Is er iets pijnlijker dan een blunder? Een partij weggeven in gewonnen stelling – of winst weggeven door een onnozel pat? Blunderen is des mensen en maakt deel uit van het leven. Blunders worden soms beroemd, zoals in het wielrennen, waar er wel eens een spurter de armen durft opsteken, terwijl zijn concurrent nog net zijn band als eerste over de meet duwt. Of die befaamde loopwedstrijd met Karel Lismont, die tot op het einde bleef vechten in het BK 10 km in 1973 en een al zwaaiende en te zegezekere Willy Polleunis op de meet voorbij liep. Knap van Lismont, maar toch een blunder van Polleunis. Merckx heeft ook ooit zo iets voor gehad met een sprint dacht ik.
Ook in het schaken is de blunder alomtegenwoordig. Ikzelf heb een tiental jaren volkomen zonder blunders (met onmiddellijk stukverlies) kunnen spelen, maar enkele jaren geleden zette ik gewoon weer eens een toren in (ik dacht dat we al een zet verder in de slagwisseling zaten). Sindsdien is het er zeker niet op gebeterd. Mijn pijnlijkste blunder was waarschijnlijk deze – ik had een zeer goede en complexe partij achter de rug en was een ongelijk (maar makkelijk te winnen) lopereindspel aan het uitschuiven. Zegezeker bood ik mijn tegenstander dan nog zelf de enige redding op een zilveren plaatje aan...
Ook op het hoogste niveau komen blunders voor. In het Nederlandse taalgebied heeft Donner de blunder van Ivkov tegen Garcia in het tornooi van Havana 1965 onsterfelijk gemaakt. In moderne tijden kijken we wel eens naar internet en als wijze les voor ons allen staat dé blunder van de voorbije Olympiaden op video. Je ziet Georg Meier gewoon instorten na het uitvoeren van zijn zet (dameverlies). Tragisch, maar een spiegel voor wie ooit al heeft geblunderd en voor wie het nog moet doen. En de allergrootsten hebben het ook al achter de rug: Petrosian verloor zijn dame in één zet tegen Bronstein, Euwe verloor een stuk tegen Lasker, Kasparov blunderde tegen Polgar, maar zette zijn paard dan maar op een ander veld, Kramnik liet zich mat in één zetten tegen Fritz, Anand tegen Adams nog niet zo lang geleden en zo kunnen we nog wel en tijdje doorgaan.
Je hebt blunders in maten en gewichten. Wat voor Carlsen een blunder is, is voor een modale schaker nog een aanvaardbare, misschien zelfs goede zet. En een blunder kan zelfs de partij winnen, gewoon omdat de tegenstander “gelooft” dat het verdict nu wel gevallen is. Een bekend staaltje in Belgenland is de partij Kortchnoi-Van der Stricht. Ik verwijs hiervoor naar de site van Tim Krabbé, die er nog een mooi verhaaltje rond breide.
Dubbele blunders komen ook voor en daar heb ik er weer een paar uit de eigen bibliotheek van. In één partij knoei ik met zwart zozeer dat ik besluit om mijn dame te geven tegen twee stukken. Uit boosheid op mezelf speel ik de partij als straf verder. Wit weet niet wat aangevangen met zijn voordeel, ziet dreigingen die er niet zijn en ziet dreigingen niet die er wel zijn. Het gevolg is dat hij op zijn beurt de dame verliest met een blunder – maar dit keer voor slechts één stuk. Of hoe je nooit te vroeg mag opgeven.
In correspondentie overkwam me eens iets bizars in een interland tegen Nederland. In de twee partijen van zo’n mini-match blunderden zowel ikzelf als mijn tegenstander een volle toren als witspeler. Als toeval kan dat ook tellen. Maar een blunder hoeft natuurlijk niet de partij te verliezen, zoals het verhaal hierboven aantoont. Zo ongeveer de strafste comeback die ik ooit in een partij maakte was om na weer eens een mislukte aanval de rest van de partij met een volle toren achter te spelen en te winnen (iets wat ik trouwens twee keer presteerde). Het is eigenlijk vooral komisch wat er gebeurt, want qua spelniveau stelt het niets voor.
