor wit. Door 6.g3 of 5.g3 te spelen wil wit dit antwoord vermijden. Het is de Zweed Johan Furhoff die het als eerste consequent heeft toegepast ook als zwart geen ...h6 speelt. In de Beckerverdediging (3...h6) was het niemand minder dan Spassky.
    Ik ben nog altijd van mening dat na 1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 g4 6.Ph4 f3 7.Pc3 Pc6 het nauwkeuriger is om eerst 8.h3 te spelen en pas na ...h5 met 9.Le3 te vervolgen. In jouw variant is 13...h5 ronduit slecht .....

    Na 3...g5 4.Pc3 d6 5.d4 Lg7 6.g3 Pc6 moet zwart ook rekening houden met 7.Lb5. Op dit moment heb ik niet de energie om al mijn oude analyses te hercontroleren, maar ik herinner me wel dat 7.d5 me niet erg aantrok. Mijn gok is dat Shaw de partij Nepustil-Fetisov simpelweg over het hoofd heeft gezien. De vele zetverwisselingen brengen een mens gemakkelijk in de war.

    Zo vergeet jij te vermelden dat 3...d6 4.d4 g5 5.g3 h6 6.Pc3 de goeie ouwe Beckerverdediging is. Als jouw variant het beste is voor zwart moet je serieus 3...h6 gaan overwegen! Bij 8.Lc4 vergeet je na te gaan of we niet weer in het Hansteingambiet terecht zijn gekomen. Het zou me niet verbazen, maar alweer heb ik op dit moment geen zin het na te trekken.
    6...Ld7 is een grappig zetje, maar wit kan verbeteren met 7.Lc4 Pc6 8.O-O Pa5 9.Ld3, waar de loper beter staat dan op e2.

    Short is een GM en ik bepaald niet, maar 6...fxg3 7.hxg3 Lg7 8.Le3 Pf6 9.Dd3 Pg4 zou ik geneigd zijn met het simpele 10.Lg1 te beantwoorden. Vervolgens zou ik systematisch moeten uitzoeken of ik de dame dan op d2 of d3 wilde hebben.
    Als de schrijver zoiets had gedaan - of had gedaan wat jij in je twee stukjes deed, maar dan diepgaander - zou ik het boek hoogstwaarschijnlijk wel gekocht hebben.

    Tot slot wil ik nog even vermelden wat het echte probleem is met 3.Pf3. Shaw noemt het ook. Er zijn teveel varianten waarin zwart remise kan forceren, hetzij door driemaal dezelfde stelling, hetzij door een pieredood eindspel (Kieseritzkygambiet met ...De7). Het idee d4, Pc3 en g3 is een laatste redmiddel. Als dat niet werkt komt het KG zijn ziekbed niet meer uit. Daarom moet wit tevreden zijn met gelijk spel in een gecompliceerde stelling. Dat zwart zijn/haar deel van de lol krijgt is niet zo erg.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Er zou nog een reden kunnen zijn Shaw's boek aan te schaffen: als je de Weense versie van het KG wilt spelen. Na 1.e4 e5 2.Pc3 Pc6 3.f4 exf4 4.Pf3 g5 is 5.g3 ook al mogelijk ...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. "Ik ben nog altijd van mening dat na 1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 g4 6.Ph4 f3 7.Pc3 Pc6 het nauwkeuriger is om eerst 8.h3 te spelen en pas na ...h5 met 9.Le3 te vervolgen. In jouw variant is 13...h5 ronduit slecht ....."
    Het is sowieso niet mijn favoriete lijn voor zwart maar ik stel mij toch vragen bij eerst h3. Vergelijk.
    1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 g4 6.Ph4 f3 7.Pc3 Pc6 8.Le3 Le7 9.Dd2 Lxh4 10.gxh4 Dxh4+ 11.Lf2
    1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 d6 4.d4 g5 5.g3 g4 6.Ph4 f3 7.Pc3 Pc6 8.h3 h5 9.Le3 Le7 10.Dd2 Lxh4 11.gxh4 Dxh4+ 12.Lf2 en nu heeft zwart wel g3 met winst

