vrijdag 30 maart 2012

De boemerang

In de 6de interclubronde speelde we met de ploeg tegen Borgerhout 2. Ik mocht voor een zoveelste maal plaatsnemen tegen Jorge Segarra Concalves. De vorige keren had ik in positionele partijen hem van het bord gezet en dus was ik vast besloten om opnieuw dit concept te volgen. Een voorgevoel vertelde mij dat het deze keer anders zou lopen want nog vooraf gaf ik aan mijn ploeggenoten mee dat ik hoopte op geen tactische partij. 

Klaarblijkelijk had Jorge mijn intenties geraden of tenminste dezelfde conclusies gemaakt. Zijn keuze voor een uiterst zeldzaam maar erg scherp variantje van het Stauntongambiet moest deze keer voor een beter resultaat zorgen. Hij had het gambiet 30 jaar geleden eens gezien en rekende erop dat het voor mij onbekend terrein zou zijn. Op het eerste zicht een logische redenering want je kan slechts 6 partijen terugvinden in de databases met het concept. Bovendien blijkt dat het gambiet niet ongevaarlijk is want wit scoort een 75% zonder nederlagen waarbij 2 overwinningen op FM's. Desalniettemin bleek het geen goede keuze te zijn wat hij mits een degelijke voorbereiding had kunnen weten. 1 van de FM's die eerder een nederlaag had opgelopen door dat gambiet was ik tegen de Franse GM Bouchar Kouatly en dan had je gemakkelijk kunnen afleiden dat ik deze keer wel een antidote zou klaar hebben. Zie desbetreffende partij met de huisanalyses die ik achteraf had gemaakt.
Het gambietje bevat enkele interessante ideeën die goed zijn voor een verrassingswapen maar eenmaal je het verrassingseffect wegneemt dan is het toch eerder magertjes. In onze recentste onderlinge partij kon ik mij redelijk de oude analyses herinneren en hierdoor kwam de verrassing als een boemerang terug nadat ik het niet evidente nieuwtje Lxh3 introduceerde. Vanaf dan moest wit voor de rest van de partij achter de feiten aanhollen.
Zoals de partij aantoont, kwam Jorge met knap verdedigingswerk nog heel dicht bij de redding maar bezweek uiteindelijk toch onder de aanhoudende druk en de opkomende definitieve tijdnood. Uiteindelijk had ik toch nog mijn type spel op het bord gekregen waarmee ik zo vaak succes heb. Ik denk dat Jorge volgende keer wel eerste de databases zal checken om een gambietje zoals in de partij te spelen. Een 100% garantie levert het niet op maar het vermindert wel drastisch de kansen op een boemerang.

Brabo

maandag 26 maart 2012

Why Chess

Enkele maanden geleden vernam ik het bestaan van een nieuwe veelbelovende schaaknieuwssite: whychess. De  eerste maanden werden we verwend met sterke interviews van topgrootmeesters, up to date verslaggeving van toptornooien, openingsreviews, blogs,... Zelfs bonzen van de fide verleenden hun medewerking aan de nieuwe site die geleid werd door sterke grootmeesters zoals Vladislav Tkachiev. Echter een paar maanden geleden viel het stil en werd de site zelfs eventjes offline gehaald. Vandaag is het terug online maar het ziet er niet naar uit dat het project nog zal opstarten.

Het is een verhaal dat vaak terugkeert in het schaken. Men hoopt door producten aan te bieden, grof geld te verdienen aan het schaken maar al snel klopt het financiële plaatje niet meer want de kosten lopen veel hoger op dan de inkomsten. Kasparov heeft zelf meerdere pogingen ondernomen om een winstgevende schaakbusiness op poten te stellen maar heeft steeds moeten vaststellen dat schakers niet bereid zijn om veel geld te spenderen. Zijn laatste product : kasparov.com is ondertussen opnieuw inactief. In de correspondentiewereld herinner ik mij het ophefmakende project: chessfriends.com. Rond 2003 werd ik gevraagd om mee te werken aan een heel ambitieus project rond het financieel erg aantrekkelijk maken van correspondentieschaak. Ik hapte niet toe omdat ik toen al had beslist om mij terug te trekken uit de correspondentie wegens tijdsgebrek. Achteraf een zeer gelukkige keuze want de oprichter ging met het geld van de leden er vandoor. De site bestaat nog steeds maar wordt nu voor andere doeleinden dan puur correspondentie gebruikt.

Dit betekent niet dat er helemaal geen geld te verdienen valt met het schaken. Op het gebied van schaaksoftware heeft Chessbase min of meer een monopolie kunnen verwerven. Dit wordt enigszins ondermijnd door freeware maar mensen denken vaak nog dat (ten onrechte) freeware minderwaardig is aan betaalde software. Een goed uitgekiende reclamecampagne verbonden met een up to date nieuwssite zorgt ervoor dat klanten blijven komen. 

Vervolgens heb je een aantal commerciële schaaktijdschriften zoals newinchess.com en europe-echecs.com die blijven draaien dankzij een behoorlijke oplage en een beleid die nauwgezet de laatste trends in de maatschappij opvolgt. Vroeger kocht ik maandelijks een europe-echecs maar vandaag koop ik het tijdschrift enkel nog wanneer ik op verlof ga naar Frankrijk. Het huidige veel ruimer aanbod aan berichtgeving op het internet maakt het aanschaffen van schaaktijdschriften voor mij veel minder aantrekkelijk. Enkel op verlof wanneer ik veel moeilijker op het internet kan, vind ik het wel leuk om terug te grijpen naar de oude bekende. Een nieuwe speler in deze markt is chess-evolution.com. Dit is een heel ambitieus project waaraan heel wat erg sterke grootmeesters aan meewerken. De analyses zijn van een erg hoog niveau en net daarom ben ik sceptisch betreffende de overlevingskansen. De prijzen zijn erg hoog en het materiaal is volgens mij enkel nuttig voor heel ambitieuze spelers dus een heel klein percentage van de spelers. Ondertussen is men al begonnen met het geweer te veranderen van schouder door tevens een wekelijks magazine aan te bieden waarvoor een lagere prijs kan worden gevraagd. De concurrentie van chesspublishing.com die met veel goedkopere tarieven werkt (mogelijk door te werken met goedkopere GM's en de goedkopere e-versie) valt hierbij ook niet te onderschatten.

Uiteraard heb je ook een aantal uitgeverijen die geld verdienen aan het publiceren van schaakboeken. Vandaag heeft vooral qualitychess een erg goede reputatie. Enkele andere uitgeverijen van schaakboeken zijn gambitbookseverymanchessbatsford, ... De oplagen van schaakboeken zijn beperkt waardoor het steeds uitkijken is of de kosten gedekt zullen worden. Ik geloof dus niet dat je in deze business echt rijk kunt worden.

De meeste nieuwsberichtgeving is vandaag gratis. Een grote uitzondering die ik ken, is chesstoday die dagelijks een online nieuwsgazet publiceert. Het marketingmodel bestaat erin om alle relevante nieuwsberichten te consolideren en vervolgens nog te becommentarieren zodat de lezer in een mum van tijd op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen en nieuwtjes zonder uren te moeten spenderen met zoeken op verschillende sites. Mits betalen van een kleine fee wordt tijd gekocht en blijkbaar werkt het model wel want ze zijn ondertussen een 10tal jaar online. 

