vrijdag 29 april 2016

Optische illusies deel 2

Literaire hoogstandjes moet je op deze blog niet verwachten. Ik weet dat ik erg gemiddeld schrijf en dat sommigen een veel betere pen hebben dan ik. Dus hoop ik dat de schaakinhoud toch de lezer voldoende kan boeien. Hiermee nogmaals een oproep aan schakers met een persoonlijk verhaal om mee te werken aan dit project. Ik heb nog wel wat ideeën maar gezien de interesse voor de blog lijkt het mij toch leuker met meerdere schrijvers.

Misschien wel 1 van de beste schaakschrijvers was Jan Hein Donner. Zijn boek de Koning is zonder twijfel het meest bekend maar na het te hebben gelezen heb ik het weggeven. Zijn gezwets over vrouwen en computers liet mij concluderen dat hij heel graag over zaken sprak waarover hij niets wist. Literair besef ik natuurlijk wel dat ik niet eens aan zijn enkels kom. Iedereen die het boek gelezen heeft, herinnert zich wel de passage over de randpion: "Lieve pion op a5. Mooi klein ding, randpion ben je, niet meer dan één veldje mag je bestrijken. Je bent zo klein, bijna niets, en je hebt de hele partij daar op je plaatsje gestaan, maar al die tijd was mijn hoop op jou gebouwd en al mijn angstig hunkeren was voor jou. Ik zag je wel, zoals je daar stond, kleine bengel. De mensen dachten natuurlijk dat het om de pion op d5 ging, hij trok hun aandacht, ja ze keken alleen naar hem, maar jij en ik wisten het wel, het ging om jou, om jou en jou alleen. Je hebt gewacht, stouterd, je hebt je niet opgedrongen, want je wist dat ik al die tijd alleen maar aan jou dacht en dat je niets hoefde te doen, want dat ik vanzelf wel bij je zou komen. Kleine randpion, je bent nu vrij. Ga je gang, op a8 wacht jou en mij de onuitsprekelijke heerlijkheid. Heb mijn dank, klein lief ding. Ik heb je lief,"

Prachtig niet? Wel met deze aparte introductie wil ik het echte thema van dit artikeltje aansnijden: randpionnen en hun speciale rol in de partij. Randpionnen kunnen we beschouwen als de marginalen van het schaakbord. Meestal spelen ze geen rol van betekenis maar in bepaalde extreme situaties kunnen ze toch cruciaal zijn. Zo vond ik het commentaar op schaaksite over de recente partij Vyacheslav Ikonnikov tegen Robert Ris gespeeld in de Nederlandse interclubs na zet 29 best grappig : "Daarmee heeft zwart ook een vrijpion. En een pion meer! Vandaar dat ik Robert na afloop hoorde brommen dat ie totaal gewonnen stond. Maar misschien overdreef hij daar een beetje. Ik bedoel, dat a-pionnetje is niet voor de poes!"

Er bestaan dus genoeg voorbeelden waarin de randpion voor de overwinning zorgt maar minder bekend zijn voorbeelden waarin het onding in extremis remise uit de brand sleept. Zondag laatst in de interclub was zulke stelling mogelijk geweest. Ik zeg "had" want ik wist tijdens de partij niet dat het te redden was. Bovendien koos mijn tegenstander sluw om nog even te wachten met concrete acties.
Achteraf met de computer werd pas duidelijk hoe de vork aan de steel zit. Ik had correct getaxeerd dat afwachten zou verliezen (in tegenstelling tot wat sommige toeschouwers dachten) maar een getimed offeren van de randpion had alsnog de nederlaag kunnen afwenden.

Het kan altijd nog erger. Zo was er enige tijd geleden heel wat opschudding toen de Zweedse grootmeester Hillarp Persson Tiger opgaf in een stelling waarin achteraf werd aangetoond dat het potremise was.
Dus ook hier had de randpion een heldhaftige redding kunnen brengen door zichzelf op te offeren. Schaken is een vat vol optische illusies. Met jaren ervaring leren we om de waarheid beter van de leugens te onderscheiden.

Brabo

vrijdag 22 april 2016

1001 tactics in Karpos

Enkele maanden geleden, heb ik een IM om raad gevraagd, en die antwoordde “2200, c'est la rigolade”. Gewoon op tactiek trainen en je komt er wel !!” 

