dinsdag 23 mei 2017

BJK

2 jaar geleden maakten we al eens een dagtripje naar het Belgisch Jeugdkampioenschap in de Floreal te Blankenberge. Dit jaar speelde mijn zoon Hugo mee bij de -8 en was ik tezelfdertijd ook coach voor de sterkste jeugdspelers van KMSK. Het werd een mooie ervaring waarbij vooral de kinderen zich enorm amuseerden. Weken later vraagt mijn zoon nog geregeld wanneer we teruggaan en ik hoorde van andere ouders gelijkaardige geluiden.

De combinatie van een mooie locatie, een goed georganiseerd tornooi en de vele schaakvriendjes zijn een succesformule. Zelfs mijn niet schakende dochter vond de vakantieweek leuk daar er ook nog zwemmen, minigolf, Sea Life Blankenberge , bowling... als nevenactiviteiten waren. Ik maakte het een prioriteit om hiervoor voldoende tijd uit te trekken zelfs als dit betekende dat ik niet kon deelnemen aan de blitz- en doorgeefschaaktornooien. Het half pension was hierbij ook zeer welgekomen zodat ik mij niet moest bezighouden met het klaarmaken van maaltijden. Het ontbijt was steeds goed verzorgd maar het avondeten was slechts zeer matig. Ik hoorde dat het vorige jaren (veel) beter was. Ik hoop dat de tornooi-organisatie dit minpunt heeft aangekaart bij het hotelmanagement.

Het kampioenschap zelf werd gespeeld in 9 ronden verspreid over 7 dagen. De speelcondities waren uitstekend. Een goede beslissing was zeker om ouders en sympathisanten uit de speelzaal te weren zodat de kinderen geconcentreerd konden spelen. Alle ingrediënten waren dus aanwezig om goede partijen te spelen maar kwalitatief bleef het desalniettemin erg bescheiden. Het verschil met bv. de toppers in Nederland is frappant. Daar heb je in de hoogste categorie 7 spelers die 150-300 punten meer hebben dan de hoogst gekwoteerde Belg.

Desondanks was er aan inzet geen gebrek bij de meeste spelers. Zelfs bij de allerkleinste zag ik dit al want ook daar werd door sommigen de partijen voorbereid. Zo vond ik van de 7 jarige tornooiwinnaar Yvan Burdot een partij in de databases terug waarin hij 11 theoriezetten speelde in het tactisch scherpe maar eerder dubieze Mollergambiet. Dit soort schaken wil ik met Hugo (nog) niet spelen maar het is niet makkelijk om comfortabel uit de opening te komen zonder de minste theoriekennis. Zelfs een onorthodoxe keuze voor de Caro Cann (die opening wordt normaal niet aanbevolen bij jonge spelers) bleek niet altijd waterdicht te zijn. Yvan Burdot slaagde erin met zijn voorbereiding Hugo vanuit de opening onder druk te zetten wat het verloop van de partij zeker beinvloedde.
Kortom om het even welke zwarte opening meerdere malen spelen zonder enige theoriekennis in een kampioenschap zelfs bij de -8 is niet zonder risico's. We waren het dan ook eens dat een paar varianten bekijken best nuttig was voor de toekomst.

Hugo liet de nederlaag niet aan zijn hart komen. Hij bleef geconcentreerd spelen en met een portie geluk leverde dit ook punten op. In de laatste ronde had hij genoeg aan een half punt voor de Belgische titel. Met wit tegen Ruben De Keukelaere zou al erg raar moeten gaan om nog te falen. Om zijn kansen te maximaliseren, bereidde ik zijn openingsstragie voor op basis van de online beschikbare gefotokopieerde notatieformulieren van de eerdere ronden. In het bijzonder Rubens partij uit ronde 7 bekeek ik aandachtig.
Het ontcijferen van die fotokopieen met het handschrift van 6-8 jarigen is een uitdaging. Sommigen kloegen achteraf dat de partijen niet beschikbaar zijn in een leesbaarder formaat zoals pgn. Het is niet evident om een vrijwilliger te vinden die dit soort ondankbare vuile klusjes wilt opknappen.

