dinsdag 23 februari 2016

Schaakopeningen studeren deel 2

In deel 1 trachtte ik aan te tonen in welke mate openingen onze resultaten kunnen beïnvloeden. Een logisch vervolg is eens te kijken hoe we schaakopeningen kunnen studeren. Alhoewel we vandaag over enorm veel openingsboeken beschikken, bestaat er bitter weinig literatuur over hoe we best openingen bestuderen. Een uitzondering is een artikeltje op de Quality Chess Blog van Nikos Ntirilis die met enkele nuttig tips op de proppen komt.

Ik ben het eens met hem dat het spelen van partijen zonder twijfel 1 van de beste methodes is om schaakopeningen te studeren. Willen we vermijden dat we veel rating verliezen bij het introduceren van een nieuwe opening dan is het handig om die eerst uit te testen in competities die niet voor rating meetellen. Het spelen van online partijtjes zoals eerder vermeld in mijn artikel de onzin van blitz kan hiervoor een oplossing bieden. Een alternatief is het spelen tegen een computer zoals Nikos aangeeft en wat ik vroeger ook zelf deed (zie mijn artikel schaakcomposities).

Het voorbereiden van schaakpartijen (d.m.v. databases te gebruiken) is een methode die evenmin elo kost maar bij heel wat schakers al minder aantrekkelijk is. Nochtans met een goede archivering is het mogelijk om op termijn een mooi repertoire op te bouwen. Dit kunnen we natuurlijk aanvullen met het lezen van openingsboeken. Dankzij vooral Quality Chess zien we vandaag een merkbare kwaliteitsverbetering in de standaard van openingsboeken t.o.v. een decennium geleden. De kwaliteit is vaak zo goed dat je na het lezen van een boek over een nieuwe opening al als expert kan worden beschouwd mits je de nodige motivatie en concentratie opbracht. Een voorbeeld van een succesverhaal beschreef ik in mijn artikel een uitgebreid zwartrepertoire. Uiteraard spelen ambities van een speler hierin een belangrijke rol.

Zelf heb ik al in geen decennia meer openingsboeken gekocht tot grote verwondering van velen wat echter niet betekent dat ik geen ambities heb. Ik analyseer mijn partijen grondig met de computer en synthetiseer die analyses achteraf met behulp van commentaar en leestekens. Desalniettemin durf ik te stellen dat ik slechts sinds een paar jaar serieus werk maak van schaakopeningen studeren. Met behulp van een zelfontwikkelde methode analyseer ik tegenwoordig de openingen veel grondiger. Recent zie ik reeds merkbare progressie in mijn repertoire zowel betreffende correctheid  als verrassingselement. Hier wil ik wel dieper op ingaan in het vervolg van dit artikel.

Als ik mijn methode in 1 zin moet omschrijven dan zou ik stellen dat ik 100 meesterpartijen in 1 specifieke opening laat analyseren door mijn beste schaakprogramma en dit vervolgens nog aanvul met de analyses van alle correspondentiepartijen, computerpartijen en eigen online partijen gespeeld in diezelfde specifieke opening. Enige uitleg lijkt mij niet overbodig zoals wat beschouw ik als meesterpartijen?

Ik gebruik als barometer  dat minstens 1 van beide kleuren + 2300 elo moet hebben. Ik vermoed dat sommige grootmeesters dit te laag zullen vinden maar persoonlijk vind ik toch af en toe een interessant openingsidee van spelers net boven de 2300 elo.  Bovendien krijg ik ook een beter inzicht van de zetten die ik mag verwachten van 2300 spelers wat voor mij een belangrijk segment uitmaakt van mijn tegenstanders. Een nog lagere elogrens trekken zou dan weer het rendement drastisch doen zakken. Ik ben tevreden over mijn keuze maar mis soms wel eens een interessante oude meesterpartij (toen ratings nog niet bestonden) al is het maar puur voor de historische achtergrond.