Gezien het merendeel van mijn partijen op basis van tactiek worden beslist, besloot ik om die raad ten harte te nemen. Sindsdien heb ik bijna dagelijks een uurtje aan tactiek gedaan. Er zijn veel goede boeken, en online tactiek servers beschikbaar. Iedereen moet zijn keuze maken, en zien wat hem/haar het beste ligt. Het enige dat ik daarover wil meegeven is dat het belangrijk is dat je consistent bent, en dat je eenzelfde boek of server gebruikt. Het werkt motiverend om te zien dat je een x-aantal tactics/pagina's achter de rug hebt. 

Op advies van die IM heb ik met 'Combinative Motifs' van Maxim Blokh gewerkt. Het boek bestaat uit een voorwoord, index van de motieven, 1206 diagrammen (6/pagina) en de oplossingen. Blokh gebruikt geen woorden, maar geeft behalve het antwoord, ook de varianten waarom iets niet werkt. De diagrammen zijn duidelijk genoeg om er zonder bord mee te werken. Persoonlijk zette ik een timer op 55 minuten, en ik wist meestal tussen de 3 a 4 pagina's op te lossen tegen een gemiddelde van 80%. Een leuke extra is dat je veel van de diagrammen voor zowel zwart als wit moet oplossen (met vaak asymetrische oplossingen). Dat zorgt ervoor dat terwijl je de ene kleur oplost, je even stilstaat en afvraagt hoe het komt dat het andere kleur er niks kan tussensmijten.

Deze training heeft resultaat opgeleverd en ik heb eindelijk een goed tornooi achter de rug. TPR 1900+, 2 overwinningen tegen 2000+ spelers en het vuur aan de schenen gelegd van o.a. een IM, FM en WFM. 

Mijn keuze om deel te nemen aan “Karpos Open” was gemakkelijk. Het paste in mijn agenda, was niet te duur, je had er een hele resem sterke (en enkele bekende) spelers, en goed weer. [Karpos is een deelgemeente van Skopje, de hoofdstad van Macedonie]. En met de huidige vragen waarmee we rondlopen over onze samenleving, vond ik het persoonlijk leuk om eens Oost-Europa te zien. Het is daar verre van utopia, maar mensen lijken er in het algemeen gelukkiger. Ik denk dat het te wijten is aan een simpelere levensstijl. Iets dat mij aan het denken heeft gezet :)

Aan de hand van enkele van mijn partijfragmenten van mijn  'Karpos Open' wil ik dieper ingaan in de wereld van de tactiek. Ook al zie ik tactische motieven al van verder aankomen, toch zijn er nog typische tactische fouten die ik blijf maken. Ik heb het niet over motieven niet zien, maar over bredere en sportieve aspecten van het schaken.  

1) 'Te gefocust zijn' is een probleem die in mijn ronde 2 en 3 zijn voorgevallen. Wat ik hiermee bedoel is dat ik alleen naar 1 probleem op het bord kijk, en de rest uit het oog verlies. In mijn ronde 2 was mijn hartslag de hoogte ingegaan na de volgende combinatie, en in plaats van mijn eerste overwinning tegen een IM werd ik zelf mat gezet.

2) Een beetje analoog met het bord uit het oog verliezen, heb ik in het volgende fragment, de functie van mijn stukken uit het oog verloren. En dat terwijl die winnende combinatie enkele zetten lang op het bord stond. Gelukkig heb ik die partij op een mooie manier nog kunnen winnen.
Deel van het bord en functies van de stukken uit het oog verliezen, is normaal. Problemen erkennen en benoemen is de 1ste stap naar genezing :)

Het meest frappante dat ik meemaakte in dit tornooi was wanneer de koningin van mijn tegenstander werd vastgezet:
Wit speelde zonet Pf4. Hoe profiteert zwart?
Mijn jonge tegenstander had net Pf4 gespeeld, en ik nam het cadeau hartelijk in ontvangst :) Zie jij het ook?

Tenslotte wil ik ook nog het tactisch valletje tonen uit de laatste ronde.
Het was een leuk tornooi, en indien mogelijk zou ik terugkeren.