Ik ben er mij bewust van dat Yvans voorbereiding op Hugo zeker niet elke scepticus zal overtuigd hebben dat voorbereiden bij zulke jonge kinderen nuttig is. Wel dan nodig ik deze kritische lezers nu uit om eens te kijken naar de paar lijnen die ik had voorbereid voor Hugo's laatste partij. Bij het bepalen van een strategie zijn er 2 regels die helpen. In een onbekende stelling zal een (onervaren) schaker indien mogelijk vaak zetten kiezen die hij in een andere stelling al gespeeld heeft. Als een speler materiaal slaat dan zal de tegenstander dit onmiddellijk willen terugwinnen.
Terwijl Hugo in bed lag, had ik bovenstaande op de computer klaargemaakt. Na het ontbijt volstonden 5-10 minuten voor Hugo om het te memoriseren. Ik checkte wel nog even of hij de zettenvolgorde goed kende want dit was hier cruciaal. Mijn laatste raad was om de openingskennis te camoufleren door opzettelijk trager te spelen (zie mijn artikel camouflage).
Hugo voerde perfect uit wat ik vooraf had gepland. Hij speelde bewust traag de openingszetten op het bord en stond direct gewonnen nadat Ruben afweek van de voorbereiding. De afwerking was niet moeilijk meer. Misschien had Hugo ook wel gewonnen zonder de voorbereiding maar daar gaat het hier niet over. Feit is dat je als coach zulke jonge schakers al een duwtje in de rug kunt geven uiteraard op een compleet legale wijze.

Of een Belgische titel bij de -8 dit allemaal waard is, is natuurlijk ook een goede vraag. Mag schaken nog fun zijn? Anderzijds 5-10 minuutje voorbereiden is zelfs voor een 8-jarige zeker niet te lastig. Bovendien is winnen veel meer fun dan verliezen. De brede glimlach op het podium van Hugo toont dit duidelijk.
Het niveau was zeer bescheiden maar een titel zoals Belgisch kampioen blijft toch iets speciaal. Niemand zal later nog herinneren hoe en wat precies maar de titel blijft staan. Wel het is te zeggen want tot nu toe word ik bijna steeds gefeliciteerd met zilver voor Hugo. Ook schaakfabriek en schaakliga-antwerpen rapporteerden aanvankelijk verkeerd en corrigeerden pas de berichtgeving na mijn tussenkomst. De nazorg van een tornooi blijkt zoals steeds zeer moeilijk. Op de officiele website kan je namelijk nergens vinden dat Hugo Belgisch kampioen is geworden. Burdot Yvan staat als 1ste gerangschikt maar hij is geen Belg dus kon hij niet in aanmerking komen voor de titel. Of we niet-Belgen aan een Belgisch kampioenschap mogen laten deelnemen, is natuurlijk op zich al een lang bekend discussiepunt.

Het internet maakt het bijzonder makkelijk om te communiceren maar het is tezelfdertijd ook veel vluchtiger. Papier kan makkelijk decennia meegaan maar klik eens op enkele links van een paar jaar oude blogartikels en je zal zien dat velen al niet meer werken. Het is echt jammer hoe snel informatie vandaag over tornooien verdwijnt. Probeer eens de resultaten terug te vinden van het bjk 2016. Meerdere ouders gingen tijdens het voorbij bjk er tevergeefs op zoek. Ik wil de organisatie van het bjk zeker feliciteren met het geleverde werk maar zorg ook voor een goede archivering zodat we later dit nog kunnen herinneren.

Brabo

zondag 21 mei 2017

Maurice Vansteenkiste

(14 juni 1922, Izegem – 17 april 2017, Roeselare)


