vrijdag 25 oktober 2019

Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken? deel 2

De voorbije 2,5 jaar heb ik verscheidene malen mijn zoon (en) dochter begeleid tijdens meerdaagse-schaaktornooien. Ik speelde zelf niet mee soms omdat het niet toegelaten was maar vooral omdat ik bewust koos om voor hen ten allen tijde beschikbaar te zijn. Persoonlijk voelde ik dit aan als de juiste keuze voor mezelf maar ik zag ook ouders kiezen voor het tegenovergestelde dus zelf meespelen. Ik vind het wel vreemd om te zien hoe ouders blijkbaar het niet erg vinden dat hun eigen kind (soms niet ouder dan 8 jaar) uren in het cafetaria zit rond te dwalen omdat papa nog niet klaar is met zijn eigen partij. In het schaken lopen voldoende vreemde snuiters rond dat ik zoiets op zijn minst riskant beschouw.

Dus zoals ik al meerdere malen op deze blog over schreef, heb ik vele uren zitten wachten op mijn kinderen tijdens die tornooien. Met lezen en praten met andere ouders gaat de tijd toch nog vrij goed vooruit maar daarnaast neem ik ook nog steevast mijn portable mee om de analyses van mijn eigen partijen te kunnen verderzetten. Dit laatste trekt natuurlijk tijdens een schaaktornooi enkele nieuwsgierige schakers. Ik vermoed ook dat het argwaan schept bij sommige want met de huidige elektronica weet je maar nooit of het een poging is om vals te spelen. Zelfs een enkele keer kwam een scheidsrechter zich vergewissen om te zien of de stelling die ik aan het analyseren was, niet van een lopende partij afkomstig was.

Wanneer ik op de 2de dag nog steeds bezig ben met dezelfde partij te analyseren, krijg ik al de eerste verbaasde vragen van schakers. Hoe diep analyseer je wel je eigen partijen? Hoeveel tijd spendeer je aan het analyseren van de partijen? ... Echter als ik na de 4de dag nog steeds dezelfde partij aan het analyseren ben, dan haakt elke toeschouwer af. Dit soort analyses is misschien ok voor correspondentieschaak maar dit is niet het soort schaak waarin de tornooischaker geïnteresseerd is.

In deel 1 van Hoeveel tijd spendeer je aan het schaken? schreef ik dat een partij-analyse gemiddeld 4-5 uren van mijn persoonlijke tijd in beslag nam. Dit is een geschatte tijd en houdt bovendien geen rekening met de uren processing tijd die mijn computers hebben verbruikt. In hetzelfde artikel schreef ik dat de computer wellicht ongeveer een 5 keer meer tijd verbruikt. Als je dan weet dat ik de PC enkel laat analyseren overdag als ik in de buurt ben dan begrijp je al snel dat een analyse meerdere dagen kan duren.

Hoeveel dagen exact en waaraan de meeste analyses werden gemaakt, vond ik eens interessant om te ontleden. Ik wist dat ik de laatste tijd vooral werkte aan openingen en er grote verschillen waren van partij-analyse tot partij-analyse maar je hebt meetresultaten nodig om inzicht te krijgen hierin. Met een chronometer elke partij-analyse trachten te volgen gedurende meerdere maanden was voor mij onbegonnen werk maar er bestaat gelukkig wel een alternatief om gemakkelijk en snel alsnog betrouwbare resultaten te krijgen namelijk "Autosave.cbh".

Ik vermoed dat de meeste schakers het nu horen donderen in Keulen. Wat is "Autosave" en hoe zou dit een chronometer kunnen vervangen? De heel trouwe en aandachtige bloglezer zou moeten herinneren dat ik de term al vermeld heb in het artikel de partijvoorbereiding deel 2. Toen had ik het over de databases die deeluitmaken van de cockpit die ik gebruik bij het analyseren en 1 daarvan is "Autosave.cbh". Ik heb er toen niet dieper op ingegaan omdat het slechts bijkomstig was voor het artikel. Nu de naam "Autosave.cbh" verklaart zichzelf al deels. Het bestand bewaart iets automatisch.

