vrijdag 27 december 2019

Openingen

In den beginne was er niets. En toen zei Paul Rudolf von Bilguer: "Er zij openingstheorie!" En er was openingstheorie. En dat gebeurde de eerste dag en ging von Bilguer rusten, want hij was het waard.
De tweede dag sprak hij: "Wit zal openen met 1.e4 of 1.d4 en zwart zal hierover nadenken." Dat was de tweede dag.
De derde dag liet hij zich ontvallen: "Zwart zal op 1.e4 e5 of c5 antwoorden. Op 1.d4 zal hij met d5 of Pf6 antwoorden." En dat was al heel wat voor de derde dag.
Op de vierde dag was von Bilguer in vorm, en hij ging verder met 1.e4 e5 aan de slag. Dit zijn de open spelen, en zij zullen zo genoemd worden, omdat ik andere openingen de "gesloten spelen" ga noemen. Wit speelt hier best 2.Pf3 en dan speelt zwart ook best 1...Pc6."
Op de vijfde dag deed von Bilguer het rustiger aan en liet enkel weten dat na 1.d4 d5 of Pf6 wit best met 2.c4 kon verder gaan.
Op de zesde dag vond Paul het tijd voor wat detailwerk en hij besteedde die dag tijd aan het Pruissisch.
Op de zevende dag zei von Bilguer vermoeid: "en laat von der Lasa nu maar de rest invullen".

De openingstheorie is historisch gegroeid, omdat mensen als von Bilguer dat nu eenmaal interessant vonden, om lessen te trekken uit hoe de beste spelers hun partijen opzetten. Hoewel de beste spelers goed begrepen waar ze het best hun stukken neerzetten in de opening (zie in dit verband het uitstekend leesbare Chess Secrets I learned from the Masters van Ed Lasker), kwam er toch nog veel persoonlijke smaak bij kijken. Vaak kwamen ze met hun foliekes nog goed weg, gewoon omdat ze strategisch of tactisch veel beter waren dan de "niet-meesters". Steinitz bijvoorbeeld bezorgde zichzelf bekrompen stellingen, maar zijn tegenstanders hadden vaak geen goed plan om hiermee om te gaan.

Was openingstheorie in het begin nog iets eenvoudigs, eerder een manier om een bepaald middenspel te bereiken, dan groeide het continu uit tot een monster in het schaakspel. Wie nu partijen uit begin vorige eeuw naspeelt, ziet een zeer smal repertoire (Spaans, Damegambiet), dat het bord in toptornooien overheerst. Dat wil niet zeggen dat er geen experimenten met bizarre openingen gebeurden - het Boedapester gambiet dateert van ruwweg 1916, en werd uitgewerkt door Abonyi, Barasz en Breyer (jawel, die van die grote Spaanse variant), vandaar ook de naam. De witte tegenhanger van het BDG, het Tennisson gambiet, werd al voor 1900 gespeeld.

Die tweesprong bleef aanhouden: "echte" schakers hielden zich aan de grote openingen, maar aan de rand waren er veel enthousiastelingen, die hun eigen bergweg uithakten. Otto Tennison, Hugh Myers, Stefan Bücker, Gerard Welling, Blackmar en Diemer, Smith en Morra, Maurits Wind (breeze), Michael Basman Van Geet, …

Maar geleidelijk aan sijpelen ideeën door van de ene naar de andere kant. Denken we maar aan de partij Karpov - Miles, waarin de Engelsman won met  1...a6. Of het Benko-gambiet, wat oorspronkelijk ook maar een wild idee van één speler was. En recent heeft vooral Alpha Zero veel ogen geopend. Het zetje h2-h4 was in de jaren 80 een veel voorkomende zet in… computerpartijen, omdat de simpele algoritmes te vroeg in het middenspel al activiteit aan torens wilden geven. Meer werd er met de zet niet gedaan - het programma was "tevreden" dat de torens nu wel meer velden hadden en dat was dat. Nu heeft Alpha Zero aangetoond dat die stormram heel vaak nuttig is om op lange termijn verzwakkingen uit te lokken in de vijandelijke (konings)stelling.

