maandag 26 januari 2015

Uitdagingen

Een huis-en tuinschaker wordt doorverwezen naar een schaakclub wanneer men meer dan eens sporadisch wil schaken. In België hebben we een ruim aanbod van clubs want ik tel er bij onze KBSB 148 en dan hou ik nog geen rekening met de vele niet-aangesloten clubs (scholen, handel, ...). 

Tot ongeveer een rating van 1800 elo vind je in de meeste clubs wel voldoende tegenstand maar eenmaal je voorbij die grens wilt gaan dan ben je min of meer verplicht om ook extern te gaan spelen. Open tornooien, liga-kampioenschappen en interclub zijn de nieuwe competities waaraan je deelneemt om verdere progressie te kunnen maken. In België zijn de afstanden klein waardoor het voor de meesten geen probleem is om logistiek een oplossing hiervoor te vinden.

Echter wanneer de rating voorbij 2100-2200 gaat , begint het moeilijk te worden om voldoende uitdagingen te vinden als men ambities heeft. We hebben in België slechts 100 +2200 spelers waarvan er dan nog eens bijna 20% zelden of nooit spelen. Eenmaal de rating voorbij de 2300 dan is enkel spelen in België geen optie meer voor iemand met ambities. Optimaal om te verbeteren, speel je best tegen spelers met 100 of 200 punten meer. 300 punten meer is dan weer overdreven zoals ik beschreef in het blogartikel met een kanon op een mug schieten

Iemand die niet graag reist of gewoon de middelen niet heeft, zit met een probleem. De Britse grootmeester Nigel Davies waarschuwde op zijn blog dat het gevaarlijk kan zijn om te sterk te worden "Can you improve too much?". Dit is iets wat ik zelf ook heb ondervonden. Tot 2007 speelde ik geregeld in het buitenland maar na de geboorte van mijn dochter schrapte ik elke buitenlandse competitie van het menu. Echter in het binnenland voldoende uitdagingen vinden, is steeds een zoektocht zoals mijn artikel inactiviteit bewijst. Een dikke pluim trouwens voor het initiatief van Steven Geirnaert om voor spelers in zijn regio een interessant expertentornooi te organiseren. De prachtige site opgebouwd door Frederik Decoster raad ik iedereen ten stelligste aan. Alleen vind ik het een beetje flauw om een paswoord te plaatsen op de partijen terwijl we toch geen profs zijn. Het tornooi is/ was spijtig niet haalbaar voor mij (zaterdagen rij ik de halve dag rond om boodschappen te doen, kinderen naar hun activiteiten te brengen zonder rekening te houden dat Brugge niet naast de deur ligt) anders had ik zeker willen meespelen.

Vandaag ben ik dan ook blij als ik toch nog af en toe eens kan spelen tegen een sterkere speler. In de Open van Leuven kreeg ik zo de kans om tegen de enige Belgische grootmeester te spelen die ik nog niet eerder had ontmoet aan het bord: Alexander Dgebuadze. Tegen Vladimir Chuchelov speelde ik eens een leerzame Stonewall in de Open Gent van 2000. Mijn partijen met Bart Michiels werden in diverse artikels besproken zoals bv. the modern french deel 2 en vorig interclubseizoen speelde ik ook tegen Luc Winants (die partij komt wellicht eens aan bod in een later artikel).

Alexander koos zoals verwacht voor zijn huidig favoriete nevensysteem in het Frans maar voordeel kon ik hieruit niet halen want met 15 minuten voorbereidingstijd kom je uiteraard niet ver als je vroeger het nooit serieus bekeken hebt.
Wellicht een typische avondpartij van een dag met 2 speelronden want sommige zetten lijken mij toch ondermaats. Anderzijds is de partij toch erg leerzaam want de eigenzinnige pionnenstructuur zal ik volgende keer zeker beter kunnen bestrijden.

De voorbije 2 interclubseizoenen heb ik het geluk gehad om in 1ste afdeling op bord 1 of 2 te kunnen spelen wat niet alleen een enorme uitdaging was waarover ik veelvuldig heb geschreven maar tevens een serieuze boost aan mijn repertoire gaf. Omdat ik heel veel tijd stak in voorbereidingen, leerde ik niet alleen veel uit de partijen maar ook uit de voorbereidingen zelf. Deze nieuwe verworven kennis komt nu geregeld van pas zoals laatst in de 6de ronde van Open Leuven.

