maandag 30 december 2013

Leestekens

De meeste spelers spelen hun potje schaak, praten eventueel achteraf nog even over de partij en het notatieformuliertje wordt verticaal geklasseerd. Slechts de meer ambitieuze spelers maken ook thuis nog een analyse van hun partijen. Zelf ben ik al heel vroeg begonnen met het analyseren en commentariëren van mijn eigen partijen. Nog voor ik aan competities deelnam dus midden jaren 90, maakte ik op papier al analyses van mijn partijen gespeeld tegen een schaakcomputer. Ik had toen geen contact met sterkere spelers om mij te helpen dus gebruikte ik dezelfde schaakcomputer maar dan op zijn hoogste niveau spelend om fouten te detecteren.

Sinds de komst van de PC (mijn eerste dateert van 1996) werk ik uiteraard met databases i.p.v. papier. Corrigeren, opzoeken, aanvullen, bewaren... is vele malen makkelijker in een database. Recent zag ik op chesspub de interessante vraag opduiken of Chessbase noodzakelijk is of we met de veel goedkopere Fritz Gui ook aan de slag kunnen. Wel ik gebruik uitsluitend de Fritz Gui en na bijna 700 becommentarieerde partijen kan ik gerust stellen dat ik niet het gevoel heb iets ernstig te missen. Een enkele keer zoals in mijn blogartikeltjes probleemzetten (bestaan van speciale paardzetten in de hoek) of de wetenschappelijke aanpak (record lange rochade) moet ik wel de hulp inroepen via mijn blog maar dit zijn slechts leuke weetjes en heb je uiteraard niet nodig om beter te leren schaken.

Een ambitieuze speler maakt vanzelfsprekend deze analyses om fouten uit zijn eigen spel te halen en deze in een volgende ontmoeting te vermijden. Het is dus een individueel leerproces waarin iedere speler een eigen aanpak volgens best rendement hanteert. Voor heel wat spelers gaat deze aanpak niet verder dan het gebruiken van 1 van de automatische instrumenten die Chessbase ons ter beschikking stelt. Blunderchecking of Full analysis bestaan al meer dan een decennium (zie de manual op chesscafe). Tegenwoordig heb je ook de moderne toepassingen zoals Lets check of Cloud Engines die gebruik maken van het internet. Echter al deze automatische instrumenten hebben een aantal grote nadelen. De output is in een zeer onvriendelijk leesformaat. Tevens beperken de analyses zich vaak tot de directe fouten die een engine kan detecteren. Een engine houdt (kan) geen rekening houden met wat de schaker zelf interessant vindt. M.a.w. als je meer wilt dan wat deze automatische programma's weergeven dan moet je zelf een handje toesteken.

Zelf heb ik al in het breed uitgelegd in mijn blogartikeltje analyseren met de computer hoe ik een handje toesteek dus daar wil ik het niet meer over hebben. Waar ik het wel deze keer wil over hebben, is hoe ik de gemaakte analyses achteraf samenvat. Onderstaand kan je een screenshot zien na het beëindigen van de analyses op mijn partij tegen Soors.
Draft analyse Soors - Brabo

Als we bovenstaand screenshot vergelijken met mijn publicatie van dezelfde partij in het laatste blogartikel een morele overwinning dan zien we een complete metamorfose. De wirwar van varianten werd vervangen door proza en herleid tot enkele sleutelvarianten (geselecteerd door mijzelf). Ook dit proces gebeurt grotendeels volgens vaste lijnen die ik al jaren volg. Nu kan je jezelf inderdaad afvragen wat het nut is om de methodiek in een artikeltje eens uit te leggen. Ik geef toe dat zolang je een partij met analyses en commentaar niet publiek maakt, het geen enkele rol speelt hoe je precies synthetiseert. Een totaal ander verhaal wordt het als je het openbaar maakt want dan moet je er ook voor zorgen dat het correct en makkelijk leesbaar is voor anderen. Dat zoiets niet altijd van een leien dakje loopt, kan je bijvoorbeeld lezen in reacties van zelfs + 2300 spelers onder mijn blogartikeltjes: een minithematornooibelgische interclubs apotheose.

