dinsdag 28 juli 2020

Online schaaktornooien

Begin dit jaar schreef ik in mijn artikel Papua New Guinea dat ik al ongeveer 20 jaar online schaak maar het is nog maar sinds een paar maanden dat ik ook online schaaktornooien meespeel. Dus daarvoor speelde ik altijd enkel losse partijen die wel meestal voor een online rating meetelden. Online schaaktornooien interesseerden mij niet. Er zijn geen prijzen te winnen. Een rangschikking zegt weinig want je weet nooit wie of wat tegen je speelt. Tenslotte is het vooral veel praktischer om je eigen tijd te kunnen indelen waarin je zelf bepaalt wanneer je start/ stopt en hoe snel de partijen op elkaar mogen volgen.

Dit voelde nooit als een gemis aan omdat ik natuurlijk altijd actief was al die jaren in reguliere bordcompetities. Echter naarmate de lockdown steeds langer duurde, begon ik steeds meer de muren op te lopen bij gebrek aan schaakcompetities. Ik begon mij steeds meer af te vragen of ik misschien toch eens de stap moest zetten naar online schaaktornooien. Geld was nooit voor mij een drijfveer geweest om te schaken. Bovendien denk ik ook dat je online beter geen geldprijzen geeft want daarmee trek je enkel nog meer valsspelers aan die nu al zo moeilijk te detecteren zijn. In elk geval valt het mij op dat meerdere tornooi-organisators gestopt zijn met geldprijzen te geven en er wordt nu soms gekozen voor alternatieven zoals een 1-1 training met een grootmeester of een online abonnement.

Dus tijdens de lockdown speelde ik mijn allereerste online schaaktornooien. Mijn interesse ging daarbij uit naar ofwel blitz ofwel standaard. Rapid heb ik nooit echt leuk gevonden (zie o.a. rapidtornooien). Ofwel kies je voor snelheid ofwel kies je voor kwaliteit maar rapid is gewoon een flauwe mix van beide. Anderzijds ben ik een aantal jaren geleden gestopt met bullet spelen. Het testen van mijn repertoire, vind ik een belangrijk onderdeel van online schaken maar dat kwam er zelden van in bullet waar meer dan ooit anti-theorie wordt gespeeld.

Echter al snel stelde ik vast zelfs in tijden met zo goed als geen klassieke bordtornooien dat standaardschaak spelen niet evident is. Ook de online Schaakolympiade waarvoor een groep Belgen zich geëngageerd hebben, is gedegradeerd tot een ordinaire rapid. Een uitzondering werd in het begin van de lockdown georganiseerd: sunway sitges online classical chess tournament maar daar kwam geen vervolg op ook wellicht omdat opnieuw valsspelers de boel hadden verpest. Bovendien zien we ook veel minder discipline bij de spelers online. Als je van thuis speelt dan is de sociale druk natuurlijk veel kleiner om te blijven schaken wanneer de resultaten niet meevallen. Bijgevolg is het er voor mij niet van gekomen om klassieke online tornooien te spelen en speelde ik dus de afgelopen maanden enkel blitz online.

Waar anders kon ik beter mijn vuurdoop ondergaan dan de online tornooien die mijn eigen club Deurne organiseerde? Ik creëerde een nieuwe account en speelde exact 1 maand alle online blitztornooitjes mee die Deurne organiseerde. Het was de ideale rustige manier om kennis te maken met de speciale dynamiek van online schaaktornooien op lichess maar daarna was ik er op uitgekeken. In die tijdspanne was ik van een ongekwoteerde speler naar +2500 opgeklommen en na x keer tegen dezelfde spelers gespeeld te hebben, vond ik het niet meer zo interessant. Ondertussen wist ik van de meesten hoe ik hun repertoire moest aanpakken want achteraf bekeek ik telkens hoe ik mijn spel kon verbeteren. Hierdoor werd de kloof ook steeds groter daar mijn clubgenoten dit niet of slechts oppervlakkig deden.

Vervolgens ging ik op zoek naar online blitztornooien bij andere Belgische clubs die externe/ anonieme spelers toelieten. Ik maakte opnieuw een nieuwe account aan en klom weer op van ongekwoteerde speler naar 2500. Hierbij probeerde ik opnieuw zoveel mogelijk informatie in te winnen van het repertoire van mijn tegenstanders. Het zette mij o.a. toe om een moderne variant in het Berlijns eens wat van dichterbij te bekijken en ik heb ondertussen al opgemerkt dat dit mij (online) geen windeieren oplevert want de variant blijkt vrij populair te zijn op meesterniveau. Kortom ik kreeg de smaak te pakken en won ook steeds meer van die tornooien. Groot was dan ook mijn teleurstelling toen plots massaal midden juni gestopt werd met het organiseren van online tornooien.

Midden juni werd het licht op groen geplaatst om terug samen te komen door de regering en die mogelijkheid werd door beide handen aangegrepen door de meeste clubs. Dat online schaken was maar een zoethoudertje voor de meesten maar zelf zag ik weinig heil om terug naar de club te gaan. Vandaag blijkt ook nog maar eens hoe onstabiel de situatie was met de 2de golf van besmettingen die nu vooral Antwerpen en omstreken teistert. In elk geval ik zocht naar alternatieven online en zoals Loperke in een reactie op mijn vorig artikel al aangaf zijn er meer dan genoeg op Lichess. Elk uur van de dag starten er bijna een dozijn tornooien.

Dus maakte ik de sprong midden juni van lokale tornooien naar de internationale tornooien georganiseerd op lichess. Ook voor dit maakte ik opnieuw een nieuwe account aan. Deze keer niet zozeer om de anonimiteit maar wel omdat ik had opgemerkt dat die internationale tornooien toch een heel verschillende aanpak vergen t.o.v. gewoon losse partijen te spelen. Ik bedoel als je zulke tornooien wilt winnen dan mag je niet omkijken naar je online rating en moet je durven gebruik maken van de berserk-optie.

Berserk betekent dat je speelt met de helft van de tijd waardoor je kans maakt om een extra punt te verkrijgen. In tornooien met 5 minuten elk weegt dit niet zo zwaar door maar in tornooien met 3 minuten betekent het dat je eigenlijk bullet (1,5 minuut per partij zonder increment) speelt en dat is toch een zware handicap. Sommige tegenstanders zijn ook zo sluw om als je berserk gaat, te kiezen voor een heel trage opstelling waardoor veel zetten gespeeld moeten worden en dus de kans veel groter wordt dat je verliest op tijd en/of blundert. Ik heb daarom ontdekt dat het ook vaak loont om pas berserk aan te klikken met zwart als wit zijn eerste zet al gespeeld heeft. Zo verhoog je de kans drastisch dat wit een normale opening (e4/d4) speelt.

Uiteindelijk speelt in blitz/ bullet de exacte evaluatie van een opening vaak een zeer beperkte rol en is het verschil in ervaring meestal veel belangrijker. Het is absoluut geen toeval in online schaken dat mijn score met dubieuze openingen die reeds uit mijn repertoire van standaardschaak verdwenen zijn, veel beter is dan wanneer ik hoofdlijnen speel. Een mooi voorbeeldje is gligorics systeempje tegen de spaanse opening waarmee ik 31/37 scoorde met het zwarte kleur in de voorbije 2 maanden ondanks het een "weerlegde" variant is. De hoofdlijn die ik daarentegen tegenwoordig speel tegen de Svechnikov is veel correcter maar daarmee scoorde ik slechts 9/16 of 130 TPR lager. Dus het heeft niets te maken met sterkere tegenstanders maar dat mijn tegenstanders veel meer op hun gemak zijn tegen mijn hoofdlijnen dan tegen mijn dubieuze zijlijnen.

Ik zie zelfs dat sommige spelers soms heel ver gaan in het uit boek spelen van de tegenstander met dubieuze varianten. Laatst kreeg ik nog door de Nederlandse expert Arne Moll een compleet weerlegde variant op het bord (1.e4 e5 2.Pf3 d6 3.d4 f5) waarmee hij onmiddellijk op -2 stond volgens de computer (dus +2 voor wit) maar die tactisch heel scherp bleef. Echter terwijl hij die stelling al meerdere keren op het bord had gezien en dus alle valletjes kende, moest ik alles voor een eerste keer ontdekken. Uiteindelijk blunderde ik met de vlag op vallen dus zijn strategie werkte maar voor volgende keer heb ik de anti-dote wel klaarliggen dus dat lapt hij mij geen tweede keer. Ik bedoel dat het meer dan ooit in dit soort snelle partijtjes er op aankomt om je tegenstander te trekken op een terrein waarin je je extra ervaring kunt uitspelen.

