dinsdag 19 november 2013

Bart wordt grootmeester

Afgelopen weekend was het dan eindelijk zover. We hebben een nieuwe Belgische grootmeester: Bart Michiels. Als we de genaturaliseerde grootmeesters buiten beschouwing laten dan mogen we spreken van een unieke gebeurtenis want het is 15 jaar geleden dat we dit nog eens mochten meemaken (Luc Winants werd grootmeester in 1998). Nu ik verwacht niet dat we nog eens 15 jaar zullen moeten wachten want Tanguy Ringoir staat ook te trappelen om de grootmeesterrangen te vervoegen en dan vergeet ik nog Stefan Docx die recent een grootmeesternorm scoorde, zie mijn blogartikeltje. Je zou bijna denken dat het goed gaat met het Belgisch schaken maar niets is minder waar. Aan de Belgische top hebben we nu wel een handvol spelers met uitzonderlijke resultaten maar als we iets ruimer kijken dan is het armoede troef. Dit wordt bv. duidelijk aangetoond in mijn blogartikeltje over eloinflatie waarin ik vermeldde dat de rating van de top 100 spelers zelfs is afgenomen t.o.v. enkele jaren terug (t.o.v. vorig jaar is er een extra 3 elopunten erosie geweest). Een project zoals go for grandmaster probeert hierin verandering te brengen maar het is afwachten welke resultaten dit op lange termijn zal brengen.

Nu het is een utopie om te geloven dat iedereen grootmeester kan worden door hard te werken. Recent verscheen een opzienbarend wetenschappelijk artikel dat komaf maakt met de bekende slogan waarin men stelt dat 10.000 uren voldoende zijn om een onderwerp zoals schaken te beheersen. Met 663 partijen was Bart weliswaar een actievere speler dan mijzelf met slechts 412 partijen volgens het laatste Belgische eloklassement (ik ben 10 jaar ouder maar speel ongeveer even lang schaak) maar het zou onzin zijn om te beweren dat het verschil in aantal partijtjes de echte reden is voor het niveauverschil. Bovendien in België zijn er meer dan 100 spelers met +1000 partijen die niet de grootmeestertitel dragen dus een directe link tussen veel spelen en niveau bestaat er niet. In het wetenschappelijk artikel spreekt men van 34% bijdrage door praktijk t.o.v. het niveau van iemand wat ik een realistisch percentage vind.

Talent is uiteraard een makkelijke verklaring waarom de ene wel en de andere niet grootmeester wordt maar het helpt ons niet echt verder want het is erg moeilijk om precies te definiëren wat een talent nu net is. Interessanter is om eens te kijken wat wel makkelijk te detecteren is en hoogstwaarschijnlijk een verschil heeft gemaakt naar de jacht op de grootmeestertitel. Het eerste wat bij Bart opvalt, is een gezonde ambitie. Veel spelen op zich is onvoldoende want om je niveau van FM naar GM te kunnen opkrikken moet je ook de juiste kwaliteit van tegenstanders ontmoeten. Afgelopen decennium heeft Bart heel wat gespeeld in het buitenland: Nederland, Frankrijk, Duitsland, Tsjechië, Polen, Rusland,... Het heeft een bom aan tijd, geld? (misschien voldoende gecompenseerd door prijzengeld) en energie gekost dus doorzettingsvermogen en/of ambitie waren zeker nodig. Dat je door ambities te hebben, normaal op termijn altijd vruchten kan plukken kan je o.a. lezen in een eerder blogartikeltje.

Een minstens even belangrijk onderdeel in het behalen van grootse prestaties is de omgeving. Het belang van een warme omgeving die meeleeft met de resultaten of nog beter actief ondersteunt, mag zeker niet onderschat worden en is iets waar een speler zelf weinig of niets kan aan veranderen. Zelf had ik het ongeluk om ouders te hebben die helemaal geen interesse of sympathie toonden voor het schaakspel, integendeel. Dit heb ik o.a. terloops al aangehaald in mijn blogartikeltje schaakcompositities. Vandaag heeft een zeer klein percentage van de schakers een schakende ouder. Echter zowel Luc Winants (Henri), Bart Michiels (Luc) en Tanguy Ringoir (Guy) hebben een schakende papa wat uiteraard niet als puur toeval kan worden beschouwd. Ik vermoed zelfs dat je met de gebrekkige trainingsfaciliteiten in België eigenlijk maar een kans maakt om grootmeester te worden als je kunt genieten van zulke uitzonderlijke omstandigheden.

