zondag 27 augustus 2017

Openingsstrategie

Mijn vorig artikel toont duidelijk aan dat veel spelers weinig of geen tijd steken in het studeren van openingen. Een lezer reageert daarop dat het niet zo belangrijk is omdat elke 2000 punter toch nog halve of hele punten te vaak wegsmijt in het midden- en eindspel. Hier zit natuurlijk een grond van waarheid in. Als je beter wilt scoren dan kijk je best naar waar er het snelst en meest progressie kan worden gemaakt. Dit zal zelden de opening zijn voor een hobbyspeler dus zij werken best eerder aan andere aspecten van het schaken. Anderzijds wil ik ook opmerken dat het nog altijd beter is om ergens aan te werken dan helemaal niets te doen. M.a.w. het studeren van openingen zal ook voor zwakkere spelers niet compleet nutteloos zijn.

In dit artikel gaan we nog een versnelling hoger met de openingsstrategie dus dit is een waarschuwing aan de lezers. Als gewone amateur zal je er nauwelijks of niet mee te maken krijgen. Niet alleen is dit omwille van een gebrek aan openingskennis maar vooral ook omdat de strategie compleet gebaseerd is op het repertoire van de tegenstander. Echter de meeste amateurschakers hebben zeer weinig partijen in de database staan waardoor voorbereiden moeilijk of zelfs niet kan. Pas vanaf + 2200 zien we dat het aantal partijen in de database ons iets kan vertellen over het repertoire van een speler zie de sterktelijst.

Een basis openingsstrategie bestaat uit het op voorhand bepalen van een antwoord op alle mogelijke openingen die de tegenstander gespeeld heeft volgens de database. Ik heb hiervoor mijn eigen methodes ontwikkeld zie o.a. archiveren en databases gebruiken maar uit ervaring weet ik dat er weinig (meesters) zijn die iets gelijkaardigs doen. Veel competitiespelers beperken zich tot meer eenvoudige recepten die veelal gebaseerd zijn op het zoeken van speelbare stellingen waarbij kritieke scherpe lijnen worden vermeden. De Welshe grootmeester Nigel Davies schreef recent op zijn multi-blog dat zijn comeback vlot was verlopen net doordat hij zich aan deze minimalistische openingsstrategie had gehouden.

Tegenwoordig zullen de sterkste amateurs/ profschakers nog een stap verder gaan met de openingsstrategie. In tegenstelling tot de meeste amateurs (waar ik ook toebehoor), leren ze meerdere openingsrepertoires. Ik speel bijvoorbeeld altijd 1.e4 maar in de hogere eloregionen is het vrij normaal om zelfs 4 openingszetten zoals 1.e4, 1.d4, 1.Pf3 en 1.c4 of meer geregeld te spelen. Dit maakt het niet alleen moeilijker voor hun tegenstanders om voor te bereiden zie opnieuw mijn artikel de sterktelijst maar maakt het ook veel makkelijker om de opening te sturen naar stellingen die je verkiest.

Dit laatste blijkt een enorme troef te zijn vooral wanneer je weinig tijd hebt om voor te bereiden en je de tegenstander niet (goed) kent. Het is zelfs zo dat je in theorie hier geen schaakprogramma voor nodig hebt. Zo biedt o.a. chess.db al een profielanalyse aan van de tegenstander waardoor je een vrij goed beeld krijgt over zijn/ haar openingsrepertoire. Je weet dus in luttele seconden wat er kan/zal gebeuren op de diverse openingsrepertoires. Met die informatie kan je dan een ruwe schatting maken van de slaagkans van ieder openingsrepertoire en uiteindelijk de beste selecteren.

Sommige van mijn tegenstanders in Open Gent hebben deze gevorderde openingsstrategie toegepast tegen mij. In mijn partij tegen de Bulgaarse grootmeester Boris Chatalbashev (tevens tornooiwinnaar) kwam dit misschien wel het best tot uiting. Zo begon de partij eigenlijk al vooraf met de partijvoorbereiding. We kregen hiervoor een uurtje van de organisatie dus ging ik onmiddellijk aan de slag met de partijen van Boris. Al snel ontdekte ik dat Boris heel graag 1.e4 g6 2.d4 Lg7 speelt. Daarop speelde ik in het verleden al 3.Pf3 en 3.Pc3. Als ik 3.Pf3 kies dan antwoordt Boris vooral met 3...d6 en misschien met 3..c5
Partijen Boris Chatalbashev na 1.e4 g6 2.d4 Lg7 3.Pf3
Na 3.Pc3 blijkt dat Boris naast 3...d6 ook geregeld 3...c6 er tussen smijt zie.
Partijen Boris Chatalbashev na 1.e4 g6 2.d4 Lg7 3.Pc3
Tegenwoordig heb ik sowieso een lichte voorkeur voor 3.Pf3 maar het feit dat ik 3...c6 zou vermijden met 3.Pf3 vond ik een leuke bonus. Dit is niet omdat ik 3...c6 vervelend vind maar met slechts een uur voorbereidingstijd was het zeer welkom om de variantenboom te knippen. Boris speelt ook de Siciliaans Draak en ik had gezien dat ik na 1.e4 g6 2.d4 Lg7 3.Pf3 c5 met 4.Pc3 cxd4 5.Pxd4 zou transponeren.