Zoals de webmaster al vaak heeft laten doorschijnen, is zijn schaakcarrière begonnen in de schaakclub de Torrewachters te Roeselare. Ik was er toen een min of meer gevestigde waarde in het clubkampioenschap, maar ik behoorde tot de nieuwe generatie, die heel veel jeugdspelers telde (en die praktisch allemaal gestopt zijn met schaken, de meeste al meteen bij het aanvatten van universitaire studies). Toen ik lid werd -mijn eerste seizoen was 1984-85, toen het eerste WK tussen Karpov en Kasparov zich afspeelde- , was Roeselare zo’n tien jaar daarvoor onthoofd door de afsplitsing van de vorige generatie (de broers Frank en Alex Denys en Johan Vandenbussche, om het bij het sterkste trio te houden), die na een korte periode de rangen van de Izegemse schaakclub vervoegden. In Roeselare was er begin jaren tachtig “voorzittermoeheid” bij de toenmalige voorzitter Frans Pottie en toen Maurice Vansteenkiste “stoemelings” zijn hoofd binnenstak, op zoek naar wat vertier in zijn vrije tijd als pas gepensioneerde, werd hij door Jozef Reynaert met vriendelijke dwang de scepter in handen geduwd. Als zeer sterk schaker zette Maurice in de 50’er jaren de club op de kaart en zorgde ervoor dat Roeselare zowel door schaakprestaties als organisaties (het enorme en rijk van prijzen voorzien Rodenbach ploegentornooi als grootste exponent) een prestige verkreeg dat respect afdwong bij vele clubs.

Voor een tiener als ikzelf zag iedereen ouder dan 40 er stokoud en passé uit (en dat zal nu niet anders zijn waarschijnlijk). Ik had dan ook geen enkel idee dat Maurice in zijn beste jaren subtop in België was – hij won het B-kampioenschap en de hiermee promotie tot de elitegroep het jaar erop. Jammer genoeg moest hij deze kans wegens zijn beroep als commercieel manager van Talpe in Kortemark laten schieten. Hij komt als sterke schaker vooral aan zijn trekken in Kortrijk, waar hij spelers van zijn kaliber vindt.

Ik beschik niet over een uitgebreide verzameling van partijen van Maurice. Ten eerste omdat het eerste deel van zijn carrière bijna een eeuwigheid achter ons ligt, en ten tweede omdat ook het tweede deel nog voor de bloei van het internet en schaakdatabanken plaats vond. Gelukkig werden enkele van zijn partijen gepubliceerd in onze Torrewachter en de lokale pers.
   
Voor het boek over de geschiedenis van de club interviewde ik Maurice – hierna volgt de neerslag van dat interview.

“De geschiedenis van de club heeft heel wat belangrijke leden gehad, die soms maar door hun aanwezigheid ervoor zorgden dat de continuïteit behouden bleef. Mensen als André Sobry, Fons Debrouwer, Roger Lannoy, René Leenknegt, Marc Segaert, Jozef Reynaert – denk één van deze namen weg uit de geschiedenis van de club en het is goed mogelijk dat dit een heel ander boek zou geworden zijn. Zo mag ook het belang van Maurice Vansteenkiste niet onderschat worden. Maurice is in tegenstelling met de voorgaande figuren altijd in de eerste plaats schaker gebleven, ongeveer vanaf het begin (eerste keer lid op 20 januari 1946!) tot op heden.

In een openhartig gesprek werpt Maurice een ander licht op de tijdelijke inactiviteit tussen 1947 en 1954. Een van de onderhuidse spanningen binnen de club was het feit dat de “gewone werkmensen” (waaronder magazijnier André Sobry en Maurice Vansteenkiste) beter konden schaken dan de middenstanders, die dat blijkbaar moeilijk konden aanvaarden.

In 1954 was Maurice Vansteenkiste een van de initiatiefnemers voor het heropstarten van de club. Samen met Valeer Gerits, Jozef Heyman, André Sobry, Maurice Albrecht (bandenverkoper en –hersteller) en Alfred Hernalsteen (boekhouder, afkomstig uit Brabant) blaast hij de club nieuw leven in. In die periode heeft hij echter een goede job in de groenteverwerkende fabriek Talpe in Kortemark – na een jaar intern de productie leren kennen, wordt hij verkoopdirecteur. Mede door zijn inspanningen (die hem weinig vrije tijd voor hobby’s laten) groeit Talpe uit tot een topbedrijf binnen de sector.