Tenslotte speelt ook leeftijd een grote rol. Er is uiteraard een groot verwantschap met de vorige vermelde factoren maar intrinsiek heeft leeftijd ook de belangrijke eigenschap dat je als jonge speler veel makkelijker nieuwe dingen kunt aanleren. Of het nu talen zijn of schaken of nog een andere discipline, je bent er best heel vroeg bij om een kans te maken om later te kunnen uitblinken. Nu vooraleer er misvattingen gecreëerd worden, wou ik alvast iets verduidelijken. Mijn zoon die vandaag als jongste aangesloten lid van de bond te boek staat (klik op de jongsten) , is niet aangesloten om er  een grootmeester van te maken. Eind vorig jaar leerde ik de spelregels aan mijn beide kinderen (3 en 5 jaar) waarover ik rapporteerde in mijn blogartikeltje vals spelen maar het was enkel mijn jongste die interesse bleef tonen en uiteindelijk mij overhaalde om hem in te schrijven voor de schaaklessen in de lokale club. Evenmin is het de bedoeling om met het schaken bepaalde vaardigheden te ontwikkelen zoals sommigen willen doen geloven met het programma schaken op school. In het blogartikeltje kinderen leren schaken heb ik al laten verstaan dat ik huiverachtig sta tegenover elke pedagogische doelstelling met betrekking tot het schaken. Nee voor mij staat amusement centraal en zodra mijn zoon laat verstaan dat hij geen zin meer heeft dan stoppen we ermee. Ik weet niet hoe het voor Bart, Tanguy, ... is gegaan maar ik veronderstel dat ook hun ouders gewoon gestart zijn en het stapje per stapje gegroeid is zonder ooit doelen voorop te stellen die perse moesten worden gehaald. In elk geval is het wel zo dat al deze sterke spelers op erg jonge leeftijd zijn beginnen schaken dus ook dat zal wellicht een nodige (maar geen voldoende) voorwaarde zijn om een serieuze kans te maken (groot)-meester te kunnen worden.

Trouwens je ziet al vrij snel zelfs op jonge leeftijd of iemand echt over de capaciteiten beschikt of niet om door te breken naar de top. Zelf kreeg ik al 15 jaar geleden een nederlaag te slikken door de 12 jarige Bart die in zijn toen al typische technische (af en toe zelfs droge) stijl mijn te optimistisch en flamboyant stukoffer weerlegde. 
Uiteraard niet leuk om als veel hoger gekwoteerde speler zulke partij te verliezen maar het was mij toen al duidelijk dat Bart mij zou passeren als hij verder zou blijven spelen. 2 grootmeesternormen kwamen er in 2009 en 2010. In 2011 overschreed hij de 2500 grens maar toch bleef het wachten tot nu om de laatste norm en de felbegeerde titel te kunnen binnenrijven. Sommigen menen dat dit te maken heeft met zijn doctoraat dat hij nu tevens heeft behaald. Dat zal inderdaad wel een rol gespeeld hebben maar m.i. is het precieze tijdsstip van de laatste norm puur toeval. De laatste jaren heeft Bart weinig gespeeld en is hierdoor blijven hangen op hetzelfde niveau. Echter in elk tornooi speelt toeval ook een rol (zie de gelukscalculator waaraan ik een steentje heb bijgedragen) waardoor je uiteindelijk wel eens een keertje moet lukken om een 100-200 punten boven je rating te kunnen scoren. Uit vertrouwelijke bron vernam ik bovendien dat Bart ook wel besefte dat het zeker in de eerste ronden meeviel. Ik heb zijn partij geselecteerd uit de 3de ronde, niet perse om mijn bewering te staven maar vooral omdat het dezelfde opening betrof als in onze onderlinge recente partij die ik besprak hier in een blogartikeltje: the modern french. Bart tracht in onderstaande partij de zettenvolgorde te verfijnen door eerst b6 te spelen en dan pas 0-0 waardoor hij de optie dxc5 elimineert wat ik reeds in mijn analyses had opgegeven.
Opnieuw dus een typische technische partij waarin Bart een erg goed oog heeft voor tactische kansen die plots verschijnen.  Uiteindelijk behaalde hij een TPR = 2671 over de 9 ronden dus ruimschoots voorbij de minimumeisen. Na 2 keer Belgisch kampioen is de grootmeestertitel uiteraard de kers op de taart.