De meeste commerciële sites met nieuwsberichtgeving werken echter met een ander marketingmodel: namelijk reclame. De inkomsten komen dus niet binnen via mensen die betalen voor het lezen maar wel van een revenuesharemodel op de gecreëerde extra verkoop van SW, HW, ... komende van een schaaksite of schaakwinkel. De website houdt rigoureus bij wie klikt op welke banner en wie uiteindelijk iets koopt. Voor elk verkocht artikel wordt vervolgens een zeker percentage gegeven aan de nieuwssite. Voorbeelden die dit model gebruiken zijn: twicchessvibes.comchessdom.com, ...

Ik meen dat schaakwinkels zoals dedenksportkampioenmarchand van deze laatste online trends zeker enige negatieve invloed hebben ondervonden. Echter zelf vind ik het nog steeds een plus om eerst het product op voorhand eens in je handen te kunnen nemen vooraleer je het ook effectief aanschaft. Dit zou je ook kunnen doen door eerst naar een schaakwinkel te gaan en dan online aan te kopen maar dat vind ik niet echt eerlijk t.o.v. de winkelier.

Er valt iets te verdienen aan het schaken als je een goed marketingplan hebt. Een goede marktstudie is belangrijk om te weten waar er kansen zijn. Echter ik betwijfel sterk of je met het verkoop van schaakproducten veel geld kunt verdienen. Het recent gepubliceerde artikel op chessbase omtrent 10-12 miljoen  investering van ondernemer Andrew Paulson in het schaken, lijkt mij dan ook gedoemd om een grote financiële kater op te leveren.

Brabo

donderdag 22 maart 2012

Eindspelen: de grootste vijand van het paard

Opnieuw een berichtje over eindspelen want het is voor mij 1 van de meest fascinerende aspecten van het schaken. Op Chessbase (ja af en toe staat er iets interessants), geeft de eindspelgoeroe GM Karsten Muller geregeld uittreksels van eindspelen onlangs gespeeld. Zo vermeldde hij een eindspel waarin een paard moest vechten tegen zijn grootste vijand, namelijk een randpion. Een paard is aan de rand erg beperkt in zijn mogelijkheden.

Het fragment komt uit het Duits Nationaal Kampioenschap dat trouwens gewonnen werd door de GM Fridman. De stelling is sterk vereenvoudigd maar toch gaat zwart al snel in de fout waarna wit, een sterke FM niet vergeet te profiteren. Voor het complete artikel zie: chessbase.
Uit mijn eigen schaakpraktijk herinner ik mij 1 gelijkaardig geval maar in een veel complexere versie. Niet 1 paard maar 2 paarden moesten vechten tegen hun grootste vijand en in de enorme complicaties duurde het niet lang of aan beide kanten werden fouten gemaakt. De partij werd gespeeld in de Franse interclub. Helemaal fris zat ik niet voor de partij want ik had mij laten overhalen door de andere Belgen: Lacrosse en Van Coppenolle om mee te gaan stappen in Metz. Tijdens de partij compenseerde gelukkig de adrenaline voor de vermoeidheid waardoor ik desalniettemin er toch in slaagde om de nodige concentratie te vinden. Mijn 2 Belgische ploeggenoten waren minder succesvol zodat in extremis zelfs de wedstrijd verloren ging: equipes n1_r5.
De analyses dateren ondertussen al enkele jaren maar ik geloof toch dat de kwaliteit staat daar ik er toen heel wat tijd aan gespendeerd hebt om de waarheid te achterhalen. Ik raad iedereen ook aan om de subvarianten na te spelen want sommige zijn wondermooi en best wel leerrijk tezelfdertijd.

Brabo

dinsdag 20 maart 2012

Mat beëindigt de partij of niet ?

Dankzij een publicatie van de Nederlandse schaakarbiter Pieter de Groot op schaaksite vernam ik een opmerkelijk geval van een scheidsrechterlijke beslissing waarin de mat niet de partij beëindigt. Pieter de Groot is een expert in schaakrecht en het is erg leerrijk om zijn analyses en conclusies te lezen. Op schaaksite staan zijn meest recente bijdragen maar oudere van de laatste 10 jaar kunnen gelezen worden op Pieter de Groot schaakrecht. Ik heb er verscheidene dagen over gedaan om het gros van zijn artikels door te nemen. Het is een ware schatkamer over allerlei schaakrechterlijke vragen. Ik ben het niet met alles eens waarover hij schrijft maar dit is ook normaal als je over tientallen onderwerpen praat.

In dit artikel wou ik het dus hebben over een vreemd geval van een scheidsrechterlijke beslissing waarin de mat niet de partij beëindigt. In Bunratty, Ierland spelen op 23 februari 2012 de grootmeesters Adams en Short een tiebrake met 5 minuten p.p.p.p. Adams geeft mat maar na de matzet claimt Short remise op (winst kon niet wegens onvoldoende matpotentiaal) omdat Adams vlag was gevallen. Tot mijn grote verbazing keurde de arbiter Shorts claim goed. Ik had altijd geleerd dat in blitz de mat altijd de partij beëindigt en dat claims achteraf betreffende vlag ongeldig zijn. Dit klopt maar er is een speciaal addertje waarvan ik niet op de hoogte was. Sinds 2009 is een nieuw reglement opgenomen in de fideregels voor blitz: 
B.2 Where there is adequate supervision of play, (one arbiter for one game) the Competition Rules and Appendix A.2 shall apply
Ik speel al enkele jaren geen competitieblitz meer (internetblitz heeft zijn eigen regels en in de club gaat het al helemaal gemoedelijk aan toe) zodat ik deze toevoeging gemist heb.

Concreet betekent dit afhankelijk of een arbiter beschikbaar is om jouw partij te volgen mag de arbiter handelen zoals in een gewone partij of m.a.w. hij mag zelf ook de vlag claimen. In de partij Adams Short, claimde Short wel te laat de vlag maar die claim werd toch goedgekeurd omdat de arbiter onder article B.2, zie LawsOfChess.pdf zelf kon vaststellen dat de vlag eerder was gevallen dan de mat en dus al geregistreerd stond. De mat had dus niet de partij beëindigd maar wel de vlag !!

Mijn eerste commentaar hierop is dat deze nieuwe regel pure onzin is. Hoe kun je weten op voorhand of een arbiter kan ingrijpen of niet? Dit heeft zeker een invloed op het spel want je bent verplicht om een grotere tijdsreserve te nemen als er een arbiter aanwezig is. Je moet dus niet alleen kijken naar de stukken op het bord, de schaakklok maar ook of er een arbiter in de buurt staat. Ik begrijp de filosofie wel van de nieuwe regel want tijd moet gerespecteerd worden maar deze regel is erger dan de kwaal met als gevolg dat de arbiters aanwezigheid (of net niet) het verloop en resultaat van de partij beïnvloedt. Een oplossing dat de arbiter Pieter de Groot aanreikt is om op voorhand bij een tornooi aan te kondigen dat er onvoldoende toezicht zal zijn bij alle partijen en dus geen beroep kan worden gedaan van article B2. Lijkt mooi dit voorstel maar leidt voor de tornooispeler tot nog meer onduidelijkheden want het ene tornooi zal het article B2 tellen en dan weer eens niet. Als je toevallig de openingsspeech gemist hebt (of niet begrijpt want in een vreemde taal) dan moet je gewoon gokken. 

