zaterdag 27 september 2014

De horizon

Als er een constante terug te vinden is in mijn schaken dan is het zeker dat ik zoveel mogelijk het toeval tracht te vermijden. Zo gaf bijvoorbeeld Kara al eerder aan in een reactie dat hij mijn diepte van voorbereiding indrukwekkend vond. In mijn artikeltje welke partijen analyseren leg ik dan weer in het breed uit hoe ik tracht lessen te trekken uit de analyses. Ook op die wijze tracht ik mij te wapenen tegen toevallige herhalingen. In mijn bordspel zie je een duidelijke allergie voor risico's om te vermijden dat het resultaat teveel van toeval zou afhangen. Hier kreeg ik al eens eerder al dan niet terecht kritiek voor, zie Lintons reactie op het artikeltje Taktiek.

Echter stellen dat ik steeds risico's vermijd is onzin want ik ben bijvoorbeeld geen pragmatische speler, zie schaakintuitie deel 2 of iemand die nooit een gambiet durf te spelen. Nu ik geef toe dat de balans uiteraard helt naar voorzichtigheid en vooral naar economisch spelen. Het economisch spelen heb ik al even aangehaald in een reactie op het artikeltje mijn mooiste zet. Als ik kan kiezen tussen materiaal offeren waarvan de complicaties onoverzichtelijk zijn en tussen (liefst zonder veel bedenktijd te spenderen) een rustige voortzetting die nog steeds toelaat om een stelling met enig perspectief te behouden dan kies ik steevast voor de 2de optie.

Zo gebeurde het in de 5de ronde tegen de Brit Andrew Stone dat ik na lang nadenken toch maar niet koos om mijn paard te offeren en het terug te spelen naar f6. Tja MNb zal wellicht geshockeerd zijn als hij ziet dat ik weer eens gekozen heb voor de terugtrekkende zet maar iemand anders stukken offeren is altijd makkelijker.
Na de partij vergde het mij flink wat tijd om het stukoffer te verifiëren maar nu durf ik te stellen dat het helemaal correct is. Echter ik zou het voorval niet vermelden als er niets speciaals aan was. Toen ik Houdini 2 en Stockfish 4 er liet op rekenen dan vonden geen van beiden zelfs na een uur rekenen de sleutelzet op mijn snelste PC. Zoiets had ik nog niet tegengekomen met deze programma's. Was het nog steeds mogelijk om als mens achter het bord op tactisch gebied met een idee op de proppen te komen waardoor je voorbij de horizon van de beste programma's kunt geraken?

Via de wikispace over testposities voor schaakprogramma's trachtte ik te achterhalen of er recent voorbeelden zijn uit de bordpraktijk. Echter veel geluk had ik niet want alles wat ik bekeek werd vrij snel gekraakt door mijn topprogramma's. Zo ook bijvoorbeeld de teststelling 201 uit de de standaard arasan testsuite. Dit is een fragment van 2012 uit de partij Hikaru Nakamura - Anish Giri gespeeld in de Fide Grandprix te Londen.
Daarom bekeek ik ook enkele stellingen van oudere partijen die sommige testers gebruiken. Een ervan was een kritieke stelling uit de beroemde partij David Bronstein - Ljubomir Ljubjevic. De partij kwam ik recent toevallig ook tegen in My great predecessors part 2 waarin ik nu nog aan het lezen ben.
Het is uiteraard niet omdat ik niet onmiddellijk voorbeelden uit de bordpraktijk vind die computers (nog) niet kunnen doorrekenen dat er geen bestaan. Echter uit een ouder blogartikeltje Shirovs briljante Lh3 kunnen we wel afleiden dat ze niet voor het rapen liggen. Ik ben benieuwd of er lezers zijn die zulke stellingen uit de praktijk reeds ontmoet hebben misschien zelfs bij het analyseren van de eigen partijen. In probleemschaak waar de problemist soms vele dagen sleutelt aan een specifieke stelling, slaagt men wel erin nog af en toe de beste programma's bij de neus te nemen. Zo vond ik op een forum een puzzel waarin wit mat geeft in 60 zetten.
Dit is uiteraard geen gewone bordstelling meer maar geeft wel aan dat een mens nog steeds niet volledig de duimen heeft moeten leggen t.o.v. de schaakprogramma's. In de categorie van bijzondere stellingen behoort zeker ook de stelling uit mijn bordpartij. De tijdelijk ingesloten loper op h1 en de voorlopige controle van het kritieke veld h6 zijn een eigenaardige samenloop van omstandigheden die de programma's vandaag niet aankunnen. Het is te zeggen op de hardware en software die ik gebruik want sommige lezers beschikken zonder twijfel alweer over beter materiaal die de horizon misschien net voldoende kan verleggen om een ander beeld te scheppen.