Echter nu kan je wel de vraag stellen hoe het verder zal gaan met de schaakcarrière van Bart. Op schaakfabriek werd door enkele overijverige fans geroepen van eindelijk een echte / waardige grootmeester die meedraait in het Belgische circuit maar ik heb daar toch mijn bedenkingen over. Afgelopen jaar heeft Bart behalve interclub geen serieuze partijen gespeeld in België zelfs als je open tornooien beschouwt zoals Gent of Leuven. Ik vermoed dat het behalen van een doctoraat niet als bedoeling heeft om een 9 tot 5 job te beoefenen dus in de nabije toekomst zou er wel eens nog minder tijd kunnen vrijkomen. Ik ken de privesituatie niet van Bart maar mocht hij ooit starten met een gezinnetje dan komt nog minder tijd vrij. Tenslotte de grote (haalbare) doelen zijn weg dus het zou mij niet verwonderen dat partijen in het buitenland wel eens tot een minimum zullen worden herleid.

Als grootmeester moeten terugplooien naar lokale zwakkere amateurcompetities is voor velen niet aantrekkelijk. Een heel recent artikeltje geschreven door de Engelse grootmeester Nigel Davies omschrijft het goed: "Can you improve too much ?"  Ik vrees van wel. Als +2300 speler is het al wat zoeken een aantrekkelijk tornooi te vinden dat te combineren valt met de drukke job, gezin,... Een paar maanden geleden schreef ik hierover al een blogartikeltje inactiviteit waarin ik de moeilijkheden aangaf waarmee ik toen kampte. Ondertussen heb ik mijn draai gevonden in TSM Open waar we gebruik maken van een zeer flexibele formule die tegemoet komt aan de hedendaagse noden van de spelers. Met 10 spelers boven de 2100  elo waarbij Steven Geirnaert de top van de eloranking inneemt, kunnen we zeker spreken van een interessante mix.

Bart is uiteraard ook welkom maar het blijft uiteraard een stap terugzetten t.o.v. wat hij gewoon is. Dit moet ruim volstaan als kanttekening op de prestatie want het is nu tijd om eens serieus de titel te vieren. Zelf nodigde ik een aantal dichte schaakvrienden uit voor een feestje toen ik mijn FM titel in 2004 behaalde. Het werd een prachtige herinnering dus ik raad Bart ten stelligste aan om dit ook met zijn vrienden eens te doen.

Brabo

donderdag 14 november 2013

Stockfish 4

Vorige maand werd mij attent gemaakt door hypekiller5000 dat er een nieuwe release was van Stockfish die opmerkelijk goed scoorde in de ccrl (computer chess rating list) met een 3de plaats. Opmerkelijk detail is dat het programma gratis te downloaden is. Nu zelf sta ik een beetje argwanend t.o.v. gratis software omdat ik dan onmiddellijk denk aan illegale kopijen maar uiteindelijk liet ik mij toch verleiden om het programma te testen en gebruiken in mijn analyses. De belangrijkste reden hiervoor is dat mijn analysemethode gebaseerd is op 2 schaakprogramma's (zie blogartikeltje analyseren met de computer) en je met zulke analysemethode dan best beschikt over 2 ongeveer evenwaardige (en liefst ook complementerende programma's). Vorig jaar vertelde ik op deze blog dat ik Houdini 2.0 had aangeschaft waarmee ik Fritz 11 verving. Hierdoor bleef Rybka 3 over als 2de programma maar ik ondervond al snel dat het gat in speelsterkte iets te groot was geworden om nog van een goed rendement te kunnen spreken met mijn analysemethode. We mogen niet vergeten dat de release-datum van Rybka 3, augustus 2008 was dus we mogen stellen dat het programma voorbij de houdbaarheidsdatum was. 