Zelf had ik als oplossing aanvankelijk gedacht aan een pieptoon om een vlag te signaleren maar dit wordt dan weer te vervelend in een groot blitztornooi waar overal pieps zullen worden gehoord. Eigenlijk is er maar 1 goede oplossing en dat is dit artikel B2 gewoon weer afvoeren. Bovendien leidt het steeds aanpassen van bestaande regels tot complete chaos bij de spelers die niet meer weten wat nu precies geldig is. Adams en Short wisten evenmin wat te doen en dat zijn toch wereldtoppers.

De recente veranderingen in het fidereglement hebben al voor heel wat chaos gezorgd ook in België. Een paar jaar terug werd ook het nieuwe reglement ingevoerd dat je de zet steeds moet noteren nadat je hem uitgevoerd hebt. Als ik zie hoeveel mensen vandaag nog steeds moeite hebben met deze regel dan vraag ik mij toch af waarom dit toch zo nodig was nadat we honderden jaren het anders mochten doen. Laatst in de Open van Leuven had ik opnieuw een tegenstander die zijn zetten vooraf noteerde. Ik liet hem begaan want het stoorde mij allerminst en het roepen van een arbiter zou enkel de rust van de partij en het tornooi verstoord hebben. Bovendien vind ik het zelfs leuk om nog in de bedenktijd van mijn tegenstander al te kunnen rekenen op de te spelen zet. Een ander jammerlijk geval van neveneffecten bij nieuwe ondoordachte reglementen was tegen een Belgische FM (die onlangs IM werd). Mijn tegenstander claimde remise omwille van 3 keer dezelfde stelling met hetzelfde kleur aan zet maar noteerde niet zijn zet. Hij had gehoord van het reglement dat je niet op voorhand mag noteren maar wist niet dat er uitzonderingen bestonden voor remiseclaims (3 keer dezelfde stelling, 50 zetten regel). Ik gaf hem snel mee dat indien hij de zet noteerde op zijn papier dat de remise ok was. In een extreme vorm van regelneverij had de arbiter de claim moeten afwijzen en bovendien hem niet mogen zeggen waarom, dit omdat het geven van advies tijdens de partij niet is toegelaten. 

Regels zijn nodig om het schaken in goede banen te leiden. Spelers moeten de regels leren en kennen. Echter je mag niet verwachten dat spelers op de hoogte zijn van elk tijdstip een reglementswijziging gebeurt en onmiddellijk die reglementswijziging ook aanleren en toepassen. Regels moeten dus zoveel mogelijk consistent blijven en enkel aangepast worden indien blijkt dat een regel tekortschiet om een oordeel te kunnen vellen. Het doet mij denken aan de regelneverij die er bestaat bij onze spelling van de Nederlandse taal. Na enkele aanpassingen kent niemand meer de juiste regels behalve enkele taalpuristen. Het middel :reglementen, schiet zijn doel: een eerlijke competitie voorbij.

Brabo

zondag 18 maart 2012

Jean-Michel Delfosse en het beroemde drakeneindspel

Bij het bladeren door de mooie blog van Jean-Mi (speler van Tournai/ Doornik), viel mijn oog op een opmerkelijk eindspel dat hijzelf op het bord kreeg in Cappelle La Grande, zie link: open-de-cappelle-la-grande-2012. Het betreft een puur pionneneindspel dat rechtstreeks vanuit de opening ontstaat en leidt tot onderstaande sleutelpositie:
Dit beroemde eindspel is reeds bekend van de jaren 60 en werd door talloze topspelers bestudeerd. Dit was mij bekend omdat ik enkele jaren eerder de stelling reeds vluchtig had bekeken naar aanleiding van mijn partij tegen Bardhyl Dardha (de papa van FM Arben). Toen kende ik nog niet de theorie en improviseerde aan het bord met een minder kritieke voortzetting, zie:
In Cappelle La Grande kon Jean-Michel het tegen de Franse IM Simon Olivier niet droog houden alhoewel zwart volgens mij wel degelijk goede remisekansen heeft gehad. Zie onderstaande partij:
Over dit beroemde eindspel zijn heel wat analyses gemaakt waarbij de evaluaties uiteen liepen. Feit is dat zwart speelt voor slechts 2 resultaten: remise en verlies dus is het voor de gewone tornooispeler geen goede keuze. Onlangs kwam dit eindspel terug in de belangstelling toen Nakamura in Wijk aan Zee deze oude variant opnieuw speelde. Anish Giri was duidelijk verrast, kende wellicht niet de kritieke hoofdlijnen en gaf snel remise, zie:
Zelf heb ik de afgelopen dagen ook eens een grondige analyse gemaakt van het eindspel. Hierbij maakte ik gebruik van chesspub: B77 Giri - Nakamura en Yugoslav: 9. Bc4 Nxd4 10. Bxd4 Be6. Een vrij goede analyse vond ik van de Argentijnse IM Luis Rodi Maletich: rodi_7. Verder gebruikte ik aantekeningen in de megadatabase en correspondence database. Desalniettemin ben ik nog steeds niet 100% zeker dat de eindevaluatie bulletproof is. Ik heb mijn sterkste PC en snelste programma op de stelling een nachtje laten rekenen en de output was totaal onbruikbaar dus het is m.a.w. nog te ver over de horizon. Hieronder probeer ik aan de hand van een erg recente meesterpartij uit te leggen waar de accenten liggen in het eindspel met enkele bescheiden nota's in de opening.
Het is duidelijk dat het eindspel een erg ingewikkeld kluwen is. Bukavshin, een jaartje later al GM, slaagde er niet in met wit om de correcte lijn te vinden. Nu zwart, Belous is ook geen kleintje want ook hij is vandaag IM en won vorig jaar zelfs de Moskou Open

Brabo

Addendum 23 maart 2012:
Na meerdere dagen van analyses waarbij meerdere FM's en correspondentiespelers aan meegewerkt hebben, zijn we voorlopig tot de conclusie gekomen dat het eindspel leidt naar een dameeindspel met een pluspion voor wit. Er zijn heel wat versies mogelijk van die dameeindspelen (zie analyses) en het is volstrekt onduidelijk of het winnend is of het toch nog net houdbaar is voor zwart.

vrijdag 16 maart 2012

Kinderen leren schaken?

Op 13 maart werd in het Europese parlement een verklaring goedgekeurd om het schaken in te voeren in het onderwijs. Verscheidene sites hebben het nieuws ondertussen al over genomen: chessvibesschaaksite, ... Hoogtijd vond ik om eens over deze materie een artikeltje te schrijven want het onderwerp interesseert mij uiteraard met zelf 2 kleine kinderen (3 en 4 jaar) die wel enige interesse tonen voor het schaakspel (op die leeftijd is alles wat papa doet interessant).

Persoonlijk heb ik een dubbel gevoel bij het aanleren van schaken bij kinderen. Vooreerst zie ik wel in dat we in het algemeen belang van het behoud van de schaaksport ervoor moeten zorgen dat nieuwe leden aangetrokken worden. Die nieuwe leden vind je het gemakkelijkst bij de jeugd en dus is de stap naar de scholen logisch. Veel van het promotiewerk voor schaken zie ik dus meer uit zelfbehoud of om groter en machtiger te worden als schaakorganisatie dan zogezegd uit liefdadigheid en bekommernis voor de medemensen.