Daarnaast zijn er nog enkele eigenaardigheden aan de lichesstornooien want in de uurlijkse tornooien wordt geen gebruik gemaakt van een zwitsers paringsysteem. Zo wordt niet de hoogste helft tegen de onderste helft tegen elkaar gepaard maar krijg je steeds een tegenstander die zo dicht mogelijk tegen je in de rangschikking staat. Dit heeft bijvoorbeeld als pervers effect dat het vaak loont om te laat te starten aan een tornooi of zelfs met opzet de eerste partij te verliezen. Dit lijkt absurd maar zelfs als ik de eerste partij win tegen meestal een medekandidaat voor de tornooioverwinning dan krijg ik slechts 2 tornooipunten. Op dat moment hebben sommige spelers al 3 partijen met berserk gewonnen en staan ze al op (3+3+5) 11 punten. 9 punten inhalen op minder dan 50 minuten is dan geen sinecure meer. Dus ik begin nu steevast 1 minuut te laat en haal dan ook vaak veel meer punten dan wanneer ik op tijd had begonnen.

Trouwens berserk betekent ook meestal dat je veel meer partijen kunt spelen. Elke speler speelt dus niet hetzelfde aantal partijen waardoor het aantal ook een grote invloed heeft op de uiteindelijke eindstand. M.a.w. je moet niet alleen goed kunnen schaken om zulke tornooitjes te winnen maar ook goed afwegen welke strategieën je wanneer toepast waardoor ik al meer dan eens een IM of GM ben voorgebleven. Door de lockdown zie je nu ook geregeld heel sterke spelers (zelfs af en toe +2600 fide) meespelen want ook voor hen is er geen bordschaken. Desalniettemin kan ik ondertussen al terugblikken op 12 tornooioverwinningen en een resem ereplaatsen die ik behaalde in de voorbije 2 maanden.

Dus op zeer korte tijd heb ik een mooi palmares opgebouwd want je mag de concurrentie niet onderschatten. In sommige tornooien doen meer dan 1000 spelers mee. Anderzijds moet ik toegeven dat het een beetje uit de hand is gelopen want het aantal uren dat ik in de laatste maanden gespendeerd heb aan online schaken, kan je toch moeilijk nog gezond noemen. Hieronder kun je duidelijk zien hoe snel het ontspoorde bij gebrek aan serieuze alternatieven.
1000 partijen van gemiddeld 5 minuten per partij gespeeld in een maand betekent meer dan 80 uren online schaken in een maand of ook wel bijna 3 uren per dag gemiddeld. Dit combineren met full time werken, gezin, ... heeft mij doen inzien dat ik overdreef en misschien wel voor een stuk verslaafd er aan was. Uiteindelijk moet ik ook toegeven dat je met het spelen van die tornooien heel weinig bereikt. Voor de roem moet je het zeker niet doen want die uurlijkse tornooien zijn puur bandwerk waarvoor je nauwelijks of geen erkenning krijgt. Ook het niveau schommelt sterk en om te verbeteren speel je beter losse partijen op je eigen niveau. Dus ja ik ben het eens met Loperke dat er een groot aanbod van tornooien is online maar het lijkt mij toch niet iets waar je best veel tijd insteekt, laat staan dat het bordtornooien kan vervangen.

Brabo

donderdag 16 juli 2020

Clubschaak en/of internetschaak deel 2

In 1 van mijn allereerste artikels op deze blog, ongeveer 8,5 jaar geleden, deed ik een oproep aan de clubs om gebruik te maken van de mogelijkheden via het internetschaak. Daar kwam echter zo goed als geen gehoor op alhoewel recent in schaakmagazine nogmaals werd aangehaald dat internetschaak vaak ook het clubschaak een geweldige boost kan geven. Ik had dan ook gehoopt dat de coronacrisis voor een doorbraak hierin zou kunnen zorgen. 

Spijtig heb ik hier zo goed als niets van gemerkt. Sommige clubs startten wel een wekelijks online tornooitje op maar dit stopte onmiddellijk van zodra er de minste opening was om ondanks hoge gezondheidsrisico's terug face-to-face in de club te schaken. Ik had het al snel door tijdens die weinige onlinetornooien dat de interesse beperkt was van de clubschakers. Niet alleen waren er veel spelers die zelfs liever niet speelden dan uberhaupt op het internet te spelen maar ook daalde week na week het aantal deelnemers in die onlinetornooitjes. Bovendien kwam er vanuit de bond en onderliggende liga's niet het minste initiatief. Niet toevallig worden die dan ook voornamelijk bestuurd door oudere spelers die weinig of geen affiniteit hebben met online schaken.

Dit betekent echter niet dat het online schaken niet geprofiteerd heeft van de coronacrisis. Als we bijvoorbeeld kijken naar het aantal gespeelde partijen op lichess tijdens de voorbije maanden dan was er echt wel een duidelijke explosie.
Bron: https://lichess.org/blog/Xu354xAAACIAGYjp/lichess-turns-10-today
Echter het is dus zeker zo dat dit niet gekomen is doordat clubschakers zich massaal georganiseerd hebben online. Er zijn zeer weinig succesverhalen. Het grootste is wellicht het wekelijks online tornooi de zondagse teambattles die oorspronkelijk door 2 Nederlandse teams en 3 spelers op een verloren avond werd gelanceerd en vandaag ook een legertje van onze beste Belgische schakers aantrekt bij gebrek aan een gelijkwaardig initiatief van eigen bodem. Verder hoor ik vooral via de schaakkanalen van mijn kinderen dat veel jonge schakers graag spelen online en zelfs vaak niet wachten op de hulp van volwassenen om online tornooitjes te creëren waar ze tegen elkaar kunnen spelen.

Vandaag ben ik dan ook overtuigd dat er zeer weinig overlapping is tussen clubschaak en internetschaak net zoals dat het geval is tussen correspondentieschaak en bordschaak. Trouwens enkele bordschakers hebben als backup voor het ontbreken aan reguliere partijen tijdens de coronacrisis eerder voor correspondentieschaak gekozen maar opnieuw spreken we hier over enkelingen dus uitzonderingen.

De algemene perceptie bij de clubschakers is dan ook dat online schaken een ander soort spelletje is. Niet alleen het sociale contact ontbreekt bijna helemaal maar zelfs de spelregels wijken op diverse punten af. Recent stond er nog hierover een spraakmakend artikeltje op schaaksite: Nieuwe dimensie aan het online schaken. Voor beginnende online spelers is het uiteraard even wennen aan het concept dat je kunt winnen door het blokkeren van pre-moves.

Anderzijds we moeten ook niet overdrijven met te focussen op die spelregels. Online schaken is voor +90% gelijklopend aan bordschaak. In beide domeinen zien we dat grotendeels dezelfde spelers bovenaan staan. Afwijkingen bestaan maar worden met argusogen gevolgd want valsspelen blijft tot op vandaag een enorm probleem voor het online schaken. Alhoewel de inspanningen drastisch werden opgeschroefd om valsspelers te ontmoedigen, merkte ik toch een duidelijke toename in aantal valsspelers. Enige tijd geleden zag ik op youtube een filmpje over hoe wijdverspreid valsspelen is online: 300 spelers met een officiële titel FM/IM/GM hadden al toegegeven online te hebben valsgespeeld, 3 +2600 fide-spelers werden in 1 week online betrapt op valsspelen, recent werd een verdubbeling van het aantal accounts gesloten wegens valsspelen, in sommige tornooien werd de ganse top 10 gediskwalificeerd. Wij Belgen zijn niet heiliger. Ik noem geen namen maar het is makkelijk om Belgische accounts te vinden die afgesloten zijn wegens valsspelen. In de voorbije maanden kreeg ik ook geregeld punten terug door het systeem doordat ik punten had verloren aan een speler die achteraf als valsspeler werd veroordeeld. Dan ben ik er ook nog overtuigd van dat de detectiesystemen slechts een klein deel registeren van de valsspelers zoals laatst nog werd aangetoond door een artikel op chess.com: scholastic chess cheating waarbij de leraar overtuigd was dat meerdere van zijn leerlingen valsspeelden maar slechts enkele effectief door het systeem werden gedetecteerd.