Alles is speelbaar, voorbeelden genoeg (bv rare openingszetten). Zo zag ik onlangs bij Quality Chess het boek Playing the Najdorf (playing the najdorf by david_vigorito) door David Vigorito passeren. Het lijkt me een goed boek, afgaande op het excerpt dat je op de site kan downloaden. Hier viel me meteen zijn aanbeveling op de Engelse aanval op: na 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 a6 6.Le3 e5 7.Pb3 Le6 8.f3 h5! Daar is-ie dan: de Alpha Zero zet. Nu, zo onlogisch is die zet niet: wit wil g2-g4 spelen, dus waarom niet even dat manoeuvre vertragen door zelf h7-h5 te spelen. Je vraagt je enkel af waarom hier niemand eerder is opgekomen. Maar dat bleek dan weer niet zo: al in "The English Attack" van de Firmian en Fedorowicz (Batsford, 2004) wordt de zet vermeld, alleen in een iets andere stelling, maar wel met dezelfde bedoeling.   

Dat deed me dan weer denken aan het kleine zetje a3 in de Pirc. Vaak gaat de Oostenrijkse aanval als volgt: 1.e4 d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 g6 4.f4 Lg7 5. Pf3 0-0 6.Ld3 c5 7.dxc5 Da5 en zwart krijgt zijn pion terug. Het doel van het "ezelsoor" op a3 is om in zo'n gevallen met b4 te kunnen antwoorden, en zwart kan fluiten achter zijn pion.

Is alles dan speelbaar - en is openingstheorie dan per definitie "overbodig"? Niet helemaal natuurlijk; er zijn altijd betere zetten en minder goede zetten. Maar dat is net de driesprong bij het schaken: het wetenschappelijke ("meest correcte schaak") versus het sportieve ("beste schaak qua resultaat") versus het kunstzinnige ("mooiste schaak"). Brabo is een voorstander van de wetenschappelijke aanpak - en dat is zijn goed recht. Maar spelers als Lasker en Kortchnoi speelden ook de man, en durfden wel eens iemand uit zijn tent lokken, om remise te vermijden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je altijd een winstpunt kan oprapen met een bizar idee (denk maar aan de partij Twyble-Sugden, de ultieme Van Geet partij). Maar het stelt een overdreven focus op openingstheorie wel in vraag. Tenslotte is schaken een spel in flexibiliteit en robuustheid (d.w.z.: het zoveel mogelijk open houden van opties), en hard kunnen rijden op de snelweg van openingstheorie garandeert nog geen succes, als je tegenstander met zijn 4x4 al na zet vijf het weiland der zijvarianten induikt.

Wat dat betreft mogen we Carlsen danken dat hij het schaken terug verlegd heeft van de Kasparov-snelweg naar Carlsen-terrein: daar waar Kasparov te zeer focuste op zijn kennis van scherpe, initiatiefrijke lijnen, gekoppeld met zijn sterke tactische inzicht, heeft Carlsen het spel teruggebracht naar zijn essentie: een strijd van opening tot eindspel, waarin je je sterkte moet bewijzen in elk aspect - ook het aspect van fysieke paraatheid in het zesde uur. 

Een ander punt heeft Brabo onlangs wel aangehaald om reizen naar exotica met een korrel zout te nemen: als programma's nu openingen als de Grob (en waarschijnlijk ook Sokolsky, de Gier, de Borg) weerleggen.  

Heb ik ook een partij om dit artikel te illustreren? Even kijken… er was enkele jaren geleden die computer die alles en iedereen afmaakte in online blitz met openingen als 1.e3 2.Ke2 3.Kf3 4.g3 5.Kg2, maar die grapjassen zijn daar ondertussen mee gestopt. Zelfs Chessbase liep erin (the third coming of bobby fischer)… maar het is wel een mooie illustratie van mijn punt. Nakamura opende ook eens een serieuze partij tegen Sasikirian met 1.e4 e5 2.Dh5 (en verloor, zie Danvers Opening).   

Dus ter ere van het bizarre in het schaken, zie hier hoe Kasparov met zwart "remise haalt" tegen 1.e4 e5 2.Dh5 tegen Hollywoodster Woody Harrelson (bron: hans48)



HK5000

donderdag 19 december 2019

Welke partijen analyseren? deel 3

Ik had eerder aan Helmut beloofd dat ik een artikel zou schrijven als ik tijd heb. In november had Helmut een prachtig artikel geschreven over welke partijen hij analyseert en of dat al dan niet efficiënt is om schaakprogressie te maken. Ik dacht dus dat het misschien wel interessant is om mijn werkmethode uit te leggen.  In het artikel vertelde Helmut dat ik mijn eigen partijen te weinig analyseer en dat klopt ook volledig. Ik bekijk mijn partijen vaak enkel met de engine op mijn gsm en als ik de opening niet meer weet, herhaal ik die kort. Dit zou veel uitgebreider moeten want ik ben mij bewust dat een half uurtje niet volstaat.