Heel wat argumenten worden aangehaald om de kinderen (vooral de ouders) te overhalen om te starten met schaken. Daar ik op tal van die argumenten een andere mening op nahoud, zal ik ze eens  hieronder bespreken.

Schaken is goed voor de sociale integratie, bestrijding van discriminatie, terugdringing van criminaliteit en zelfs de bestrijding van verschillende verslavingsvormen
Persoonlijk zie ik niet waarom die eigenschappen speciaal zijn voor het schaken, eerder integendeel. Ik denk dat andere sporten over het algemeen een veel socialere gemeenschap vormen. Bovendien is net 1 van de grootste valkuilen van het schaken de verslaving. Het is 1 zaak om spelers te leren schaken maar eenmaal hogerop en men competitie speelt, wordt het schaken al snel een tijdsverslindende activiteit die potentieel nefast kan worden voor de rest (studie, carriere,..).

Schaken is goed voor de concentratie, het geduld en het doorzettingsvermogen van het kind, ongeacht de leeftijd. Schaken is ook goed voor de creativiteit, de intuitie, het geheugen, het analysevermogen en de besluitvaardigheid. Vervolgens wordt ook vastbeslotenheid, motivatie en sportiviteit bijgebracht.
Ik heb de studies ook gelezen die deze argumenten trachten aan te tonen. Zelf vind ik de studies niet overtuigend. Alle studies die ik bekeken heb, werden steeds gemaakt op zeer kleine testcases van 20 personen waardoor er een grote onnauwkeurigheid aanwezig was op de resultaten. Bovendien werden de testen steeds georganiseerd door mensen die het schaken op voorhand liefst positief zouden laten propaganderen waardoor automatisch getwijfeld moest worden aan de oprechtheid. Tenslotte stelde ik mij ook serieuze vragen bij de uiteindelijke conclusies van de resultaten.
Zo werd bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het feit dat als een bepaalde groep kinderen een bepaalde interesse delen (hier schaken) dat ze automatisch ook andere activiteiten zullen delen (zoals huiswerk samen maken, elkaar helpen bij het studeren). Het was dus niet duidelijk of de betere resultaten afkomstig waren door het schaken of door het samen spenderen van een interesse/ activiteiten. Eigenlijk had men 1 of meerdere extra controletestcases moeten maken met kinderen die bijvoorbeeld samen een andere wekelijkse niet-denk activiteit beoefenen en dan zien wat het effect was geweest op de resultaten t.o.v. de groep schakers. Tevens is het onduidelijk waarom precies schaken als denksport de beste optie is. Misschien zijn andere denkactiviteiten veel geschikter en productiever: dammen, stratego, musiceren (ook toch voor een stuk denken?), (wiskunde) raadsels oplossen, een nieuwe taal aanleren, ...

Als ik de pro's en contra's bekijk, kom ik tot de vaststelling dat we niet kunnen zeggen dat schaken een absolute must is voor elk kind. Ik ben dan ook van mening dat schaken een vrijblijvende optie moet zijn die zeker niet in de scholen mag opgelegd worden. Tegenover mijn eigen kinderen volg ik dezelfde filosofie. Ze mogen het leren maar ik ga het zeker niet opdringen. Uiteraard zou ik graag hebben dat we de interesse voor het schaken kunnen delen en samen activiteiten kunnen doen wat de familiebanden zal versterken. Echter als ze iets anders kiezen dan zou het erg egoïstisch zijn om dit niet te respecteren.

Brabo

woensdag 14 maart 2012

Robert Schuermans en het Schliemanngambiet

In het lopende Deurnse clubkampioenschap ziet het er naar uit dat het opnieuw een mooie tweestrijd wordt voor de titel tussen mijzelf en Robert Schuermans. De cruciale onderlinge partij werd reeds vorig jaar afgewerkt en ondertussen heb ik ze in detail kunnen analyseren zodat ik de partij hier eens kan voorstellen. 

Vooraf had ik mij uiteraard goed voorbereid maar Roberts keuze voor een relatief moderne variant van het Schliemanngambiet verraste mij. Ik had er niet op gerekend dat Robert zijn theorie aan het bijschaven was. Achteraf merkte ik op dat Robert de laatste maanden heel sterk bezig was en dus wellicht terug serieus aan het werken was aan het schaken maar dat is altijd gemakkelijk vast te stellen na de feiten.

Alhoewel de openingskeuze mij verraste, kan ik niet ontkennen dat ik wel op de hoogte was van enkele ideeën zodat ik toch goed uit de opening kwam. Voor de volledig becommentarieerde partij verwijs ik naar het schaakbord en de notaties hieronder:
De uiteindelijke uitslag remise was voor mij als witspeler uiteraard geen groot succes maar ik kon er mij toch makkelijk bij neerleggen want we hadden ons beiden 100% gegeven en een mooi stukje vechtschaak geproduceerd. Correct, ik heb zeker serieuze winstkansen gemist maar het is de verdienste van Robert om met bijvoorbeeld het waanzinnige 29...Lc2 zand in de ogen van de tegenstander te gooien. Dit soort Tal-zetten vinden, is een talent op zich die bijlange niet iedere schaker bezit.

Betreffende de opening wil ik wel er op wijzen dat vandaag 8...bxc6 als hoofdlijn wordt beschouwd i.p.v. 8...dxc6. Of wit in de hoofdlijn enig voordeel kan halen is onduidelijk. Op chesspub werd een serieuze poging gedaan, zie: Chesspub Schliemanngambiet waarbij vooral 9.Qxe5 wordt bekeken. Ik geef even hieronder een voorbeeldje van hoe diep tegenwoordig bepaalde openingsanalyses gaan. Zie analyse over Sokolovs aanbeveling met 9.d4:
1 van de laatste rimpels in de ontwikkeling van de theorie is gebaseerd op de correspondentiepartij Tonu Tiits - Gert Jan Timmerman. Dit idee met 10.Pc4 werd recent gecopieerd door de GM's Tiviakov en Dominguez (beiden ongeveer 2700 elo). Zie stampartij:
Het idee is interessant maar ik betwijfel sterk of het enig voordeel garandeert. Het is dan ook geen wonder dat 4.d3 i.p.v. 4.Pc3 tegenwoordig ook heel sterk in de schijnwerpers staat.

Brabo

maandag 12 maart 2012

Forfaits in Cappelle La Grande

Zelf heb ik 1 keer het open tornooi van Cappelle La Grande meegespeeld (2005). Het is een mekka voor de ambitieuze speler waar je mits de nodige toewijding en motivatie best een mooi resultaat kunt neerzetten. De omstandigheden zijn er ook ideaal voor want buiten het tornooi is er nauwelijks iets in de omgeving de moeite waard om te bezichtigen. 

Dit jaar zag ik dat er 2 clubgenoten meespeelden: Bert De Backer (1682) en Guy Dugailliez (1983). Beiden scoorden min of meer volgens verwachting waarbij ik wel met stip de remise in ronde 7 wil noteren van Bert tegen de Duitse FM Jochen Wege. Dit was geen salonremise maar een partij die op de bot werd gespeeld  en eindigde in eeuwig schaak. Dit is een opmerkelijke prestatie, wetende dat Bert nog maar een paar jaar competitieschaak speelt. Guy moest noodgedwongen afhaken in de laatste 2 ronden door ziekte. Hij was nochtans supergemotiveerd na een overwinning in ronde 7.

