dinsdag 29 september 2015

Ratings

Nooit eerder werd zo veel belang gehecht aan ratings als vandaag. De twitteraccount van live chessratings telt meer dan 10.000 volgers. Fide publiceert maandelijks ratinglijsten en gebruikt het gemiddelde tot 2 cijfers na de komma om te bepalen wie naar de kandidatefinales wordt afgevaardigd ! De logica van deze 2 cijfers na de komma van een rating ontgaat mij als een speler 280 elo in 1 maand kan stijgen met behulp van een K-factor = 40 (k-factor staat voor maximum elo aanpassing voor 1 partij).

Ondertussen heeft fide ook ontdekt dat er met ratings heel wat centen valt te verdienen. Het verlagen van de minimum rating van oorspronkelijk 2200 naar 1000 elo zie artikel 7.14d heeft ervoor gezorgd dat de meeste clubschakers een internationaal erkende rating kunnen verkrijgen. Sterke computerprogramma's maken het een koud kunstje om dit allemaal in goede banen te leiden. Ondertussen krijgt fide per speler per tornooi 1 euro zie artikel 9.2. Daarnaast heeft fide nu ook een platform gecreëerd om online te schaken natuurlijk tegen betaling. Het blokkeren van de ratinggeschiedenis voor standaardschaak tot je geregistreerd bent op het arena platform is commercieel een geniale zet maar kan op bijzonder weinig sympathie rekenen.

Voor onervaren spelers dus voornamelijk de jeugd is het natuurlijk geweldig om je rating snel te zien stijgen wat vroeger wel eens te traag gebeurde. Het duwt spelers vooruit om nog meer te schaken tot er een moment komt dat de rek er uit is. Iedereen komt vroeg of laat op dat punt en vanaf dan worden die ratings veel minder aangenaam. Je opgebouwde rating geeft je een bepaalde status en die wens je niet zomaar kwijt te spelen. Ik zie dan ook heel wat spelers afhaken of weigeren te spelen als de kans te groot is om rating te verliezen. In mijn eerder artikel inactiviteit vermeldde ik al dat slechts 12 van de top 100 spelers een interne competitie (zoals een clubkampioenschap) meespeelden.

Vorig jaar speelde ik wel het clubkampioenschap mee in Deurne. Echter dit jaar stak opnieuw het probleem op van een complete desinteresse van de sterkste clubspelers in het clubkampioenschap (behalve natuurlijk onze voorzitter Robert Schuermans). Misschien moeten we toch eens kijken naar een formule die TSM nu gebruikt en waar spelers zelf kunnen kiezen of ze met of zonder rating willen spelen. Ikzelf gaf aan dat voor mij allebei ok zijn met een lichte voorkeur om met rating te spelen zodat de partij iets meer spanning krijgt.

Grote clubs met goed en lang draaiende clubkampioenschappen kunnen overwegen om een eigen clubrating te introduceren. Ik stel niets nieuws voor want o.a. HMC - Den Bosch werkt al jaren met zulk eigen elosysteem. Veel minder gelukkig word ik wanneer competities diverse ratings op een hoopje gooien om paringen en prijzengeld te bepalen. Zo besliste men in de Open Gent om als waardemeter te nemen, de hoogste tussen de nationale en fide-rating. Dat de Belgen hierdoor benadeeld worden, was een flink onderschat neveneffect.

In tegenstelling tot onze buurlanden zijn er in België wel heel wat spelers die een hogere nationale rating hebben dan de fiderating. Hieronder een tabel van de huidige top 100 spelers met een indicatie wie een hogere nationale rating heeft en met hoeveel punten.

Verschil Belgische en fide elos voor top 100 spelers
Ik heb het niet gecontroleerd voor de lagere elo-regionen maar ik verwacht eenzelfde effect. Het gevolg is dat spelers met verschillende nationaliteiten maar identieke fideratings toch in een ander klassement worden opgedeeld. Zo kwam ik uit in de + 2300 categorie ondanks een fiderating lager dan 2300. Ik heb het prijzengeld helemaal niet nodig maar ik vind het toch niet leuk om te zien dat iemand met eenzelfde fiderating en eindscore wel met de eerste prijs -2300 categorie naar huis gaat. Ik vernam achteraf dat ik bijlange niet de enige Belg was met deze negatieve ervaring.