Mijn tegenstander Jonas Van Cappellen besloot mij te verrassen met een ingestudeerd variantje van het Hollands maar ik kon counteren met mijn voorbereiding die ik gemaakt had op de sterke Duitse FM Marcel Becker spelend voor Eynatten die dezelfde variant al speelde in 2012.
Het kostte mij flink wat tijd aan het bord om mijn 2 jaar oude voorbereiding te herinneren maar uiteindelijk slaagde ik erin en kreeg ik een scherpe stelling op het bord waarin ik voor de winst kon spelen. Persoonlijk vind ik het mijn beste partij van het tornooi.
Nieuwe uitdagingen opzoeken is een belangrijk onderdeel om progressie te maken. Echter dit betekent niet dat schaken alleen maar om uitdagingen draait. Heel wat spelers blijven naar de schaakclub komen niet om nog perse iets bij te leren maar wel om fun te maken. Fun lijkt een alien concept maar is zonder twijfel gezonder voor de schaakhonger op lange termijn dan de prioriteit te leggen op steeds hogere elo's en titels.

Brabo

zaterdag 17 januari 2015

Optische illusies

Eindspelen hebben vaak een verborgen schoonheid. Die schoonheid wordt dikwijls pas opgemerkt in de analyse omdat er tijdens de partij nauwelijks tijd voor is of de spanning domineert. Een ogenschijnlijk eenvoudige stelling vraagt niet zelden heel wat extra onderzoek dan we aanvankelijk dachten.

Met het sterk gereduceerde materiaal spreekt het voor zich dat de koning een belangrijke rol speelt. De koning staat niet meer te wachten in een hoekje maar moet zo actief mogelijk meehelpen. In bepaalde eindspelen gaat dit zelfs zover dat je het gevoel krijgt dat de koning op zijn eentje de klus klaart. Recent hield ik mij bezig met enkele van dit soort eindspelen te bestuderen en werd ik weer eens verbaasd over hoe complex en mooi ons schaken kan zijn.

Na de erg fortuinlijke overwinning in ronde 3 van Open Leuven op Iuliia Morozova, moest ik dezelfde avond nog spelen tegen de Belgische grootmeester Alexander Dgebuadze. Ik speelde niet goed de opening en verloor bijgevolg heel veel tijd om een directe nederlaag af te wenden. Later in de partij kwam ik nog sterk terug maar uiteindelijk begon de klok mee te spreken. In tijdnood blunderde ik en belandde in een hopeloos eindspel waarna de vlag mij verloste. Tenminste zo dachten we allebei hoe de partij verlopen was tot ik met de computer ontdekte dat het eindspel helemaal niet verloren was.
De illusie is dat zwart makkelijk wint met een snelle vrijpion en een snelle loper die elke witte tegenpromotie in de kiem kan smoren. Echter de werkelijkheid toont dat de trage koning voldoende snel is om zowel de pionnen te ondersteunen als de vrijpion voldoende af te remmen. Een opmerkelijke prestatie die mij doet denken aan de befaamde Reti-studie.

Een 2de voorbeeld van een illusie ontmoette ik in het boek From London to Elista dat ik las tijdens mijn vakantie in Rusland. Ik pikte een paar maanden geleden per toeval het bestaan op van het boek en besliste bijna onmiddellijk om het te kopen. Het was een vlot lezend boek met beknoptere analyses dan Kasparovs boeken over zijn tweekampen met Karpov. Het boek werd niet geschreven door Kramnik zelf maar is een project van de voor mij onbekende Russische schaakamateur Ilya Levitov die voor het analytische deel steunde op de sterke Russische grootmeester Evgeny Bareev. Dit brengt een speciale dynamiek in het boek met soms goede maar ook minder goede stukken. Vooral wanneer Ilya tracht over het schaaktechnische iets te zeggen dan fronste ik soms mijn wenkbrauwen. Zo wordt in het boek na de gemiste winstkans door Kasparov in de 8ste matchpartij verwezen naar de vreemde opgave in de partij Kramnik Svidler, gespeeld in Wijk aan Zee 2004. Svidler gaf op in klaarblijkelijk een remisestelling wat Ilya onterecht classificeert als een beginnersfout.
De opgave had helemaal niets te maken met het niet kennen van de basisregel van 3 kolommen tussen 2 vrijpionnen in een ongelijk lopereindspel zoals Ilya beweert. Net omdat Svidler deze regel kende, gaf hij op omdat hij de optische illusie had dat zulke verloren positie onvermijdelijk was.

Een 3de en laatste voorbeeldje van een optische illusie dat ik hier wil tonen, is een eindspelletje dat ik enkele jaren geleden ontmoette tijdens een analyse. Opnieuw was ik verwonderd dat mijn schaakprogramma onmiddellijk winst toonde terwijl ik op het eerste zicht dacht dat het potremise moest zijn. Achteraf probeerde ik er nog een eindspelstudie van te maken met een inleiding maar ik moet toegeven dat het een ruwe diamant gebleven is.
Naast de leuke koningswandels vond ik het opmerkelijk dat wit er toch nog inslaagde om zwart in tempodwang te krijgen. Iemand met tijd en energie staat vrij om het idee te verwerken in een mooiere studie.