Het eerste wat opvalt aan Stockfish is hoe het programma de stellingen evalueert. Als je gewoon bent van klassieke evaluaties met Rybka, Fritz en Houdini dan is het toch wel even schrikken. Ik bedoel dat je met Stockfish makkelijk evaluaties kunt hebben die 1 of zelfs meerdere pionnen (dus 100/100sten) kan schelen met de andere programma's. Een absoluut record detecteerde ik in een analysestelling van mijn recente partij tegen Steven Geirnaert, zie onderstaande screenshot.
Stockfish toont een evaluatie van 94 punten voor zwart !

Stockfish geeft dus een voordeel van 94 punten voor zwart. Zelfs als je alle resterende zwarte pionnen laat promoveren dan kan je nooit aan dit totaal komen. Houdini geeft hier trouwens slechts 11 punten voordeel aan voor zwart na 10 minuten rekenen. Op chesspub werd dit aangegeven als een negatieve eigenschap van Stockfish maar dit moet toch enigszins genuanceerd worden. Het programma is in de eerste plaats gemaakt om zo goed mogelijk te schaken en gebruikt hiervoor een evaluatiemechanisme dat optimaal helpt. Deze evaluaties worden puur informatief meegedeeld aan de eindgebruiker maar het is geenszins de bedoeling om met deze evaluaties een absoluut oordeel te vellen over wie welk voordeel heeft en hoe groot dit voordeel is.

Nu zou je verwachten dat zulk programma wel erg tactisch sterk zal zijn als het met zulke hoge evaluaties op de proppen komt. Echter in vergelijking met Houdini, vind ik het toch een stuk zwakker. Vooral bij stille onverwachte offers heeft Stockfish problemen. De oplossing in onderstaande analysestelling van mijn partij in Open Gent tegen Groffen, vindt Houdini binnen de seconde maar Stockfish na 10 minuten nog steeds niet !
Het is ongelooflijk dat Houdini deze breekzet e4 zo snel ziet en correct uitrekent. De sleutelzet doet mij trouwens denken aan de enige keer dat ik in mijn correspondentiecarriere (20 partijen gespeeld tussen 1998-2003) totaal verrast werd door mijn tegenstander. Het was met enige moeite dat ik nog weg kwam met een remise.
Opnieuw vindt Houdini de zet ogenblikkelijk (in 1999 kwam de zet nooit op het computerscherm !) terwijl Stockfish er toch ruim 4 minuten over doet. Ik kan nog andere tactische voorbeelden geven (bv. 8.g4 in mijn artikeltje over Houdini 2.0) maar ik veronderstel dat het ondertussen wel duidelijk is dat Stockfish heel wat snijdt in de variantenboom om een evaluatie te maken waardoor het geregeld tactisch iets mist. Nu kan je jezelf afvragen hoe het mogelijk is dat het gat in speelsterkte met Houdini slechts 25 elopunten bedraagt als je kijkt naar de elorankings voor computerprogramma's. Wel er is duidelijk meer belangrijk dan puur tactiek. Het is erg moeilijk te kwantificeren maar als ik kijk hoe Stockfish speelt in stonewall-stellingen dan merk ik op dat het programma sneller dan Houdini begrijpt welke plannen mogelijk zijn. In stellingen met gesloten pionketens zoals bv. de Portisch Hookvariant zie ik dan weer geen merkbaar verschil met Houdini. Ik leid daaruit af dat pionzetten wel eens een erg belangrijk onderdeel zouden kunnen zijn bij de evaluatiemethode van Stockfish.