Maar ik ben ook van mening dat andermans partijen analyseren minstens even interessant is. Dus als ik voor schaken werk bekijk ik eerder heel veel partijen van topspelers, zowel de absolute top, maar ook de Belgische top(jeugd)spelers. Zo volg ik letterlijk elk tornooi dat door de wereldtop wordt gespeeld en tracht daarvan 1 partij per dag iets dieper te bekijken (ongeveer een uurtje). Daarnaast spendeer ik ook enkele uurtjes om de partijen van alle 3 hoogste borden in de Belgische interclub te bekijken. Ook is het mijn gewoonte om Belgische spelers te volgen die met een sterke niveaustijging bezig zijn. Tot vorig jaar was de absolute topspeler Dries Van Malder mijn grootste bron aan interessant schaakmateriaal. Omdat hij dit jaar een redelijk rustig schaakjaar heeft, heb ik mijn focus gelegd op de net geworden IM: Rein Verstraeten

Dus ik heb voor dit artikel enkele partijen geselecteerd waarvan ik denk dat het absolute toppartijen zijn van Rein. Dat Rein een absolute najdorf specialist is weet ik al langer maar de volgende partij is 1 van de best gespeelde najdorf partijen die ik ooit al gezien heb.
Partij 2 is een partijanalyse die ik van Rein zelf heb gekregen en die ik toch ook graag wou delen omdat het een zeer knappe openingsanalyse was met een nog betere techniek.
De laatste partij is de partij waarmee Rein de IM titel heeft verdiend.
In het begin van mijn artikel schreef ik hoe ik mijn middenspel analyseer, eigenlijk door heel veel partijen te bekijken en te analyseren. Daarbij werk ik altijd eerst zonder engine en doe pas op het einde een snelle blundercheck met engine.

Voor de openingen heb ik een volledig zelf-uitgewerkt repertoire gemaakt. Maar vaak zijn er toch ideeën gestolen van het recentste boek dat ik kon vinden over die opening. Hier kruipt veel werk in maar ik ben ervan overtuigd dat je zo de stelling beter gaat begrijpen. Ik vind het ook handig dat ik door het op voorhand uitwerken van een repertoire ook bijna altijd de stellingen krijg die ik graag speel. Zo vind ik van mezelf dat ik eerder een initiatief speler ben. Never defend is dan ook 1 van de principes waaraan ik denk tijdens mijn partij. 

Omdat de meeste van deze varianten sidelines zijn, is het ook belangrijk om ontwikkelingen op de voet te volgen. Dus als een partij gespeeld is met een van die zijvarianten door een sterke speler dan zal ik mijn analyses updaten tenzij ik geloof dat de nieuwe zet niet goed is. Deze raad komt van een schaker die ik ken en die zelf 7 openingen speelt en elke keer afwisselt. Hierop heb ik zelf al veel commentaar gekregen omdat je eigenlijk een specialist in 1 opening zou moeten worden. En ik ben daarmee akkoord daarom verander ik niet van opening maar van variant.

Ik ben benieuwd om jullie mening te lezen in hoeverre jullie het ermee eens zijn dat analyseren zeer belangrijk is in schaken maar dat het niet perse je eigen partijen moeten zijn. Ook denk ik dat kwantiteit beter is dan kwaliteit, zo heeft Wesley So ooit eens gezegd dat hij moeite heeft in het niet overanalyseren.

