maandag 21 december 2020
Lichess
dinsdag 15 december 2020
De Beneliga
maandag 7 december 2020
De (on)zin van blitz deel 5
zondag 29 november 2020
De (on)zin van blitz deel 4
Zo ontdekte ik door de jaren heen ook dat veel spelers (de meeste amateurs?) in de loop van hun schaakcarrière overstapten van hoofdlijnen spelen naar nevensystemen. Op zich niet verwonderlijk want zoals ik nog maar een paar weken eerder op deze blog schreef, heb je als volwassene in de meeste gevallen slechts een fractie van de vrije tijd t.o.v. die je als zorgeloos kind vroeger had. Het is vaak gewoon onmogelijk om en een voltijdse job te bekleden en een huishouden liefdevol te leiden en op de hoogte te zijn van alle laatste theoretische ontwikkelingen in het schaken. Sommige schakers kiezen dan ook liever om de stekker uit de competities te trekken dan zich neer te leggen bij het spelen van partijen op een lager niveau. Anderzijds mits een verstandig kiezen van kleinere systemen, is het zeker mogelijk om als amateur met weinig vrije tijd toch plezier te hebben aan het schaken.
Desalniettemin verraste mij het artikel Siem Van Dael unorthodox openings lead to success. Eind vorig jaar had ik zelf nog tegen Siem een zeer lange theoretische variant gespeeld in de Svechnikov en nu deed hij exact het tegenovergestelde met openingen zoals 1.h4, 1.a4, 1.h3, 1.a3 en 1.g3 g6 2.Lg2 Lg7 3.Pa3. Die jongen is slechts 16 jaar en nu al lijkt hij het gehad te hebben met openingen te studeren. Ik vind het heel jong maar misschien is het gewoon puberen. Ik heb thuis ook steeds meer mijn handen vol met het sturen van mijn tieners terwijl ik ook besef dat ze het best leren van hun eigen gemaakte fouten.
Bovendien heb je als schaker in zo goed als elke partij een moment waarop je zelfstandig moet spelen zonder voorkennis. Elke ervaren speler kent de basisregels in de opening en dat volstaat in de meeste gevallen voor onorthodoxe openingen. Het grote gevaar van openingen ligt immers dan ook vooral in die kritieke varianten waar het ontbreken van voorkennis wel degelijk een belangrijke handicap blijkt te zijn. In dit artikel zal ik dit met enkele voorbeelden haarfijn aantonen.
Tenslotte maakte ik een laatste restrictie in het kiezen van de openingen door enkel die partijen te kiezen met kritieke lijnen die ik recent nog niet serieus bestudeerd had. Met recent bedoel ik de laatste 5 jaar want al heel snel realiseerde ik mij dat er zoveel werk is dat ik die onbekende systemen best voorrang geef. Dus zelfs met al die zelf-oplegde beperkingen had ik nog steeds 3 van de 10 geselecteerde partijen met "interessante" openingen na het filteren op de sterkste online spelers. In het vervolg van dit artikel zal ik 2 van die 3 partijen uitlichten en zo de lezer trachten aan te tonen hoe geweldig interessant ik deze voor mij nieuwe methode van werken aan het schaken vind.
We beginnen met een variant waarvan ik oorspronkelijk dacht dat zwart een stuk wegblunderde om achteraf te ontdekken dat de variant niet alleen al bijna 50 keer in meesterpartijen gespeeld was maar ook nog eens bijzonder goed scoorde in de praktijk. De jonge Turkse internationaal meester Omer Faruk Ozer maakte op spectaculaire wijze brandhout van mij.
maandag 23 november 2020
De (on)zin van blitz deel 3
maandag 16 november 2020
Corona dreigt veel schaakclubs te laten verdwijnen
Fide Newsletter #17 (October 26, 2020) |
zondag 8 november 2020
Schaakprogramma's testen deel 2
Voor lezers die een meer gedetailleerde evolutie van de topprogramma's willen bekijken, kan ik dit leuke youtube-filmpje aanraden. Er bestaan nog anderen op het internet maar de boodschap is steeds dezelfde. Ze zijn in ruim 3 decennia geëvolueerd van oorspronkelijk zeer zwak naar een niveau onmogelijk nog te snappen voor een mens.
Op TCEC loopt er zelfs een permanente joke hierover. Zo houdt een teller bij hoe vaak iemand vraagt naar een match tussen Carlsen en de computer. In bovenstaande grafiek toon ik met de rode lijn aan wanneer het beste commercieel programma definitief de beste mens gepasseerd is. In 2006 gaf Rybka de doodsteek aan de strijd mens-computer en sindsdien is het gat steeds blijven groeien.
Testen van de beste schaakprogramma's heeft vandaag enkel nog zin onderling. Eind vorig jaar schreef ik in deel 1 dat dit testen naar meer smaakte voor mij maar te tijdverslindend was en dus niet voor direct. De corona-crisis zorgde uiteraard voor plots wel voldoende ruimte hiervoor en daar maakte ik dankbaar gebruik van. In het voorbije jaar organiseerde ik een dozijn matchen telkens bestaande uit 100 rapidpartijen (15min + 10sec) op diverse computers en tussen steeds nieuwere en sterkere schaakprogramma's.