Een laatste grote horde is ook nog dat al je partijen online staan en dat iedereen die dus kan bekijken. Het was voor mij kinderspel om op die wijze enorme hoeveelheden partijen terug te vinden van Belgen waar ik vroeger zo goed als geen informatie over had en die mogelijks heel waardevol kunnen voor mij zijn in voorbereidingen later wanneer we terug normaal zullen aan het bord kunnen schaken.  Groot was ook de verbazing van mijn tegenstander de Belgische IM Francois Godart na onze onderlinge partij in Cappelle La Grande toen ik hem achteraf vertelde dat ik mij goed had voorbereid op de opening die hij had gekozen. "Comment?" was zijn antwoord want hij had die opening nooit eerder gespeeld in bordschaken. Op chess.com had ik immers gezien dat hij een maand eerder de opening had beginnen testen en ik dacht tijdens mijn voorbereiding dat hij wel eens 6.Le2 tegen de Najdorf als ongevaarlijk zou kunnen beschouwen en dus zou willen testen.
Trouwens ik ben net omwille van dit aspect zelfs anoniem geïnfiltreerd in tornooien die diverse clubs online georganiseerd hebben om zo nog extra informatie over potentieel latere tegenstanders voor het bord te kunnen achterhalen. Zeker onderlinge partijen heb ik netjes bewaard en met stip aangeduid als bijzonder interessant. 

Bijgevolg was ik dan ook totaal niet verwonderd dat het online initiatief van de VSF bijna compleet genegeerd werd toen op voorhand gevraagd werd je echte naam vrij te geven. De organisator had duidelijk geen enkele ervaring met online schaken. Ook zag ik meer en meer clubs anonieme schakers weigeren in hun prive-tornooitjes wat dan wellicht weer leidde tot een versnelde afname van de deelnemersaantallen. Ondertussen hebben veel spelers ook door dat je tegenstanders al die online gespeelde partijen kunnen bekijken want ik zie heel veel Belgen die recent accounts gesloten hebben waaronder zelfs WBoe3 van mijn artikel Papua New Guinea.

Zelf probeer ik ook zo voorzichtig mogelijk te zijn o.a. door het aanmaken van meerdere accounts op eenzelfde site alhoewel dit tegen de regels is. Zo had ik een specifieke account ihesb (ik heb een schaak blog) die ik gebruikte enkel en alleen voor de tornooitjes georganiseerd door de schaakclub van Deurne. Als ik tornooien buiten Deurne meespeelde dan switchte ik naar een andere account zodat men niet in de geschiedenis kon terugvinden dat ik al in Deurne had meegespeeld en ik dus wellicht Brabo was. Bovendien had ik met mijn hoofdaccount duizenden partijen gespeeld en die informatie wou ik absoluut niet delen met andere schakers die mij kenden.

Tenslotte kan je misschien ook nog de vraag stellen hoe je meerdere accounts op eenzelfde site kunt aanmaken want de meeste sites laten slechts 1 account toe per emailadres. Wel dit kan je makkelijk omzeilen door bijvoorbeeld gebruik te maken van deze site www.fakemail.net die je toelaat om een tijdelijk emailadres te gebruiken net lang genoeg om een nieuwe account aan te maken. Op die manier is het kinderspel om duizenden nieuwe accounts aan te maken. Geregeld je account afsluiten en nieuwe aanmaken, lijkt mij absoluut geen overbodige luxe want ooit komt een einde aan deze coronacrisis.

Brabo

woensdag 8 juli 2020

Kinderen leren schaken deel 4

De beperkingen van de coronacrisis beginnen steeds meer door te wegen. De adempauze duurt nu echt wel te lang voor mij. Het was leuk in het begin om even weg te zijn van de talloze verplichtingen maar vandaag mis ik erg normaal schaken en het lijkt er niet op dat dit snel zal veranderen.

Deze lange periode van inactiviteit heeft mij ook doen inzien dat ik het in de toekomst anders wil aanpakken. Vooreerst besef ik meer dan ooit dat schaken mijn ding is maar dat ik tevens moet opletten met mij te vergalopperen. Dit seizoen had ik duidelijk te veel hooi op mijn vork genomen. Ik speelde zowel interclub in België als in Nederland. In parallel nam ik deel aan het klubkampioenschap van Deurne. Daar bovenop kwamen open tornooien zoals Maastricht, Gent, Brasschaat, Leuven en Cappelle La Grande. Vervolgens heb je de jeugdtornooien zoals de vele criteriums, Antwerps jeugdkampioenschap, Vlaams jeugdkampioenschap, Belgisch jeugdkampioenschap, Open Nederlands kampioenschap. Tenslotte geef ik ook nog les op zondagen in Mechelen en schrijf ik wekelijks een artikel voor deze blog. M.a.w. toen midden maart de lockdown begon, was ik eerst opgelucht om even verlost te zijn van het loodzware programma. Uiteindelijk duurde het zelfs tot midden mei dus 2 maanden daarna vooraleer ik alle achterstand/ openstaande karweitjes had weggewerkt.

Het is nog bijlange niet zeker hoe het volgend seizoen er zal uitzien maar enkele beslissingen zijn al gemaakt. Zo stoppen we volgend jaar met interclub spelen in Nederland. De belangrijkste reden hiervoor is dat mijn zoon Hugo het niet meer leuk vindt. Mijn kinderen groeien op. Vroeger vond Hugo het opwindend om als klein jongetje te kunnen winnen in het schaken van een volwassenen schaker met vele jaren ervaring maar alles went. Vandaag ziet hij zich vooral als een buitenbeentje tussen de bende oude knarren die vaak al gepensioneerd zijn. Meer dan ooit vraagt hij dan ook om vooral te kunnen spelen samen met leeftijdsgenootjes. Hierdoor komen we al snel terecht bij het klubkampioenschap van KGSRL dat ook op zaterdag wordt gespeeld en waar verscheidene van zijn vriendjes vorige edities al aan deelnamen.

Daarnaast hebben mijn kinderen het ook gehad met de jeugdlessen. Ik kan dit ook best begrijpen. Hugo startte in 2013 als 4 jarige met schaaklessen dus vandaag zijn we 7 jaar verder. Dan heb je uiteraard al de basis onder de knie en begin je jezelf af te vragen of het sop nog de kolen waard is. Ik kreeg trouwens recent al meerdere malen de opmerking van zijn leeftijdsgenoten waarom Hugo nog les aan het volgen was want zij waren al lang gestopt. Eigenlijk was het laatste jaar al er te veel aan voor hem maar we deden er nog een jaartje bij omwille van mijn dochter die veel later startte met schaken.

In elk geval nu mijn kinderen met de jeugdlessen stoppen, vind ik het tijd om zelf ook te stoppen met lesgeven. Niet alleen zal dit voor mij belangrijke tijdswinst opleveren want per seizoen spendeerde ik er al snel een 100 uren aan maar ik twijfelde ook al lang aan het nut van mijn lessen. Op 1 uitzondering na zag ik heel weinig progressie in de voorbije 4 jaren dat ik lesgaf bij mijn leerlingen in Mechelen. Het is een verhaal dat ik hier al enkele keren vertelde en die ook nog eens in de laatste 6 maanden bevestigd werd. Niemand wou werken aan het schaken en dan voel je als lesgever uiteraard een beetje onnozel wanneer je onbezoldigd zelf wel zoveel uren erin steekt.