In de literatuur is bijzonder weinig terug te vinden over hoe je best een partij becommentarieert voor publiek wellicht omdat er erg weinig schakers zich aan wagen. Bovendien kan een auteur zeer uiteenlopende doeleinden hebben om een partij te publiceren. Soms wil hij gewoon een leuk fragmentje tonen. Een andere keer past het in een verhaal. Als ik vooraf vermeld dat de partij met lichte commentaren is opgesmukt (of je ziet nauwelijks commentaren en analyses) dan mag je al veronderstellen dat ik eerder iets aan het vertellen ben (bijna voor alle partijen die ik zelf niet speelde). Ik meen zelfs dat een minderheid van de publicaties (ik bedoel hiermee alles wat te lezen valt dus niet alleen mijn blog) serieuze analyses van volledige partijen bevat omdat het erg tijdverslindend is en bovendien vaak tot discussies leidt. Commentariëren is kritiseren en hierdoor creëer je onvermijdelijk conflicten. Echter een conflict hoeft niet perse iets slecht te zijn want het is vaak een katalysator om nieuwe inzichten te verkrijgen.

De Britse grootmeester John Nunn en de Duitse grootmeester Robert Huebner hebben in het verleden eens trachten uit te leggen hoe zij te werk gaan met leestekens bij het publiek commentariëren van partijen zoals beschreven op Wikipedia maar erg bruikbaar is het niet omdat het voorlopig onmogelijk is voor +99% van de stellingen om een exacte evaluatie te maken. Net omdat het zo moeilijk is om een exact oordeel te maken van de meeste stellingen, blijft een analyse voor een groot deel subjectief. Omdat ik het wetenschappelijke element in de partijanalyses zoveel mogelijk wil benadrukken (net zoals in mijn partijen, zie de wetenschappelijke aanpak) heb ik een methodiek ontworpen om dit subjectief aspect zo goed mogelijk te elimineren.

De truck bestaat erin om mijzelf bij het evalueren van de stellingen en dus het toekennen van leestekens in de analyses compleet te laten vervangen door de computerprogramma's. Computerprogramma's zijn vandaag al zoveel malen sterker dan onszelf dus het lijkt mij dan ook perfect aanvaardbaar om hun evaluatie te verkiezen boven onze gebrekkige en subjectieve beoordelingen. Bovendien verkrijg je als grote voordeel dat iedere schaker mits te beschikken over dezelfde software en hardware, tot exact dezelfde resultaten kan komen. Nu moet ik wel onmiddellijk eraan toevoegen dat de computerevaluatie + bijhorend leesteken bepalen van een zet iets ingewikkelder is dan wat we onmiddellijk kunnen aflezen van een scherm. Enige uitleg om mijn methodiek beter te begrijpen is dus noodzakelijk.

Vandaag zie je bij elk schaakprogramma naast een evaluatie per honderdsten van een pion, ook steeds een evaluatieteken:


Zelf volg ik ook deze logica mits een aantal belangrijke aanpassingen. Vooreerst vervang ik = steeds door onduidelijk tenzij we een tablebase of andere 100% remisestelling hebben. Ik wil een duidelijk onderscheid maken tussen een evenwichtige stelling en een echte remisestelling. Vervolgens omdat ik steeds 2 schaakprogramma's gebruik om te analyseren (zie o.a. mijn blogartikeltje analyseren met de computer) gebruik ik een gekalibreerde keuze tussen beiden. Ik bedoel als beide programma's aan dezelfde stelling een ander evaluatieteken toekennen dan volg ik steeds het programma met het evaluatieteken dat het dichtst bij onduidelijk aanleunt. In mijn blogartikeltje over stockfish vertelde ik dat zijn evaluaties vaak nogal optimistisch zijn waardoor ik vandaag in het gros van de conflictsituaties de meer klassieke evaluatie volg van houdini (de meeste uitzonderingen zijn niet verrassend in het eindspel). Ik heb het gevoel dat een conservatieve evaluatie beter overeenstemt met de werkelijke winstkansen omdat remise mij de meest waarschijnlijke uitslag lijkt in het schaken maar harde bewijzen hiervoor heb ik uiteraard niet. Trouwens recent noteerde ik dat ook andere schakers het belangrijk vinden dat hun schaakprogramma steeds een gekalibreerde evaluatie maakt want dit is net 1 van de nieuwe snufjes waarmee men vandaag op Chessbase voor Houdini reclame maakt. Tenslotte corrigeer ik steeds een winnende evaluatie naar groot voordeel in een eindspel (maximum 4 stukken zonder rekening te houden met de koningen) wanneer blijkt dat het programma bij het uitspelen er toch niet in slaagt om de stelling te winnen. Het komt geregeld voor dat een programma er niet in slaagt om de score uit te bouwen boven [5] punten ondanks initieel een score boven de [1,4] punten.