Een 2de keuze die ik maak is mijn openingsanalyses in een bepaalde opening te beperken tot ongeveer 100 meesterpartijen. De reden is simpel namelijk tijd. Om 100 meesterpartijen te verwerken gebeurt het niet zelden dat ik een week nodig heb en elk jaar wil ik tientallen zulke projecten kunnen afwerken. De 100 meesterpartijen in een opening worden geselecteerd vanaf de laatste stelling die zowel in een meesterpartij als de eigen partij voorkomen, al teruglopend naar zet 1. Een voorbeeldje legt het beter uit. Op zet 28 speelde ik een nieuwtje in mijn partij tegen Karsten Verhasselt zie artikel fouten maar de openingsanalyses startte ik al met zwarts 14de zet.
100 meesterpartijen
Naast de voorbereiding is dus het creëren van een openingsboek erg handig om openingen te bestuderen. Ik moet wel toegeven dat het mij laatst heel wat meer tijd kostte om zulk openingsboek te creëren dan wat ik elke jaren geleden uitlegde in mijn artikel groene zetten. Ik weet niet of het aan de complexiteit van de megadatabase 2016 lag maar het duurde wel 3 volle dagen om het openingsboek te maken. Gelukkig kon ik in de luie zetel wachten op het resultaat anders had ik het zeker al lang opgegeven. De tijdswinst met het openingsboek is enorm. De ontelbare zoekopdrachten tijdens de openingsstudie worden in een fractie van een seconde uitgevoerd en je krijgt bovendien ook een exact overzicht over welke gespeelde zetten interessant zijn om verder te analyseren.

Hiermee komen we bij de 3de keuze die ik maak in mijn openingsanalyses. Een idee zal ik negeren als elke meesterpartij een negatieve score (verliespartijen vallen hier zeker onder) hiermee toont. Ik snap wel dat er af en toe hierdoor een goed idee in de prullenmand terechtkomt maar betreffende rendement vind ik het zeker verantwoord. Het intelligent knippen van de variantenboom zorgt er uiteindelijk voor dat kwaliteit en hoeveelheid werk geoptimaliseerd worden. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk toont hieronder mooi aan hoe dit allemaal in zijn werk gaat. We zoomen in op zet 16 van mijn partij tegen Hendrik Ponnet, gespeeld in de Belgische interclub enkele maanden geleden waar ik een verbetering tracht te vinden op mijn b3 omdat ik niet tevreden was over het openingsresultaat.
Ondanks een score van + 60% in meer dan 100 partijen en dus heel wat winstpartijen voor wit, vond ik niets interessants. Het gebeurt niet vaak maar soms moet je verder terugkeren in de opening. Ik zal mij dan ook niet halsstarrig vasthouden aan het getal 100. In zulk scenario is het achteraf absoluut noodzakelijk om de analyses beknopt samen te vatten om het ooit in een partijvoorbereiding te kunnen hergebruiken.
Wel zorg ik ervoor dat ik de detailanalyses in een aparte database bewaar zodat ik bij een uitbreiding of opfrissing van de analyses gewoon verder kan werken waar ik vroeger gestopt ben. Het heeft geen zin om vandaag alle meesterpartijen in een bepaalde opening te analyseren als je al 95% een jaar eerder hebt meegenomen in een openingsanalyse. In zulk scenario zal ik enkel de 5% nieuwe partijen in rekening brengen. 10 jaar oude analyses moeten wel allemaal opnieuw maar daar had ik meestal geen gedetailleerde analyses van zoals ik ze vandaag maak.

Eenmaal de meesterpartijen geanalyseerd, analyseer ik eventuele correspondentiepartijen gespeeld met dezelfde opening die vaak theoretisch erg waardevol zijn. Iets minder belangrijk zijn computerpartijen maar net omwille van het niveau van de huidige computerprogramma's niet meer te negeren zoals ik al uitlegde in mijn artikel computers worden autonoom. Tenslotte neem ik ook mijn eigen online partijtjes in rekening. Dit doe ik niet zozeer omwille van het wetenschappelijke maar wel omdat het in de praktijk vaak nuttig is om te weten welke menselijke fouten vaak voorkomen. Zo tracht ik herhaling van mijn eigen fouten te vermijden en leer ik de soms moeilijke computerweerleggingen van de fouten van mijn tegenstanders.