Er was dus 1 uitzondering die er met kop en schouders bovenuit stak in de groep en dan heb ik het natuurlijk over Sterre Dauw. Werklust was het zeker niet want hij is 1 groot brok talent. Ik vermoed daarom ook dat mijn lessen maar voor een stukje hebben bijgedragen aan zijn enorme progressie in de voorbije jaren. Begin dit jaar ging hij mij zelfs even voorbij op de ratingladder en behaalde hij virtueel net de 2300 fide om de fidemeestertitel te kunnen aanvragen. Ondertussen speelt hij volgens mij al op internationaal meesterniveau en ik heb hem al meermaals verteld wat er nog moet concreet gebeuren om die IM-titel effectief te kunnen behalen. Vooreerst is op tijd komen aan je bord, het laag hangend fruit. Ik zie Sterre zelden op tijd komen en dat kost sowieso punten. Daarnaast moet zijn openingskennis drastisch omhoog te beginnen met de eigen partijen voor te bereiden. Dat doet hij dus niet of nauwelijks zelfs als hij tegen zijn eigen schaakleraar moet spelen die altijd hetzelfde speelt en het een partij in de laatste ronde van een groot tornooi betreft met een mooie geldprijs op spel waarbij de paringen al uren op voorhand bekend zijn.
Een jaar later verliep een nieuwe onderlinge standaardpartij bijna exact volgens hetzelfde scenario. Sterre komt weer veel te laat aan het bord. Hij heeft zich weer nauwelijks of niet voorbereid en komt hierdoor al heel snel in grote problemen. Daarna knokt hij zich terug in de partij door te compliceren waarbij ik de controle verlies. Sterre krijgt vervolgens het betere spel maar uiteindelijk ontsnap ik in het eindspel.
In mijn lessen heb ik veel tijd gespendeerd aan hoe je kunt werken met databases om partijen voor te bereiden. Ik heb mijn leerlingen ook meermaals verwezen naar mijn blog waar een berg nuttige informatie staat. Als je dan nog steeds zulke gebrekkige of niet-bestaande voorbereidingen ziet bij je leerlingen dan heb ik geen zin om nog alleen door te gaan. De coronacrisis heeft mij doen inzien dat ik meer dan ooit enkel wil doen wat ik zelf leuk vind.

Mijn eigen kinderen zal ik vrijblijvend nog begeleiden maar daarmee houdt het vandaag op. Als ik ooit nog lesgeef dan enkel aan leerlingen waarvan ik op voorhand weet dat ze al hard werken aan het schaken. Ik heb zeker geen spijt van de voorbije 7 jaren (3 in Deurne en 4 in Mechelen). Ik blijf via mijn kinderen het jeugdschaak van nabij volgen.

Brabo

woensdag 1 juli 2020

Vakantie deel 7

In de prive krijg je bij een voltijdse job in België 4 weken vakantie die je zelf min of meer kunt kiezen. Dat kan je soms nog aanvullen wanneer je werkgever toelaat om extra presteerde uren te recupereren maar het blijft heel mager. Begin dit jaar twijfelde ik dan ook om mee te spelen in Cappelle La Grande. Ik had al enkele dagen verlof genomen net na nieuwjaar dus nog eens 5 dagen minder zou betekenen dat ik spaarzaam zou moeten zijn in de rest van het jaar.

Vandaag ben ik uiteraard blij dat ik toch meegespeeld heb want sinds de start van de coronacrisis heb ik niet meer geschaakt buitenhuis en ook geen verlof meer genomen. Het bewijst nog maar eens dat je best niet te vaak leuke dingen uitstelt. Je weet nooit wat de toekomst brengt en wat je al gehad hebt, kunnen ze alvast nooit meer afpakken. In elk geval zal ik niet wachten tot mijn pensioen om te kunnen schaken zoals ik sommigen wel zie doen. Dan is de kans wel heel reëel dat het met de steeds stijgende minimum-pensioenleeftijd er nooit meer van komt.

Dus eind februari speelde ik voor het eerst in 15 jaar nog eens een tornooi mee in het buitenland. In 2005 ging ik voor het laatst mee met enkele Deurnse vrienden naar het tornooi met de unieke plaatsnaam Condom (Frankrijk). Het jaar daarna trouwde ik. Met de komst van de kinderen Evelien en Hugo werd die buitenlandse-rustpauze verlengd dus tot recent. 
Kleine kinderen worden groot en bovendien heb ik het geluk dat ze allebei ook graag schaken. Vorig jaar speelden we voor het eerst samen in België een open tornooi : zie mijn artikel uit schaken met het gezin. Dit jaar gaan we een stap verder met het buitenland. Het is trouwens de bedoeling om vanaf nu enkel nog te spelen samen met de kinderen. Dit levert niet alleen gigantische tijdswinst op voor mezelf maar het is ook gewoon veel plezanter samen. 
De kinderen zijn ondertussen voldoende zelfstandig om hun plan te kunnen trekken wanneer mijn partijen soms vele uren langer duren. Bovendien zorgde de organisatie voor enkele pingpongtafels waardoor de kinderen na hun partij ook heel veel plezier konden maken. Hugo had weinig moeite om nieuwe Franse vriendjes te maken zie sfeerfoto hierboven.

Ook hadden we op voorhand een afspraak gemaakt met de Belgische familie Smolders (3 jonge broers die schaken) en die net zoals wij in de Panne (half uurtje rijden) een logement hadden. De kinderen die vroeg klaar waren met hun partij zouden door mama Smolders al worden naar huis gebracht. De kinderen die laat met hun partij klaar waren, gingen met mij mee.

Een win/win want zo konden de jongsten op tijd naar bed en kon ik zorgeloos voluit mijn eigen partijen spelen. Op 1 uitzondering na tegen de Belgische IM Francois Godart (25 zetten) speelde ik elke partij tot op het bot. Zelfs in de laatste ronde tegen de Franse grootmeester Adrien Demuth weigerde ik remise o.a. omdat ik nog geen afscheid wou nemen. Ik had de internationale schaakscene duidelijk gemist in de voorbije 15 jaar.

Zelf verwachtte ik niets op voorhand van het tornooi. De Belgische interclub verliep voor mij desastreus dit jaar waarbij ik afklokte met 2,5/9 en ondertussen was mijn fide-elo gezakt op het laagste niveau sinds 18 jaar. Echter 1 aspect gaf mij stiekem toch hoop want deze keer zou niemand (behalve de meegereisde Belgen uiteraard) mij kennen. Ik heb een vrij sterk vermoeden dat ik mezelf bijzonder kwetsbaar gemaakt heb in België door zo vrijuit informatie over mezelf te delen op mijn schaakblog. 

Toeval of niet, feit is dat ik in tegenstelling met bijvoorbeeld Brasschaat vorig jaar eindelijk nog eens kon tonen dat ik het schaken niet verleerd was. Hierbij mag ik zeker niet niet vergeten mijn echtegenote te bedanken voor haar steun tijdens het tornooi. Op dag 3 hoorde ik van een Belgische FM dat hij nog steeds geen ontbijt had gekregen omdat niemand in zijn vriendengroep ervoor gezorgd had. Dan ben ik niet verwonderd dat de resultaten van sommige Belgen op zijn zachtst gezegd niet fantastisch waren. Ontbijt, lunch of avondeten stond niet alleen telkens klaar voor mij maar was ook een feest. Mijn echtgenote maakte het zelfs iets te gezellig door een fles wijn mee te brengen die ik met lichte tegenzin opzij zette om pas na het tornooi te kraken. Op mijn leeftijd is het heel waarschijnlijk dat alcohol een negatieve invloed heeft op mijn schaakspel.

Dus ik geloof dat persoonlijke resultaten makkelijk een paar honderd punten kunnen schommelen door de randvoorwaarden. Jezelf goed omringen tijdens een tornooi lijkt mij dus zeker een aanrader. In het verleden ging ik geregeld mee met mijn Deurnse vrienden naar buitenlandse tornooien maar pas vandaag besef ik ten volle de waarde hiervan zie deze memorabele fotoalbums. Ook tijdens Cappelle La Grande liep alles op wieltjes voor mij. Ik moest mij evenmin bezig houden met de kinderen waardoor ik tijd had om mijn partijen goed voor te bereiden. Ik had ook alle materiaal mee hiervoor zoals chess position trainer, de laatste updates van ultracorr x, mijn meest recente gespeelde online blitzpartijtjes, ....