Het probleem zou zich natuurlijk niet stellen als we allemaal maar 1 soort rating hebben. Schaf de nationale rating af, hoorde ik sommigen al voorstellen zoals ze reeds in Frankrijk met succes hebben gedaan. Echter er wordt vergeten dat Frankrijk in zijn vorig boekjaar over lidgelden van bijna 60.000 spelers kon beschikken, zie deze Franse website. Volgens de laatste uitnodiging voor de algemene vergadering van de KBSB zijn er slechts 4428 spelers aangesloten. Nu heeft fide een plafond van bijdragen voor eloverwerking ingesteld per federatie op 25.000 euro zie artikel 9.3. Dit betekent dus dat er per FFE speler slechts een fractie moet worden betaald voor de fide-ratingverwerking t.o.v. een KBSB speler. Het verslag van de penningmeester Ludo Martens voor de A.V. op 17 oktober laat ook duidelijk verstaan dat besparingen centraal staan. Daarnaast werden alle pogingen in de voorbije jaren om het lidgeld te verhogen stelselmatig tegengehouden. 1 soort rating is dus niet voor onmiddellijk.

De tijd van geen ratings zal niet meer terugkeren en maar best ook want vroeger was het zeker niet beter. Zo herinner ik mij de anekdote van de Belgische correspondentie-internationaal meester Jacques Roose bij 1 van mijn huisbezoeken. In de jaren 60 werd hij eens in bordschaak kampioen van West-Vlaanderen met de maximumscore. Hij zond de gespeelde partijen op naar de bond met de bedoeling om tot 1ste categorie speler te worden benoemd. Dat was de normale procedure want de bond liet die partijen dan nakijken door een Belgisch topper om de kwaliteit te onderzoeken. Echter groot was zijn verwondering om een afwijzing te krijgen met als uitleg dat zijn tegenstanders te veel fouten hadden gemaakt! Een andere anekdote die ik laatst las was van niemand minder dan de flamboyante oud-wereldkampioen Michal Tal. Zo vertelt hij in zijn boek The Life and Games of Mikhail Tal dat hij zijn grootmeestertitel kreeg via een Salomonsoordeel. Hij kreeg van het congres de titel als ook de Amerikanen Larry Evans en Arthur Bisguier die kregen. Nee dat tijdperk van koehandel en frustraties ligt gelukkig lang achter ons.

Brabo

woensdag 23 september 2015

Het foute voorbeeld

Heel wat Belgische schaakclubs beschikken vandaag over lesgevers die een aantal stappen van de stappenmethode kunnen uitleggen maar daar houdt het ook mee op. Een meer doorgedreven coaching is slechts weggelegd voor een handvol spelers die bijvoorbeeld kunnen genieten van het project go for grandmaster. Voor de meerderheid en in het bijzonder volwassenen zit er niets anders op om na de stappenmethode zelf je weg te zoeken.

Het spreekt voor zich dat topschakers hierbij ongevraagd een voorbeeldfunctie vervullen. In het artikel mode vertelde ik al eerder hoe een bepaalde opening plots erg populair wordt nadat een topspeler het in zijn repertoire opnam. Als een opening standhoudt tegen spelers van + 2700 elo dan zal dit zeker het geval zijn op een veel bescheidener niveau. Hierin zit zeker een logica maar het is nogal kort door de bocht om succes te garanderen. Elke opening heeft zijn eigen karakteristieken en we hebben niet allemaal dezelfde stijl.

Het gevaar is dus dat men een opening speelt waarvoor men niet de nodige kennis noch vaardigheden heeft. Dit aspect zien we ook in het middenspel. Een topspeler speelt een riskant concept maar wint ogenschijnlijk met groot gemak.
Daarna is de verleiding natuurlijk veel groter om ook zetten zoals g5 te spelen die anti-positioneel zijn. Als een wereldkampioen er niet in slaagt om de agressie te pareren  dan zal dit zeker ook zo zijn bij iemand met veel minder schaaktalent. Dat deze vlieger zelden opgaat, wordt vaak pijnlijk duidelijk in onze praktijk.
Zwarts positie was al precair dus er waren verzachtende omstandigheden om va-banque te gaan. Vaak stelt de beste zet slechts een nederlaag uit en met het aantal gespeelde zetten koop je niets. Een objectief mindere zet kan in zulke situaties soms voldoende complicaties creëren om het tij alsnog te doen keren. Hier mislukte het en er resteerde enkel een hopeloos eindspel.