Nog enkele troeven op een rijtje:
  • Ruime, comfortabele en goed verlichte speelzaal. (tornooi ging door in het beste hotel van Skopje)
  • Goeie en vriendelijke organisatie (voor elke ronde werd er transport geregeld vanuit enkele hotels die je via het tornooi kon boeken, iedereen kreeg en fles water voor elke partij, ... )
  • Sterk deelnemersveld: Behalve de 18x 2500 spelers was vooral de buik van het peloton heel competitief. Een mix van veteranen en jonge wolven zorgt voor een hoge intensiteit. (op 200   spelers waren meer dan 120 met een 2000+ rating)
  • Goedkoop:
    • vliegtuig 180€ (Adria Airways)
    • inschrijvingsgeld 40€
    • hotel 120€ à 280 €

Het enige negatieve was het ontbreken van een deftige analysezaal.

Pawnmayhem

Oplossing stellingsvraag:
Zwart speelt Pxe4 en Lf6 volgt.

vrijdag 15 april 2016

Dubbelzoet

Sommige spelers zoals Sultan Khan, een slaaf en de Peruviaans grootmeester Julio Ernesto Granda Zuniga, een fruitteler choqueerden in het verleden de schaakwereld met de contradictie tussen hun excellente tornooiresultaten en hun zeer gebrekkige openingskennis. Met een minieme kennis van het schaken slaagden ze erin ervaren meesters te verslaan. Het was alsof ze de schaakcode hadden gekraakt.

Het verwondert mij dan ook niet dat sommige spelers menen dat er een sleutel zou bestaan die schaken kan oplossen. Af en toe hoor ik smalend aan hoe bepaalde theorieën naar voren worden geschoven meestal door spelers die net de spelregels hebben aangeleerd. Uiteraard pure onzin want het is helemaal niet zo dat natuurtalenten een bepaalde sleutel hebben ontdekt.

Shortcuts om beter te worden in het schaken zijn er volgens mij niet. Op een paar uitzonderingen na is de weg naar meesterschap lang en vol met obstakels. Praktijkervaring speelt hierbij een sleutelrol maar het is twijfelachtig of dit op lange termijn volstaat om progressie te blijven maken. Zeker eenmaal men +2000 elo bereikt, zal studie thuis een steeds groter wordende katalysator betekenen. 

Thuis werken aan het schaken is een ruim begrip maar het analyseren van de gespeelde partijen is misschien wel het belangrijkste onderdeel hiervan. Zelf heb ik er altijd heel veel tijd ingestoken zoals o.a. een oud artikeltje welke partijen analyseren al aantoonde. Ik weet dat sommigen mijn ijver overdreven vinden (zie bv. deze reactie) maar ik ervaar steeds opnieuw dat het geen windeieren legt. Recent werd dit nogmaals bewezen. Zo verloor ik op dramatische wijze in 2010 van Open Leuven de 2 laatste ronden tegen stevige tegenstand en zakte hierdoor diep weg in de eindstand. Ik begin met de bijzonder pijnlijke nederlaag tegen de Indische IM Satyapragyan Swayangsu.
De partij was nog maar net voorbij of ik moest al de laatste ronde spelen tegen de sterke Belgische FM Hans Renette (nog een speler die een paar jaren geleden gestopt is). Een handvol minuten voorbereiding volstond niet om een antwoord op zijn repertoire te verzinnen.
Lessen werden getrokken uit de 2 verliespartijen en daar kon ik onlangs van profiteren. Zo kreeg ik exact dezelfde opening op het bord in de 8ste interclubronde als mijn partij tegen Satyapragyan.
Spijtig dat wit geen tijd had om verder te spelen maar het is duidelijk dat de opening voor zwart een succes was. Toevallig gebeurde krak hetzelfde in de 9de interclubronde maar dan met dezelfde opening als mijn partij tegen Hans.
Ja het kan wel even duren vooraleer je het rendement ziet van de geleverde studies. Ik kan mij voorstellen dat heel wat spelers al hun geduld ondertussen verloren hebben en daarom liever eens sneller variëren i.p.v. de volharding op te brengen voor het studeren. Bovendien is een goed geheugen onontbeerlijk wat evenmin vanzelfsprekend is. In elk geval smaakte voor mij deze dubbele overwinning erg zoet.