Dit laatste kwam bijvoorbeeld heel goed van pas in de voorbereiding op de Bulgaarse grootmeester Radoslav Dimitrov. Tijdens de voorbereiding had ik gezien dat hij in ongeveer 1 op 40 partijen 1.b3 speelde. Daarop antwoord ik standaard met 1...f5. Echter na 2.Lb2 Pf6 krijg ik de laatste jaren online heel vaak 3.Lxf6 tegen en sommigen zien dit als een soort weerlegging. Je kan het vergelijken met 2 andere bekende systemen waarmee ik ervaring heb in het Hollands: 1.d4 f5 2.Lg5 Pf6 3.Lxf6 en 1.d4 f5 2.Pc3 Pf6 3.Lg5 d5 4.Lxf6. De eerste is niet goed voor zwart terwijl de tweede ok is. Het verschil zit hem in het feit dat wit onmiddellijk c4 kan spelen. Nu met 1.b3 heeft wit dus ook een onmiddellijk c4 maar daarentegen is b3 ook een kleine verzwakking en moet wit ook nog een extra tempo aan d4 spenderen. M.a.w. het is bijlange niet zo duidelijk dat het inderdaad een weerlegging is. Uiteindelijk door de openingslijnen van al mijn verloren online blitzpartijtjes te bekijken met een engine was ik zelfs in staat om de lijn te rehabiliteren. Mijn tegenstander was duidelijk verrast dat ik zo snel en accuraat zijn opening kon neutraliseren o.a. met een topnieuwtje 6... Df7!
Dan denk je wellicht dat ik geluk had dat ik net op die 1 op 40 openingen mezelf had voorbereid maar dan denk je verkeerd. Ik was wel degelijk ook voorbereid op de 39 andere mogelijkheden met vaak allerlei nieuwtjes ontdekt en uitgewerkt met de computer. Op mijn artikel de sterktelijst deel 2 kreeg ik kritiek dat ik te veel hamer op de voorbereiding. Ik heb toen gereageerd dat ik in een later artikel zou aantonen dat we het belang van een voorbereiding niet mogen onderschatten. Wel mijn partij tegen Radoslav is bewijs 1. Bewijs 2 had ik al gegeven in mijn artikel schaakidolen waarin ik aantoonde dat ik 18 zetten voorbereiding op het bord kreeg tegen de Franse grootmeester Adrien Demuth dankzij een doorgedreven voorbereiding van vele uren tot middernacht (opnieuw dus door ook alle andere openingen in zijn repertoire volgens de megadatabase bestudeerd te hebben). Echter daar houdt het nog niet bij op want onderstaande partij is bewijs nummer 3. In die partij is mijn tegenstander de internationaal meester Michael Wiedenkeller die zowel Zweeds als Luxemburgs kampioen is geweest. Ook hij werd verrast met een staaltje van mijn voorbereiding. Zelf had ik het systeem nog nooit eerder gespeeld zelfs niet in blitz. Daarentegen kan je van Michael 2 partijen terugvinden in de database met het systeem waarvan de meest recente al dateert van 2010 dus 10 jaar geleden. Desalniettemin lag ik al snel 40 minuten voor op de klok tijdens de partij.
De grote tijdshandicap heeft zeer waarschijnlijk mijn tegenstander een half punt gekost. Dit is op zich minstens even belangrijk dan de objectieve evaluatie van een stelling. Ik zou nog verder kunnen gaan met o.a. mijn partij uit de 4de ronde tegen Francois Godart waarin opnieuw de voorbereiding een sleutelrol speelde maar ik geloof dat ik mijn stelling voldoende heb bewezen (ik wil die partij ook nog reserveren voor een later blogartikel). Ik ben dus absoluut zeker dat je met een voorbereiding het verschil kunt maken. Natuurlijk kan je jezelf afvragen of leute maken niet veel belangrijker is dan een of meerdere extra halve punten te scoren. In het verleden hebben mij meermaals amateurs (waaronder zelfs FMs) verteld dat ze zulke inspanningen nooit zouden willen doen voor het schaken omdat je er toch geen geld mee kunt verdienen.

In die zin kan ik nooit weerleggen dat ik te veel hamer op de voorbereiding. Ik zal sommigen ook nooit kunnen overtuigen dat mijn eigen partijen goed voorbereiden voor mij net een belangrijk deel is van mijn plezierbeleving in het schaken. Ik ben dan ook gelukkig niet de gemiddelde schaker.

Brabo

dinsdag 23 juni 2020

Revolutie in het millennium deel 2

Vandaag zijn de mogelijkheden bijna onbeperkt om beter te worden in het schaken. We hebben met enkele muisklikken toegang tot talloze partijen gespeeld op hoog niveau. Als student leer je heel veel door die goede voorbeelden te bestuderen maar kan het ook zinvol zijn om foute voorbeelden te bekijken? Daar bestaat veel minder een consensus over.

Zelfs het analyseren van de eigen partijen leidde recent al tot discussies zie mijn artikels welke partijen analyseren deel 1deel 2 en deel 3. Sommige jonge meesters doen nog maximaal een blundercheck (een kwartiertje per partij) en menen dat het meer rendeert om de studietijd te spenderen aan partijen van sterkere spelers. Ook in mijn lessen twijfel ik om partijen van mijn leerlingen in groep te bespreken. Soms doe ik het om een specifiek thema te bespreken maar over het algemeen probeer ik het te vermijden ook al omdat sommige studenten het niet kunnen laten om met fouten van anderen te lachen.

Desalniettemin zeker op amateurniveau draait schaken vooral om fouten en veel minder om concepten of ideeën. Er wordt niet zomaar gezegd dat de speler die de voorlaatste fout maakt, wint. Fouten compleet negeren, lijkt mij daarom geen juiste keuze. Dit hebben sommige auteurs al heel goed begrepen zie bv. swindels deel 2. Ik vind het dan ook heel positief dat in het boek "On the Origin of Good Moves" er niet alleen aandacht werd geschonken aan wat men kende in de vroege jaren van de schaakgeschiedenis maar ook nog niet kende.

Vooral de eerste officiële wereldkampioen Wilhelm Steinitz moet het hierbij ontgelden. Zowel tactisch maar ook strategisch en positioneel wordt hij door het slijk gehaald. Daarbij zoomt Willy vooral in op Wilhelm's theorie dat de koning best voor zichzelf kan zorgen. Zoiets klinkt absurd vandaag voor elke ervaren clubspeler maar Willem schrok niet terug om materiaal te slaan zelfs al bleef hierdoor zijn koning heel lang in het centrum staan. De variant van het koningsgambiet met Ke2 draagt niet toevallig zijn naam.

Je mag ook niet vergeten dat Wilhelm talloze partijen won met deze riskante strategie zeker in zijn beste jaren. Het is uiteraard niet zijn fout dat zijn tegenstanders niet sterk genoeg waren om hem af te straffen. Het is ook volstrekt begrijpelijk om iets opnieuw te spelen als je er al eerder succesvol mee was. Zelfs vandaag denk ik dat je hiermee best nog punten kunt scoren tegen zwakkere spelers. Daarentegen op meesterniveau is het een ander paar mouwen. Dat laatste ervoer ik recent nog in Cappelle La Grande. Mijn tegenstander de sterke Franse IM Chistophe Sochacki kende niet de opening en ik dacht hiervan te kunnen profiteren door een pion te winnen maar kreeg al heel snel spijt.
Ik werd gescheurd in de partij. Wit hield mijn koning in het centrum op straffe van groot materiaalverlies en toonde meesterlijk met het fijne 24.a3 aan hoe hopeloos al de situatie was voor mij. Kortom profiteren van een koning in het centrum is vandaag standaard op meesterniveau. Tenminste dat was het tot voor kort want recent horen we steeds meer een ander geluid. Hiermee kom ik tot de kern van dit artikel.

In het boek "On the Origin of Good Moves" wordt de evolutietheorie voorgesteld. De verbetering van het schaakniveau is door de geschiedenis een heel langzaam proces geweest. Echter dan spreken we enkel over de mens als schaker. In de laatste decennia verliep parallel een totaal andere proces van de schaakprogramma's die niet alleen veel meer schoksgewijs was maar ook tot honderd keer sneller. Zeker met de introductie van neurale netwerken is een nieuwe wereld opengegaan die we als mens nooit voor mogelijk hadden gehouden. Plots werd ons schaakinzicht met enkele honderden elopunten bijgesteld door een programma die slechts enkele uren nodig had om die kennis op te bouwen.