De koning is ondanks zijn kleine stapjes vaak niet minder sterk dan een licht stuk maar dit komt pas tot uiting in het eindspel als de koning kan deelnemen aan de actie. Daarbij komt ook nog dat de beweeglijkheid van een koning moeilijker te vatten is want een veld kan bereikt worden via verschillende routes in hetzelfde aantal zetten terwijl de afstand optisch anders lijkt. Misschien is dit voor een Ivanchuk allemaal makkelijk. Toen Yasser Seirawan hem vroeg waarom Jobava in de eerste ronde van het nog lopende Wijk aan Zee had opgegeven, antwoordde hij "It is not so difficult for a good grandmaster". Echter voor ons gewone stervelingen zijn dit soort optische illusies veel moeilijker te doorzien.

Brabo

zaterdag 10 januari 2015

Details

Een tijdje geleden vroeg Daniel Sadowski mij wat ik vond van het nieuwe boek van Negi. Hij vond het vanzelfsprekend dat ik het boek had aangekocht omdat het grotendeels mijn repertoire overlapt. Echter ik choqueerde hem door te vertellen dat ik het niet bezit. Ik heb de laatste 20 jaar geen enkel openingsboek meer aangekocht. In de post-mortem na mijn interclubpartij in Opwijk vroeg men mij dan ook hoe ik zonder boeken toch vaak een betere openingskennis had dan mijn tegenstanders.

In mijn artikeltje databases gebruiken leg ik uit hoe op een snelle efficiënte wijze zonder openingsboeken toch resultaten te boeken. De resultaten lijken mij meer dan voldoende voor een speler van mijn niveau maar het zou een grote fout zijn om te veronderstellen dat we telkens hiermee succes kunnen behalen. Ik maak veelvuldig gebruik van correspondentiepartijen maar correspondentieschaak is erg verschillend van standaardschaak. Dezelfde opmerking kan je trouwens maken voor standaardschaak t.o.v. blitz. Het is niet omdat een opening perfect speelbaar is op een bepaald tempo dat het dezelfde resultaten zal leveren op een ander tempo. Een voorbeeldje vermeldde ik in mijn artikeltje Achilles.

We mogen niet vergeten dat we in standaardschaak niet over schaakprogramma's beschikken (tenminste als we niet vals spelen) noch de tijd of mogelijkheden hebben om de details uit te pluizen. Het gevaar is dus reëel om als bordspeler in een lastig parket te geraken  als je zonder grondige studie een correspondentiepartij volgt. Zoiets gebeurde ook in mijn partij van de 3de ronde Open Leuven. Ik had geen enkele ervaring met de Chinese draak en dus had ik er niets beter op gevonden om in de voorbereiding enkele kritieke lijnen uit correspondentiepartijen te memoriseren. De correspondentiepartij die ik uiteindelijk volgde was Delizia, Costantino - Silva, Marcus Antonio Roli gespeeld in 2012.
Zoals ik verwachtte, week Iuliia op zet 17 af van de partij want d5 is uiteraard geen standaardzet die je als mens zult spelen in dit type stellingen. Echter toen ik zelf moest beginnen nadenken, ondervond ik al snel dat ik kop noch staart kon krijgen aan de stelling. De stelling is erg rijk en allerlei details beïnvloeden de evalutie. Het spreekt voor zich dat onnauwkeurigheden en zelfs blunders al snel onvermijdelijk waren. Hieronder de partij met wat commentaar voorzien.
Een beetje commentaar was uiteraard ironisch want ik heb mij eens lekker uitgeleefd op het analyseren van de opening. Dit noem ik trouwens geen opening studeren maar eerder een opening onderzoeken. Je steekt er uiteraard wel iets van op maar uiteindelijk is het rendement laag. Deze diepte van details heb je zeker niet nodig in standaardschaak. Trouwens ik meen dat weinig of geen openingsboeken zulke gedetailleerde analyses publiceren. Vass op chesspub gaf aan dat openingsboeken geschreven worden voor de tornooispelers maar weinig of niets is toepasbaar in correspondentieschaak.

Als niet-correspondentiespeler kan je jezelf natuurlijk afvragen waarom zulke analyses maken. Het antwoord is eenvoudig. Ik vind het fascinerend. Ik snap dat de meesten hun schouders ophalen bij het zien van details en veel liever kijken naar het gevecht op het bord waar fouten gemaakt worden maar ik kan ook erg genieten van het ontdekken van allerlei nuances in een bepaald type stelling. Ditmaal vond ik zelfs allerlei ideetjes die wellicht voor correspondentieschaak nuttig zouden kunnen zijn. Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven dat het met programma's die steeds sterker worden, het niet zo erg ongewoon is om verbeteringen op oudere correspondentiepartijen te vinden.