Het spreekt voor zich dat dit effect nog wordt uitvergroot in het eindspel. Dit wordt ook bevestigd in mijn eerste analyses. In deze fase van het spel overvleugelt Stockfish helemaal Houdini. Eerst toon ik een analysestelling van mijn partij tegen Raetsky die ik in mijn vorig blogartikeltje al terloops aanhaalde.
Tot 3 keer toe verliest Houdini het eindspel terwijl Stockfish het wonderbaarlijk wel kan houden (wat niet wil zeggen dat ik zeker ben dan het tegen perfect spel remise zal zijn). Ook in de 2 eindspelen besproken in mijn blogartikeltje over Houdini 2.0 toont Stockfish zich superieur. 42...Th4! wordt door Stockfish 4 gevonden in slechts enkele seconden t.o.v. meer dan 3 minuten voor Houdini 2.0. Houdini 2.0 vindt niet het fantastische 48...,Kd5! terwijl Stockfish dit wel doet in ongeveer 7 minuten. Echter Shirovs briljante Lh3 vindt Stockfish dan weer niet op mijn computer binnen de 10 minuten maar daar is uiteraard tactiek mee gemoeid.

Het is voor mij ondertussen duidelijk dat het programma erg goed complementeert bij Houdini 2.0. Ik ben verrast dat zulk sterk programma als gratis wordt aangeboden. Anderzijds besef ik ook wel goed dat een collectief aan vrijwilligers vaak mooiere resultaten kan neerzetten dan 1 of 2 professionals. Bovendien verwacht men van een nieuwe release dat Stockfish wel eens de nieuwe nummer 1 in computerschaak zou kunnen worden. Nu geen paniek want men staat nog mijlenver van schaken als puzzel op te lossen dus er blijft nog vele jaren plezier over om te zoeken naar het onbekende.

Brabo

woensdag 6 november 2013

Probleemzetten

Een spectaculaire partij met tal van tactische wendingen zal normaal het grote publiek meer aanspreken dan een meer positioneel gespeelde partij. Offers en tegenoffers zijn niet alleen fascinerend maar ook vaak veel makkelijker te begrijpen dan zogenaamde mooie stille zetten. Het is dan ook geen toeval dat ik in mijn blogartikeltje mijn mooiste zet uitsluitend koos voor tactische stellingen. Het concept kritieke zetten goed uitleggen, is niet makkelijk met stille zetten die in evaluatie soms weinig of niets variëren met de alternatieven.

Desalniettemin zal ik niet ontkennen dat ik ook erg kan genieten van een of meerdere stille zetten. Omdat er in een partij vaak heel wat stille zetten worden gespeeld die in de meeste gevallen banaal zijn, is het m.i. niet overbodig om te beschrijven wat als mooi kan worden bestempeld. M.i. is de belangrijkste karakteristiek dat de zet zeldzaam moet zijn maar tezelfdertijd functioneel moet blijven. Onlangs stootte ik via de blog van David Smerdon op een partijtje tussen L'Ami-Krasenkow waarin de eigenzinnige zet Lh8-a1 werd gespeeld.
Een loper in de hoek heeft een minimum aan potentiële velden waar hij naar toe kan gaan. Dus een loperzet waarbij men moedwillig van de ene hoek naar de andere gaat, is niet iets wat we geregeld op het bord zien. Dankzij een oud artikel van de fantastische website van Tim Krabbe komen we te weten dat deze zet ongeveer 1 keer per x aantal duizenden partijen voorkomt. Vervolgens is het ook eens leuk om te weten welke zet nu het zeldzaamst is. Wel behalve een aantal minorpromoties blijken alle zetten al 1 of meerdere malen in de praktijk gespeeld te zijn. Het is te zeggen als we de lange notatie gebruiken. Als we de korte notatie gebruiken dan ben ik hier niet helemaal zeker van zelfs als we geen minorpromoties in rekening brengen.