Alfred Hernalsteen is iemand die aan de kar wil duwen en wel nog voldoende vrije tijd heeft om een schaakclub organisatorisch op de rails te zetten – zo wordt hij de eerste voorzitter na de heroprichting. Maurice heeft echter ook een minder aangename herinnering aan de voorzitter. Bij de opstart van de club zijn er nog geen schaakklokken en Maurice kent een schakende horlogemaker in Kortrijk. Een prijs van 600 frank wordt afgesproken en Maurice gaat zes klokken met een ander lid gaan afhalen. Achteraf verspreidt de voorzitter het gerucht dat Maurice voor de klokken slechts 400 frank heeft betaald en het verschil achterovergedrukt heeft. Misschien een onbetekenend detail, ware het niet dat Hernalsteen later zijn carrière als boekhouder beëindigd zag na fraude bij een industriële klant (ook de clubkas “klopte” altijd, maar blijkbaar was er toch nooit geld om nieuw materiaal te kopen of voor financiële vergoedingen voor verplaatsingen). Maurice was zo vriendelijk me na afloop van het interview een overblijvend exemplaar van zo’n bewuste klok te schenken.

Bij de start van zijn tweede schaakcarière – als voorzitter van de Torrewachters vanaf 1984-85 – weet Maurice vijf mooie houten borden met bijhorende stukken op de kop te tikken voor de prijs van 1.000 frank voor het bord en 1.000 frank voor de stukken. Het bestuur van de Torrewachters slaat het aanbod om dit materiaal te kopen af – wegens geen af te sluiten materiaalkast in het lokaal in café Rodenbach. Maurice houdt één set voor zich en rijdt op een dag naar Oostende met de sets nog in zijn koffer. Eenmaal in Oostende brengt hij ook een bezoekje aan het lokaal van de KOSK, alwaar Raymond Cattoor geïnteresseerd is in een set. Wanneer deze het lokaal terug binnenkomt met het mooie bord en bijhorende stukken, is Maurice binnen enkele ogenblikken van zijn drie resterende sets verlost… (…)”

De schaakcarrière van Maurice loopt zigzag doorheen de geschiedenis van de club, soms op de voorgrond, soms op de achtergrond. De jaren ’50 zijn een bloeiperiode voor economie en de stijgende welvaart uit zich in meer vrije tijd en dus een bloeiend verenigingsleven. Één van die hoogtepunten is dus zijn titel van nationaal kampioen tweede klasse, die hij verovert in oktober 1955. Ik citeer uit het boek:

“Op zondag 9 oktober levert Maurice Vansteenkiste een grootse prestatie door nationaal kampioen tweede klasse te worden. Op die dag gaat de laatste ronde door van dit kampioenschap, en Maurice slaagt erin om in een rechtstreeks duel Pohlen uit Eupen te verslaan en zo de titel weg te kapen.
Maurice verovert de titel met een prachtige +4,=1,-1 score en zijn 4,5/6 is voldoende om met een half punt voorsprong op Dupont (Brussel) en Pohlen (Eupen) als eerste te eindigen. Volgen verder nog: Dony (3, Sint-Truiden), Van Goethem (2,5 Sint-Niklaas), Leclercq (2, Charleroi) en Moortgat (1, Niel). Hiermee verovert hij het recht om volgend jaar bij de experten aan te treden. Dat komt er echter – wegens beroepsverplichtingen – niet van.”

Het seizoen erop 1955-56 wordt hij dan ook met een straatlengte kampioen. Hij wint zijn poule met 12/12 en de dubbelrondige finalegroep met vier speler met een score van 4,5/6. Het jaar erop speelt Roeselare met Roger Lannoy, Maurice Vansteenkiste en Valeer Gerits op borden 1, 2 en 3 5,5-5,5 gelijk tegen Kortrijk, dat op die borden nationale subtoppers als Gobert, Vrancken en Walleyn opstelt. Een sensatie – die later in de terugmatch in het hol van de leeuw cash betaald wordt…Het minder sterke Ieper wordt in een gelijkaardige match met 2-9 verpulverd.
Op 28 mei 1958 komt de Duitse schaakmeester Diemer simultaan geven – Maurice is één van de spelers die remise houdt. Het is de inleiding voor een nieuwe – zijn derde opeenvolgende -  titel in het clubkampioenschap met 16/19, voor Roger Lannoy en Valeer Gerits.
Dat de beste van Roeselare nog niet betekent dat hij de beste van West-Vlaanderen is, bewijst de liga, die gewonnen wordt door Albert Vandezande, voor Rik Wostyn, Lambert Van As en Maurice. Het zijn zijn laatste wapenfeiten als jonge god – in 1958-59 moet hij wegens werkdruk forfait geven – het zal decennia duren eer we hem terug aan een schaakbord zien…