Het maken van zulk onderzoek vergt tijd, veel tijd. Ik heb er 2 weken elke dag mee bezig geweest waarbij mijn notebook slechts 's nachts even een pauze kreeg om af te koelen. Geen luxe dit afkoelen want ondanks ik de notebook maar een paar maanden geleden als nieuw aankocht, produceert het (wellicht de ventilator) steeds meer lawaai.

In o.a. mijn vorig artikel gaf ik al aan dat tijd schaars is voor mij maar de voorbije kerstvakantie had ik heel wat vrije tijd beschikbaar. Net zoals vorig jaar (zie artikeltje de gelukzak) bracht ik die periode terug door in Rusland. Uiteraard zijn er de eindejaarsfeesten, bezoeken en de uitstapjes maar uiteindelijk zit je het grootste deel van de tijd in het appartement van de schoonouders. Je kleine kinderen op een prettige wijze bezig houden is er niet altijd makkelijk (vooral omdat ze het Russisch onvoldoende begrijpen). Ik had het lumineus idee gehad om het 1ste boekje van de stappenmethode mee te nemen voor mijn zoon maar na 1 keertje gaf hij er al de brui aan. Saai en als je onderstaand videofilmpje ziet dan begrijp je best dat mijn zoon wel iets actiever verkiest.

Trouwens niet alleen kinderen zag ik van deze ijsglijbaan komen maar ook vele volwassen waagden zich aan een rit. Dolle pret uiteraard alleen voor de ouders die het hele gebeuren nauwlettend stonden te volgen - klaar om in te grijpen wanneer iets verkeerd gaat -, was het wel koud. Nee deze waaghalzerij is niet voor mij weggelegd. Geef mij maar een leuke schaakopening waar ik in de warmte en alle comfort rustig details kan ontdekken.

Brabo

zaterdag 3 januari 2015

Stijlen

Alhoewel ik er minder en minder tijd voor heb, kan ik ook erg genieten van het kibitzen. Het live volgen van partijen als toeschouwer beleef je helemaal anders dan als speler. Je hebt geen stress en je kan naar hartenlust hoppen van partij naar partij. Tegenwoordig als de partijen worden uitgezonden via een server is het ook mogelijk om op elk moment een vrij accuraat oordeel te krijgen van de stellingen.

Als we het pseudo-kibitzen tijdens het zelf spelen van partijen even buiten beschouwing laten want dat is vaak niet meer dan een paar blikken werpen op de stellingen van concurrenten of vrienden dan gebeurt vandaag 99% van het kibitzen thuis in de luie zetel. Het inleggen van een bus om het tornooi van Wijk aan Zee te bezoeken zoals schaakkring Oude God Mortsel al een paar keer deed, is een grote uitzondering. In de meeste tornooien zie je nauwelijks of geen toeschouwers soms met als resultaat dat een speciaal voorziene zaal voor het publiek helemaal leegt blijft.

Slechts voor toppartijen tussen professionals zien we op het internet vele kibitzers. Echter het is voor mij een brug te ver dat iedere schaker ook een potentiële kibitzer is. Als ik achteraf spreek met andere clubschakers over bepaalde toptornooien of zelfs de finale van het wereldkampioenschap dan valt het mij steeds op dat er toch heel wat spelers zijn die niet 1 partij live hebben gevolgd. Ik durf zelfs te stellen dat er een minderheid van actieve schakers is die op regelmatige basis partijen van andere spelers live volgen.

De inleiding schrijf ik om te bewijzen wat we eigenlijk allemaal al weten. Schaken is een individuele aangelegenheid. Er zullen wel enkele fans bestaan maar je speelt voor jezelf. Vervolgens durf ik ook te stellen dat we schaken in de eerste plaats om te winnen. Een verliespartij kan zeker een interessante ervaring zijn maar niemand blijft schaken als hij keer op keer verliest. De beslissingen die we maken in de partij staan dan ook steeds in verband met het doel dus de partij te winnen. Ik vind bijgevolg de reactie van de Anonieme IM een beetje tekort door de bocht alsof er 3 soorten spelers zijn: sporters, kunstenaars en wetenschappers.  Op een uitzondering na gaat niemand een mooi artistiek dame-offer plegen om de partij in stijl te winnen als je een andere eenvoudige zet kunt spelen met stukwinst. Niemand gaat een complexe winstvariant kiezen als er een andere eenvoudige winst bestaat zelfs al zou de complexe winstvariant mogelijks veel sneller kunnen winnen.

Bestaan er dan geen verschillende stijlen? Uiteraard wel maar op andere vlakken. Vooreerst zal iedere schaker trachten in een partij zijn troeven uit te spelen en zijn gebreken te camoufleren. Iemand die veel kennis heeft van openingen (geleerd uit boeken, analyses, of gewoon de praktijk) zal dit gebruiken in zijn partijen. Iemand die makkelijk in ongewone stellingen zijn weg vindt, zal net deze stellingen trachten op te zoeken (denk bv. aan de flamboyante Nederlandse IM Manuel Bosboom). Iemand die goed en snel kan rekenen zal sneller tactische stellingen opzoeken. Tenslotte iemand die sterk is in het eindspel zal al eens sneller aansturen op ruil.