Brabo

vrijdag 1 april 2016

Een extra zet deel 2

Iemand die een beetje het nieuws volgt, zal vorige maand vernomen hebben dat een nieuwe mijlpaal in artificiële intelligentie is bereikt. Het computerprogramma AlphaGo versloeg in een match de wereldtopper Lee Sedol in het bordspel go met de ruime score van 4 -1. Het meest opzienbarende in dit resultaat was dat het programma in tegenstelling met zijn collega's van andere bordspelen, veelvuldig gebruik maakte van patroonherkenning gebaseerd op zelfstudie van meesterpartijen.

De huidige topprogramma's in het schaken zijn gebouwd rond geavanceerde algoritmes die zeer veel zetten diep kunnen rekenen. Echter opgelost krijgt men het schaken met deze methode niet in de nabije toekomst. Het spreekt dus voor zich dat vandaag heel wat amateurs zich afvragen of we niet kunnen leren van AlphaGo om onze schaakprogramma's verder te verbeteren. Tenminste 1 programmeur heeft het al geprobeerd : Matthew Lai. Hij slaagde erin een schaakprogramma Giraffe te schrijven die met 72 uren zelfstudie het niveau van internationaal schaakmeester behaalde (zie deep learning machine teaches itself chess in 72 hours plays at international master).

Nu 2400 elo vind ik zowel fantastisch als pover. Voor zover ik weet, is niemand er eerder in geslaagd om een programma te schrijven dat zichzelf verbetert met vele honderden (duizend) rating punten, zonder dat we zelfs rekening houden dat het in slechts 72 uren gebeurde. Anderzijds kan een schaakprogramma van 2400 elo totaal niet concurreren met bijvoorbeeld Stockfish en Komodo.

Ik twijfel er niet aan dat andere programmeurs verbeteringen op een intelligent schaakprogramma zoals Giraffe kunnen vinden maar het is een heel paar andere mouwen om met die aanpak een nieuwe nummer 1 te creëren. Persoonlijk denk ik dat patroonherkenning veel minder nuttig is in het schaken dan in go. Onze topprogramma's tonen vandaag dagelijks aan dat ze de meeste schaakproblemen kunnen oplossen met brute kracht. Het verleden heeft al meermaals aangetoond dat extra intelligentie (zoals patroonherkenning) vaak alleen maar een verlies in speelsterkte oplevert.

Schaken is een erg concreet spel en het kleinste verschil in een stelling kan al naar een totaal andere oplossing leiden. Een voorbeeldje van dit vlindereffect kwam o.a. al eens aan bod in mijn artikel einstellung effect maar de mooiste vinden we natuurlijk terug in de probleemwereld. Zulke problemen/ studies worden ook wel tweelingen of meerlingen genoemd. De meeste verschijnen in helpmatten (toevallig publiceerde Chessbase zonet enkele) maar ook bij standaardproblemen komen ze wel eens voor zoals in de leuke opgave hieronder.
                                                                 Werner Speckmann
                                                                       Schach 1963
                                                                          1ste prijs
Mat in 2
b) Dh7 verplaatsen naar a7
c) Ke6 verplaatsen naar c6 in stelling b
d) Ke4 verplaatsen naar c4 in stelling c
Uiteraard betekent dit niet dat patronen herkennen voor schakers nutteloos is. Wij zijn geen computerprogramma's. Integendeel een ervaren schaker zal een uitgebreid aantal patronen kennen waarvan hij hoopt die ooit te kunnen hergebruiken in partijen. Dit geluk had ik ook laatst in mijn interclubpartij tegen Rob Michiels. Rob week bewust af van de theorie in de opening maar belandde toch in een stelling die ik al eens eerder had gezien.
Dezelfde stelling vond ik terug in 7 bordpartijen en 1 correspondentiepartij. Zonder twijfel is de zwartpartij van de sterke Engelse grootmeester David Howell de meest interessante.
Merkwaardig is dat mijn topprogramma's slechts een verschil van 0,15 punten tonen tussen beide stellingen. Je zou intuïtief verwachten dat een extra tempo toch zwaarder zou doorwegen. Anderzijds toonde een recente handicapmatch tussen de Amerikaanse grootmeester Joel Benjamin en Komodo opnieuw aan hoe moeilijk een voordeeltje van extra zetten vast te houden is voor de mens. De enige partij die Joel verloor was een partij zonder een materiaalhandicap maar wel met 5 extra zetten !