    BeantwoordenVerwijderen
  4. "Na 3...g5 4.Pc3 d6 5.d4 Lg7 6.g3 Pc6 moet zwart ook rekening houden met 7.Lb5. Op dit moment heb ik niet de energie om al mijn oude analyses te hercontroleren, maar ik herinner me wel dat 7.d5 me niet erg aantrok."
    Het blogartikeltje bevat enkel de lijnen die ik als kritiek beschouw. 7.Lb5 heb ik ook bekeken maar na a6 zie ik niet hoe wit een gelijke stelling kan behouden. Bijgevolg heb ik de lijn geschrapt in het overzicht. JS komt tot dezelfde conclusie.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. "Zo vergeet jij te vermelden dat 3...d6 4.d4 g5 5.g3 h6 6.Pc3 de goeie ouwe Beckerverdediging is. Als jouw variant het beste is voor zwart moet je serieus 3...h6 gaan overwegen!"
    Ik heb de Beckerverdediging nog nooit bestudeerd maar als ik de evaluaties van JS mag vertrouwen dan maak je hier een heel terechte opmerking. Met een transpositie zitten we in een hoofdlijn van de Beckerverdediging. JS behandelt dit slordig want in het hoofdstuk over de Beckerverdediging staat op pagina 231 bij zwarts 5de zet niets vermeld over d6. De lezer moet zelf ontdekken dat je kunt transponeren naar de kritieke variant op pagina 171.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. "Bij 8.Lc4 vergeet je na te gaan of we niet weer in het Hansteingambiet terecht zijn gekomen. Het zou me niet verbazen, maar alweer heb ik op dit moment geen zin het na te trekken."
    Van de 10 partijen die ik vond in de megadatabase waarbij zwart + 2300 elo had, werd 9 keer Lc4 pas gespeeld op zet 8 en werd gestart vanuit de Beckerverdediging dus met 3...h6. Tim harding insinueert op chesscafe (zie zijn commentaar op Thomas Schmelz - Aydin Satici http://www.chesscafe.com/text/kibitz196.pdf) dat je pas van een echte Hansteingambiet kunt spreken als wit 0-0 gespeeld heeft. De eeuwige discussie over wat welke naam draagt, steekt weer op en wil ik hier zeker vermijden. Laat ons concentreren op de evaluaties.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. "6...Ld7 is een grappig zetje, maar wit kan verbeteren met 7.Lc4 Pc6 8.O-O Pa5 9.Ld3, waar de loper beter staat dan op e2."
    Dat weet ik nog niet zo zeker want na 9. Ld3 kan zwart Lg7 spelen wat na 9. Le2 veel minder sterk was wegens gxf4 g4 en pion op d4 hangt.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. "Short is een GM en ik bepaald niet, maar 6...fxg3 7.hxg3 Lg7 8.Le3 Pf6 9.Dd3 Pg4 zou ik geneigd zijn met het simpele 10.Lg1 te beantwoorden."
    Dat is ook wat ook achteraf werd verteld door Short en andere commentatoren. Echter vergeet niet dat wit een pion minder heeft en met zetten zoals Lg1 geef je wel tempi aan zwart om zich te consolideren. Het is mij erg onduidelijk of wit op lange termijn voldoende compensatie kan blijven aantonen.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. "De eeuwige discussie over wat welke naam draagt, steekt weer op en wil ik hier zeker vermijden."
    Oh, daar heb ik ook helemaal geen zin in. Ik vroeg me alleen af of de variant ook na 3.Pf3 g5 4.Lc4 Lg7 (ik ben gewend dit het Hansteingambiet te noemen, maar als iemand het anders ziet vind ik dat prima) bereikt kan worden en of er op die manier relevant materiaal boven water komt. Blijkbaar heb je dat onderzocht en is het antwoord nee.
    Sorry dat ik op de rest niet kan reageren. Het is einde van het schooljaar plus ik heb allerlei andere verplichtingen.

    BeantwoordenVerwijderen