Er is al heel wat over geschreven maar 1 van de minst besproken revolutionaire veranderingen vind ik hoe verschillend Leela koningsveiligheid taxeert t.o.v. traditionele programma's als Stockfish. In de voorbije maanden was er weinig hoogstaand schaak omdat topspelers geen standaardschaak konden spelen maar de computers hadden geen last van het coronavirus en bleven/blijven gelukkig ons verwennen met absoluut topschaak. De TCEC superfinale van seizoen 18 is nog lopende maar in april hadden we al de fantastische TCEC superfinale van seizoen 17 die zelfs voor het eerst live op chess24.com door (top-) grootmeesters becommentarieerd werd. Het is moeilijk kiezen uit de plethora aan partijen maar persoonlijk vind ik onderstaande best een mooi voorbeeldje van hoe Leela weinig moeite heeft om de rochade weg te laten.
Trouwens om nog meer zulk moois te zien en van te leren, kan je natuurlijk ook nog altijd je eigen testwedstrijden organiseren. Vorig jaar deed ik dit al enkele keren zie mijn artikel schaakprogramma's testen en ook tijdens de corona-crisis vond ik het een leuke activiteit om nog eens te herhalen. Ook in mijn eigen georganiseerde rapidmatchen toonde Leela opnieuw aan dat je het niet te nauw moet nemen met koningsveiligheid. Ik heb opnieuw 1 partij geselecteerd die dit goed in de verf zet.
Het heeft ook niet lang geduurd voor mensen deze nieuwe inzichten probeerden toe te passen in hun eigen praktijk. Ik zie in de keuze van mijn openingen duidelijk de invloed van Leela met zijn hypergevoeligheid voor activiteit zelfs ten koste van (tijdelijke) koningsveiligheid. Een mooi voorbeeldje hiervan is de opening die ik speelde tegen de Belgische expert Tijs Cocquyt in Cappelle La Grande. Het ziet er optisch heel dubieus uit voor zwart en enkele grootmeesters hebben het al met de witte stukken gespeeld maar de computer toont haarfijn aan dat zwart voordeel heeft.
Zelf was ik erg onder de indruk van de opmars van de zwarte koning door de Belgische FM Hendrik Ponnet in onze meest recente onderlinge partij. In een bord vol stukken gaat zijn koning gewoon meehelpen in de voorste linie om de andere stukken vrij te maken voor andere taken. Achteraf las ik in een verslag van het volwassenenweekend 2020 van Schaakinitiatief Vlaanderen dat Hendrik een presentatie had gegeven over de diverse schaakmogelijkheden online om te spelen en bij te leren. Ik heb dus een sterk vermoeden dat Hendrik ook ervaring heeft met Leela of andere neurale netwerken.
Of dit betekent dat Wilhelm Steinitz het toch bij het rechte eind had, dat nu ook weer niet. Er bestaat een heel groot verschil tussen de type posities die Wilhelm en die Leela speelt met de koning nog in het centrum. Dat verschil draait uiteraard rond activiteit. Wilhelm pakte materiaal maar belandde daarna in zeer passieve stellingen waarbij hij enkel kon hopen dat zijn tegenstander niet het correcte pad zou vinden. Dat is zeker niet het geval bij Leela die vaak heel actief tegenspel kan creëren. Een laatste belangrijke opmerking is dat we echter nooit mogen vergeten dat wij mensen niet de rekenkracht hebben van een computer. Niet zelden gaat het in een positie die theoretisch ok is toch mis als mens omdat we niet in staat zijn om de optimale zetten te vinden met een koning in het centrum.

Brabo

maandag 15 juni 2020

Oude wijn in nieuwe zakken deel 3

In 2013 schreef ik op deze blog een lovende review over het boek "Move First Think Later" zie ik wist het wel. 8 jaar na zijn eerste boek heeft de Nederlandse IM Willy Hendriks zijn 2de boek uitgebracht: On the Origin of Good Moves.
Sommige schrijvers publiceren jaarlijks of zelfs nog vaker nieuwe boeken/dvds waarvan de kwaliteit dan ook meestal van een bedenkelijk niveau is. Wanneer een 2de boek pas na 8 jaar na een eerste meesterwerk volgt dan weet je op voorhand dat dit wellicht opnieuw een voltreffer zal zijn. Ik twijfelde dus niet om zelfs nog voor het boek werd aangekondigd bij de denksportkampioen om mijn exemplaar te bestellen.

En jawel het was weer absoluut genieten. Wellicht ook door deze corona-tijden verzwolg ik de pagina's in een mum van tijd. Het ging zelfs iets te snel want achteraf stelde ik mijzelf de vraag wat het boek mij nu eigenlijk had willen vertellen. Het boek bestaat uit 36 hoofdstukken met soms heel uiteenlopende onderwerpen waarvan het verre verleden een beetje zo de enige rode draad lijkt te zijn op het eerste zicht. Daarbij net zoals bij het eerste boek van Willy, zet de titel ons eerder op een dwaalspoor.

Het blijkt dat ik bijlange niet de enige ben die misleid werd want in de diverse reviews die er ondertussen al zijn: review 1, review 2, review 3 (in corona-tijden wordt er uiteraard meer gelezen en dit soort boek is dan ook heel welgekomen) lees ik telkens dat we hier te maken hebben met een soort geschiedenisboek. Mijn eerste gedachte was dan ook toen ik het boek uit had, waarom gaan we niet verder na 1894? Begint dan pas niet het echt goed schaken met grootheden zoals Lasker, Capablanca en Aljechin in de volgende decennia? Trouwens voor een geschiedenisboek is het wel heel vreemd dat er zo goed als nergens tabellen worden meegeven over scores en tornooiresultaten.

Nochtans zijn er ook een aantal hints zoals de aap op de cover en de ondertitel : "een sceptische gids in beter te schaken" dat we hier wellicht toch niet met een geschiedenisboek te maken hebben. Om uit te vissen wat dan wel (of exacter om mijn vermoedens te bevestigen), besliste ik om het boek een tweede keer te lezen. Deze keer liet ik mij niet meer meeslepen met de verhalen maar legde ik de focus op de conclusies van elk hoofdstuk om het concept van het boek te achterhalen. Met die nieuwe instelling maakte ik al heel snel progressie.

In een paar woorden samengevat, dit 2de boek is een vervolg op zijn 1ste boek maar met de focus op wat kunnen we leren van de (zeer) oude meesters (partijen gespeeld voor het jaar 1900) om te verbeteren. Dus het is opnieuw een trainingsboek en eveneens geschreven vooral voor de trainer alhoewel deze keer in tegenstelling met het 1ste boek er ook veel materiaal nuttig is voor de student (ik schat tussen 1500 - 2000 elo).

Echter net als zijn eerste boek is dit weer een boek die erg afwijkt van wat we in een standaard leerboek van het schaken kunnen terugvinden. Zo gebruikt Willy vaak opgaven bij de start van elk hoofdstuk waarvoor meerdere antwoorden bestaan of er zelfs geen finale conclusie kan worden gemaakt. Ik ken niet veel leerboeken die met opzet zulke opgaven erin steken integendeel want men doet er meestal alles aan om de opgaven zo helder mogelijk te houden. Bovendien gooit de auteur zelf nog olie op het vuur door te stellen dat die (zeer) oude meesters op een heel bedenkelijk niveau speelden. Zo zegt hij letterlijk op pagina 318 dat tegen begin van de 19de eeuw (jaar 1800) de beste spelers ongeveer 2000 elo hadden en tegen het einde van de 19de eeuw (jaar 1900) het niveau nog steeds heel matig was met ongeveer 2400 elo. Het had veel makkelijker geweest om zijn boek te verkopen door verder te drijven op bv. deze site met de toprating van 2784 die Wilhelm Steinitz behaalde in 1876 maar hij doet net het tegenovergestelde in zijn boek door die ratings neer te sabelen als complete onzin.

Dus alles wordt verkeerd gedaan in dit boek maar dan begint het uiteraard pas wat net dit boek weer een meesterwerk maakt en waarvan ik verwacht dat het een referentie zal worden voor de komende generaties. Ja toch wel ondanks dat ik het helemaal eens ben dat die oude meesters heel zwak schaakten in vergelijking met onze hedendaagse topspelers (een zeer interessante referentie die in het boek niet vermeld staat is Intrinsic Ratings Compedium met eloratings berekend voor ook de heel oude meesters uitsluitend op basis van de kwaliteit van de gespeelde zetten en die de wild geschatte elo's door de auteur helemaal bevestigen).

Dan stel je natuurlijk de vraag of het uberhaupt nog zinvol is te kijken naar die zeer oude partijen vanuit didactisch oogpunt? Misschien moeten we hetzelfde doen zoals vandaag met de nieuwe beeldenstorm en onze geschiedenis enkel nog laten beleven via geschiedenisboeken of musea. Dit is de essentie van dit nieuwe boek. Waarom mogen we ons schaakverleden niet vergeten? Welke lessen uit het verleden zijn er voor ons vandaag?