Brabo

Oplossing Mat in 2 (Thema Allumwandlung)
a) 1. f8(L), Kf6 2. Df5#
b) 1. f8(T), Kd6 2. Tf6#
c) 1. f8(D), Kb5 2.Dfc5#
d) 1. f8(P), Kd6 2.Dc5#

vrijdag 25 maart 2016

Vrienden

Mijn eerste club was de torrewachters in Roeselare toen ik nog student was en inwoonde bij mijn ouders. Het is een bruisende club met bescheiden niveau van spelers maar alom bekend voor zijn vaak heel plezierig apres-schaak. Zelfs toen ik al vele jaren voor Deurne speelde, kwam ik nog geregeld speciaal naar de speeldagen om te socializing. Pas met trouwen en kinderen krijgen, werd het praktisch onhaalbaar om die uitstapjes te maken. Desondanks ben ik blij dat niet alle contact verbroken is met meerdere vrienden van dit eerste uur (waaronder HK5000 die bijvoorbeeld vorig artikeltje schreef).

Ondertussen speel ik al bijna 18 jaar bij Deurne. Na de studies trok ik naar Antwerpen en zocht ik een club in de buurt. Internationaal arbiter Dirk De Ridder die ik iets eerder had leren kennen op het studentenwereldkampioenschap in 1998 te Rotterdam introduceerde mij in de club en ik voelde er mij vanaf dag 1 welkom. In de eerste jaren ging ik dan ook graag mee met enkele van de nieuwe clubvrienden naar tornooien in Frankrijk: Le Touquet, Avoine, Val Thorens, Condom, Plancoet waarbij de sfeer altijd opperbest was.

Naast een klik met mijn medespelers vind ik ook steeds belangrijk dat ik mijzelf kan ontwikkelen als schaker. Ik had het laatst nog in een gesprek op de sessie met professor Bert de Cuyper. Schaken is vrij uniek omdat je altijd en op om het even welke leeftijd nog nieuwe dingen kunt ontdekken en aanleren. Een omgeving die stimuleert vind ik bijgevolg een must en in dit plaatje past Deurne ook zeker. In Deurne kom ik geregeld in contact met heel wat oud-Belgisch kampioenen: Jan Rooze, Ronny Weemaes, Thierry Penson, Robert Schuermans en vroeger in mindere mate ook nog met Jean Moeyersons en Marc Dutreeuw.

Ik denk niet dat er veel clubs zijn in Belgie die zulk palmares kunnen voorleggen maar dat betekent helemaal niet dat andere clubs minder interessant zijn. Integendeel want heel wat clubs hebben hun eigen troeven zoals een vaste vriendengroep met gezonde ambities om hogerop te geraken. Ik denk dan in Vlaanderen aan o.a. Zottegem,  TSM, Opwijk, Leuven maar in het bijzonder KBSK. De Brugse club is in het laatste decennium uitgegroeid tot een vaste speler in 1ste divisie met niet minder dan 3 IM's uit eigen kweek: Steven Geirnaert, Thibaut Maenhout en Tom Piceu. Dit is uniek in Belgie.
Koen Leenhouts
Bron: Brugs expertentornooi
Eigenlijk vergeet ik dan nog iemand want de Nederlandse IM Koen Leenhouts speelt ook al meer dan 10 jaar mee en is zonder twijfel momenteel de speler in vorm. Zijn aanvallende stijl is altijd een sterke troef geweest waaronder ook onderstaande onderlinge partij van getuigt maar recent heeft hij blijkbaar toch een stap vooruit gezet.
In het voorbije jaar won Koen meer dan 100 elopunten met o.a. gedeelde tornooioverwinningen in Le Touquet en Bethune. Met een live rating rond de 2500 wordt een grootmeestertitel zeker geen onrealistische ambitie. Dat hij al zijn mannetje kan staan tegen grootmeesters werd zeer recent bevestigd.
Het is een beetje kort door de bocht dat vrienden of ruimer genomen een leuke club cruciaal zijn om progressie te maken maar je mag het evenmin minimaliseren. Zo schrijft de Nederlandse topgrootmeester Anish Giri over zijn wedervaren in 2015 op schaaksite. Daarin komt een opmerkelijke passage over zijn partij tegen Topalov waarin hij stelt dat het over algemeen geen kwaad kan om vrienden te hebben. Humor maar tezelfdertijd ook een grond van waarheid want zelfs op zijn niveau kan een netwerk helpen om details te weten te komen die jezelf verder helpen.