Net zoals excel, word, ... zorgt Chessbase er ook voor dat op geregelde tijdstippen er bewaard wordt zodat je bij een crash van het systeem niet alles wat je de laatste uren gemaakt heb, verliest. Dit bestand wordt automatisch aangemaakt bij de installatie en kan je normaal vinden onder de directory Chessbase\MyWork zie hieronder voor een screenshot.
Dus heb je ooit een crash gehad dan kan je vaak toch nog de gemaakte partijnotatie + analyses terugvinden in "Autosave.cbh" en terugbrengen naar het bestand waar je het wenst te bewaren. Bovendien bewaart "Autosave.cbh" niet enkel de laatste versie maar ook alle eerdere versies waardoor je eventueel verwijderingen waarvan je spijt hebt, alsnog kunt rechtzetten. Of zoals voor dit artikel kan je dankzij "Autosave.cbh" ook nagaan hoeveel versies er over de opening, middenspel of eindspel bewaard zijn. 200 versies van een partij in "Autosave.cbh" bleken voor mij geen uitzondering te zijn. Een glimp hiervan toont onderstaande screenshot.
Timestamps heb ik spijtig niet gevonden bij de versies maar het lijkt mij ok om te veronderstellen dat elke versie ongeveer eenzelfde analyse-tijd overspant. Dit kwam trouwens ook tot uiting wanneer ik 2 tornooien vergeleek door het aantal analyse-dagen te delen door het aantal versies. De afwijking was 11% dus voldoende om conclusies te kunnen maken. De 2 tornooien die ik in rekening bracht, waren Open Gent en Open Brasschaat gespeeld voorbije zomer. De partijanalyses van Open Gent beëindigde ik op 28 augustus en dat komt overeen met 27 analyse-dagen (tijdens Open Brasschaat werkte ik er niet aan). De partijanalyses van Open Brasschaat beëindigde ik op 17 oktober en dat komt dan overeen met 47 analyse-dagen (tijdens interclub en clubkampioenschap werkte ik er niet aan). Uiteindelijk kon ik in een uurtje een vrij gedetailleerde analyse maken van het aantal dagen dat er gespendeerd werd aan het analyseren van mijn 18 partijen.
Gemiddeld hebben we dus iets meer dan 4 analyse-dagen per partij maar er zijn grote verschillen tussen de partijen. Zo spendeer ik minder dan 1 dag aan mijn 4de ronde Open Gent terwijl ik aan de 1ste ronde van Open Brasschaat meer dan 11 dagen bezig was.

In tegenstelling tot wat er wellicht verwacht wordt, zie ik dat elo van de tegenstander noch resultaat van de partij invloed hebben op het aantal analyse-dagen. De grootste dominator blijkt de opening te zijn. 80% van de tijd gaat daar naar toe en dat lijkt mij normaal gezien ik de wetenschappelijke aanpak hanteer. Je kan nu eenmaal niet telkens succesvol dezelfde opening spelen zonder grondige studie.

We zien dan ook dat ik veel tijd spendeer aan partijen met openingen waarvan ik nog niet eerder een uitgebreide openingsanalyse gemaakt heb. Echter dit betekent evenmin dat ik de andere fasen van een partij verwaarloos. Slechts 5% spenderen aan eindspelen lijkt ondermaats maar ik denk dat er weinig schakers kunnen zeggen dat ze de afgelopen 2,5 maand meer dan 4 dagen bezig zijn geweest met serieus eindspelen te analyseren.

Ja ik geloof dat ik met dit artikel nogmaals heb aangetoond dat ik niet zomaar de gemiddelde schaker ben die zijn partijtjes speelt en daarna maximum enkele minuutjes achteraf kijkt naar de fouten. Trouwens het intensief analyseren van mijn partijen doe ik al meer dan 20 jaar. Over de jaren heen heb ik de analyse-methodes wel verfijnd en heb ik veel meer klemtoon gelegd op de opening.