Ik kreeg natuurlijk een koude douche tijdens de partij want tot mijn ontsteltenis koos Boris voor 3...c6 na mijn 3.Pf3. Ik vroeg hem achteraf waarom want volgens mijn database speelde hij dit toch niet na 3.Pf3. Boris beantwoordde mij al lachend. Normaal kiest hij nooit voor 3...c6 na 3.Pf3 omwille van 4.c4 waarna er een type Koningsindisch op het bord verschijnt waarvan hij helemaal niet houdt. Echter hij had vooraf even mijn profiel opgezocht en gezien dat ik enkel opende met 1.e4. Hij wist dus op voorhand dat ik naar alle waarschijnlijkheid geen 4.c4 zou spelen omdat ik geen enkele ervaring had met het Koningsindisch. De stellingen na 4.Pc3 zag hij daarentegen wel helemaal zitten want hij had het nog recent goed bekeken.
Echter het is niet omdat de openingsstrategie lukt dat het punt daarom vanzelf komt binnengerold. Ik week af van mijn eerdere partijen in deze opening zie correspondentieschaak. Dit was een zeer bescheiden poging om de tegenstander te verrassen maar vooral een idee dat ik al een tijdje eens wou testen. De analyses kon ik mij spijtig niet meer exact herinneren want de laatste keer dat ik er naar gekeken had was begin dit jaar tijdens de partijvoorbereiding op de Belgische expert Ward Van Eetvelde.

Het is wellicht niet het beste voorbeeld om deze gevorderde openingsstrategie uit te leggen maar wel eentje waar er geen twijfel bestaat dat het eigen repertoire in deze partij werd gekozen in functie van het repertoire van de tegenstander. Zulke strategie vergt natuurlijk een heel ruime kennis van de schaakopeningen. Voor de modale schaker is zoiets geen optie want het kost jaren studie en training om dit te kunnen. Bovendien vermoed ik dat je best hiervoor ook een universele stijl hebt. Ik bedoel je bent best een all-round speler die op alle vlakken dus positioneel, tactisch, .... goed bent. De wereldtop zijn allemaal modelspelers hiervoor.

Brabo

zondag 13 augustus 2017

De open spelen

Als je kijkt naar de jongste leeftijdsgroepen dan zie je zeer veel Italiaanse vierpaardenspelen. De reden is natuurlijk dat veel lesgevers dit hun studenten aanleren omwille van een aantal voordelen. Het is een opening met een zeer gezonde opbouw die leidt naar voldoende interessante posities om zowel leuke partijen te spelen als zichzelf als schaker snel te ontwikkelen. Bovendien duurt het slechts enkele minuten om de opening aan te leren waardoor de lesgever maximaal tijd overhoudt om veel belangrijkere thema's zoals taktiek te bekijken.

Een paar enkelingen op de jeugdtornooien trachten hiervan te profiteren door op de proppen te komen met enkele ingestudeerde huisnummertjes. Dit zijn vaak scherpe gambieten die zeer efficiënt zijn omdat gewone ontwikkelingszetten als verdediging niet werken en concrete theoriekennis noodzakelijk is. Toen ik zag dat mijn zoon Hugo soms cruciale partijen hierdoor verloor in de tornooien en dus niet geklopt werd op zijn waarde, realiseerde ik mij dat ik hem hiertegen moest beschermen.

Als specialist in de open spelen besefte ik meer dan ooit wat voor enorme berg theorie er vandaag bestaat. Bovendien leek mij de wetenschappelijke aanpak opdringen aan een kind gedoemd om te falen. Nee al snel werd de keuze gemaakt om de open spelen te verlaten. Zo switchte hij van 1.e4 e5 naar 1.e4 c6 en kozen we met wit voor ruilvarianten van het Spaans zie mijn artikel over het bjk. Theoretisch dus niet de meest kritieke openingen maar zo krijgt hij wel steeds stellingen waarin hij gewoon lang kan schaken.