Ik geef toe dat ondanks de shortcuts die ik neem, een project niet iets is waar de meeste schakers ooit zich willen mee bezig houden. Je hebt dit soort analyses helemaal niet nodig om op het niveau te spelen waar ik op speel (2300 elo). Praktisch is het evenmin want het aantal projecten blijft te beperkt waardoor er grote gaten in mijn repertoire blijven bestaan. Ik doe het dan ook omdat ik het graag doe vanuit wetenschappelijk standpunt. Een leuke bonus is het verkneukelen in het verbeteren van fouten uit recent gepubliceerde openingsboeken (bv Lars Schandorff) of op recent gespeelde correspondentiepartijen.

Brabo

vrijdag 12 februari 2016

Basis

Slechts 6 interclubpartijen in 6 maanden speel ik. Ik bedoel uiteraard standaardpartijen. Ik voel er mij niet goed bij want ik wil dolgraag meer spelen maar ik vind geen interessante wedstrijden in de buurt die makkelijk in te plannen zijn. Het spook inactiviteit blijft hardnekkig terugkeren wat elke progressie onmogelijk maakt.

Echter zoals zo vaak heeft elk nadeel ook een voordeel. Door zelf weinig te spelen kan ik veel makkelijker mijn zoon begeleiden naar de jeugdschaaktornooien waar hij aan deelneemt. Zo speelde hij de voorbije maanden al in GentZottegemDeurneBrasschaat en Geel. Hij heeft de smaak te pakken want wou zelfs dit weekend meespelen in het krokustornooi van Gent ondanks goed wetende dat we zijn verjaardagsfeest hadden gepland.

Minder leuk vindt hij het oplossen van de oefeningen uit de stappenmethode. Nochtans beseft hij ook wel dat het wellicht geen toeval is dat de resultaten grotendeels afhankelijk zijn van welke stap men al geraakt is. Een speler van stap 3 zal in de meeste gevallen winnen van een stap 2 speler terwijl een stap 2 speler meestal weer sterker is dan een stap 1 speler. Kortom de boekjes laten toe om op eigen tempo een basis op te bouwen. 

Dit tempo wordt natuurlijk ook beïnvloed doordat ik zelf thuis al zijn oplossingen kan nakijken. Dit is een enorme luxe t.o.v. de meeste andere jongeren wat bevestigd werd door een mama van een talentvolle jongen die bij mij klaagde over te traag en te laat verbeteringswerk. Dankzij het verbeteringswerk kreeg ik ook een vrij goed beeld over het didactische van de boekjes. Elk hoofdstuk snijdt een thema aan zoals dubbele aanval, aftrekaanval, mat in 2,... en wordt daarna erin gehamerd met tientallen oefeningen.