Brabo

zaterdag 20 september 2014

Dogma's

Als je frivole aanvalspartijen wil zien dan ben je op deze blog niet aan het juiste adres. Gambieten heb ik nauwelijks in mijn repertoire. Met bijvoorbeeld de Hollandse stonewall laat ik duidelijk verstaan dat ik een behouden positionele aanpak verkies. Sommigen categoriseren mij dan ook als een klassieke schaker.

Het begrip 'klassieke schaker' ontstond uit de tijd van Siegbert Tarrasch. De Duitse wereldtopper toonde het belang aan van een gezonde opbouw en legde dit didactisch uit aan het publiek met behulp van vele regeltjes.  Echter hierdoor oogstte hij ook heel wat kritiek want schaken is veel meer dan een stel regeltjes toepassen.

Ik vermeldde in mijn vorig artikeltje dat ik graag regeltjes ontdek maar besef tezelfdertijd ook het gevaar om te dogmatisch te worden. Schaken is een erg concreet spel waarbij de noden van een stelling vaak regeltjes overstijgen. In het spel van de huidige generatie topspelers zien we dan ook een complete onthouding van bepaalde dogma's. Een algemene stelregel zoals dat je met een pion best slaat naar het centrum toe, wordt dan ook geregeld overtreden. Recent toonde Magnus Carlsen zich niet verlegen om tegen deze stelregel te zondigen in zijn partij tegen de Italiaanse topgrootmeester Fabiano Caruana.
Wit werd dus afgestraft maar het leverde wel een fantastisch gevecht op. Ook nog even meegeven dat Caruana sedert begin augustus 44 elopunten heeft gewonnen en nu op slechts 20 punten staat van de wereldkampioen. Dit is een ongelooflijke stijging op dat niveau waarvan ik mij afvraag of dit toeval is of er echt een speler is opgestaan die de Mozart van het schaken kan uitdagen.

We worden vandaag verwend met toptornooien want de Sinquefield Cup is nog maar net voorbij of we krijgen al de Bilbao-masters voorgeschoteld. Ook daar tonen de spelers geen schaamte bij het breken van regeltjes zoals in de partij Pons Vallejo - Levon Aronian want jawel opnieuw fxg3 zie zet 11. Het lokte de reactie uit op schaaksite van de Nederlandse grootmeester Reinderman dat de regel misschien afgeschaft is.
Fantastisch schaak opnieuw maar eerlijkheid gebiedt mij om te vermelden dat zwart wel het beste had van het spel. Zelf herinner ik mij dat ik erg onder de indruk was toen een tegenstander dit soort zet speelde in mijn praktijkschaak en hiermee ook kansen creëerde. Dit gebeurde in 2002 door de erg sterke Belgische schaker Jakub Filipek van Poolse afkomst. Ik vraag mij af wat er met deze creatieve speler is gebeurd want sinds 2004 is er geen spoor meer van hem te bekennen. Ik vermoed dat hij gewoon compleet gestopt is met schaken want in 2002 toonde hij al aan het bord dat hij er met tegenzin zat en zich verveelde.
Zijn 15de zet kwam uiteraard als een complete verrassing. Dat is pijnlijk maar ik veronderstel dat ieder van ons wel zulke momenten in zijn praktijk tegenkomt (zoals bijvoorbeeld een paar dagen eerder in de Europa Cup, zie zet 41 partij Alexei Shirov - Henk Vedder). Het positieve van de verliespartij is dat ik in het vervolg wel meer rekening hield met minder logische slagzetten en dus minder dogmatisch trachtte te spelen.

Brabo

woensdag 10 september 2014

Tandems

Door alle commotie rond het voorbije WK-voetbal werd ook mijn zoon erg geïnteresseerd in voetbal. Zelf in mijn jeugd ook geregeld een potje gestampt met jongens uit de buurt dus ik vind het wel leuk om af en toe samen een half uurtje te shotten. Echter mijn 5 jarige zoon heeft uiteraard veel meer energie en tijd dan ik dus het is nooit genoeg waardoor ik besliste om hem in te schrijven in de lokale voetbalclub. Groot was de teleurstelling om eind augustus te horen dat hij op de wachtlijst stond en hij dus dit seizoen niet kon starten. In de krant kon ik lezen dat er een ware stormloop was geweest op de voetbalclubs, er overal in het land een gebrek was aan infrastructuur en dus noodgedwongen met wachtlijsten werd gewerkt.