Dit artikeltje gaat echter niet over de forfaits door overmacht want die zijn onvermijdelijk maar wel over de bewuste forfaits en welke neveneffecten die veroorzaken. Zo zag ik in ronde 2 heel wat spelers bewust forfait geven. Professionals zoals Bokros, Malakhatko, Bauer speelden liever mee in de Belgische interclub om snel gemakkelijk geld te verdienen. Ik vind het vreemd dat de organisatie dit zo gemakkelijk laat voorbijgaan daar ik meende dat de professionals condities kregen om mee te spelen. Je zou dan toch verwachten dat er bepaalde voorwaarden gesteld worden t.o.v. de condities maar dit is blijkbaar niet of nauwelijks het geval. Ook enkele Belgische amateurs zoals Daels en Lacrosse kozen ervoor om in ronde 2 hun clubs te ondersteunen i.p.v. in het tornooi te spelen. Bij deze spelers vermoed ik dat ze de prioriteit bij de interclub legden i.p.v. het tornooi.

Persoonlijk vind ik dit soort bewuste forfaits vooreerst oneerbiedig t.o.v. de organisatie en de medespelers. Het gigantische werk om dit tornooi te organiseren wordt niet geapprecieerd of tenminste die perceptie wordt gecreëerd. De medespelers worden in zekere mate uitgelachen omdat ze in 9 ronden niet meer punten kunnen halen dat wat de forfaitgevers in minder ronden doen. Ook zijn bewuste forfaits onsportief. Ik weet dat de spelers op voorhand uit de loting zijn genomen zodat niemand vergeefs is komen opdagen maar je kan toch niet ontkennen dat dit gedrag een invloed heeft op de loting van de ronde waarin de forfait gebeurt en de daarop volgende ronden zodat spelers zwakkere of sterkere tegenstanders krijgen dan in een normaal scenario. Vervolgens is er de impact van de forfaits op het prijzensysteem (hier het Hort-systeem). In het Hort-systeem wordt 50% van het prijzengeld gegeven op basis van het scheidingssysteem (Bucholtz) of met andere woorden berekend via de behaalde punten van de tegenstanders. Als een tegenstander dan 1 of meerdere forfaits gegeven heeft, dan zijn de scheidingspunten al snel in het nadeel met als gevolg een verlies aan prijzengeld. Ik ben al sowieso geen voorstander van het Hort-systeem omdat bij prijzen verdelen op basis van een scheidingssysteem (zelfs al is het slechts voor 50%) de factor geluk een te grote rol speelt t.o.v. de prestatie. Als bewuste forfaits door de tegenstanders ook nog eens in rekening worden gebracht dan is het helemaal een loterij geworden en daar we schaken mogen we toch andere objectievere methodes verwachten.

Tenslotte beïnvloeden bewuste forfaits ook het bepalen van de winnaar (klassement). Een scheidingssysteem zal er altijd wel nodig zijn maar als men op voorhand bewuste forfaits toelaat, moet men wel ervoor zorgen dat het scheidingssysteem niet of minimaal gestoord wordt. Voortschrijding zou bijvoorbeeld de effecten van de bewuste forfaits minimaliseren. Dit is een vrij goed systeem in een groot open Zwitsers daar de punten behaald worden, rekening houdend met hoe sterk de spelers op dat moment spelen. Het enige nadeel dat ik zie voor Cappelle La Grande bij gebruik van het voortschrijdingssysteem zijn de versnelde paringen. Door 2 paringspunten erbij te geven, ga je een vervormd beeld krijgen van wie waar speelt en in vorm is. Je zou ook kunnen de paringspunten erbij tellen voor de voortschrijding maar dat is niet echt eerlijk t.o.v. de spelers die bij aanvang niet beschikken over deze extra paringspunten. Het voortschrijdingssysteem wordt toegepast in  het Deurne clubkampioenschap maar vind ik een bijzonder ongelukkige keuze omdat in een kleine groep sowieso alle topspelers tegen elkaar spelen en het dus een kwestie wordt van wie eerst tegen wie speelt dus niet de prestatie. Bovendien wordt er ook nog eens de versnelde paringen toegepast.

Een 2de systeem is kijken wie de meeste zwartpartijen gespeeld heeft alhoewel dit tevens niet door alle spelers geapprecieerd zal worden daar je dit onmogelijk kunt beïnvloeden (in tegenstelling met bv. weerstandspunten of voortschrijdingspunten). Een ander systeem is kijken wie het meeste winstpartijen heeft eventueel met het zwarte kleur. Hier kan enig bezwaar tegen gemaakt worden daar in de regels van Cappelle La Grande reeds staat dat men minstens 20 zetten moet spelen vooraleer remise mag overeengekomen worden dus een remise hoeft geen 2de keer gestraft te worden. Ik vind dit bezwaar nogal licht. Remises komen vaak tot stand wanneer spelers onvoldoende risico's willen nemen niet alleen door een beperkt aantal zetten maar ook door de openingskeuze en de strategische keuzes in de partij. Bijgevolg vind ik dat agressief schaak best beloond mag worden.

De forfaits in schaakcompetities blijven een vervelende steeds terugkerende ziekte. Het is tijd dat zowel spelers, arbiters als organisatoren eens serieus nadenken over deze materie om sportievere en meer respectvolle schaakcompetities te verkrijgen.

Brabo

Addendum 13 maart 2012:
Na een  update via mail over de prestaties van de Deurnse spelers heb ik de tekst wat aangepast.

zaterdag 10 maart 2012

Een theoretisch duel in de Svechnikov

Schaken wordt door de meeste spelers eerst en vooral als een sport gezien. Hierbij is het niet perse belangrijk om de sterkste zetten te spelen maar vooral om de meest onaangename zetten te spelen voor de tegenstander. Dit is dan ook de reden waarom je heel vaak in bordschaak verrassingen ziet in de openingskeuzes. 

Zelf speel ik het spelletje ook wel lang genoeg om te beseffen dat het inderdaad meer is dan enkel de beste zet te spelen en in een partij heb ik al meerdere malen gekozen voor de meer onaangename zet i.p.v. de beste zet die wellicht praktisch minder sterk zou zijn. Echter in tegenstelling tot de meeste spelers tracht ik ook altijd een wetenschappelijk element te steken in mijn partijen door een strikt repertoire toe te passen. Dit creëert 1 erg grote handicap want je bent erg voorspelbaar voor de tegenstander. Desalniettemin wordt dit veelal toch gecompenseerd door een meer dan gemiddelde kennis van de systemen, vaak gebaseerd op ook grondige huisanalyses. 

In mijn bordpraktijk heb ik zelden tot nu toe een speler ontmoet die met voorbedachte rade bereid was om mee te werken aan een theoretisch duel. Ik veronderstel dat mijn (overdreven) reputatie van ex-correspondentiespeler, openingsanalyst,... wellicht velen afschrikt om hier aan mee te werken. Ik was dan ook verheugd om eindelijk een speler te ontmoeten die een duel niet uit de weg wou gaan en bleef geloven in zijn systeem. Hierdoor krijg je niet alleen de kans om eens veel dieper in de wonderlijke complexiteit van een opening te delven maar wordt ook de kwaliteit (zeker in de eerste 20 zetten) een stuk hoger van de partij.