Het verbeterwerk is voor een 2300 speler spielerei maar af en toe moet ik toch ook eens flink nadenken zoals in de opgave hieronder uit Stap 2, pagina 31. Het is voor sommige lesgevers niet overbodig om ook over het boekje met de oplossingen te beschikken.
1) Plaats een witte toren en wit paard op het bord zodat zwart mat staat
Achteraf stelde ik mij de vraag hoe de stelling in de praktijk kan voorkomen zonder rekening te houden dat de koning nog ergens op het bord moet staan. Een paardzet is zonder twijfel de matzet maar welke zet speelde zwart voordien? Dit moet wellicht een pionzet zijn maar waarom sloeg zwart de toren niet? Dit reconstrueren is iets typisch voor  een retrogradeprobleem wat een bijzonder kleine niche is in het schaken die helemaal niets meer te maken heeft met de stappenmethode. Lezers die graag eens willen proeven van een echt retrogradeprobleem kunnen onderstaande stelling trachten op te lossen. Wat was zwarts laatste zet en waarom? Daarbij wordt als bijkomende voorwaarde gesteld dat er bij de matzet niets werd geslagen.
2) Wat was zwarts laatste zet en waarom?
We wijken af want ik wil het vooral hebben over het nut van de boekjes. Tussen de opgaven kan er wel eens een speciale zitten maar over het algemeen vind ik dat ze erg goed gekozen zijn en vaak praktisch onmiddellijk bruikbaar zijn. Neem nu onderstaande opgave uit Stap 2, pagina 30.
3) Wit speelt en wint
Dit thema heb ik al besproken in mijn artikel taktiek deel 2 en kwam verrassend recent nogmaals voor in mijn standaardpartij tegen de Nederlandse IM Miguoel Admiraal.
4) Is de pion op d6 slaan een goed idee?
De boekjes staan vol met patronen die we voortdurend terugzien in de praktijk. Nog eentje uit Stap 2, pagina 35.
5) Wit geeft mat in 2
We zien hetzelfde thema terug in de slotstelling van de partij Anna Muzychuk - Laurent Fressinet 2 weken geleden gespeeld in Gibraltar.
Zwart had geen verhaal meer tegen g6 gevolgd door Tf7# en gaf op.
Door het stap voor stap oplossen van de oefeningen wordt een belangrijke tactische basis gelegd. Hierbij speelt leeftijd wellicht ook een rol want net als het aanleren van talen is er vroeg bij zijn belangrijk om iets optimaal te beheersen. Een valkuil die ik als ouder tracht te vermijden, is te snel of te veel oefeningen hem te laten maken. Het is net daarom dat ik naar de schaaklessen op zondag met opzet geen boekje meeneem om er zeker van te zijn dat het fun-element dus spelen niet vergeten wordt.

Brabo

Oplossingen:
1) Witte toren op b5, wit paard op c3
2) De laatste zet moet Tf2 geweest zijn. Als de toren daarvoor op de f-lijn stond dan moet wit een zwart stuk geslagen hebben. Echter gegeven is dat dit niet mocht. De witte toren kan dus niet op de f-lijn hebben gestaan. Dus hij moet van de tweede rij komen: d2,e2,g2 of h2. Maar waar kwam de zwarte koning vandaan? Die stond pat lijkt het. Toch is er een oplossing.
De zwarte toren stond op d2, de zwarte koning op f2 in dubbelschaak, zo lijkt het althans. De stelling is echter gespiegeld! Zwarts koning is in onze aanvangsstelling, de diagrampositie, niet op f2 maar op c7! De enige mogelijkheid om dit probleem op te lossen is een witte pion op d7, die op e8 promoveert tot paard, met schaak gevolgd door 1..., Kc7-c8 2. Te7-c7. Dus de oplossing is 1.d7xe8 (P)+, Kc7-c8 2.Te7-c7# 
3) 1. Td8+ Txd8 2. Dxc5 (Thema weglokken van de verdediger)
4) Nee wegens 1. Dxd6 Te1+ 2. Kh2 Dh1#
5) 1. Pe6+ Ke8 2. Te7# (of ook nog 1...Kg8 2. Tg7#)