Het delen van informatie onder vrienden door materiaal uit te lenen of zelfs weg te schenken is standaard onder schakers vaak weliswaar ten nadele van de verkoop van schaakproducten. Digitaal gebruik ik en enkele vrienden geregeld dropbox. Schaken met vrienden is dus niet alleen leuker maar ook interessanter.

Brabo

dinsdag 15 maart 2016

Jozef Martin Boey

(16 mei 1934, Antwerpen – 28 februari 2016, Vosselaar)


Begin maart werd de Vlaamse schaakwereld opgeschrikt door een mail van Jan Rooze, waarin hij meldde dat Jozef Boey overleden was. Jan schilderde een knap portret van één van de pioniers van het Vlaamse schaak en schonk ons als bonus nog een NIC-artikel over de Jaenisch-variant waarin Jozef Boey naam hadgemaakt.”

Jozef Boey was zeker de beste Belgische schaker in de periode tussen O’Kelly en Luc Winants. Hij was I.M. bordschaak, en daarnaast grootmeester en vice-WK correspondentie, veelvuldig Belgisch kampioen en ook nog eens openingsspecialist. Zijn werk in de Chigorin en het Spaanse Jaenisch blijft tot op vandaag gerespecteerd. 
Hij kon overwinningen voorleggen op (groot)meesters als Westerinen, Durao, Kouatly, Enklaar, Chernikov, O’Kelly, Honfi en Dely. Hij hield spelers als Uhlmann, Keene, Ligterink, Schmidt, Van der Sterren, Flear en Wells op remise. En hij was daarnaast ook gewoon amateur, want als chemicus werkte hij zijn leven lang in Janssen Pharmaceutica.

Jozef Boey leerde schaken op achtjarige leeftijd. Hij maakte snelle progressie en plaatste zich in 1953 voor het WK jeugd in Kopenhagen, waar hij in de finale in de middenmoot eindigde. Als twintigjarige wint hij in het NK 1954 in Blankenberge een mooie partij van O’Kelly. In Moskou 1956 speelt hij zijn eerste (van acht) olympiades met de Belgische ploeg. Het levert hem meteen een zevende bordprestatie op als reservebord. België wordt 16de. Hij zal met tussenpozen deel uitmaken van de Belgische ploeg tot Nice 1974, maar treedt nog één keer op als derde bord in Thessaloniki 1988. Zijn totaalscore is +33, =53, -27 of 52,7% op 113 partijen. In 1959 wint hij het NK (gedeeld met O’Kelly), wat hij ook in 1964, 1965 en 1971 zal doen (gedeeld met Roeland Verstraeten). In 1963 (Enschede) en in 1966 neemt hij deel aan het Zonetornooi. In 1963 scoort hij 6/16; het tornooi wordt gewonnen door Gligoric voor Lengyel en Darga; in 1966 scoort hij een halfje beter: 6,5/16; weer wint Gligoric, nu voor Bilek en Kavalek. In 1973 wordt hij I.M.

Hij begint met correspondentie in 1965 en kwalificeert zich al snel voor het vijfde EK, waarin hij tweede wordt na Folke Ekström. Bij het 7de EK wordt hij weer tweede, dit keer achter Werner Stern. Het levert hem de IM ICCF titel op in 1972.

Begin jaren 70 was hij op zijn top (chessmetrics 2539 en 165ste in de wereld in november 1972 – zijn hoogste FIDE rating haalt hij in 1973-74: 2435). In de olympiade van Siegen 1970 haalde hij 8/13 tegen een gemiddelde tegenstand van 2509. In het 7de WK correspondentie dat gestart was in 1972 en afliep in 1976, eindigde hij tweede na Jacob Estrin, maar voor de vierde WK Vladimir Zagorovsky. Voor zijn goede prestaties in o.a. dit WK, krijgt hij in 1975 de ICCF IGM titel. Er waren sterke vermoedens dat de Russen op het einde van het tornooi “hun man” bevoordeligden door Estrin te steunen met analyses en een andere partij te “regelen” in het voordeel van Estrin. Later neemt hij nog deel aan het achtste en het tiende WK, maar minder succesvol. Zijn prestaties en bekendheid bezorgden hem daarna nog veel uitnodigingen voor sterk bezette cr-tornooien.