Pas in 1983-84 komt hij – eerder toevallig – in het schaaklokaal terecht en meteen is de microbe weer wakker. Voorzitter Frans Pottie geeft na 15 jaren de fakkel door en in 1984 wordt Maurice voorzitter. Hij ontpopt zich tot een actief voorzitter: hij schrijft artikelen voor het nieuwe boekje van de club (De Torrewachter) en speelt een zevende plaats bij elkaar in de voorronden, waarmee hij zich plaatst voor eerste klasse. Ook in blitz staat hij zijn mannetje, want in februari 1985 wordt hij tweede met Johan Reynaert, na winnaar André Vinckier. Het seizoen besluit hij met een tweede plaats, na Jos Vandamme, die autoritair met 8/9 wint. Maurice is tweede met 6,5/9, een half puntje voorsprong op Marc Segaert.
In 1988 roert de jeugd zich en op initiatief van Benny Ameye en ondergetekende wordt een open brief gepubliceerd, waarbij geklaagd wordt aan activiteiten – er was “enkel” het clubkampioenschap, de interclub en het lentetornooi in een co-organisatie met Tielt. Maurice is natuurlijk ontgoocheld en in de besprekingen die volgen, resulteert dit in een aftreden; Jozef Reynaert volgt hem op. Maar het schaken stopt niet – er is in die tijd schaken in Ten Elsberge aan de Mandellaan, Roger Lannoy en Maurice spelen vaak blitzpartijtjes tegen elkaar of tegen nieuwe computerprogramma’s en in de nieuwe eeuw wordt hij – de Nestor van het Roeselaarse schaakleven - gastheer voor Roger Lannoy, Herman Ottevaere, Eddy Verledens en Antoon Lagae.

HK5000

vrijdag 12 mei 2017

Chesspub

Na het Belgisch jeugdkampioenschap vroeg ik aan mijn leerlingen om enkele van hun partijen te analyseren zodat we die samen konden bespreken. Slechts 1 had de moeite gedaan om mij iets te bezorgen en dat was dan nog een print van een automatisch gemaakte computeranalyse. Nochtans werk ik samen met enkele van de meest beloftevolle jongeren in België waaronder 2 Vlaamse kampioenen die beiden 4de eindigden in hun respectievelijke leeftijdscategorieën op het voorbije Belgisch jeugdkampioenschap. Deze mentaliteit bij onze jeugd verklaart uiteraard waarom we zulk groot niveauverschil zien met de topspelers van onze buurlanden.

Het grondig analyseren van de eigen partijen is cruciaal om jezelf maximaal te ontwikkelen als schaker. 1 van de eerste die dit propagandeerde was wereldkampioen Mikhail Botvinnik en elke trainer zal dit vandaag nog steeds herhalen. Echter Mikhail Botvinnik ging nog een stap verder door ook te stellen dat we die analyses moeten publiceren. Hiermee worden de analyses aan een controle onderworpen van talloze kritische schakers.

Dit laatste advies is vandaag twijfelachtig. Ik ben het eens met John Hartman in zijn artikel op us-chess dat onze huidige topprogramma's makkelijk de fouten in onze zelf-gemaakte analyses kunnen detecteren. Anderzijds is het evenmin correct dat de computer op alle vragen een antwoord zal geven. Feedback van andere schakers blijft vaak heel nuttig. Een computer spuwt enkel zetten uit met een evaluatie en kan nog steeds geen mensentaal praten.

Echter schakers met ervaring in het publiceren van analyses zullen zeker al opgemerkt hebben, hoe zelden er tegenwoordig nog gereageerd wordt. De frustratie in het artikeltje getting attention on my analysed games is heel duidelijk. Zelf verwacht ik al lang geen reacties meer op de vele analyses die ik hier publiceer. Ik schrijf omdat ik het leuk vind om iets te delen anders was ik met deze blog gestopt.