vrijdag 5 februari 2016

Vestingen

Misschien wel het laatste bastion in bordschaak waarin wij computers te slim af zijn, is het herkennen en bouwen van vestingen. Er bestaan heel wat definities voor vestingen maar ik hou het in dit artikel bij eindspelen (maximum 4 stukken naast pionnen en koningen) waarin materiaal wordt geofferd om succesvol te verdedigen. Sommige triviale vestingen zoals randpion + loper van verkeerde kleur kunnen onze huidige topprogramma's wel correct evalueren maar een vesting zoals laatst in de toppartij Shakhriyar Mamedyarov - Fabiano Caruana zorgde voor heel wat verwarring.
Commentatoren dachten aanvankelijk dat Fabiano geblunderd had en zelfs na de partij waren heel wat spelers niet overtuigd van de vesting, zie chessbomb of de blog van James Stripes. Vandaag zijn we zo afhankelijk en verslaafd geraakt aan computerevaluaties dat sommigen ze nooit meer in vraag stellen. Zelf geloof ik slechts bij een score van +5 of een tablebasehit dat winst 99,9% zeker is zoals ik eerder al schreef in mijn artikel analyseren met de computer. +5 stellen is echt niet te hoog want enige tijd geleden, liepen in een eindspelanalyse zowel bij Stockfish als Komodo de scores hoog op terwijl ze uiteindelijk er toch niet in slaagden om een killer te vinden.
De finalgentool kan de slotstelling niet beoordelen maar dankzij HK5000 kwam ik toch te weten dat het inderdaad remise is volgens de lomonosov 7 men tablebases.  Dus jawel scores van +4,2 voor Stockfish en +2,8 voor Komodo betekenen geen winst. Dit verwacht je niet direct van de hedendaagse leiders die algemeen als onoverwinnelijk worden beschouwd. Ik vermoed trouwens dat dit geen records zijn zelfs als we even geen rekening houden met de speciale stellingen uit de probleemwereld. Zo haalde Komodo al een persoonlijk hogere score van +3,2 in de vesting die ik in de analyses op zet 42 toonde van mijn partij tegen Stone, zie mijn blogartikel bouwstenen. Ken je vestingen uit de praktijk die nog slechter worden geëvalueerd, laat het weten in een reactie onder dit artikel !

Anderzijds tonen bovenstaande analyses van beide vestingen dat schaakprogramma's vaak nog heel wat interessante varianten kunnen ontdekken. Niet zelden slaagt een topprogramma erin om een vermeende vesting alsnog te kraken aan de hand van soms bijzonder ingewikkelde constructies. Zo keek ik ook nog eens naar de vesting die verscheen in de maratonpartij van 122 zetten op het voorbije wereldkampioenschap. Carlsen noch de commentatoren zagen winst in de 7de partij maar dankzij Lets Check vond ik toch een zwakke plek.
Ik heb op het web gezocht naar serieuze analyses van dit eindspel en vond niet veel soeps. De enige uitzondering was de bijzondere studie van de Russische grootmeester Pavel Maletin op de site van de Russische schaakbond maar erg leesbaar is het niet en ook hij geeft aan dat verbeteringen mogelijk zijn. Ik ben in elk geval benieuwd naar nog andere analyses maar wie wil zich in dit wespennest steken? Ik vermoed zelfs dat Kasparov er even zoet zou mee zijn als hij het niveau van de analyses wil halen uit zijn wk-boeken.

Bij het voorbereiden van dit artikel bekeek ik ook enkele analyses van vestingen die in mijn oude partijen voorkwamen en jawel ook daar vond ik af en toe enkele gaten. Zo vermeldde ik in mijn artikel de spaanse doorschuifvariant dat er een vesting was in de analysevariant op zet 50 van mijn partij tegen Fabien Libiszewski. Stockfish moet hemel en aarde verzetten maar slaagt er uiteindelijk toch in om de bel te doorprikken.
Achteraf vond ik wel een verbetering voor wit net voor de beginstelling door onmiddellijk 64.Txf3+ te spelen. Dit vermijdt dat de zwarte koning naar h4 kan lopen en de witte koning kan wegjagen. Als wit de toren op g2 zet en de koning op g1/h2 dan blijkt dat het alsnog een vesting is maar dit maakt in dit verhaal niets uit. Vestingen mogen dan wel te abstract zijn voor computers, het betekent geenszins dat computers nutteloos zijn om te analyseren in vestingen. Er wordt continue progressie gemaakt om schaken op te lossen maar gelukkig blijven enkele mysteries zeker nog voor een tijdje bestaan.

Brabo

Addendum 25 juli 2016

In bovenstaand artikel wordt vermeld dat ik een eindspel als 99,9% winnend beschouw wanneer de evaluatie meer dan 5 punten is. TCEC gebruikt in seizoen 9 als richtlijn 6,5 punten over 4 opeenvolgende zetten (8 plies) om te arbitreren.