De eerste keer dat ik Benjamin Tonoli ontmoette aan het bord was in de Open van Gent 2008. Ik speelde nog niet erg lang de Svechnikov met 7.Lg5 waardoor het gekozen systeem door Benjamin voor mij totaal onbekend was. Zwart kon echter in de partij mijn belabberde openingskeuze niet optimaal bestrijden en kwam hierdoor in moeilijkheden. Uiteindelijk koos ik in lichte tijdnood voor een herhaling van zetten , hierbij enkele goede winstkansen missend. Zie:
De tweede keer was opnieuw in de Open van Gent , 2 jaar later. In tegenstelling met de vorige keer was ik deze keer wel goed voorbereid. Zwart week uiteindelijk op zet 17 af van de geijkte paden met een naar mijn mening dubieuze zet f5. Ik reageerde echter niet gevat waarna de partij afwikkelde naar een remiseeindspel ondanks enkele scherpe momenten. Zie:
Eind vorig jaar speelden we in de interclub ons 3de en voorlopig laatste duel in dezelfde variant. Opnieuw was ik erg goed voorbereid waardoor zelfs zijn keuze voor 15.., Ld7 die erg zeldzaam wordt gespeeld, niet als een verrassing kwam. Spijtig mixte ik verstrooid 2 zetten dooreen door De2 voor Pxe7 te spelen waardoor wits kansen op een openingsvoordeel onmiddellijk verdwenen. In het vervolg van de partij ondernam ik grote risico's om het spel te forceren wat met enig geluk uitdraaide op een succes. Zie:
Ik hoop in de toekomst dat we de discussie mogen verder zetten want het laatste woord is zeker niet gezegd over deze variant. Vandaag denk ik zelf dat het speelbaar is voor zwart alhoewel wit over heel wat mogelijke troeven beschikt om zwart goed op de rooster te leggen. Ik ga die troeven hier uiteraard niet in detail uitleggen want als witspeler speel ik ook voor het volle punt. Het enige wat ik wil meegeven, is dat verscheidene van de troeven die ik 2 jaar eerder al had ontdekt, nu ook te vinden zijn in erg recente correspondentiepartijen.

Brabo

donderdag 8 maart 2012

De favoriet heeft honderden punten meer.

Voor de iets oudere spelers zoals mijzelf waarbij de prioriteit ligt bij de job en het gezin, is het zo goed als onmogelijk om veel tijd buitenhuis aan schaken te spenderen. Ik zoek daarom ook steeds wedstrijden en competities op die zich zeer dicht van huis afspelen, flexibiliteit toelaten en waar ikzelf in een beperkt tijdslot toch een redelijk niveau kan halen. Echter dit betekent wel dat ik nauwelijks kan spelen tegen spelers van hetzelfde niveau (2300) of hoger wat noodzakelijk is om jezelf maximaal te prikkelen en serieuze vooruitgang te boeken. 

Met deze zelf opgelegde beperkingen blijft er vaak niet veel over dan het lokale clubkampioenschap te spelen als 2300 waarbij je partijen speelt vaak tegen spelers 300 tot 800 punten minder dan jezelf. Het spreekt voor zich dat er in die partijen moeilijk gesproken kan worden van een sportieve uitdaging wegens het eloverschil. Nochtans een garantie voor een 100% score is er niet want zelfs een grote elokloof zorgt soms voor verrassingen. 

Ik speel ondertussen al voor het 5de jaar het clubkampioenschap op een rij in Deurne waardoor ik al enkele keren de negatieve emoties van een persoonlijk falen heb mogen voelen. In een partij kwam mijn tegenstander goed voorbereid aan het bord en dwong mij een lastige lijn te spelen waarbij zwart erg moeilijk op winst kan spelen. Uiteindelijk maakte ik zelfs een grove fout waarna ik wellicht deels door mijn rating met een remise wegkwam. Zie:
In een andere clubkampioenschappartij, slaagde mijn tegenstander erin om slim te verdedigen. Ik besefte te laat dat ik beter op remise moest overschakelen en kreeg uiteindelijk spreekwoordelijk het deksel op de neus. Zie:
Een garantie heb je dus niet als favoriet met honderden punten meer. Desalniettemin ga ik niet ontkennen dat je over het algemeen een heel hoge score neerzet. Hiermee geraken we uiteindelijk bij de bedoeling van dit artikel. Is het wel sportief om mee te spelen in een competitie waar je 100% of dichtbij 100% haalt en weet op voorhand dat dit de statistisch te verwachten score is?  Ik zie trouwens in Vlaanderen (zoals vermeld in de inleiding) dat ik niet de enige ben. Daniel Sadkowksi (FM en + 2300) scoort momenteel 15/15 in het clubkampioenschap van Oude God waarbij de tegenstand 250 tot 450 elo minder heeft. Eddy Van Beers (IM en +2350) scoorde 8/8 in het clubkampioenschap van Geel waarbij de tegenstand 400 tot 750 elo minder heeft. Zelf heb ik slechts 1 keer een 100% of 9/9 gescoord en ook dit jaar zit het er al niet meer in. Het probleem/ de vraag stelt zich iets minder scherp in het clubkampioenschap van Deurne omdat mijn ploegkapitein Robert Schuermans normaal altijd meespeelt en dus steeds goede concurrentie kan bezorgen. Het is duidelijk dat ik (en wellicht ook Daniel en Eddy) meespelen omdat we ondanks andere prioriteiten toch een minimale vorm van competitieritme willen houden en bovendien te veel houden van het spelletje om er compleet mee te stoppen. 

Vele spelers nemen echter deel aan een clubkampioenschap om een leuke partij te spelen waarbij een redelijke kans bestaat voor een positief resultaat mits inzet. Ik zie dan ook geregeld spelers die met tegenzin aan mijn bord komen plaatsnemen omdat ze er flink tegenop zien om een lastige avondpartij te spelen na de werkweek. Zo kreeg ik enige tijd geleden zelfs al lachend het verwijt, een broodspeler te zijn. Er viel geen eurocent te verdienen maar de onderliggende gedachte was uiteraard dat ik eigenlijk te sterk/ te hoog gekwoteerd was en dus het gezellig onderonsje verstoorde. Er zijn uiteraard ook spelers die ambitieus zijn en dus uitkijken naar de onderlinge partij. Meestal zijn zij ook goed voorbereid en wordt het ook oppassen voor mijzelf maar over het algemeen zijn die spelers in de minderheid. 

Puur ter illustratie vermeld ik hieronder ook mijn ervaringen in de tijd dat ik nog lid was van de Torrewachters in Roeselare. Toen drong niemand aan om mee te spelen in het clubkampioenschap ondanks het feit dat ik heel vaak op de clubdagen aanwezig was. In die tijd voelde ik zelf niet de behoefte om mee te spelen daar ik andere competities meespeelde die voor mijn schaakontwikkeling noodzakelijk waren. Verplaatsingen of tijd speelden toen veel minder een rol bij de keuze van de tornooien. 