Misschien lijken sommige keuzen artistiek of wetenschappelijk maar in werkelijkheid ligt steeds het sportieve doel als grondslag. Nu daar houdt het verhaal niet mee op want naast de bewuste keuzen speelt ook ons karakter een rol waar we weinig of geen vat op hebben. Misschien zijn het impulsieve beslissingen maar het valt mij op hoe verschillend sommige mensen reageren op bepaalde risico's. De ene speler ziet allerlei grote gevaren terwijl de andere speler meent dat er niets aan de hand is. Dit verschil in stijl werd uitvergroot in mijn partijen tegen Lacrosse en Beukema.

Na de vingerfout op zet 20 vertelde Marc mij achteraf dat hij al dacht aan opgeven. De stelling is niet aangenaam voor zwart maar opgeven is veel te pessimistisch want de stelling was zeker nog te verdedigen.
Een groot verschil met Stefan die mij achteraf vertelde dat hij het gevoel had dat de hele partij ongeveer in evenwicht stond terwijl hij objectief vaak zelfs slechter stond dan Marc had gestaan in onze onderlinge partij. Zelfs in de slotstelling waar Stefan nog steeds duidelijk minder staat, gaf Stefan aan dat hij misschien had gewonnen indien ik de zetherhaling uit de weg zou gaan.
De evaluatieprofielen van beide partijen toont objectief mooi aan hoe gelijkaardig in grootte het voordeel was voor mij en dus hoe groot de kloof in perceptie was bij mijn beide tegenstanders. Lezers die meer wensen te weten over evaluatieprofielen, raad ik het artikeltje op Chessbase aan van Roger Vermeir.
Evaluatieprofiel partij Brabo - Lacrosse vanaf zet 20

Evaluatieprofiel partij Brabo - Beukema vanaf zet 18
Uiteraard is een terechte opmerking dat eenzelfde beoordeling van eenzelfde programma in totaal verschillende stellingen niet als conclusie mag leiden dat beide stellingen automatisch dezelfde praktische bordkansen opleveren. Dit wil ik hier helemaal niet mee aantonen. Wat ik wel wil tonen is dat Marc zijn stelling te pessimistisch beoordeelde en Stefan zijn stelling dan weer te optimistisch. Misschien reageerden beide spelers toevallig zo voor die ene partij maar ik heb een sterk vermoeden dat je dit gedrag ook kunt terugvinden in hun andere partijen.

Het gedrag van bovenstaande spelers lijkt mij evenmin uitzonderlijk. Ik zie vaak spelers die een sterke tendens hebben naar pessimisme of optimisme. Zonder namen te willen noemen maar in mijn club hebben we een speler die altijd denkt in de interclub na de opening dat we met een grote marge zullen winnen om bijna steeds na afloop van de wedstrijd verrast te zijn met de veel magere score. Sommigen van die optimisten zien we dan ook vaak hun terrein verleggen naar de wereld waar geluk meer een rol speelt: pokeren, gokken in een casino,...

Voor mij maken de diverse stijlen het schaken alleen maar aantrekkelijker. Trouwens als we kijken naar de diverse oud-wereldkampioenen die we gehad hebben dan is het best mogelijk om met verschillende stijlen erg goed te schaken. Jezelf een bepaalde stijl opleggen, lijkt mij dus niet perse een goede oplossing.

Brabo

zondag 21 december 2014

Achilles

Na de Open Leuven vertelde Stefan Docx mij dat hij wel mijn stellingen die ik bereikte in het Hollands wou spelen. Alleen mijn eerste zet van die partijen vond hij onaantrekkelijk.  Niet zomaar wordt op chesspub het Hollands geplaatst bij de gedurfde verdedigingen. Het vrijwillig verzwakken van f7 of ook wel de Achilles van de zwarte stelling genoemd, gaat uiteraard met zekere risico's gepaard.

De achilles speelt niet alleen een belangrijke rol in openingen waar de f-pion wordt opgespeeld. Ook in vele andere openingen wordt dit zwakke punt op de korrel genomen. Een paar voorbeeldjes om dit te illustreren. Ik begin met het gevreesde Cochrane gambit.
Zelf heb ik dit nooit serieus bestudeerd maar het ziet er op het eerste zicht speelbaar uit voor wit. In het 2de voorbeeld zien we opnieuw dezelfde spelers aan het werk maar deze keer in een trendy variant: het Anti-Moskou gambiet die in 1 van mijn eerste blogartikeltjes al opdook, zie mijn nieuwtje in wijk aan zee.
Het speelterrein in deze variant is bijna helemaal verschoven van bordschaak naar correspondentieschaak wellicht omdat in de praktijk wit vreselijk slecht scoort daar de compensatie niet vanzelf speelt. Uit mijn eigen praktijk kan ik een erg zonderlinge variant aanhalen die tot 2004 in mijn repertoire zat. In standaardschaak heb ik het slechts 1 keer op het bord gehad.
Geen goede partij maar wel opnieuw een mooi voorbeeld dat het in de praktijk zeker zonder voorbereiding steeds lastig verdedigen is op dit type offers. Voor online blitz of bullet zijn dit soort gambieten zelfs erg dodelijk. 