Zijn blunders te vermijden? Deels wel denk ik, maar niet in tijdnood weliswaar. Vooral zelfdiscipline en een goed omlijnd denkproces lijken me factoren waar het op aan komt. Het is me zelfs eens overkomen dat ik over twee gelijkaardige zetten nadacht, en toen ik besloten had om de ene te doen, mijn hand de andere deed. Dat lijkt onnozel, maar kan verklaard worden als volgt. Je denkt lang na, varianten stapelen zich op, tot zich een beeld vormt van de goede zetten die overblijven. De goede zet wordt geselecteerd en dan is er de overgang van abstract denkproces naar het concrete uitvoeren van de zet. Daar loopt het bij mij dus al eens mis; die finale check van “ik ga die zet nu uitvoeren + is dat nu echt de goede zet en zit er geen adder onder het gras eenmaal mijn stuk op dat veld staat” wordt soms niet uitgevoerd en pas na het uitvoeren van de zet zie je die concrete tegendreiging die je tegenstander had. En om blunders in tijdnood te vermijden, tja, sneller spelen zeker. Dat het spelniveau dan lager is, wel, schaken is een sport met een tijdslimiet, geen schoonheidswedstrijd – dan speel je beter correspondentie, of niet?
In het boek van Willy Hendriks 'Move first, Think later' staat ook een mooi voorbeeldje waar de auteur (een Nederlandse IM) een patval totaal mist in een compleet gewonnen stelling. Er komt een blogartikel aan over dit boek maar ik kan nu al meegeven dat dit boek zeker iets is voor jou, rekening houdend met het soort artikeltjes dat je schrijft en het feit dat je graag leest.
BeantwoordenVerwijderenZelf ben ik voorlopig gespaard van patvallen, stukken wegblunderen,... tenminste als we niet kijken naar mijn zetten geproduceerd in tijdnood.
Ik heb al meerdere blogartikeltjes geschreven waarin ik eigen verliespartijen toon en daar zie je duidelijk dat ik niet vroeg opgeef. Achteraf kan je dan in elk geval gerust zijn dat je niet tevergeefs opgegeven hebt.
Herkent iemand dit type blunder? Ik zie een zet, ik zie dat de zet slecht is, ik zie waarom de zet slecht is en ik speel hem toch.
BeantwoordenVerwijderenHet is me een paar keer overkomen.
MNb Toevallig zal de titel van mijn volgend artikeltje 'Ik wist het wel' zijn. Ik ben er al enkele dagen bezig mee maar ik ben aan het afronden. Een mogelijke verklaring voor jouw fenomeen komt ruim aan bod.
BeantwoordenVerwijderenBeide artikels gelezen, tof!
BeantwoordenVerwijderenWat ik ook regelmatig voorheb, ik veronderstal dat ik ook niet alleen ben, is dat ik een aanvallende zet bekijk die ik als interessant beschouw, een mogelijke weerlegging zie van mijn tegenstander die ik dan begin door te rekenen en als ik uiteindelijk concludeer dat de weerlegging van de tegenstander niet goed is speel ik onmiddellijk mijn aanvallende zet om op dat moment te zien dat de tegenstander natuurlijk nog andere opties heeft dan de mogelijke weerlegging die ik had doorgerekend. De gevolgen kan je raden.
Nu dat is nog iets anders dan een echte blunder want een goede tegenstander verrast me natuurlijk dikwijls, juist omdat hij sterker is en meer ziet. Ik verwijt dan ook soms spelers die na hun partij bijna altijd zeggen dat ze beter of gelijk stonden maar dan "blunderen" maar eigenlijk gewoon een sterke zet van hun dikwijls sterkere tegenstander niet gezien hebben.