Een paard aan de rand is schakers schand is een bekend Nederlands spreekwoord dus we zullen niet te snel een paard aan de rand spelen. Het plaatsen van een paard in de hoek, is uiteraard nog veel minder gebruikelijk maar desalniettemin niet uiterst zeldzaam wat Herman Grooten recent nog illustreerde in enkele artikeltjes op schaaksite: vier maal een paard op h1 en gespot 56 paard naar de hoek. Pas echt vreemd wordt het als je een paard in de hoek plaatst wanneer je de keuze hebt tussen 2 paarden. Ik bedoel je speelt een zet zoals Pba8, Pca8, Pgh8, Pfh8, Pba1, Pca1, Pfh1, Pgh1. Zelf speelde ik zulke zet 1 keer in mijn carrière tegen Alexander Raetsky die na het tornooi grootmeester werd.
Na de partij lachte mijn tegenstander mij uit voor de meeste idiote zet die hij ooit had gezien alhoewel ik ze vandaag nog steeds geen slechte keuze vond. Op zet 36 miste ik trouwens een prachtige remisekans met Tc1 gevolgd door Txc5. Nu ik geef wel toe dat je met zulke zetten weinig partijen zult winnen. De oud-wereldkampioen Anatoly Karpov heeft het wel eens gedaan maar hij was toen nog erg jong zie zijn 29ste zet Pfh1 tegen Fedin. Van de 8 mogelijkheden, heb ik er 7 teruggevonden maar ik vermoed dat ook Pba1 wel eens gespeeld zal zijn. Heel wat onmogelijker wordt het wanneer we de bijkomende voorwaarde stellen dat de zet niet mag gespeeld worden op de eigen speelhelft. Ik bedoel bv. Pba8 met wit i.p.v. zwart. Puur uit nieuwsgierigheid daag ik de lezer uit om zulk voorbeeld uit de praktijk te zoeken (dus zonder vals te spelen en zelf een partij ineen te knutselen).

Tot daar de speciale zetten maar pas echt mooie zaken kan je zien wanneer meerdere stille zetten gecombineerd worden. Zo gaf onlangs Luc Winants terecht aan dat er in zijn partij tegen Moens een leuk moment zat op de zetten 31 en 32.
We mogen hier terecht spreken van een echte bristolruiming. Een licht stuk ruimt plaats voor een zwaarder stuk. In de probleemwereld is dit welbekend maar in een bordpartij zie je zoiets uiterst zelden. Een stapje verder gaat onderstaande analysestelling waar ik reeds in 1997 een leuk openingsnieuwtje in ontdekte. Volgens mijn databases is de zet trouwens nog steeds niet gespeeld in de praktijk.
Hier ruimt het zwaardere stuk plaats voor een lichter stuk. In mijn oud probleemboek staat zoiets benoemd als Turton-Bristol maar ik heb ook andere benamingen gevonden dus er bestaat discussie over de juiste benoeming. Tenslotte wil ik ook een echte probleemstelling eens voorleggen die ik als huisschaker iets meer dan 20 jaren geleden heb gemaakt. Er bestaan veel mooiere uitwerkingen van het thema maar het lijkt mij toch gepast in de context van dit blogartikeltje. De oplossing heb ik onderaan het artikeltje geschreven voor de lezers die het eens willen proberen alhoewel ik vermoed dat het te gemakkelijk is met het voorafgaande verhaal.
Wit geeft mat in 3
Ik twijfel sterk of dit soort probleemzetten wel kunnen in de bordpraktijk. In elk geval tonen schaakcompositities duidelijk aan dat het schaken veel meer mogelijkheden verbergt dan we ooit in een bordpartij zullen zien. Ik meen daarom ook dat we best niet te snel naar de zeldzame/ probleemzetten moeten zoeken in een partij. Het is niet met dit soort zetten dat we een partij in ons voordeel zullen beslissen of je moet al een erg sterke speler zijn zoals de grootmeesters in bovenstaande voorbeelden.

Brabo

Oplossing:
Loydse ruiming: Een stuk ruimt plaats voor een ander stuk die in tegenovergestelde richting hiervan gebruik maakt.
1.Lh8 (dreigt Db2#), Kb7 2.Dg7+ Kb6 3.Db2#