Nu het is niet alleen de keuze voor de open spelen van trainers en beginners die ik in vraag stel. Ik ben geregeld ook verwonderd hoe het mogelijk is dat sterkere/ ervaren spelers kiezen voor de open spelen wanneer ze duidelijk nauwelijks of niets kennen van de theorie. Tot 3 maal toe in de voorbije Open Gent was ik aangenaam verrast van de zeer gebrekkige openingskennis van mijn tegenstanders. Zie bijvoorbeeld in ronde 1 tegen nochtans een +1800 elopunter. Als je de Ponziani speelt dan zou je toch verwachten dat je ten minste op de hoogte bent van de Fraser-verdediging.
Op mijn blog schreef ik 2 artikels over de opening zie 14 x sos en computers worden autonoom maar net zoals in mijn vorige artikel had mijn tegenstander het niet gelezen. Misschien kent mijn tegenstander niet mijn blog maar zelfs dat vind ik geen excuus want de Fraser-verdediging beschouw ik als basiskennis voor een Ponziani-speler.

Trouwens wat ik ook basiskennis beschouw is de klassieke hoofdlijn van het Spaans: 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 a6 4.La4 Pf6 5.0-0 Le7 6.Te1 b5 7.Lb3 d6 enz... Echter mijn tegenstander in ronde 3 slaagde erin om de volgorde door elkaar te haspelen want speelde op zet 8 h3 i.p.v. c3. Ik profiteerde hiervan handig door hetzelfde motief te gebruiken als ik al eerder toonde in mijn artikels de volgorde en familieschaak deel 2.
Opmerkelijk is dat deze onnauwkeurigheid voorkwam in 300 meesterpartijen maar in 2 van de 3 partijen gewoon werd getransponeerd. Het evaluatieverschil is klein maar valt wel op te merken in de zwartscore die beduidend beter is met Pa5.

Veel groter is het evaluatieverschil na het dooreenhaspelen van de zettenvolgorde in mijn 3de voorbeeld. Ook hier zien we dat mijn tegenstander weer kiest voor een open spel-opening zonder gehinderd te zijn van veel kennis.
In mijn database staan er 32 meesterpartijen met dezelfde fout. 19 keer online had ik het al op het bord gehad. Ik bedoel maar dat de voorbeelden zeker geen alleenstaande gevallen zijn.

Het is vooral opvallend dat het hier gaat over zeer elementaire posities uit de open spelen die mishandeld worden door vele schakers. We hebben het dus helemaal niet over het missen van een nieuwe sterke zet ergens diep in een variant. Ik kan hieruit alleen maar afleiden dat veel spelers puur op gevoel spelen en niet de minste zin hebben om te studeren voor het schaken. In open spelen is zoiets geregeld (zeer) negatief zeker als je tegen schakers speelt die wel een zekere theoretische bagage hebben. Het switchen naar minder veeleisende openingen lijkt mij absoluut een must voor deze "luie" schakers.

Brabo

woensdag 2 augustus 2017

Matchen

Vorige week was er zeer verrassend nieuws in de schaakwereld met de aankondiging van Magnus Carlsen die in september de World-cup zal meespelen. Niet alleen ziet Magnus dit tornooi in tegenstelling met vele van zijn (oudere) collega's als een leuke uitdaging maar zijn onverwachte deelname zorgt ook voor complicaties. De World-cup is een kwalificatie-tornooi voor het kandidatentornooi maar het is niet helemaal duidelijk wie er kwalificeert als Magnus op een kwalificatie-plaats eindigt.

Eerder werd meermaals gezegd dat de world-cup een loterij is maar Magnus weet zelf ook wel dat het formaat hem sterk bevoordeelt. In klassiek schaak zal het tegen de sterkste spelers kwestie zijn van niet te verliezen want in de tiebreak is hij torenhoog favoriet. De tiebreak bestaat uitsluitend uit rapid en blitz en in die disciplines is hij de onbetwiste nummer 1. De ratingverschillen met de andere topspelers loopt snel op tot 100 punten en meer zie 2700chess. Kortom financieel als publicitair is zijn deelname een wel-berekende gok.

Ongetwijfeld zal de world-cup ook met een veel grotere aandacht worden gevolgd door de media dan gewoonlijk. Een wereldkampioen zorgt ervoor dat een tornooi onmiddellijk een heel andere status krijgt. Het grote publiek zal massaal weer afstemmen op de live-partijen van Magnus. Anderzijds blijft het een groot circus en daar verandert de deelname van Magnus niets aan. Matchen van slechts 2 standaard-partijen kan je onmogelijk beschouwen als een serieuze test tussen spelers. Je hebt veel meer partijen nodig om te kunnen spreken van een echte krachtmeting. Echter tijd en geld voor dit soort matchen is er zelden vandaag.