Misschien de beste plaats om alsnog commentaar te krijgen op analyses, is het forum van chesspub. De site is in de eerste plaats een middel om promotie te maken voor hun betalende services op chesspublishing maar heeft ook zijn eigen identiteit. Vele leden bezoeken dagelijks het forum al vele jaren (ik ondertussen al 1 decennium) en posten er geregeld commentaren zonder dat we ooit verplicht werden om een abonnement te nemen. Een belangrijke rol in het succes spelen hierin de Franse GM Tony Kosten en een handvol moderatoren die ongewenste trollen goed konden weghouden. Vele forums gaan namelijk snel onderuit door een gebrek aan modereren.

Zelf breng ik geregeld analyses aan. Anderzijds met 750 posts sta ik natuurlijk mijlenver t.o.v. de onbetwistbare nummer 1. De teller van Mark Nieuweboer die hier ook enkele artikels postte in het verleden staat voorbij 10.000 ! Alles is niet even serieus uiteraard. Ik verkies slechts iets te schrijven wanneer ik echt voeling heb met het onderwerp. Zoals laatst toen een variant ter sprake kwam, die ik hier op deze blog had besproken zie koningsgambiet met Pf3. Buddho kwam met een probleem voor wit die hij niet kon oplossen zie chesspub: John Shaw King's Gambit. Na thuis een paar uurtjes analyseren vond ik een antwoord.
Buddho had ook zijn computer gebruikt om de stelling te analyseren maar had dit niet gevonden. In mijn artikel computers worden autonoom vermeldde ik dat in de lopende wk-finale correspondentieschaak er een remisepercentage is van bijna 100%. Echter het is een grote fout om hieruit af te leiden dat iedereen op dezelfde wijze kan analyseren als in de wk-finale correspondentieschaak. Ik durf zelfs te stellen dat geen (te detecteren) fouten maken in de analyse slechts zeer weinigen kunnen. Herinner je de opmerkingen op de fantastische partij Navara-Wojtaszek in het artikel g4 in de najdorf  of de recente partij Wojtaszek - Mamedyarov waarbij de zwartspeler zijn nederlaag toekende aan een fout gemaakt door zijn secondant tijdens de voorbereiding zie chess24, een site snel winnend aan populariteit.

Dus ik help anderen maar vaak leer ik ook zelf iets bij. In januari was er een korte discussie over een zeer specifieke variant in het Hollands. Ik wou er niet veel tijd aan spenderen want de enige keer dat ik het in een officiële partij op het bord heb gehad, dateerde van meer dan 20 jaar geleden, zie hieronder.
Het eloverschil maakte dat ik goed wegkwam met deze zeer premature remise. Ik was een verwittigd man om de variant niet te licht op te nemen en bleef de discussie aandachtig op chesspub volgen. MNb (Mark Nieuweboer) stelde een interessante anti-dote (5...Lxc3) voor die ik thuis met mijn schaakprogramma's bekeek.

Slechts anderhalve maand later kreeg ik de lijn warempel op het bord in de interclub. Meer dan 20 jaar niet en dus nu plots wel. Als men van de duivel spreekt dan trapt men op zijn staart. De verrassing van mijn tegenstander, de Belgische FM Frederic Verduyn sloeg als een boemerang terug. Dat ik de partij niet kon winnen, is zeker deels op de conto van een zeer goed verdedigende Frederic.
Ik wou dat ik nog veel meer zulke succesverhalen kan vertellen over chesspub maar de waarheid is dat de gloriedagen voorbij zijn. 183312 posts in 15 jaar. Gemiddeld bijna 34 posts per dag. Echter de laatste tijd zien we geregeld dagen zonder een post. De stille periodes worden steeds langer.

De meeste vragen zijn vandaag over schaakboeken, DVD's en schaakrepertoires. Wat kan je aanraden en waar blijf je beter af? Het analyseren van posities is zeer zeldzaam geworden wat de oorspronkelijke ruggengraat was van het forum. Ik vermoed dat we opnieuw de steeds sterker wordende schaakprogramma's als schuldige kunnen aanwijzen. Hun antwoorden volstaan vandaag voor de meeste amateurs. Daarnaast is er ook het steeds groter wordende besef van privacy. Steeds minder mensen stellen zich nog open en verkiezen liever kleine gesloten groepen zoals bv. via Facebook. De chesspub-oprichter Tony heeft nooit de intentie gehad om de site 15 jaar of meer in de lucht te houden maar nu lijkt mij chesspub toch langzaam stilletjes dood te gaan. Aan alles komt ooit een einde maar na 10 jaar doet zoiets pijn.