Sim Maerevoet


Noot Brabo: 
Sim Maerevoet had in december 2015 een fide-elo van 1687. Exact 4 jaar later op 18 jarige leeftijd heeft hij nu 2413. Dus we spreken hier over 726 elo winst in relatief korte tijd en dat op eigen kracht behaald (zonder trainingen van IMs/GMs voor zover ik weet). Ik vind het dan ook super dat hij bereid is om op onze blog zijn werkmethode te delen. Ik ben er zeker van dat het vele andere (jonge) schakers kan inspireren. Het artikel toont ook eens een heel andere meer praktische kijk op het schaken in tegenstelling tot mijn vaak meer theoretische artikels. Schaken heeft vele gezichten. Ik zou het uitermate leuk vinden als nog andere (sterke maar dat hoeft niet perse) spelers hun alternatieve methodes eens hier komen uitlichten. We kunnen er allemaal van leren en dan zelf beslissen wat wel of niet werkt voor onszelf.

dinsdag 10 december 2019

Mijn mooiste zet deel 4

Bijna 8 jaar is deze blog actief. Vorig jaar in juni had ik voor het eerst een maand geen inspiratie maar over het algemeen kwam er altijd wel iets op mijn pad waarvan ik dacht dat het de moeite waard zou zijn om het te delen op deze blog. Directe feedback krijg ik zelden maar de blogstatistieken tonen aan dat er een vrij groot trouw publiek bestaat. Heel af en toe hoor ik ook een speler vertellen dat ze iets hebben geleerd van mijn artikels en dit succesvol in de praktijk hebben kunnen gebruiken zie schaaklinks. Aan deze blog heb ik zeker meer dan duizend uren reeds gespendeerd dus enige motivatie kan ik zeker gebruiken om door te gaan.

Echter recent heb ik ook de negatieve kant van bloggen leren kennen. Veel Vlaamse schakers weten ondertussen dat ik een schaakblog onderhoud. Bovendien begint men ook steeds meer te beseffen dat ik effectief doe/ speel waarover ik in de artikels schrijf. In het voorbije jaar heb ik dan ook een exponentiële toename gezien van tegenstanders die mijn blog gebruikten tegen mezelf. Zo wist FM Adrian Roos dankzij mijn artikel Hollandse stappen in de Engelse opening dat ik de Leningrader speelde i.p.v. de Stonewall op het Engels waardoor hij in onze onderlinge partij vorig interclubseizoen tijdig kon anticiperen. FM Roel Hamblok gaf op zijn beurt toe dat hij via het artikel killer nieuwtjes te weten was gekomen dat ik 1.d4 f5 2.Pc3 niet meer met 2...d5 beantwoordde maar ik recent was overgeschakeld naar 2...Pf6. Bovendien vertelde hij mij achteraf dat hij dankzij het artikel leela lc0 niet alleen geleerd had om leela te installeren op zijn computer maar het ook intensief had gebruikt tijdens de partijvoorbereiding op mij.

Zelfs tegen spelers zonder titel ben ik niet meer veilig. John Weynen, 1584 fide vertelde mij dat hij dankzij mijn artikel katten op de hoogte was van het stukoffer op e5 tegen de leeuw waardoor hij die dan ook in onze onderlinge partij vermeed. Ik heb het niet kunnen vragen aan Marie Dgebuadze, 1915 fide maar het lijkt mij heel toevallig dat Marie op zet 15 in een heel zonderlinge variant van de stonewall de aanbeveling speelt die ik zelf had opgegeven voor wit in het artikel de wetenschappelijke aanpak deel 2. Het zijn stuk voor stuk voorbeelden enkel gespeeld in 2019 en dan mis ik er wellicht nog enkele.

FM Warre De Waele maakte enige tijd geleden dan ook de opmerking dat ik erg veel informatie over mezelf prijsgaf op mijn blog. Hij zei net niet dat ik dom was maar ik weet natuurlijk ook wel dat spreken meestal slechts zilver is en zwijgen goud. Zo kreeg de Nederlandse blogschrijfster Maaike Keetman zelfs expliciet de vraag van haar coach Zhaoqin Peng, een Nederlandse grootmeester dat ze moest kiezen tussen haar blog of een nationale selectie naar EK/WK. Zij maakte de keuze om te spelen en dus is ze gestopt sinds 2015 met bloggen.

Nee, het is niet een prelude om het einde van deze blog aan te kondigen. Deze blog heeft volgens mij meer waarde dan enkele ratingpunten die ik verlies. Bovendien moet dit verlies ook niet overschat worden. De openingen hadden slechts een beperkte invloed op het resultaat van mijn partijen. Daarnaast heb ik door het schrijven van de artikels interessante analyses gemaakt die ik wellicht anders nooit had gemaakt.