Niet alleen in de opening is f7 (of f2 voor wit) een zwak punt. Ook later in de partij blijft de achilles een zorgekind dat menig speler al uit het oog heeft verloren. Zo vond ik op het net een mooie collectie van combinaties waarbij de achilles een sleutelrol speelde. Het is moeilijk kiezen maar ik vond de combinatie in 2011 van de huidige wereldkampioen Magnus Carlsen tegen de Chinese topgrootmeester Wang Hao wel leuk.
Zelf kreeg ik recent tegen Stefan Beukema de kans om een prachtige versie van dit soort combinatie te spelen.

Lxf7 had ik wel een paar tellen bekeken maar ik had nooit geloofd dat dit zou kunnen werken tegen een tacticus zoals Stefan die een paar dagen eerder nog een IM-norm scoorde in Le Touquet. Het valt mij wel vaker op dat tactici erg goed zijn aanvallend maar verdedigend tactisch toch geregeld steken laten vallen. Een gemiste kans of toch iets wat we kunnen bekijken als een eigenaardigheidje. Steven Geirnaert vindt in elk geval dat ik strenger moet zijn op mijzelf en dus fouten meer moet bekijken als iets wat vermeden had moeten en kunnen worden. Hij heeft natuurlijk een punt. Anderzijds ben ik bijlange niet de enige die dit soort zaken gemist heeft.

Zo stond een paar maanden eerder een voorbeeld van een gemiste kans om de achilles uit te buiten in de excellente rubriek van grootmeester Lubomovir Kavalek.

Als spelers van dit kaliber een veel eenvoudigere versie missen dan kan ik wel leven met mijn fout. Nu had ik het wel gespeeld dan had ik achteraf iets kunnen tonen waar ik nog lang met trots had kunnen van genieten.

Brabo

Addendum 26 Augustus 2015
Ondanks 20 jaar competitief schaken ben ik pas de laatste jaren bezig met het bekijken/ bestuderen van de oude grootmeesters. Steeds opnieuw stel ik vast dat ik dit veel eerder had moeten doen. Zo zag ik voor het eerst een paar dagen geleden via het boek "The Life and Games of Mikhail Tal" de partij Mikhail Tal - Wolfgang Unzicker uit 1961: http://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1139557 die deels dezelfde motieven bevat met Ph4/Pg5 als mijn gemiste combinatie tegen Beukema. We kunnen alleen maar gissen wat als ik de Tal partij net voor mijn partij tegen Beukema had ontdekt.

maandag 15 december 2014

Deurne in de middenmoot

Reeds in februari kondigde ik aan dat Deurne zou degraderen en dit seizoen spelen we dan ook een afdeling lager. Weinigen waren hierdoor teleurgesteld want een seizoen met enkel nederlagen dus 11 op een rij, is meer voor masochisten weggelegd. Dit werd ook bevestigd doordat alle kernspelers opnieuw wilden meespelen in 2de afdeling. Zoiets is niet standaard want vaak zie je in andere clubs dat spelers andere oorden zoeken wanneer de eerste ploeg degradeert. Met een mooie reservebank (waarop tot mijn grote verwondering in de laatste ronde zelfs ploegkapitein Robert plaatsnam) hadden we wel ambities.

Echter na 5 ronden oogstten we tot nu toe slechts 2 overwinningen en 3 nederlagen (zie kbsb) wat zonder twijfel toch een ontgoocheling kan worden genoemd. Spelen voor de titel is al ongeveer voorbij en zelfs een ereplaats zal hard knokken worden. Ik merk vooreerst op dat de 2de afdeling er wel wat anders uitziet dan 3 jaar geleden toen we erin slaagden om weliswaar met een gelukje te promoveren. Laat we beide jaren naast elkaar leggen om makkelijker te vergelijken. Hierbij maakte ik gebruik van de gegevens op kbsb die voor elke ronde het elogemiddelde bewaarde (volgens de sterktelijst).
Elogemiddelden 2de afdeling Belgische interclub 2011-2012