In 1973 neemt hij het eerste bord in van de Belgische ploeg in een voorronde van het EK teams (de match waarin Beyen zijn onsterfelijke partij wint tegen Filip). Hij scoort 0,5/2 tegen Hort. Hij speelt in zijn “nadagen” nog enkele prima tornooien: in Roosendaal 1983 (cat. 3) wordt hij gedeeld tweede-vierde, na Paul Van der Sterren. Hij speelt zijn laatste partijen in de WK senioren tornooien (2006 en 2008) en in het open tornooi van Gent (2004 & 2006).

De club van Temse heet Boey Temse, ter ere van Jozef, die er erelid was. Maar zijn stamclub was Turnhout, waar hij ook woonde. Vaak gaf hij op het einde van een lesjaar aan de jeugd een simultaan. Zijn laatste elo – als 74-jarige – was nog altijd 2280.

Tot zover mijn door Wikipedia en overige internetbronnen gestoffeerde kennis van Jozef Boey. Maar op 12 september 1987 kwam Jozef in Roeselare een simultaan geven. Zijn elo als derde Belg op de elolijst was toen 2390, maar de 30 tegenstanders en één computer (Leonardo Maestro) vormen geen partij voor de altmeister. Enkel clublid Marc Segaert kon een remise wegkapen – de computer won wel zijn partij. Ikzelf was toen amper drie jaren lid van de club en verloor kansloos in een Caro-Kann. Zie de scans van de krantenknipsels van dit event.
Bron: Wekelijks nieuws

Bron: Wekelijks nieuws
HK5000

donderdag 10 maart 2016

Het notatieformulier

Weinig standaard wedstrijden spelen betekent automatisch voor mij ook minder analyses maken. Ik ben geen type speler zoals Bobby Fischer die makkelijk maanden weg kan blijven van een schaakbord en tezelfdertijd thuis toch aan schaakstudie doet. Evenmin zal ik opzettelijk mijn analyses rekken wanneer er weinig werk is. Integendeel want tegenwoordig gebruik ik opnieuw veelal 2 computers om te analyseren dit in tegenstelling tot wat ik enkele jaren geleden schreef in mijn artikel analyseren met de computer.

Vandaag heb ik meestal een laptop en een desktop ter beschikking. Mijn laptop is een kleine 2 jaren oud en gebruik ik enkel voor het analyseren/ voorbereiden van partijen. Hij vergezelt mij steevast naar de paar tornooien die ik jaarlijks speel. De desktop is al meer dan 5 jaar oud maar is nog steeds iets krachtiger dan de laptop. Deze PC wordt voor veel meer gebruikt want met zijn actieve internetconnectie is hij ook gegeerd bij mijn kinderen. Net omdat mijn jonge kinderen die geregeld gebruiken, hebben we de PC midden in onze woonkamer geplaatst. Het internet is een geweldige bron van entertainment, informatie,... maar ouderlijke controle op de internetactiviteiten van (jonge) kinderen lijkt mij een absolute must. Niet zelden komt er een pop-up die voorstelt om allerlei programma's te installeren. Gelukkig hebben mijn kinderen ondertussen al geleerd eerst mij te vragen of ze erop mogen klikken.

De centrale positie van de desktop in de woonkamer betekent echter ook dat als ik online wil schaken (iets wat ik nog steeds graag doe en o.a. over schreef in mijn artikel de (on)zin van blitz) het niet vanzelfsprekend is om geconcentreerd te spelen. Niet zelden word ik midden in een partijtje rechtstreeks aangesproken met vaak een frustrerende nul op het scorebord als eindresultaat. 's Avonds laat wanneer de kinderen in bed zijn, is makkelijker maar betekent wel dat ik dan zelf ook moe ben. Het is dan ook geen toeval dat er soms fluctuaties van 300 punten (Playchess 2150 - 2450) gebeuren in enkele dagen met mijn onlinerating.