Ik stelde voor om een andere (fysieke) sport te kiezen maar hij wou tot mijn verrassing enkel opnieuw schaken. Vorig seizoen waren we ergens halfweg afgehaakt omdat de interesse verdwenen was dus ik liet het hem nog 2 keer herhalen om zeker te zijn dat hij het meende. Vorige zondag gingen we dan voor de eerste keer naar de jeugdles. Hij had maanden geen stuk meer aangeraakt dus ik twijfelde of hij zich nog iets herinnerde van wat we vorig jaar hadden aangeleerd. Dus tijdens het half uurtje rijden vroeg ik hoeveel punten een paard is. 3 punten antwoordde hij onmiddellijk. En een loper, toren, ... Mijn ongerustheid was onterecht want hij gaf steeds het juiste antwoord en in de schaakclub zette hij onmiddellijk een 3 jaar oudere jongen 2 keer mat. We zijn goed gestart.

Het puntensysteem heb ik zelf nog geleerd uit een schaakboekje van Hans Bouwmeester en vind ik nog steeds een makkelijke methode om snel een beginner uit te leggen wat wel of niet een goede ruil is. Uiteraard zijn er serieuze beperkingen aan dit puntensysteem waardoor sommigen een poging ondernomen hebben om het te verfijnen. Laatst was er een discussie hierover op chesspub en in het bijzonder de waarde van diverse pionnenformaties. Als referentiewerk werd het stukje van Hans Berliner op wikipedia gebruikt.

De exacte puntenscores vastleggen vind ik niet interessant tenzij je programmeur bent van een schaakprogramma maar ik vind het wel nuttig om te weten welke combinaties een positieve of negatieve invloed hebben. Zo vermeldde ik al eens in mijn artikel schaakintuitie deel 2 over Capablanca's voordeel, een tandem van dame en paard. In dit artikel wil ik het hebben over een andere soort tandem, de verbonden torens. Verbonden torens op zich is vrij banaal maar als die samen in beweging worden gebracht dan ontstaat een merkwaardige harmonie.

In de 4de ronde van de Open van Gent stelde ik remise voor aan Mehr Hovhanisian tot mijn grote schaamte in een min of meer technisch verloren positie. Wij beschikten beiden over een tandem van torens maar ik onderschatte compleet het verschil in beweeglijkheid en activiteit tussen beide tandems. Achteraf vroegen enkele toeschouwers mij of ik die stelling echt had moeten verliezen maar mijn analyses vonden geen redding.
Ik kon wel de tandem breken maar niet zonder serieuze nadelen. Het is een niet alledaagse positie maar in vergelijking met wat gebeurde in de recente partij Adams - Vachier Lagrave is het slechts lauwe pap.

Frankrijks doorgedreven schaakprogramma staat vandaag in schril contrast met de lamentabele toestand in België (ik gebruik met opzet de recente woorden van de Belgische FM Eldorado). Net voor de olympiade beschikte Frankrijk zelfs voor een korte periode over 4 + 2700 spelers die bovendien opgegroeid en dus ook opgeleid zijn in eigen land. Maxime Vachier-Lagrave is vandaag de onbetwistbare nummer 1 in Frankrijk met een zeer aantrekkelijke speelstijl. In zijn partij met de Britse topgrootmeester Michael Adams toont MVL dit ook met een adembenemende schoonheid. Zijn tandem doorfietst het hele bord.
Het lijkt mij geen toeval dat in beide voorbeelden de verdediging faalt omwille van het gebrek aan tegenspel. Dus het succes van de bewegende tandem lijkt mij vooral af te hangen van in hoeverre de tegenpartij kan storen. Persoonlijk vind ik zulke regeltjes ontdekken best fun en zinvol. Schakers die enkel kijken naar de evaluatie van hun schaakprogramma missen dit soort lessen gegarandeerd.

Brabo

woensdag 3 september 2014

Stervluchten

In de loop van de jaren heb ik vele spelers een pauze zien inlassen of zijn zelfs helemaal gestopt met schaken. Ieder heeft wel zijn eigen redenen maar een cruciale rol speelt zeker het verminderen of zelfs verdwijnen van het spelplezier. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat wie echt wil schaken dat altijd wel kan in beperkte mate mits er prioriteit aan te geven. Het spelplezier is dus erg belangrijk en dat geldt ook voor mijzelf ondanks het feit dat ik een wetenschappelijke aanpak gebruik. 

Winnen is leuk maar verliezen is vaak pijnlijk. Zo schreef ik eerder in mijn artikeltje praktische eindspelen dat ik na mijn nederlaag tegen Bart zwaar aangeslagen was. Schaken is dus een vat vol emoties voor echte fanaten. Emoties die niet alleen na de partij aanwezig zijn maar ook vooraf (herinner de buikkrampen die ik beschreef in mijn artikeltje het sadistische examen) en vooral tijdens de partij. 