Zelf heb ik ook al meerdere malen tot scha en schande ondervonden dat anti-positionele zetten zoals g5 erg riskant zijn. Zo herinner ik mij nog levendig hoe ik een complexe stelling tegen Geert Vanderstricht helemaal om zeep hielp met 2 keer het waanzinnig idiote g5 te spelen na elkaar.
G5 mag dan wel in de Hollandse stonewall een standaardzet zijn om de koningsaanval op te zetten maar dit was in bovenstaand voorbeeld natuurlijk veel te optimistisch. Mijn decennia ervaring stelt zelfs dat het heel vaak in het Hollands een dubbeltje op zijn kant is om g5 te spelen in tegenstelling met bijvoorbeeld het Koningsindisch.

Het naspelen van hedendaagse toppartijen is bijlange geen goede leerschool om de basisprincipes in het schaken te leren. In het artikel Knights On the Rim Are Amazing waarschuwt de Amerikaanse grootmeester Daniel Naroditsky de lezer dat succesvol breken van de regels helemaal afhangt van de sterkte van de speler. Het is daarom voor de meeste schakers niet overbodig om zich eerst toe te leggen op het goed begrijpen en implementeren van die basisprincipes. Die leer je veel makkelijker door een boek in de hand te nemen die partijen bespreekt van oude meesters zoals Capablanca, Rubinstein,....

Brabo

maandag 14 september 2015

Romantisch schaak

In het moderne schaak schrikken topspelers niet terug om de tegenstander van bij de start naar de keel te grijpen. Benamingen zoals onsterfelijke partij of de eeuwig jonge partij worden opnieuw van het stof gehaald om onze verwondering te kunnen uitdrukken voor deze fantastische hedendaagse partijen. Eindelijk krijgen we terug een beetje de sfeer van de romantische 19de eeuw. Zo kent de evergreen zijn oorsprong in de partij Adolf Andersson - Jean Dufrese gespeeld in 1852.
Het Evansgambiet behoorde vele decennia tot de populairste openingen maar kwam in verval toen Lasker een goede anti-dote vond die grotendeels het venijn uit de opening haalde. Een anti-dote die zelfs vandaag nog goedgekeurd en gespeeld wordt door de wereldtop zoals we eind vorig jaar in de London Classic zagen.
Net zoals vele andere gambieten uit de romantische tijd was het niet alleen een anti-dote die de populariteit liet verschrompelen. Steeds meer speelbare opstellingen werden gevonden voor de zwartspeler waardoor de witspeler steeds kwetsbaarder werd voor concrete voorbereidingen. Zelf speel ik graag het systeem met 6...exd4 i.p.v. 6....d6 zoals in de partij hieronder van de voorbije Open Gent.
De steeds sterker wordende computerprogramma's blijken evenmin de gambieten te helpen. In de onderstaande recente correspondentieschaakpartij wordt Nigel Shorts 12.Pb5 geintroduceerd in 2003 ontmanteld.
Nee ik denk niet dat het romantisch schaak nog ooit populair zal worden. Het heeft geen zin om materiaal te offeren als de tegenstander een exacte zettenreeks kan spelen die de compensatie laat verdampen. Spijtig maar niet getreurd want om de woorden van Anand te gebruiken: voor elke deur de computer sloot, werd een nieuwe deur geopend.

Verder wil ik er ook nog op wijzen dat vele gambieten ondanks hun dubieuze theoretische status nog steeds een gevaarlijk praktisch wapen kunnen zijn in het bijzonder met de snellere tijdscontroles. We zijn geen computers dus mits een goed timing (juiste tegenstander/ tempo/ voorbereiding) kan je zelfs een mooi succes boeken met het Evansgambiet. Tenslotte ben ik het ook eens met coaches die trachten studenten te overtuigen een tijdje gambieten te spelen. Het romantisch schaak is een excellente leerschool om begrippen zoals ontwikkeling en initiatief aan te leren. Het zijn basisbegrippen die best eerst onder de knie zijn vooraleer we de meer complexe strategieën aanleren die na het romantisch schaak werden ontdekt.

Brabo

zondag 6 september 2015

G4 in de Najdorf

Het internet is een enorme bron van informatie die ik dagelijks raadpleeg. Echter je moet wel kritisch blijven want heel wat is kletspraat. De Amerikaanse blogger Dana Mackenzie schreef een paar maanden geleden een grappige post " I love the past. Everyone in it is so stupid." met voorbeelden over geschreven onzin die later door de werkelijkheid onderuit werd gehaald.