In die tijd (ongeveer 10 jaar geleden) waren in de eerste klasse van de club de Torrewachters nauwelijks jonge ambitieuze spelers. Hierdoor stond niemand te popelen op deelname van een speler die de titel en een erg hoge score hoogst waarschijnlijk zou halen. Integendeel want ik kreeg eens de opmerking van iemand van de oudere garde dat ze het op prijs stelden dat ik mij niet moeide met de onderlinge debatten. Het was voor mij vrij duidelijk dat mijn aanwezigheid wel geapprecieerd werd maar ik beter het spelen kon laten omwille van de onsportieve uitdaging. Ik probeerde zelfs nog voorstellen te lanceren op basis van tijds- of materiaal -handicappen maar dit viel niet in goede aarde daar dit als onrespectvol t.o.v. de tegenstander werd ervaard.

Momenteel voel ik mijzelf dus egoïstisch door als favoriet in het gros van de partijen honderden punten meer te hebben dan mijn tegenstanders. Het alternatief zo goed als stoppen met schaken, vind ik evenmin een aanvaardbare oplossing dus zet ik mijn eigen belangen in deze materie uitzonderlijk eens voorop. Uiteraard heb ik het recht om dit te doen maar is dit wel ethisch de juiste keuze ?

Brabo

dinsdag 6 maart 2012

De Neo-Scheveningen

In het voorbije kerstverlof trok ons gezinnetje voor een kleine 2 weken naar Ufa (gelegen in Rusland net voor het Oeralgebergte) op bezoek bij mijn schoonouders. Omdat ik verwachtte met het 5 uren tijdsverschil dat ik wel eens heel wat uurtjes 's nachts de slaap niet zou kunnen vatten, vond ik het opportuun om een boek mee te nemen en liefst eentje over schaken uiteraard. Ik zocht een boek waarin flink wat verhalen te lezen waren maar ook schaaktechnisch iets bij te leren was en zo viel aanvankelijk mijn keuze op "Zwart op Wit" van Paul Van der Sterren. Echter bij het snuisteren in de schaakwinkel "de Denksportkampioen" van Ben Van De Putte,  zag ik dat er zo goed als geen overlap was met mijn eigen openingsrepertoire waardoor het schaaktechnisch luik mij onvoldoende aansprak. Ik besloot om een alternatief te zoeken en hierbij herinnerde ik mij dat de Kasparov reeks wel eens interessant zou kunnen zijn. Na een half uurtje wikken en wegen (terwijl mijn dochter de ganse winkel zat rond te crossen) viel uiteindelijk mijn keuze op Gary Kasparov on Modern Chess, part 2 Kasparov vs Karpov 1975 - 1985.
Het was een schot in de roos. Een prachtige verhaallijn waarbij je als het ware aanwezig voelde bij de 2 grote matchen en opnieuw alle emoties van de spanning, teleurstellingen en uiteindelijke triomf kon herbeleven. Het boek was uit nog 2 dagen vooraleer ik de terugreis moest aanvatten. Nu in elk geval moet ik nog eens enkele passages en partijen naderbij bestuderen. Achteraf zag ik onder de boekbesprekingen op http://www.torrewachters.be/ dat ik wellicht bij toeval het beste boek uit de serie had geselecteerd. Vraag is nu of ik niet teleurgesteld zal zijn als ik nog een ander boek uit de serie zal kopen.

Ook schaaktechnisch beviel het boek mij wel ondanks het feit dat ik de partijen zonder bord of stukken trachtte na te spelen (was in de nachtelijke uurtjes de enige optie). Vooral het theoretisch duel in de Scheveningen boeide mij waarbij Kasparov trachtte uit te leggen hoe Karpov keer op keer zijn beoogde strategie met de Neo-Scheveningen omzeilde. Ik vond het buitengewoon fascinerend omdat toeval of niet ik zelfstandig 2 jaar eerder hetzelfde denkproces had meegemaakt met mijn eigen spel. 

De Neo-Scheveningen is een Scheveningen zonder a6, waarbij zwart dit tempo investeert om in 2 stappen e5 te kunnen spelen. Dit is volgens mij (en Kasparov) perfect speelbaar daar wit niet de zwakte van b6 kan uitbuiten. Desalniettemin moet je wel enkele kritieke lijnen kennen met zwart om heelhuids uit de opening te komen want bijvoorbeeld het idee gebaseerd op Pf5 vraagt nauwkeurig spel van zwart om de balans in evenwicht te houden. Bart Michiels, huidig Belgisch kampioen heeft Pf5 recent nog getest in de praktijk, zie onderstaande partij:
In 2009 trachtte ik voor het eerst de Neo-Scheveningen te vermijden met het relatief onbekende a4. Ik slaagde in mijn opzet want zwart werd verleid tot een klassieke Scheveningen. Ik kon echter niet profiteren hiervan want mijn gebrekkige kennis van het systeem zorgde al snel dat ik afweek van het optimale plan, zie :
Alhoewel ik met a4 erin geslaagd was om mijn tegenstander naar de meer kansrijke varianten van het Scheveningen te verleiden, besefte ik wel dat de zet op zich geen oplossing kon bieden voor de Neo-Scheveningen daar zwart nog steeds over e5 beschikt met goed spel. 

Na de partij tegen Smits Sebastiaan besloot ik dan ook om de ganse variant erg kritsch te herevalueren. Ik kwam al snel tot de vaststelling dat je vroeg moet afwijken om de Neo-Scheveningen te vermijden en tevens met wit op een voordeeltje te hopen. Ik koos uiteindelijk voor een Engels systeem dus gebaseerd op een lange rochade. Uit het boek werd duidelijk dat Karpov tijdens de match koos voor het scherpe Keressyteem waarna Kasparov opnieuw de Scheveningen toeliet. Ik durf niet zeggen dat het Keressysteem perse beter is dan het Engels systeem. Zeker is dat het Engels systeem in de jaren 80 nog maar pas zijn intrede deed op hoger tornooiniveau en dus de mogelijkheden nog vrij onbekend waren in tegenstelling tot het Keressysteem. Dit anti- Neo-Scheveningen systeem testte ik zoals gewoonlijk eerst uit in blitz op het internet (Playchess) en het was wachten tot vorig jaar in de Open van Gent dat ik het in de praktijk kon brengen. Zie:
Ondanks het wat tegenvallende eindsresultaat, vond ik de test geslaagd. Ik had teveel tijd verbruikt in de opening omdat ik onervaren en onzeker was maar ik had tijdens de partij een zeer belovende wellicht winnende stelling opgebouwd vanuit de opening. Zelfs in de eindstelling sta ik nog iets beter maar ik nam het halfje toch aan met 5 minuten resterende op de klok tegen 15 voor de tegenstander in de K.O. fase en een stelling die allesbehalve vanzelf speelt.

De toekomst zal moeten uitwijzen of mijn keuze voor het Engelse systeem (wat verscheidene andere grootmeesters vandaag ook kiezen) de correcte was of ik beter toch de stelling stuur naar snelle g4 opstellingen zoals in de Keres.

Brabo

zondag 4 maart 2012

De paardenlokker

Vorig weekend was ik bezig met het bestuderen van enkele varianten in het Schliemanngambiet toen ik botste op een eigenaardig concept. Wits paard wordt gelokt met een pionoffer diep in zwarts stelling met als resultaat dat de harmonie tussen wits stukken verstoord wordt. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik de variant niet zelf ontdekt heb maar reeds besproken werd door de Duitse FM Stefan Buecker op chesspub.com, zie Subvarianten in antwoord 120.