Verscheidene internationaal meesters hebben mij al gezegd dat ze zelf hun partijen nooit zo uitgebreid analyseren. In elk geval is het zo dat ik dit soort analyses nooit verlang van mijn leerlingen. Dit doe je enkel wanneer je er zelf zin in hebt. In een volgend artikel wil ik het daarom eens hebben over hoe zinvol zoiets is voor je eigen ontwikkeling. Is er meer dan enkel plezier?

Brabo

dinsdag 15 oktober 2019

Paswoord deel 2

Recent passeerde een tweet op twitter dat “Kens paswoord gekraakt was”. Blijkbaar had iemand in 2014 een unix paswoordfile gevonden, van een zeer select groepje IT’ers (zeg maar pioniers) en toen al geprobeerd om de paswoorden te kraken (unix versleutelt paswoorden op een manier dat zelfs een admin of superuser ze niet kan ontcijferen). Onder de namen enkele zeer bekende zoals Ken Thompson, Dennis Ritchie , Brian Kernighan, Steve Bourne en Bill Joy. We hebben het hier over een team dat in de jaren ’60 en ’70 de basis legde voor zowat alle huidige ICT. Mocht je deze namen vertalen naar topschakers, dan zouden we het hebben over Steinitz, Tarrasch, Lasker, Reti en Nimzowitsch, no less.

Die unix-file met paswoorden bleek moeilijk te kraken in 2014; de hardware was toen nog niet zo sterk als nu. Een twintigtal woorden viel relatief snel door de mand, maar een vijftal hield goed stand. De laatste man die stand hield was… Ken Thompson, en zijn paswoord was schaakgerelateerd.

Op deze site (ken thompsons old unix password cracked) kan je het verhaal lezen. Versleuteld maakte unix van het paswoord “ZghOT0eRm4U9s” en dat bleek uiteindelijk “p/q2-q4!” te zijn. Met andere woorden, zijn paswoord was gewoon “d2-d4!”.

Schaakgerelateerde paswoorden zijn sterk, en dat mag niet verbazen: Kens paswoord bevatte letters, cijfers, speciale karakters in een blijkbaar niet-logische volgorde. Nu is dat een truukje dat ik ook al gebruik. De reden is simpel: als je “1.d4 f5 2.e4!” als paswoord neemt, dan hoef je enkel “Staunton” te onthouden. Ik weet nog dat ik als student in Oostende op de PDP-11 inlogde met mijn naam en “e4e5f4” als paswoord.

Er zijn diverse sites waarop je de sterkte van je paswoord kan controleren; twee goede sites lijken me https://howsecureismypassword.net/ en https://password.kaspersky.com/. Andere sites geven je richtlijnen welke karakters je nog kan toevoegen, maar deze twee geven een indicatie hoe lang het duurt vooraleer je paswoord gekraakt is. Die indicatie is sterk afhankelijk van de snelheid van de computer die aan het werk is en omdat de eerste site conservatiever is (blijkbaar beschouwen ze de hackers als zeer goed uitgerust), hanteer ik hier die eerste.

Die “e4e5f4” gaat nog geen seconde mee (54 milliseconden), maar dat verandert snel wanneer je de notatie voluit schrijft: “1.e4 e5 2.f4” dan kom je al aan 600 jaar. Met wat extra tekens erbij “1.e4! e5! 2.f4?” kom je aan 4 miljard jaar. Niet slecht voor een “simpel te onthouden” paswoord – je hoeft enkel “koningsgambiet” te onthouden.

Natuurlijk, hoe langer de reeks hoe beter; de Franse MacCutcheon (1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Pf6 4.Lg5 Lb4) gaat 10^48 jaar mee, en dan nog zonder uitroeptekens of vraagtekens. Voor wie de variant speelt, is dat leuk meegenomen, maar het is wel een heel lang en onpraktisch paswoord. Zo is het eenvoudige  “Saveedra 6.c7-c8:T!” al goed voor 36 x 10^18 jaar rekenwerk, en veel makkelijker te onthouden.

Voor wie geen zettenreeksen wil onthouden, maar liever een schaaknaam als paswoord intikt, kan ik “Roman Dzindzichashvili” (42 x 10^21 jaar) of “Zurab Azmaiparashvili” (596 x 10^18 jaar) aanbevelen. Have fun en keep it safe!