Wel ik denk dat we het boek in 2 grote kernboodschappen kunnen splitsen:
-  De partijen of ruimer genomen publicaties uit die lang vervlogen tijden bevatten talloze voorbeelden van schaakideeen/ motieven/ concepten die in een heel pure vorm worden getoond en daardoor ook excellent materiaal zijn voor de student (vandaar dat ik ook de elovork 1500-2000 elo opgeef). Onder 1500 elo is men veelal nog niet sterk genoeg om alles al te begrijpen. Boven de 2000 verwacht ik dat je het meeste al kent. De auteur maakt hierbij de humoristische opmerking dat wat in latere tijden volgt, vaak gewoon complexere vormen zijn van al bekende thema's of een mix zijn en daardoor dan ook minder bruikbaar zijn voor de lessen. Uiteraard bestaat er geen exact tijdstip wanneer dit tijdperk van "modelpartijen" stopt maar ik vind de keuze van het jaar 1894 met de eerste publicatie van Tarrasch Dreihundert Schachpartien zeker een aanvaardbare keuze.
- De 2de grote kernboodschap gaat over de evolutie-theorie en ruimer genomen welke theorieën er van die tijd ook vandaag nog als waarheid kunnen worden beschouwd. Niet veel zo blijkt want de auteur maakt korte metten met veel onzin die over die periode toen en daarna als waarheid werd verkondigd. Tja ik heb het al in 2018 op deze blog geschreven zie vals nieuws dat schakers ook weinig moeite hebben om de waarheid te verdraaien in hun voordeel (ik geef toe dat mijn vorig artikel zeker ook niet helemaal bulletproof was). Vooral de theorie dat spelers zich ontwikkelen volgens bepaalde fasen moet het ontgelden. Toen ik in 2013 MFTL reviewde, had ik weinig of geen ervaring met lesgeven. Echter de laatste 5 jaar heb ik vele keren gezien hoe mank de ontwikkeling loopt/ liep bij vele jonge schakers doordat ze enkel de stappenmethode (konden) volgen. Van bij de start heb ik mijn kinderen ook altijd geholpen met tips over openingen en positionele kennis waardoor ze heel snel een voorsprong namen op leeftijdsgenoten. Ik ben het dus helemaal eens met de auteur dat er helemaal niet zoiets is als fasen maar dat de ontwikkeling optimaal gebeurt door een evolutie op alle domeinen ongeveer aan dezelfde snelheid. Bovendien blijkt uit een recent interview met de jonge Russische topgrootmeester Daniil Dubov dat het wel vaker gebeurt dat coaches een ontwikkeling vertragen of op zijn minst even pauzeren door een bepaalde stijl op te dringen waarbij 1 domein geaccentueerd wordt. Lesgeven zie ik daarom als een menu waaruit de student kan kiezen en geen absolute verplichting. Een goede coach/ lesgever past natuurlijk wel zijn menu aan volgens zijn student-(en).

In het boek wordt gekozen om de chronologie van de gebeurtenissen zoveel mogelijk te respecteren zodat het allemaal ook vlotter leest maar opnieuw wil ik benadrukken dat het geen geschiedenisboek is. Vaak worden sprongen voorwaarts of achterwaarts gemaakt om een bepaald onderwerp aan te snijden. Daarnaast geeft de auteur ook gewoon toe dat hij niet weet of zijn voorbeeld het allereerste was van een bepaald thema. Nu een student maalt niet wie of wanneer een bepaald thema voor het eerst gespeeld werd. Het belangrijkste is dat de studenten het begrijpen en dat ze zien dat de aangeboden stukjes kennis ook vandaag nog steeds heel relevant zijn. Dit laatste doet de auteur heel handig door heel regelmatig de link te leggen naar recente toppartijen of naar zijn eigen partijen (iets wat ik altijd heel graag doe in mijn eigen lessen en dat mijn leerlingen zeker appreciëren of zelfs op mijn blog zie bv. oude wijn in nieuwe zakken deel 1 en deel 2.)

Ik ontdekte trouwens bij het voorbereiden van dit artikel dat ook het recente boek van de Roemeense grootmeester Mihail Marinold wine in new bottles dezelfde insteek gebruikte. Ik vind het vreemd dat ik geen reviews hiervan kan vinden want Mihail heeft best een goede reputatie als schrijver. In elk geval bevestigt Mihail wat Willy in zijn boek schrijft. Het verleden zit vol met waardevolle lessen. Ik vermoed dat een student zelfstandig dit niet kan maar trainers hebben geen excuus om die oude partijen niet te bestuderen om ze daarna als lesmateriaal te kunnen gebruiken.
Een magische cover dus ik begrijp niet dat er zo weinig aandacht aan dit boek werd geschonken.
Door niet verder te gaan dan eind 19de eeuw blijven de thema's dan ook heel toegankelijk voor de student. Ook niet verwonderlijk is dat 90% van de inhoud beperkt is tot die 19de eeuw want veel materiaal bestaat er gewoon niet dat verder teruggaat in de tijd. Ik heb hierbij wel nog een kleine kanttekening betreffende de vermelde referenties op pagina 427. Ik mis het monumentale werk van Hans Renette over Henry Bird die een uitstekend overzicht geeft over het schaken in (hoofdzakelijk 2de helft van) de 19de eeuw. Dit is een zeer recent werk van zeer hoog niveau dat meer dan waarschijnlijk waardevolle input had kunnen betekenen voor On the Origin of Good Moves.

De evolutie-theorie die Willy voorstelt, gaat trouwens ook veel verder dan het accumuleren van kleine stukjes kennis. Het onderwerp van hoofdstuk 15 wordt ook in het boek van Henry Bird heel mooi beschreven. Zo wordt heel uitgebreid verteld over hoe de speelomstandigheden drastisch veranderen in de 2de helft van de 19de eeuw van schaken in cafés naar onze huidige speelcondities (alhoewel dit ook vandaag niet altijd gegarandeerd wordt zie schaakcomfort deel 2). Daarnaast is er ook de opkomst van competitieschaak (eerst uitsluitend matchen en later steeds grotere tornooien) waardoor de topspelers hun ideeën aan elkaar kunnen aftoetsen. Zelf schreef ik eind 2019 al dat competitie van primordiaal belang is om een betere schaker te worden zie Hoeveel partijen moet ik spelen? waaraan Willy het hoofdstuk 5 wijdt.

De opgang van magazines en boeken zorgde vervolgens voor een steeds betere verspreiding van de nieuwe schaakkennis waardoor een steeds grotere groep spelers sterker werd en waarvan latere generaties ook leerden. Op het einde van het boek wordt dan ook de balans gemaakt. Wie of wat zorgde voor de grootste vooruitgang op gebied van schaakkennis? Waren het de enkele grote kampioenen en ging de vooruitgang dus schokgewijs of was het eerder een heel langzame evolutie op alle niveaus? Ik las een reactie op schaaksite van iemand die meent dat Steinitz voor een Copernicaase omwenteling zorgde door het schaken op systematische wijze als eerste te benaderen en dit op papier te zetten maar ook dit wordt in het boek tegengesproken (zie pagina 189). In 1865 publiceerde Gustav Neumann het boek "De nieuwste theorieën en praktijk van het schaakspel" dus lang voor Steintiz. Ook voor Steinitz waren al veel spelers bezig met hun partijen te analyseren, naar de waarheid aan het zoeken met aandacht voor aanval en verdediging, openingen te classificeren, hun conclusies te synthetiseren en theorieën op papier te zetten. Dat lijkt erg hard op wat ook nog vandaag wordt gedaan. Bovendien blijkt ook nog dat veel van wat er op papier werd gezet door Steinitz maar ook door zijn opvolger Lasker later als onzin werden ontmaskerd.

De belangrijkste les voor de student is dan ook dat er geen shortcuts bestaan in het schaken. Er bestaat helemaal geen set van regels die je kan toepassen waarmee je als grootmeester kunt spelen. De auteur zegt dan ook dat de meeste regels niet meer zijn dan goed grootmoederlijk advies. Dit is dan ook het eindpunt van het boek. De luie student is gedoemd op zijn erbarmelijk niveau te blijven spelen. Enkel zij die bereid zijn om bloed, zweet en tranen te spenderen aan het schaken, kunnen een hoger niveau ambiëren.

Brabo

dinsdag 9 juni 2020

De sterktelijst deel 2

De saga van de Belgische interclub blijft duren maar daar wens ik niet meer op terug te keren. Echter in mijn vorig artikel gaf ik ook aan dat ik later eens wou dieper ingaan op het feit dat een ploeg zoals Zottegem met 2 IMs en 1 FM op het punt staat (tijdelijk) te verdwijnen uit 2de klasse. Sommige reacties op deze blog lieten verstaan dat ze daar geen enkele moeite mee hebben maar dit kan je toch niet als normaal beschouwen. Vooraf had ik Zottegem als titelkandidaat beschouwd en zeker niet degredatiekandidaat.