In standaardschaak maken we zulke grote schommelingen niet mee maar binnen een partij zien we soms wel drastische niveauverschillen. De huidige increments vermijden extreme tijdnood van meerdere zetten in enkele seconden. Daar tegenover staat dat men vandaag veel vroeger moet terugplooien naar een oppervlakkig spel. Hierbij speelt de verplichte notering na elke zet ook een belangrijke rol. Als je speelt op (bijna) uitsluitend increments dan is het spenderen van telkens seconden aan de notatie een enorme stoorzender. Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat wanneer 1 kleur aan het drukken is dat de weerstand bij het spelen op increments soms heel snel gebroken wordt. In mijn interclubpartij van de 6de ronde tegen de Belgische FM Bruno De Jonghe overkwam me dit scenario. Een moeilijke stelling werd met oppervlakkig spel snel een puinhoop.
We zien trouwens dat niet alleen het spel lijdt want ook het noteren wordt in die fase een geklungel. Ik heb vooral problemen wanneer ik zwart heb want onder druk slaag ik er plots niet meer in om snel de coördinaten gespiegeld te interpreteren. Niet minder dan 6 fouten vond ik in onderstaand notatieformulier vanaf zet 27.
Notatieformulier van mijn partij tegen Bruno De Jonghe
Je gaat natuurlijk geen 2 of 3 keer nadenken over de notatie wanneer je ongeveer 30 seconden hebt maar ik ben benieuwd of er nog lezers zijn die dit zwartprobleem hebben bij het noteren.

Ik kan mij voorstellen dat mijn ploegkapitein geregeld zit te zwoegen om de formulieren te ontleden en te digitaliseren. Hij verzorgt nog steeds vrijwillig de verspreiding van de partijen gespeeld door het eerste team binnen onze club. 10 jaar geleden werden die ook gepubliceerd op de interclubpagina van Valery Maes maar daar werd mee gestopt toen bleek dat we de enige club waren die dit in 2de klasse wou doen. Tja in mijn artikeltje paswoord heb ik al aangegeven dat veel schakers liever geen partijen meer van zichzelf ergens gepubliceerd zien.

We dwalen af want ik wou nog even terugkeren op het noteren. Iedere competitiespeler zal wel kunnen correct noteren maar in werkelijkheid zien we dat veel spelers in de praktijk het als een vervelend karweitje beschouwen. Niet zelden gaat het mis. Zelf herinner ik mij natuurlijk het sadistische examen. Ik zal dus de laatste zijn om spelers te bekritiseren als ze hun notatieformulier niet vertrouwen. Zo gaf de Belgische FM Rob Michiels achteraf toe dat hij zijn 41ste zet in onze recente onderlinge partij snel had gespeeld ondanks de complexe stelling omdat hij geen zekerheid had over het aantal gespeelde zetten. De Belgische internationaal arbiter Geert Bailleul maakte m.i. geen overbodige opmerking tijdens de voorbije interclubronde in Deurne dat de extra tijd pas erbij komt nadat de tijd bij 1 van beide spelers op 0 staat en niet automatisch bij de 40ste zet.

Zonder live borden of hulp van de betrokken spelers is het af en toe onmogelijk om een notatieformulier te ontcijferen. Soms verdenk ik er ook spelers van dat ze met opzet hun notatie niet verzorgen om de kans te verhogen dat hun partij niet gedigitaliseerd wordt. Het meest frappante voorbeeld van opzettelijk saboteren van de notatieplicht las ik op chesspub. Een grootmeester gebruikt telkens het voorwendsel dat hij geen leesbril heeft om te noteren. Arbiters laten zich in de luren doen door het kleine tijdshandicap dat hij voorstelt als compensatie.

Tenslotte nog een kleine bedenking over wat er met notatieformulieren na de partijen gebeurt. Na het digitaliseren en analyseren van de partij wacht ik eventueel nog op een ratingverwerking maar dan gaat het bij mij richting prullenmand. Niet iedereen is zo emotieloos. Zo hoorde ik eens over een grote kartonnen doos met notatieformulieren onder het bed van een bekende Belgische IM. Op de slapende blog van Wim Barbier kan je dan weer scans terugvinden van zijn oudste notatieformulieren bv. daterend 23 juni 1975!  Ben jij een verzamelaar of wordt elk formulier onmiddellijk verticaal geklasseerd?

Brabo