Soms ontdek ik ook onverwachte positieve neveneffecten van mijn blog. In tornooien word ik af en toe aangesproken door voor mij totaal vreemde schakers die blijkbaar al jaren mijn blog volgen. In de laatste open van Leuven zag ik dat het scheidingssysteem werd aangepast van TPR naar Bucholtz. Vorig jaar had ik in mijn artikel byes aangegeven dat TPR niet eerlijk was wanneer byes mogelijk zijn. Misschien is het toeval maar ik vermoed dat iemand van de organisatie mijn artikel gelezen heeft en mijn opmerking terecht vond. Echter het leukste vond ik een reactie op mijn artikel "mijn mooiste zet deel 3" van Marcel Van Herck die al vele jaren deze blog volgt. Hij had het thema van het artikel gebruikt om een studiewedstrijd uit te schrijven. In het 12de ARVES Jenever tornooi 2019 moesten de deelnemers een studie voorleggen waarbij een stuk geslagen wordt met schaak door zwart en i.p.v. terug te slaan wit een ander stuk tussenplaatst. De winnaar werd de Russische grootmeester (composities) Oleg Pervakov met onderstaand prachtig werkje.
De jury was lovend over het werk omdat het thema niet alleen in een heel economisch formaat was gegoten (hiermee wordt bedoeld bijzonder weinig stukken op het bord) maar ook dat er niet minder dan 4 dame-offers zijn verweven in de oplossing. De andere studies zijn zeker ook de moeite waard om eens te bekijken. Ik verwijs daarvoor naar de link hierboven.

Compositieschaak is het ideale speelterrein voor thema's die je in de praktijk zelden of nooit zult terugzien. Uitzonderingen bevestigen de regel en zo botste ik recent heel toevallig bij het analyseren van mijn partij tegen de Nederlandse FM Joey Grochal op onderstaande partij met jawel exact ons thema.
Ik vermoed dat het thema zo raar is dat we als bordspeler blind zijn wanneer het ooit verschijnt tijdens een partij op het bord. Zeker nu partijen steeds sneller worden gespeeld, zien we dat spelers trachten tijd te winnen door automatische zetten onmiddellijk uit te voeren. Achteraf zien we pas dankzij de computer dat een automatische zet helemaal niet geforceerd was.

Een blog schrijven is dus een mix aan positieve en negatieve emoties. De positieve reacties van de lezers blijf ik zeker toejuichen. Aan de spelers die zich willen voorbereiden op mij met behulp van de blogartikels, vraag ik enig ontzag. Ik ben altijd 100% verantwoordelijk maar mijn motivatie om verder te gaan met de blog hangt natuurlijk af van een evenwicht.

Brabo

vrijdag 6 december 2019

14. Vladimir Chuchelov

14. Vladimir Chuchelov

(°28 september 1969, Moskou)

Vladimir Chuchelov: tot 1994 voor Rusland, daarna België


Vladimir Chuchelov, geboren in de grootstad Moskou, is tot circa 1994 blijven uitkomen voor Rusland, maar maakte toen de switch naar België. Met de muur die vijf jaar eerder gevallen was en het feit dat hij geen absolute topper was, was het voor hem gunstiger om te verhuizen naar een Westers land – en dat werd België.

Voor zijn emigratie was hij al internationaal actief: hij won als jongeman, met net iets meer dan 2300 elo, het HSK tornooi van Hamburg in 1991, en haalt daarop 9/9 in het scheveningen trainingstornooi tegen een Duitse selectie. In 1991 wordt hij trainer van de club Rochade Eupen, en dankzij gulle sponsoren en zijn inbreng, is de club tot op heden één van de sterkste van het land. Chuchelov won er talrijke interclubtitels mee, maar was ook actief in interclub in het buitenland. In Duitsland speelde hij even voor Hamburg, maar vooral voor Katernberg; in Nederland speelde hij bij Bussum, en vanaf 2001 tot 2006 voor Breda; daarna voor HSG. In Nederland werd hij acht keer kampioen tussen 2002 en 2011. In Frankrijk dan speelde hij enkele jaren bij Mulhouse Philidor en daarna voor Evry Grand Roque.