Elogemiddelden 2de afdeling Belgische interclub 2014-2015
Terwijl we in 2011-2012 nog op elo favoriet waren, zijn we deze keer slechts 6de op elo en dat ondanks een gemiddelde elo voor Deurne die 14 punten hoger ligt in vergelijking met 3 jaar geleden. De competitie is dus merkbaar sterker geworden en je kan dan ook terecht afvragen of dit iets te maken heeft met elo inflatie. Echter als ik kijk naar de Belgische top 100 van juli 2011 en juli 2014, zie ik een elodaling van 10 punten voor plaats 100 i.p.v. een stijging, namelijk van 2215 elo naar 2205 elo. Dus geen inflatie en evenmin een kentering zichtbaar door de goedgekeurde visie in 2013. De reden van de gestegen speelsterkte is voornamelijk toe te kennen aan het aantal buitenlanders die is toegenomen in 2de afdeling. In 2de afdeling hebben er in het verleden altijd wel spelers met andere nationaliteiten gespeeld maar deze keer valt het mij toch op dat de trend van 1ste afdeling (meerdere betaalde buitenlandse spelers) ook wordt doorgetrokken in 2de afdeling wat voor mij nieuw is. In het interclubverslag liet mijn ploegkapitein optekenen dat hij dat erg vindt maar persoonlijk sta ik er veel positiever tegenover. Vroeger ging ik naar het buitenland om goede tegenstand te vinden. Vandaag kan ik dit door tijdsgebrek niet meer doen maar dit wordt vanzelf deels opgelost doordat het buitenland naar mij komt. Alleen is het wel zo dat van een rustig seizoen zonder veel voorbereiden nog niet veel terecht is gekomen.

De slechte resultaten volledig afschuiven op de sterkere competitie is ook niet correct. Tegen Opwijk werden 5 gewonnen stellingen weggegooid. Tegen Brasschaat waren het er 3 en tegen Wachtebeke 2. Dit is veel te veel natuurlijk maar misschien ook wel het lot van een ploeg met 3 + 50 tigers en 3+ 60 tigers. Anderzijds moet ik ook toegeven dat de (iets) jongere spelers het niet beter deden en daar behoor ik zelf ook toe wat ik in een volgend artikeltje zal aantonen. Het is dus zeker niet mijn bedoeling om iemand te viseren. Wel wou ik de gelegenheid grijpen om een fragment uit de partij van Daniel Sadkowski tegen de beloftevolle jongeling Jonas Van Cappellen uit te lichten.

In die partij bevestigt Jonas dat aanvallen vaak de beste verdediging is. Misschien voer voor een schaakles want tezelfdertijd toont het voorbeeld ook een gevaar aan. Een dreiging met een dreiging beantwoorden, kan makkelijk verkeerd aflopen als de tegenstander je tegendreiging pareert.
Het thema kwam mij erg bekend voor omdat ik ze zelf al eens in een partij ben tegengekomen. Toevallig ook hier is de tegenstander iemand van Opwijk maar in tegenstelling met de eerder vermelde partij bleef de variant analyse.
Er zijn natuurlijk ook wel verschillen tussen beide stellingen maar zonder twijfel was dit 1 van de vele gouden kansen die we dit seizoen al misten. De laatste interclubwedstrijd werd nipt gewonnen waardoor we nu rustig in de middenmoot zitten. De 2de helft van het seizoen hoop ik in elk geval dat we dit soort blunders zoveel mogelijk kunnen vermijden.

Brabo

maandag 8 december 2014

Tijd

Na het laatste artikeltje zal het voor de meesten wel duidelijk zijn dat het schaken erg veranderd is met vroeger. Het gebruik van computers of meer algemeen elektronica is diep geïnfiltreerd in ons spelletje. Zeker niet iedereen is hiermee gelukkig. Ik heb een sterk vermoeden dat er zelfs al spelers hierdoor gestopt zijn en het schaken niet meer interessant vinden. Het gevaar is reëel dat het creatieve aspect van het schaakspel geminimaliseerd wordt. We zijn vandaag erg afhankelijk geworden van al die elektronische hulpmiddelen.

Deze afhankelijkheid creëert soms ook vreemde toestanden als er plots iets verkeerd gaat. Zo zullen misschien sommigen de transmissiefout herinneren in de 10de partij van het recent WK. Topgrootmeester Fabiano Caruano gekscheerde op twitter dat het misschien een poging was om een paar miljoen kijkers een collectieve hartaanval te geven.
Anand - Calrsen: 19...Lxg2 ???
Terwijl  dit maximaal tot wat irritaties leidde bij sommigen, wordt het een stuk pijnlijker wanneer een technische fout een impact heeft op het verloop van de partij. Zo was er ook een transmissiefout in de recente partij Karjakin - Caruana gespeeld in de fide grandprix te Baku waardoor Karjakin al heel snel in grote tijdnood geraakte. Het is namelijk zo dat in die toptornooien spelers toegang hebben tot kamers waar ze kunnen rusten tijdens de partij. Karjakin vertrouwde zoals gewoonlijk op de schermen in die kamers om te zien of hij aan zet was maar hij realiseerde zich veel te laat dat er iets fout liep. Later in grote tijdnood -10 zetten in 2 minuten zonder increment- slaagde Karjakin er niet meer in om zijn aanvankelijk kansrijke stelling voldoende te doorgronden en verloor alsnog.
Achteraf op bv. chess.com werd door meerdere lezers gevraagd of deze transmissiefout niet had moeten worden rechtgezet door een arbitraire tijdscorrectie voor Karjakin. In elk geval velen vonden de overwinning van Caruana niet sportief. Echter arbiters mogen niet reageren puur op gevoelens en moeten in de 1ste plaats kijken naar wie aansprakelijk is. Ik heb uiteraard geen inzicht in de contracten van de topspelers maar ik heb een sterk vermoeden dat de schermen in de rustkamers er puur ter informatie staan opgesteld en dat de spelers volledig zelf verantwoordelijk zijn over wat ze al dan niet afleiden van die schermen. Ik denk niet dat het als speler mogelijk is om een schadeclaim in te dienen en de organisatie hiervoor in gebreke te stellen.