HK5000

woensdag 9 oktober 2019

13. Andrija Fuderer

13. Andrija Fuderer

(13 mei 1931, Subotica – 2 oktober 2011, Palamos)
Een verrassing in deze lijst? Misschien gaan niet veel Belgen Fuderer als Belgische schaker beschouwen. Nochtans heeft hij wel degelijk “bij ons” gespeeld, maar dan wel toen zijn grootste successen al lang achter de rug lagen – successen die hij als schaakbelg  nooit meer geëvenaard heeft.

Andrija Fuderer kan beschouwd worden als één van de meest talentvolle Joegoslavische spelers ooit. Fuderer werd gezien als een nieuwe Morphy, nog voor er sprake was van Tal. Zijn aanvallen waren spectaculair, verrassend, verzengend, stormachtig. Maar hij was net iets te onregelmatig om wereldtop te blijven.

Getuige daarvan zijn zwanenzang in het interzonaal tornooi van Goteborg 1955: in de eerste tornooihelft speelde hij de sterren van de hemel, maar in de tweede helft werd hij onder de voet gelopen. Hij eindigde ontgoocheld 14de - 15de. Daarna was het vuur gedoofd en trok hij zich praktisch terug uit de schaakwereld – hij legde zich toe op een (succesvolle) carrière als scheikundig ingenieur, vond werk in de Antwerpse haven en kon enkele patenten op zijn naam brengen. Hij werd lid van Deurne en speelde occasioneel nog eens interclub. Maar terug naar het begin.

Fuderer is een "typisch wonderkind". Hij is goed in wiskunde, muziek en schaken. Hij wint het NK Jeugd in Joegoslavië in 1947. In 1948 wint hij op gelukkige manier een door Prins schitterend gespeeld Evansgambiet in Rogaska Slatina – fortuna adiuvat fortes... In Bled 1950 speelt hij zijn eerste internationale tornooi: meteen vierde met 8/14, na Najdorf (10,5), Pilknik (9) en O’Kelly (8,5). Dan al haalt hij ook al zijn tactische stijl boven, onder andere tegen O’Kelly, die de jonge snaak denkt te kunnen verrassen met een weinig gespeelde variant in het Spaans.
Hij wordt Kroatisch kampioen in 1951, het jaar waarin hij ook tweede werd (na Rabar) in het 7de NK van Joegoslavië te Sarajevo. Dan al krijgt hij van Euwe het epitheton "Joegoslavische Morphy". Met wit is hij levensgevaarlijk in scherpe openingen, zo verslaat hij Bela Tot in 19 zetten in een Albin tegengambiet. In Hoogovens 1952 speelt hij 50% tegen een selectie van de Westerse top. Donner (in het hele tornooi niet echt goed bezig) blaast hij in 17 zetten van het bord. In het sterk bezette tornooi van Belgrado wordt hij met Milic gedeeld tweede achter Hermann Pilnik. Het trio laat een sterk peloton achter zich, met onder andere Nedeljkovic, Matanovic, O’Kelly, Udovcic en Pirc. In het NK van 1952 doet hij zijn parcours nog eens over; hij verslaat de uiteindelijke kampioen Trifunovic (zie hierna), maar vergooit tornooiwinst en de nationale titel in de laatste ronde.
Die eerste helft van het decennium is duidelijk “zijn” helft. Fuderer wordt IM in 1952, maar het is veelzeggend dat hij pas in 1990 met terugwerkende kracht de IGM titel toegekend krijgt. Gelukkig wint hij uiteindelijk wel het NK-tornooi in Zagreb 1953 (gedeeld eerste met Rabar en Pirc (13,5/19), maar hij verliest de beslissingskamp, die Pirc met duidelijke cijfers wint.