In eerste afdeling spelen 12 ploegen. In 2de afdeling spelen 24 ploegen. Elke ploeg bestaat uit 8 spelers. Als je alles samentelt dan kom je aan 36 ploegen x 8 spelers/ploeg = 288 spelers. Als ik kijk naar de actieve Belgen dan vind ik 8 GMs en 23 IMs dus slechts 31 spelers in totaal waarvan er dan nog enkele niet meespelen uit eigen keuze in de hoogste 2 divisies. Ik bedoel hoe is het dan uberhaupt mogelijk dat wanneer je spelers hebt die bij de top 10% behoren zich niet kunnen handhaven.

De belangrijkste reden is volgens mij, de massale toename aan buitenlandse spelers in 2de afdeling want het niveau van de beste Belgische spelers is niet gestegen. Dit laatste kan je bijvoorbeeld snel checken door de elo van de Belgische speler op plaats 100 te vergelijken vandaag met die van enkele jaren terug. Op KBSB top 100 zien we dat vandaag die 2206 elo is, terwijl die in april 2014 zelfs 2210 elo was. In mijn artikel van 2014 Deurne in de middenmoot merkte ik al die tendens op en die lijkt de laatste jaren alleen maar te zijn doorgetrokken Ik berekende opnieuw de gemiddelde elo van de ploegen in de serie waarin Deurne speelde en zag opnieuw een toename van ongeveer 20 elo t.o.v. 2014.
Echt zwakke broertjes zoals vroeger zitten er niet meer tussen waardoor bijna iedereen van iedereen kan winnen. In 2014 had je 3 ploegen die buitenlandse spelers opstelden. Vandaag heb je er al minstens 6: TSM, Brasschaat, KBSK, KOSK, Wetteren en Wachtebeke. Trouwens die laatste maakt het wel erg bont door de reglementen maximaal naar eigen hand te zetten. Het lijkt mij meer dan toeval dat Wachtebeke ondanks de op 1 na laagste gemiddelde elo vandaag op de 3de plaats staat. Ik had mij op 7 spelers van Wachtebeke voorbereid maar zelfs met de vaste bordenvolgorde had ik mij niet voorbereid op mijn tegenstander. Ruben Decrop had mij al gewaarschuwd in 2013 dat rotaties ook in 2de afdeling voorkomen maar ik had nooit gedacht dat het zo erg zou worden als in 1ste afdeling (zie Hollandse stappen in de Engelse opening).

Ja Wachtebeke en in mindere mate ook andere ploegen in 2de afdeling krijgen hierdoor een voordeel die hen elowinst oplevert. Het is moeilijk om daar een exact cijfer op te plakken maar mijn eigen resultaten dit seizoen spreken boekdelen:
  • - 2,5/9 Belgische interclub: TPR: 2139
  • - 4,5/5 Klubkampioenschap Deurne: TPR: 2228
  • - 6/9 Open Cappelle La Grande: TPR: 2369
  • - 4,5/5 Nederlandse interclub: TPR: 2432
  • - 4/6 Open Leuven: TPR: 2245

Trouwens we zien in bovenstaande cijfers ook een duidelijk verschil in TPR wanneer veel tegenstanders mij kennen of niet (iets wat ik recent al aangekaart heb in mijn artikel schaakopeningen studeren deel 4). Vandaag wordt een elo vaak als absoluut beschouwd om iemands speelsterkte te bepalen maar we zien dat een elo ook afhankelijk is van andere factoren waardoor het soms heel sterk varieert. In elk geval mijn resultaten dit seizoen hebben mij alleen maar meer doen verlangen naar spelen in het buitenland. Zeker de Nederlandse interclub was een verademing. Niet alleen kende niemand mij er goed maar was ik eindelijk af van het nadeel in de Belgische interclub.

Ik heb ook nog een leuke anekdote van mijn Nederlands avontuur dit seizoen bij Landau-Axel. Het enige half puntje dat ik afgaf was opnieuw niet toevallig tegen een Belg: FM Marc Lacrosse. Echter wat voorafging, was op zijn minst grappig te noemen. Net als bij elke ronde vroeg mijn ploegkapitein op welk bord ik graag zou zitten. Dit is mogelijk in Nederland want in tegenstelling tot de Belgische interclub is de bordvolgorde helemaal vrij en die kans liet ik niet zomaar schieten. Elke ronde vroeg ik een ander bord om de voorbereiding van mijn tegenstanders zo lastig mogelijk te maken. Soms trachtte ik met opzet een speler te vermijden die mij iets te goed kent maar het omgekeerde wou ik voor de partij tegen HWP SAS van Gent. Uit de eerdere ronden leidde ik af dat Marc Lacrosse, hun sterkste speler meer dan waarschijnlijk wit zou krijgen. Daarnaast weet ik dat Marc niet graag speelt tegen mij en dus meer dan waarschijnlijk niet op een hoog bord zou plaatsnemen. Echter een te laag bord zou strategisch te riskant zijn omdat zijn potentieel als sterkste speler grotendeels verspild zou worden. Bovendien is Marc met wit aartsgevaarlijk voor (iets) lagere elo's dus voor het team dacht ik dat het wel interessant zou zijn indien ik tegen hem zou kunnen spelen.

Uiteindelijk nam ik bord 4 als de meest waarschijnlijke keuze voor Marc. Daar zou hij wit hebben. Hij zou de topborden vermijden en hij zou toch nog het team goed kunnen helpen. Bovendien had ik nooit eerder lager gespeeld dan bord 3 dus Marc zou denken dat hij er "veilig" was. De ronde startte en ik zat op bord 4 maar er was geen Marc te bespeuren. Echter mijn bord bleef wel leeg en toen begon het mij te dagen dat ik wellicht goed had gegokt want Marc komt vaak laat aan zijn bord. En jawel even na de start kwam Marc aangehold. Hij keek mij aan en ontplofte. "Hoe heb jij kunnen raden dat ik op bord 4 zou zitten? Ik had het nog gedacht dat bord 4 te hoog was." Ik kon mijn lach niet meer inhouden. Puur goud was Marcs reactie. De partij was een ander paar mouwen. Marc zette onze theoretische discussie verder in de Stonewall (3de keer dezelfde variant) en ondanks dat ik voorbereid was en Marc niet, moest ik hard werken voor het halfje.
Ik merk op dat ik in de Nederlandse interclub vaak veel beter ben voorbereid dan mijn tegenstanders in tegenstelling tot de Belgische interclub. De reden is dat er weinig spelers bereid zijn om zich serieus voor te bereiden op 4-5 of zelfs meer spelers. Ik ben dit al jaren gewoon door de grote sterktelijsten in de Belgische interclub en dat speelt daar in mijn voordeel. Echter in de meest recente ronde van de Nederlandse interclub zag ik ook de keerzijde van de open bordvolgorde in onze match tegen Bergen op Zoom. Om de kansen van Bergen op Zoom te verhogen werd beslist door hun ploegkapitein om de 2 zwakste spelers op te offeren op hun 2 hoogste zwartborden (1 en 3). Hierdoor kreeg ik een zwakkere tegenstander tegen dan mijn bijna 700 punten lager gekwoteerde zoon Hugo die op bord 8 speelde zie knsb.netstand.nl/pairings/view/5559.

Strategisch werkte het ook al omdat we een forfait moesten geven wegens een gebrek aan bereidwillige spelers maar ik ga uiteraard naar Nederland schaken in de hoop om sterkere tegenstand te ontmoeten. Dit is geen reclame voor het schaken alhoewel mijn tegenstander een verdienstelijke poging ondernam om er iets van te maken.

Er zullen altijd spelers zijn die de reglementen zullen maximaal buigen om een extra voordeel te kunnen verkrijgen terwijl we eigenlijk willen dat de strijd enkel op het bord gebeurt. Het optimale zou een middenweg zijn tussen een vaste en een compleet open bordvolgorde. Zulk reglement is makkelijk te maken maar het gebeurt niet net zoals we vandaag zien hoe moeilijk het is om tot een besluit te komen betreffende 1 seizoen in de Belgische interclub.

Brabo