De wk-finales zijn de laatste restanten van onze rijke matchgeschiedenis. Daar ze bestaan uit slechts maximaal 12 klassieke partijen, volstaan ze vaak niet om een winnaar aan te kunnen duiden waardoor een tiebrake noodzakelijk is. Het is een spijtige maar noodzakelijke evolutie in onze hedendaagse maatschappij. Ik zal nog enkele maanden zoet zijn met het boek H.E. Bird van Hans Renette maar nu al valt het mij op dat schaken in de 19de eeuw niets meer lijkt op wat wij vandaag gewoon zijn. Matchen waren toen de norm want in die tijd ontstonden pas de allereerste tornooien. M.a.w. schaken voor 1900 gebeurde vooral door het uitdagen en aanvaarden van matchen. Trouwens dan spreken we niet over een paar partijtjes. Zo speelde Henry Bird wel 4 matchen in 1873 tegen de toenmalige Britse kampioen John Wisker samen goed voor 58 partijen. Dat is zelfs meer partijen dan de befaamde afgebroken match tussen Karpov - Kasparov gespeeld in 1984/85.

Zelf speelde ik in het verleden meerdere matchen maar uitsluitend tegen computers zie (gambieten en chesskids). Een match tegen een sterke lokale speler heb ik 4 jaar geleden hier op de blog nog toegejuicht (zie deze reactie) maar daar is zoals gewoonlijk nooit iets van gekomen. Het enige waarmee ik vandaag in de buurt kom zijn mijn individuele levenslange scores. Het schaakwereldje is heel klein dus je komt telkens weer dezelfde tegenstanders tegen in de diverse tornooien. Desalniettemin is het aantal spelers waartegen ik meer dan 5 keer een standaardpartij gespeeld heb, zeer beperkt.
Schakers waar ik minstens 5 keer een lange partij heb tegen gespeeld.
Ondanks een schaak-carriere van meer dan 20 jaar is dit een zeer korte lijst. Ik vermoed dat eenzelfde lijst voor een speler zoals Tom Piceu zowel veel grotere matchen kent als vele malen langer is. Zijn partijcommentaar op een recente wedstrijd tegen Thibaut Maenhout "partij elfendertig" laat duidelijk verstaan dat hij sommige spelers wel heel vaak ontmoet. De belangrijkste reden voor mijn korte lijst is simpel. Ik speel weinig. Tom is een paar jaar jonger dan ik en heeft 1104 partijen voor Belgische rating verwerkt. Voor mij zijn er dit slechts 478.

De eerste speler in de lijst is voor mij een oude-bekende: de Belgische expert Pascal Bauwe spelend voor de West-Vlaamse schaakclub Kortrijk. Eind jaren 90 ontmoette ik hem geregeld toen ik nog uitkwam voor de Roeselaarse Torrewachters maar daarna verwaterde het contact. Hij is een zeer degelijke speler en met enkele decennia ervaring uiterst moeilijk opzij te zetten.
Bron: https://www.facebook.com/torrewachters/
Onze 4 vorige onderlinge ontmoetingen werden steeds remise maar kwalitatief vind ik de partijen niet goed genoeg om eentje hier op de blog te tonen. De laatste dateerde al van 1999 dus in de recente Open Gent was ik gebrand om eindelijk eens de score te openen. Ik ben niet meer dezelfde speler van toen en dat wou ik wel eens demonstreren op het bord. Het werd misschien mijn beste partij van het tornooi want ik leverde een vrij gave partij af.
Pascal vertelde mij achteraf dat hij van mijn blog afwist maar zoals velen las hij mijn artikels niet aandachtig. Zijn openingsgok mislukte wat hij had kunnen weten indien hij mijn artikel een repertoire opbouwen had gelezen. Het bewijst nogmaals mijn stelling in mijn artikel paswoord.

Deze soort matchen gespreid over vele jaren zijn uiteraard niet hetzelfde als over een korte periode van dagen/ weken. Een speler evolueert zowel technisch als zijn openingskeuzes. Desondanks blijven bepaalde karakteristieken ook dezelfde. Als iemand 20 jaar geleden zich niet voorbereidde dan zal hij dit naar alle waarschijnlijkheid ook niet doen vandaag voor een partij. Een aanvalspeler wordt zelden een positionele speler en omgekeerd.

We hebben vandaag de elopunten zodat deze individuele levenslange scores nog weinig of geen betekenis hebben voor het publiek. Echter de betrokkenen bekijken dit vaak helemaal anders. Het is geen toeval dat een derby altijd bijzondere aandacht krijgt. Tussen de Belgische internationale meesters Stefan Docx en Geert Van der Stricht hangt ook altijd een speciale spanning. Bij elke partij tegen elkaar staat een beker op het spel die de winnaar naar huis mag nemen. De beker wordt voorzien door de winnaar van de laatste ontmoeting. Bij gelijkspel blijft de beker in het bezit van de laatste winnaar. Ik vind het een leuke en creatieve methode om hun levenslange match extra glans te geven.

Brabo