Het corrigeren van fouten wordt zeker niet door iedereen in dank afgenomen wat ik ontelbare keren al aan de levende lijve heb mogen ondervinden. Ik laat daarom ook liever anderen eerst reageren maar wanneer de reactie uitblijft dan is de drang vaak te sterk om weg te kijken. 

Sommige fouten zijn ook echte mythes die je ondanks talloze reacties niet kunt uitroeien. Een van die hardnekkige mythes is dat oud-wereldkampioenen zoals Lasker, Capablanca, Aljechin, Fischer,... makkelijk met de huidige topspelers gelijke tred zouden kunnen houden. Ze stonden in hun piekjaren mijlen voor op hun tijdsgenoten. Vandaag zien we dit soort extreme niveauverschillen niet meer waardoor de perceptie gecreëerd wordt dat die oude spelers iets extra hadden. Ik bedoel een uniek schaaktalent wat je maar een paar keer in een eeuw meemaakt en vandaag dus niet aanwezig is bij een topspeler.

In mijn artikel elo inflatie heb ik al aangetoond dat er geen bewijs bestaat van elo inflatie t.o.v. speelsterkte. Dit betekent dat qua speelsterkte de huidige topspelers zeker hun hogere rating verdienen t.o.v. hun voorgangers. Anders gezegd oud-wereldkampioenen speelden kwalitatief veelal slechter waarmee het unieke van hun schaaktalent een compleet andere belichting krijgt. 

Anderzijds ben ik het helemaal eens dat het onzin is om serieuze vergelijkingen te maken tussen spelers van verschillende tijden. De middelen en kennis groeien voortdurend in het bijzonder de laatste 2 decennia met de introductie van de computer in de schaakwereld. Zo wil ik het in dit artikel eens hebben over hoe sterk de computer op topniveau het aanvallend schaak heeft beïnvloed. Ik gebruik als voorbeeld de Najdorf waarbij wit ogenschijnlijk kiest voor een rustige opzet. Ik begin met een partijtje uit mijn eigen praktijk waarvan het concept ontdekt werd rond 1972.
Het nam dus 14 jaar in beslag om te ontdekken dat g4 interessant was en nog een paar jaar vooraleer het zwarte systeem definitief werd afgedaan als minderwaardig o.a. door de kersverse wereldkampioen Anatoly Karpov.

Vooraleer ik een vergelijking wil maken met enkele recente bordpartijen in de Najdorf, kijken we eerst even naar een krankzinnig idee uit een computerpartij anno 2014. G4 wordt hier ook gespeeld maar in een stelling waarin wit al kort gerocheerd heeft wat een enorm verschil maakt.
Een schaakprogramma van +3000 elo slaagde er niet in het concept te weerleggen. Topspelers gebruiken vandaag dagelijks deze topprogramma's en worden natuurlijk beïnvloed zoals we zien bijvoorbeeld in de volgende knappe partij uit het Oekraïens kampioenschap van 2014.
Een absoluut hoogtepunt van modern aanvalsschaak wordt zonder twijfel bereikt in de nieuwe evergreen Navara - Wojtaszek.
Het verschil met de eerste g4 partij is immens. Enkele decennia geleden werd g4 slechts gespeeld na jaren van wikken en wegen. Toen was een agressieve zet zoals g4 gelinkt aan een gezonde ontwikkeling (lange rochade) + controle van het centrum. Modern aanvallend topschaak gaat veel verder en baseert zich op zeer specifieke lijnen die vaak door een computer thuis al werden geanalyseerd. David Navara gaf trouwens na de partij toe dat hij de positie tot zet 25 in de voorbereiding op het bord had gehad.

Deze moderne evolutie zien we niet alleen in de Najdorf. Zo schreef de Amerikaanse grootmeester Grigory Serper vorige maand een gelijkaardig artikel over het Bogo-Indisch: "How to attack in modern chess?". Het Bogo-Indisch heeft een reputatie van een rustige positionele opening maar daar blijft niets meer van over als je kijkt naar enkele recente toppartijen.

Met het advies van de grootmeester ben ik het minder eens. Hij raadt spelers aan om de tegenstander aan te vallen vanaf de eerste zetten zelfs al is het een positionele opening. Echter hierbij negeert hij dat alle succesvolle aanvallen in de voorbeelden werden gespeeld door + 2700 spelers. Zoals al aangegeven in de reacties van het vorig artikel hebben deze spelers een basis die buitengewoon uitgebreid is. Kortom zulk spel trachten te kopiëren zou wel eens voor de meeste spelers flink wat punten kunnen kosten.

Brabo