Een computer heeft nog steeds grote moeite om te begrijpen dat deze stelling helemaal geen groot voordeel is voor wit en het duurt echt lang vooraleer de evaluatie langzaam begint af te kalven.

Uiteraard zou ik dit speciaal concept niet vermelden als ik geen link kan leggen naar mijn eigen praktijk. In 2004 kwam in mijn partij tegen de toen 16jarige Fransman Soyez Cyriel, gespeeld in Open Le Toucquet een zeer gelijkaardig concept naar boven. Mijn opening was mislukt maar met mijn 17de zet Lf6 lokte ik met een pionoffer zijn paard. Zie:
De rest van de partij vind ik wel de moeite om eens na te spelen want het eindspel met een 2de pionoffer is zeker geen standaardwending en ook de vreemde slotzet kwam aan als een complete verrassing voor mijn tegenstander. Zie:
De paardenlokker is zeker geen alledaags thema want ik kan mij niet onmiddellijk andere voorbeelden voor de dag halen.

Brabo

vrijdag 2 maart 2012

Wit kiest al in de opening een remisevariant.

In een eerder artikel heb ik het al gehad over zelf op remise spelen met wit maar even interessant is dit fenomeen te bekijken vanuit zwarts standpunt. Persoonlijk heb ik weinig moeite met een zwartremise als de witspeler ongeveer dezelfde rating heeft dan jezelf of hoger. Wit heeft nu eenmaal theoretisch de iets betere kansen en dus is het een aanvaardbare strategie om met zwart eerst naar gelijkspel te zoeken, hierbij eventueel een geforceerde remisevariant toelatend. Ik zie 2 nadelen, in dit scenario:
1. Je stemt met zwart in met het herhalen van wat je vaak al kent en dus je mist een kans om tot echt schaken te komen. Bij een amateur zoals mijzelf ligt de essentie van het schaken vooral bij het spel en niet bij de extra elopunten.
2. In bepaalde situaties is remise met zwart geen optie en dan is een geforceerde remisevariant toelaten ongeveer gelijk als instemmen met een nederlaag.

Scherper stelt het probleem wanneer de witspeler (duidelijk) zwakker is en een zwartremise niet meer zo gunstig is voor het klassement (elo, tornooi,...). FM Pieter Tolk, mijn ploeggenoot is hierin vrij radicaal en verlangt dat je in dit geval steeds geforceerde remisevarianten tracht te vermijden eventueel door iets te spelen die je niet kent of zelfs bekend staat als iets minder. Ik kan deze competitieve houding begrijpen maar het is niet hoe ik het schaken speel. Het spelen van onbekende systemen ver van mijn repertoire interesseren mij niet. Ook ben ik niet het type speler die graag risico's neemt met het spelen van varianten waarvan ik weet dat ze minder zijn om zo eventueel later mijn tegenstander in de luren te leggen.

Zo kwam ik vorig jaar in een penibele situatie tijdens de laatste ronde van de Belgische interclub. Ik werd in Brugge met zwart gepaard tegen Arvid Viane die toch wel wat elopuntjes minder had dan mijzelf. Bovendien was ook duidelijk bij aanvang van de wedstrijd dat ons team met een erg groot verschil moest winnen om nog een kans te maken op de titel en de bijhorende promotie. Echter na 10 zetten kwam ik tot een hartverscheurende keuze zie onderstaande partij.
Na lang wikken en wegen, verkoos ik toch om het bord te spelen met Pa5 en niet de tegenstander omdat ik de risico's te hoog inschatte. Ik was er niet gelukkig mee maar op dat ogenblik had ik geen betere oplossing. Arvid vertelde mij achteraf dat hij deze remisevariant niet kende maar dat vond ik toch heel onwaarschijnlijk want die variant werd al talloze keren gespeeld en bovendien kan je met wit wel degelijk afwijken met een evenwaardige zet om een directe remise te vermijden. Arvid vreesde echter voor mijn betere theoretische kennis en vond daarom de risico's te hoog om af te wijken van de directe remise. Ik leg mij neer bij zijn uitleg. Nu het artikel gaat over de kant van de zwartspeler dus leg ik even mijn beslissing verder uit.

Vooreerst had mijn tegenstander Arvid Viane nog geen enkele keer van de vorige 10 interclubronden meegespeeld in de Brugse ploeg en had ik mij niet voorbereid op hem. Toeval of niet, had ik wel de variant grondig bekeken tegen Rob Michiels. Hierbij had ik het belangrijkste alternatief 10...Pce7 uiteraard in detail bestudeerd maar was tot de conclusie gekomen dat de risico's te hoog waren en de zwartremise aanvaardbaar was wegens het kleine eloverschil tussen ons beiden. Je moet ook weten dat ik met 10...Pce7 eens een smadelijke nederlaag heb opgelopen tegen een veel lager gekwoteerde tegenstander dus het afwegen was echt niet licht opgenomen, zie onderstaande partij.
Desalniettemin, herinner ik mij dat ik nog zitten zoeken heb naar een alternatief die de remisevariant zou ontwijken zelfs tegen Rob Michiels maar dit klaarde ik niet in de 2 avonden die ik hiervoor had uitgetrokken.     In de heenrit naar Brugge vroeg ik al begrip van mijn ploeggenoten voor wat er eventueel te gebeuren stond. Ik hoopte op een andere variant maar indien mijn tegenstander toch met wit zou kiezen voor het remisesysteem dan zou ik niet afwijken daar ik niets beters had gevonden tijdens de voorbereiding. Je kan je terecht afvragen waarom ik zolang gewacht had met dit zeer bekende remisesysteem te bestuderen tot enkele dagen voor de wedstrijd. Dit systeem zat al vele jaren in mijn repertoire en had ik dus veel eerder al onder handen kunnen nemen. Wel als amateur heb ik beperkte vrije tijd die ik kan spenderen aan het schaken en voor mij is het repareren van foute systemen belangrijker dan het vinden van nieuwe zwartsystemen die remise vermijden.

Achteraf was ik toch een beetje gelukkig dat mijn remise geen invloed had op de verwikkelingen in de competitie. Omdat ik besefte dat andere spelers wel eens het voorbeeld van Arvid zouden kunnen volgen, maakte ik het aanpassen van mijn zwartrepertoire in dit systeem een prioriteit. Na meer dan een week analyses en opzoekwerk had ik een oplossing gevonden. Het nieuwe systeem werd getest op het internet (playchess) en uiteindelijk kon ik het testen in het Deurnse klubkampioenschap, zie onderstaande partij:
Het leuke aan het nieuwe concept met 7...Pxe4 is dat je kan kiezen tussen 2 totaal uiteenlopende strategieën. In de partij koos ik voor het eindspel wat ik een verstandige keuze achtte tegen een jonge tactische en beloftevolle speler. Echter zwart kan ook kiezen voor een veel tactischer en scherper gevecht waarmee ik o.a. op playchess al amok kon maken, zie onderstaande fictieve partij: 
Hiermee geloof ik dat het remiseprobleem voor mij , definitief van de baan is (tenminste in dit systeem).

Brabo