Hij wint daarna Saarbrücken 1953, wordt tweede in Opatija 1953 (Aleksandar Matanović wint) en wordt vierde in het zonaal tornooi van Munchen 1954 (Wolfgang Unzicker wint), waarmee hij zich plaatst voor het IZT het jaar erop. In de Olympiade van Amsterdam 1954 speelt hij uitstekend: 3/4 in de voorrondegroep en 6,5/8 in de finalegroep, waarbij hij Geller gewoon van het bord zet.
Een prima resultaat behaalt hij ook in Hastings 1954-55; hij wordt derde na Keres en Smyslov, maar kan winnen van Keres. En dan komt dat beruchte interzonaal tornooi, ook bekend van de Argentijnse tragedie. Zijn fans zien hem al winnen – of toch minstens zich plaatsen voor de volgende fase van het WK. En hij heeft wel degelijk fans.

Siep Postma wijdt een boekje aan hem alleen in de "Jeugdschaakserie" (een hele leuke reeks, vooral voor jonge schakers, die ook "De Avonturen van Buikje", “Aanvalluh!” en "Jeugdpartijen van Beroemde Meesters" bevat). Postma had zelfs een Fuderer-fanclub opgericht, die Fuderer volgde in het interzonaal tornooi van Goteborg.

Fuderers kansen zijn prima na zijn sterke start, extra gekleurd door fantastische partijen, waarvan deze tegen Najdorf nog altijd het naspelen meer dan waard is. Het commentaar in de Volkskrant is even enthousiast: "In een nooit vertoonde stelling rokeerde Najdorf naar de open lucht aan zijn koningskant, die men geen vleugel meer kon noemen. Fuderer bleef met zijn koning staan waar hij stond en was ijverig overal tegelijk in de weer: in het centrum, op de vleugels, en op de basislijn. Najdorf offerde een pion en Fuderer offerde er een terug. Najdorf offerde nog een pion en Fuderer offerde een loper. Najdorf offerde ook een loper, en Fuderer, die zich niet wou laten kennen, offerde een dame."
In de derde ronde had hij al hardhandig de Amerikaan Bisguier opzij gezet:
Na 12 ronden (waarvan 1 bye) heeft hij +6, =3, -1. Zijn kansen zijn uitstekend, maar dan blundert hij in de opening tegen Szabo en verliest nog van Donner, Keres, Geller, Bronstein en Pachman. Uit zijn laatste negen partijen haalt hij amper drie remises (tegen Petrosian, Spassky en Ilivitzky). Bronstein wint autoritair met 15/20 voor Keres (13,5) en Panno (13). In de slottabel blijkt dat hij 4,5/6 heeft gescoord tegen de spelers achter hem en amper 4,5/14 tegen de spelers boven hem. Fuderer beseft dat hij geen WK-materiaal is.

Was het zijn “geluk”? Tot dan toe twijfelde hij welke richting uit te gaan met zijn leven. Hij was goed in schaken, maar ook een goed pianospeler, en op de univ blonk hij uit in zijn studies scheikunde. De ervaring in het IZT ontnam de schaakwereld een tacticus van formaat, maar het gaf de schaker ook rust. Hij studeerde verder en behaalde een doctoraat aan de univ van Zagreb. Zijn schaaktestament schrijft hij in 1959, wanneer hij David Bronstein met 3-1 verslaat in een match USSR – Joegoslavië.
Het was zijn laatste grote wapenfeit. In 1957 trouwde hij met zijn Pavica; het gezin werd gezegend met twee zoons. Zurich 1960 levert hem nog een derde plaats op, na O’Kelly en Keller. Na Zagreb 1964 (vierde na Szabo, Marovic en Parma) speelt hij nog nauwelijks wedstrijden van betekenis. In 1968 trok hij weg uit Joegoslavië, eerst naar Italië, daarna naar Duitsland, en begin 70’er jaren naar België. Hij doet research bij Union Carbide en dat levert tientallen patenten op. Midden jaren ’70 interesseerde het idee van een autarkisch leven (leven zonder afhankelijkheid van buitenaf, met andere woorden, duurzaam leven) steeds meer en meer. Zijn eerste dergelijk project startte hij in Italië, en hij hield het 25 jaar in stand, tot hij het kon verkopen aan een jonger persoon met dezelfde passie. Ondertussen was er een iets luxueuzer buitenverblijf bijgekomen in Spanje, met meer comfort, en waar hij een groot deel van het jaar doorbracht. Rond 2005 ondervond hij hinder tijdens het sporten en liet zich onderzoeken: een longtumor. En hoewel hij zich relatief goed hield, kwam het einde toch relatief snel; hij overleed begin oktober 2011.