In de partij is het uiteraard best om de emoties te negeren om zich volledig te kunnen concentreren op de stelling maar dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker wanneer spelers in tijdnood geraken en bovendien een lastige stelling op het bord hebben dan zie je wel wat vreemde tics. Gewriemel op de stoel, gestamp op de grond, geklik met de balpen, ... zijn onmiskenbare signalen die duiden op spanning. Het rustig achterover leunen in de stoel laat dan eerder verstaan dat de speler alles onder controle heeft. Bij een rood aanlopend hoofd mag je verwachten dat de speler wellicht een fout heeft gemaakt.

Zelf ben ik hiervoor zeker niet immuun maar ik tracht wel zo goed als het kan om mijn emoties te verbergen om zeker geen bruikbare informatie te geven aan mijn tegenstander. Dus wanneer ik blunder dan doe ik alsof het allemaal hoorde bij het grote plan zoals laatst in mijn simultaanpartij tegen Niels Geryl om mijn tegenstander zeker geen boost in zelfvertrouwen te geven. Trouwens die keer hielp mijn pokerface niet want Niels werkte bekwaam af. Soms kan ik er wel een halfje mee uit de brand slepen zoals in mijn partij tegen Marc Moors vermeld in het artikeltje de favoriet heeft honderden punten meer.

Het al dan niet geven van signalen beïnvloedt dus mogelijks de tegenstander. Zo schreef Rick Lahaye een interessant artikeltje op chessbase over o.a. hoe we de focus kunnen beïnvloeden van de tegenstander. Je kijkt met opzet naar de verkeerde kant van het bord om de tegenstander te doen denken dat daar de actie zich afspeelt. Dit werkt vooral bij veel zwakkere tegenstanders die veronderstellen dat de veel sterkere speler het uiteraard veel beter allemaal begrijpt. Een ander bekend signaal is het aanstaren van de tegenstander zodat hij zich oncomfortabel voelt en zich dus niet meer goed kan concentreren. Helemaal onsportief is het faken van een blunder zodat de tegenstander trapt in een val. Echter ik moet toegeven dat ik online wel eens mijn slechte kant durf te tonen want dit laatste pas ik geregeld met veel binnenpretjes toe als ik mijn spectaculair nieuwtje speel in de Kan. Ik leg verder uit want ik vermoed dat er lezers zich afvragen hoe je een blunder kan faken in onlineschaak terwijl je elkaar niet kunt zien.
Het spelen met de bedenktijd had ik al eerder aangehaald in camouflage maar deze keer was het niet om een voorbereiding te verbergen maar wel om een blunder uit te lokken. De grens tussen psychologische oorlogsvoering en storen van de tegenstander is vaag wat ook duidelijk werd in de commentaren op een artikeltje van schaaksite.

Recent maakte ik ook in de bordpraktijk een betwistbare situatie mee. In de 2de ronde van Open Gent speelde ik tegen Martijn Maddens. We pikken in op zet 29 op het moment dat Martijn remise voorstelde.
Het is normaal dat ik geschrokken was van mijn "stomme" blunder maar mijn emotionele reactie was te heftig en daarom dubieus. Martijn begon zelfs te lachen toen hij zag hoe ik bleef met mijn hoofd schudden. Achteraf vertelde hij mij dat hij misleid was door mijn reactie. Martijn dacht dat ik teleurgesteld was omwille van het feit dat remise onvermijdbaar was en niet omdat ik een directe winst had gemist (die ik hem perse wou tonen na de partij). Mogelijks speelde Martijn hierdoor ook minder geconcentreerd want in het vervolg ging de stelling ondanks het grote tijdsvoordeel en de duidelijke remise-mogelijkheden nog verloren.

Ik vermoed dat heel wat lezers eveneens de winnende combinatie in tijdnood zouden gemist hebben en dus mijn reactie overdreven vinden ongeacht het ethische aspect. Echter men mag niet vergeten dat ik in het verleden bezig ben geweest met schaakcomposities. Het matbeeld is een zeer bekend thema in schaakcomposities namelijk de stervlucht waarvan ik zelf 21 jaar geleden een compositie heb gemaakt, zie hieronder.
Wit geeft mat in 2.
De koning kan in de oplossing vluchten enkel naar de diagonale velden rondom dus zoals een ster. De gemiste combinatie was slechts een 3/4 stervlucht dus op zich zelfs makkelijker om te berekenen. Wanneer de koning naar enkel de horizontale velden kan vluchten dan spreken we over een kruisvlucht. Een voorbeeld van een kruisvlucht kwam reeds aan bod in het eerder vermelde artikeltje schaakcomposities.

Brabo

Oplossing stervlucht-thema:

1. Ke2
Varianten:
1. ... Kd4 2. Pf3#
1. ... Kd6 2. Pf7#
1. ... Kf4 2. Pd3#
1. ... Kf6 2. Pd7#