Sommigen vinden ook dat er boter op het hoofd van Caruana kleeft. Als je gezet hebt dan mag je toch even een seintje geven aan de tegenstander dat zijn klok aan het lopen is. Niet alleen is dit volgens de tornooireglementen moeilijk of zelfs verboden, zie artikel 4.9 maar ben je echt geen gentleman als je niet de tegenstander wijst op tijdverlies? Is tijd niet een cruciaal onderdeel van het spel waar je net zoals de stukken evengoed aandacht moet aanbesteden? Ik zie in elk geval dat er zelfs bij de meest ordinaire vriendschappelijke partijtjes al een klok wordt bijgehaald die de snelheid dicteert en vaak ook een grote invloed heeft op het resultaat.

Dus het nauwgezet bijhouden van je eigen tijd (maar ook het notatieformulier zoals in het artikeltje het sadistische examen) vind ik compleet de verantwoordelijkheid van de speler zelf. Ik vind het zelfs normaal als je ziet dat de tegenstander onvoldoende achtzaam is dat je hiervan best profiteert. Zo maakte ik onlangs in 2 opeenvolgende partijen mee dat mijn tegenstanders vergaten om hun klok in te drukken. Net dan zal ik nog veel harder doen alsof ik diep aan het nadenken ben. We kunnen beste maten zijn naast het bord maar in een schaakpartij geef ik geen cadeaus. Wel maak ik mijn tegenstander attent op tijdsverlies als ik totaal gewonnen sta want anders blijft de partij nodeloos verder duren.

Nu in 1 van die 2 partijen, namelijk die tegen Stijn Bertrem gebeurde nog een eigenaardigheidje. Terwijl ik aan zet was maar zijn tijd aan het lopen was, deed ik mijn horloge af en legde die naast de klok. Dit doe ik wel vaker omdat ik een horloge dragen tijdens een partij lichtjes irritant vind. Als je met de handen aan je hoofd zit na te denken dan heb ik liever geen druk (horloge van staal dat ongeveer 100 gram weegt) op mijn pols . Na het neerleggen van mijn horloge keek Stijn er naar en kreeg zo ook in de mot dat zijn klok nog aan het lopen was. Eigenlijk had ik hem hiermee onbedoeld een hint gegeven. De hint op zich vind ik hier niet bijzonder maar ik wil het wel nog eens hebben over het afnemen van de horloge tijdens de partij. 

Ik ben mij er wel bewust van dat dit een vreemd gebruik lijkt en ik let ook wel op dat mijn horloge niet gepikt wordt maar ik ben bijlange niet de enige speler die dit doet. Zonder twijfel de meeste bekende protagonist is oud-wereldkampioen Garry Kasparov. Het is een welbekende anekdote dat hij bij aanvang van elke partij zijn uurwerk afneemt en naast het bord legt. Wanneer hij het uurwerk terug aan zijn pols doet dan is dit meestal het sein aan de tegenstander om op te geven. Ergens vind ik dit ook begrijpelijk want als je duidelijk gewonnen staat, moet je niet meer lang nadenken. Ik denk dus niet dat Garry hiermee een psychologisch spelletje trachtte te spelen.

Toen 2 maanden geleden Loek Van Wely in zijn Unive Chess festival te Hogeveen vroeg aan bepaalde deelnemers bandjes te dragen die hun hartslag zou registeren en die deze gegevens zou doorzenden dan vroeg ik mij toch af wie er voldoende gek was om aan zulk experiment deel te nemen. Daar doe je toch niet aan mee in officiële wedstrijden maar geld blijkt een heel goede stimulans te zijn. Zelfs Jan Timman liet zich blijkbaar overhalen. Ik mag dan wel behoren tot de eerste generatie die leren werken heeft met computer, van sommige experimenten en elektronische snufjes zie ik echt het nut niet.

Brabo