Fuderer speelde voor Joegoslavië drie Olympiades mee, telkens met een prima score: Helsinki 1952 (70%), Amsterdam 1954 (71%) en Munich 1958 (77%). Speelde hij in de jaren ’80 nog met inzet (Limbos en Winants mochten een nul tegen hem optekenen in 1982), in de negentiger jaren was zijn betrokkenheid heel wat minder. Voor het schaakspel mocht Deurne hem nog wel eens opbellen, als reserve voor interclub of zoiets. Zo zit John Van der Wiel tot zijn eigen verbazing eens tegenover hem in IC – maar vaak monden zijn partijen in remise uit – het vuur was uitgedoofd. Met Fuderer ging een heel aimabel persoon heen, die thuis hoort in het rijtje Planinc, Vitolinsh, Charousek, Nezhmetdinov. De fantasie in het schaakspel is hem eeuwig schatplichtig. 

Bronnen

HK5000

woensdag 2 oktober 2019

Katten

Elke schaakouder weet dat het vaak heel lang wachten is op zoon/dochter tijdens het schaken. Zeker als je meegaat op verplaatsing dan kan je beter op voorhand ermee rekening houden dat er weinig tijd die dag zal resteren om nog iets anders te plannen. Bovendien word je als ouder ter plaatse meestal aan je lot overgelaten door de schaakorganisatie. Soms mag je al gelukkig zijn om een stoel te vinden waarop je kunt zitten want ik heb al meerdere jeugdtornooien meegemaakt waar geen aparte ruimte was voorzien voor de begeleiders.

Daarnaast doe je best ook iets om de tijd aangenaam door te komen want vele uren stilzitten (zoals in de eerste foto van mijn artikel het geheugen) is misschien wel rustgevend maar allerminst aantrekkelijk. De meeste ouders zie ik dan ook gewapend tegen de uren wachten. Zo neemt de ene zijn computer mee om een film te bekijken. De andere zit een verslag te schrijven voor het werk. Andere ouders maken er samen een gezellige spelletjes-dag van. Ik behoor meestal bij de lezers die dus een boek, krant of andere lectuur hebben meegenomen.

Echter van lezen komt het er bij mij uiteindelijk vaak weinig van. Daarvoor ben ik een veel te grote babbelaar wat wellicht ook grotendeels het bestaan van deze blog verklaart. Ik ben iemand die weinig moeite heeft om een gesprek met een totaal onbekende persoon aan te knopen en dat heeft zo zijn voordelen. Af en toe leer je hierdoor interessante persoonlijkheden kennen.

Zo denk ik bijvoorbeeld aan de mama van Ines Dellaert die mij vertelde tijdens Open Maastricht 2018 dat ze binnenkort een professionele drone-pilote zou zijn. In Open Maastricht 2019 geraakte ik aan de praat met de papa van Matthijs De Groof die enkele jaren geleden samen met zijn broer een bedrijf voor gasdrukregelaars had opgericht zie gasflowsolutions en hiervoor de wereld rondreisde. Op het voorbije onjk kwam er toevallig een ex-profvoetballer aan tafel zitten die tal van anekdotes kon ophalen uit zijn tijd in de Nederlandse eredivisie. Tenslotte wil ik afsluiten met de heel sympathieke Alfred Olree waarmee ik tijdens hetzelfde onjk elke dag samen aan tafel zat te wachten op onze kinderen.