Brabo

vrijdag 5 mei 2017

Leestekens deel 2

Laatst na een partij weigerde mijn tegenstander beleefd mijn uitnodiging tot een post-mortem. Hij zag er het nut niet van in en dronk liever rustig een pintje aan de bar. Schaakprogramma's zijn vandaag veel sterker dan om het even welke speler dus waarom tijd verspillen met slappe analyses. Hij heeft een punt natuurlijk want met een paar klikken kan je een automatische analyse genereren op een computer die vele malen nauwkeuriger is. Trouwens in deel 1 propagandeerde ik al een methode van becommentariëren helemaal gelinkt aan computer-evaluaties.

De recente Penrose Chess Institute Puzzle toont overduidelijk de gevaren aan van dit blindelings vertrouwen in computerevaluaties. De programma's beoordelen de stelling voor zwart als gewonnen terwijl iedere ervaren schaker makkelijk ziet dat het remise is. Anderhalf jaar geleden schreef ik op deze blog dat computers autonoom worden maar dat betekent niet dat wij geen enkele rol meer kunnen spelen. Het doemscenario dat beschreven wordt in een recent artikel op chess.com "is this the future of chess" is pure stemmenmakerij.

1 voorbeeld van een gefabriceerde stelling die nooit in de praktijk zal voortkomen, weerlegt niet de absolute dominantie van een schaakcomputer. Sommigen vinden enkel stellingen die uit (normale) partijen komen relevant om een oordeel te vellen. Zijn er zulke stellingen die we als mens sneller en accurater kunnen beoordelen dan onze huidige topprogramma's en zo ja welke?

In mijn artikel vestingen vermeld ik al dat er stellingen uit de bordpraktijk bestaan waarin we kunnen bewijzen dat de computerevaluatie onnauwkeurig is of zelfs gewoon verkeerd. Echter dat betekent niet dat wij het als mens perse beter zouden doen zonder gebruik te maken van hulpmiddelen. Desalniettemin bestaan er wel een aantal uitzonderingen waarin mens nog steeds triomfeert over computer. 1 groep van eindspelen springt hierbij in het oog en dat zijn die met ongelijke lopers. Een ervaren schaker kan vaak heel snel dit soort type stelling exact taxeren. In onderstaande stelling is de computer niet happig om dameruil te forceren maar Robert ziet correct dat er in het resulterende eindspel geen enkel gevaar dreigt.
In de slotstelling geeft de computer nog steeds een licht voordeel voor mij maar ik was al lang overtuigd dat dit potremise is. Een ander recent voorbeeld zien we hieronder. Opnieuw geeft de computer voordeel voor wit omdat zwart zijn pion op c7 verliest. Wit had het nog kunnen verder spelen maar moeilijk is de remise natuurlijk niet.
In beide gevallen vond ik het onzinnig in mijn analyses om vast te houden aan mijn strikte methode van leestekens. Ik besloot daarom om hoogstuitzonderijk de evaluatie van de schaakprogramma's te verwerpen en die te vervangen door mijn persoonlijk meer nauwkeurige evaluatie.

In een recent gespeeld eindspel ging ik nog heel wat drastischer te werk met de leestekens. Met slechts een handvol pionnen op 1 vleugel maakt de computer er een zooitje van met zijn evaluaties. Zetten worden als onnauwkeurig bestempeld terwijl er niets mis mee is en anderen worden onterecht als correct beschouwd. De oorspronkelijke leestekens gebaseerd op de evaluaties van de computer kan je hieronder vinden.
Na de tabula rasa met mijn persoonlijk veel nauwkeurigere evaluaties zien we een totaal ander beeld van het eindspel. Ik vermoed dat die ook veel dichter aansluiten bij onze intuïtie.
Dit eindspel mogen we dan wel beter begrijpen dan schaakprogramma's, we blijven veel kwetsbaarder voor blunders zeker wanneer tijdsdruk begint door te wegen.

Objectiviteit / het zoeken van de waarheid blijft voor mij absolute prioriteit hebben in een schaakanalyse. Computerevaluaties worden hierbij intensief gebruikt maar af en toe blijft het toch goed om je eigen schaakkennis niet te negeren.

Brabo