Terug naar het begin: hij zwerft van de ene open naar de andere. Zo wint hij het open NK van Nederland in 1992 (gedeeld met Cifuentes). Rapidtornooien liggen hem bijzonder goed, en in enkele daarvan scoort hij prima, bv de Buehl rapid in 1992. De Wurzburg open in 1992 wint hij net niet: tweede op een half punt achter oude rot Uhlmann, maar in de kleine Dresden open die daarop volgt, deelt hij wel de lauwerkrans met Uhlmann – ze laten een behoorllijk lokaal veld achter zich. Daarna wint hij het tornooi van Gifhorn (20 km ten oosten van Hannover), voor spelers als Baburin en Chabanon. In 1993 wint hij de open van Hoei – gedeeld met Pascal Vandevoort.

In het voorjaar van 1994 – hij is dan net boven 2500 elo komen piepen – wordt hij derde in het open rapid tornooi van Eupen, achter Khalifman en Kovalev, maar in een deelnemersveld met Rausis, Kupreichik, Glek, Vaganian, Smagin, Arbakov, is dat een prachtig resultaat. Het is slechts de inleiding op één van zijn grootste successen: hij wint Cappelle-la-Grande samen met het drietal Miles, Khuzmin en Hebden.

In 1995 wordt hij verdiend IGM en zorgt met zijn intrede in het Belgische schaakwereldje voor een serieuze injectie van schaakkennis. Hij vestigt zich in Eupen, waar hij de charme en rust van het Duitstalige dorp sterk weet te appreciëren – een sterke tegenstelling met het altijd levendige Moskou.

In een interview dat hij gaf voor het clubblad van Rochade Eupen-Kelmis, gaf hij wat toelichting bij het bestaan als schaakprof. Het opvallendste punt dat hij naar voor bracht was dat hij zijn leven (trainer- en secondantschap, tornooien spelen) zeer goed moest plannen, om zowel fris als voorbereid aan de start van nieuwe tornooien te komen. Met zijn Russische achtergrond stelt het Belgische schaakwereldje weinig voor; er is duidelijk talent genoeg, maar onvoldoende structuur en ondersteuning. Ook hebben de spelers het volgens hem moeilijk om gestructureerd aan hun schaken te werken (met Brabo als de bekende uitzondering).

In België wordt hij nationaal kampioen in Gent 2000, het jaar erop gevolgd door een derde plaats in het sterk bezette NK van Charleroi 2001, dat door Gurevich met overmacht wordt gewonnen. Vanaf dan krijgt zijn werk als trainer echter meer en meer voorrang, en dat is duidelijk merkbaar in het aantal partijen dat hij zelf achter het bord zit: van zo’n 90 per jaar in 2000 tot 0 in het jaar 2014 – en sindsdien bijna geen meer. Zijn speelsterkte piekte enkele keren boven 2600, maar is nu quasi bevroren op zo’n 2550. Dat hij nog een geducht speler bleef, bewees hij in Cappelle-la-Grande in 2011, dat hij gedeeld met Einar Gausel won.

Hoewel hij een zeer sterk speler is (piekrating van meer dan 2600 elo), kan ook hij niet overleven als speler alleen, en bouwde hij een mooie carrière als trainer en secondant uit. Zo coachte hij onder andere Anish Giri, Fabiano Caruana, Robin van Kampen, Tania Sachdev, Lisa Schut en Georg Meier. In 2010 werd hij FIDE senior trainer, en dat liep dus zo goed, dat hij na midden 2013 zelfs geen partijen meer speelde in de Belgische competitie.

Net als spelers uit het voormalige Oostblok, die voor en na hem kwamen, heeft hij gedurende een twintigtal jaar het Belgische niveau opgekrikt, en daarin ligt zijn grootste verdienste. Vanuit Eupen zorgt hij door zijn successen als trainer voor extra weerklank van zijn naam, wat hem tot in de wereldtop van het schaken heeft gebracht als secondant. Een plaats binnen de top-15 Belgen aller tijden, lijkt me een correcte evaluatie van Chuchelov.

Een partij ter illustratie: zijn miniatuurtje tegen Arlandi, een mooie illustratie dat “rustige” openingen, zoals de London of Konings-Indisch in de voorhand, een vreselijke aanval kunnen voortbrengen als de tegenstander even niet oplet. De analyses zijn voor 99% van Luke McShane uit Chessbase.


HK5000