Alfred heeft een ongelooflijk rijk leven. Naast een drukke baan als HR-officer is hij ook nog papa van 3 zonen, getrouwd met jawel een Russische, jeugdleider + bestuurslid van de schaakkring de drie torens en tenslotte heeft een geweldige passie voor katten. Kortom er was voldoende stof om uren te praten waardoor zelfs mijn echtgenote besliste om even het shoppen te laten. Als het over Rusland gaat en vooral katten dan heb je haar interesse. Trouwens het zijn niet zomaar katten die Alfred heeft maar wel bijzonder mooie Maine Coons. Hij won al tal van prijzen ermee o.a. in België.
Bron: https://www.instagram.com/krownest_oranje/
Katten en schaken, het lijkt een vreemde combinatie maar het komt vaker voor dan je denkt. Zo bestaat er zelfs een opening genoemd naar de grootste kat die er bestaat. Jawel de leeuw natuurlijk.

Deze opening heeft een heel aparte geschiedenis. In tegenstelling tot de meeste andere openingen werd de leeuw niet bedacht door een grootmeester maar door een amateur genoemd met de toepasselijke naam Leo. Volgens de geschiedenis creëerde Leo Jansen de opening 50 jaar geleden en ondertussen zijn talloze spelers gevolgd in zijn voetsporen. Zeker op amateursniveau is het systeem bijzonder populair tot op de dag van vandaag.

Het systeem heeft dan ook enkele bijzondere voordelen t.o.v. andere openingen. Vooreerst gaat het over een universeel systeem dat je dus kunt toepassen tegen een heel wijd arsenaal van mogelijke opstellingen. Het levert eveneens uitstekende winstkansen op voor zwart zelfs tegen veel hoger gekwoteerde tegenstanders. Tenslotte is het bijzonder makkelijk aan te leren wat natuurlijk een troef is voor de amateurschaker die vaak weinig tijd heeft/ wil spenderen aan studeren.

Desalniettemin het feit dat de leeuw nooit een volwaardige opening op meesterniveau is geworden in de voorbije 50 jaar, doet toch vermoeden dat er ook iets schort. Dat laatst kwam ook tot uiting in een partijtje die mijn zoon speelde in het voorbije onjk. Met een naam als Robin Van Leeuwen ben je bijna automatisch een fan van de leeuw maar daarom scoor je uiteraard niet perse beter.
De leeuw werd genadeloos afgemaakt in de partij. Robin vertelde achteraf dat hij dit nog nooit had meegemaakt met zijn favoriete opening. Tijdens het tornooi werden schoonheidsprijzen uitgereikt en als ik vergelijk met de andere ingezonden partijen dan had deze zeker een grote kans gemaakt. Echter ik vond het niet eerlijk om dat te doen. Ik had Hugo op voorhand het hele concept getoond met het offer op e5 waardoor er van eigen creativiteit weinig overbleef.

Op meesterniveau is het offer dan ook bekend. Bovendien was het toeval dat ik tijdens de recentste Open Gent net dezelfde opening op het bord had gekregen waarna ik ervan uitgebreide analyses heb gemaakt.
Ik speelde de opening minder nauwkeurig dan mijn zoon zonder de kennis van mijn later gemaakte analyses. Het offer op e5 is in mijn partij minder gevaarlijk maar zwart kende het wel en durfde daarom geen g5 te spelen. Echter zonder g5 wordt de leeuw wel een poesje zonder klauwen.

Katten en schaken het lijkt mij toch geen goede match. Thuis komt mijn kat wel altijd naar mijn schaakactiviteiten kijken maar hij verliest heel snel zijn aandacht. Het is toch veel leuker om op de warme buik van papa een dutje te doen i.p.v. die saaie stukjes te zien bewegen.
Probeer eens vanuit die positie nog de computer te bereiken zonder de kat wakker te maken. Ik moet de gekste manoeuvres uitvoeren om een knop in te drukken, laat staan dat ik dan de juiste stelling op het bord kan krijgen.

Bovendien dat is nog niet het gekste. Wist je dat ik allergisch ben voor katten? Toch ben ik voor onze kat zijn meest favoriete persoon in het huis. Ik vermoed dat het is omdat ik hem het minst durf aan te raken. Ach en waarom hebben we dan een kat thuis? Tja dat moet je vragen aan de andere bewoners van ons huis.

Brabo