Het toekennen van leestekens is eenmaal de evaluaties vastliggen makkelijk. De mindere zet die ervoor zorgt dat er 1 stapje op de evaluatieladder wordt gezakt, krijgt ?! Voorbeelden zijn van +/- naar +/= voor wit of van onduidelijk naar +/= voor zwart. Als een mindere zet ervoor zorgt dat er 2 stapjes op de evaluatieladder wordt gezakt dan wordt ? toegekend. Voorbeelden hiervan zijn onduidelijk naar -/+ voor wit of -+ naar =/+ voor zwart. Tenslotte alle mindere zetten waarbij 3 of meer stapjes op de evaluatieladder wordt gezakt krijgen steevast ?? Voorbeelden hiervan zijn +- naar onduidelijk voor wit of -/+ naar +/- voor zwart. Verder geef ik !? voor zetten waarvan ik wil benadrukken dat er nog andere zetten interessant zijn in de stelling. Het ! gebruik ik al enkele jaren niet meer voor zetten gespeeld door schakers omdat het te subjectief is (hiermee deel ik de aanpak van de Duitse grootmeester Robert Huebner die emoties tevens buiten beschouwing laat in tegenstelling met bijvoorbeeld oud-wereldkampioen Garry Kasparov die graag strooit met uitroeptekens in zijn boeken). Desalniettemin gebruik ik het ! wel nog voor computerzetten om de enige correcte zet in een stelling in de verf te zetten wanneer een speler of programma (dus wanneer slechts 1 van de 2 programma's de correcte zet toont) die gemist heeft.

Door al deze strikte en zelf opgelegde regels te volgen, krijg je een zeer objectieve analyse van een partij. Echter er zijn ook een aantal nadeeltjes verbonden aan deze wijze van commentariëren. Zo kan het in een zeldzaam geval gebeuren dat een zogenaamde fout van 1 honderdste van een pion al wordt bestraft in de analyses met ?! omdat men net 1 stapje op de evaluatieladder zakt. Als we dan vergelijken met evaluatiedalingen die honderden malen groter zijn in een winnende stelling (maar de stelling wordt nog steeds als winnend beschouwd) en die worden niet bestraft met een negatief leesteken dan kan ik mij wel voorstellen dat zoiets als onfair wordt beschouwd. Nu ?! moet in dit geval eerder worden beschouwd als een signaal om aan te geven dat men een grens overschrijdt, i.p.v. een fout in de klassieke zin. Soms is het ook erg moeilijk zelfs na uitgebreide analyses om aan te geven welke mindere zet nu net wel het verschil maakte.

Vandaag gebeurt het zelden dat spelers het oneens zijn over een evaluatie van een bepaalde stelling omdat we allemaal zo afhankelijk zijn geworden van dezelfde schaakprogramma's. Desalniettemin was er een kleine discussie op mijn blog betreffende mijn laatste interclubpartij vorig seizoen, zie onderstaande stelling.
Tab1 !? of ?!
Ik liet dit moment zonder commentaar voorbijgaan omdat ik geen evaluatiedaling zag. Tevens steek ik sowieso veel minder tijd in het analyseren van alternatieven als we niet meer in de opening zijn omdat een analyse anders teveel tijd vergt. Nu ik ben het wel eens dat Glen na de partijzet voornamelijk nog speelde voor een remise terwijl met b5 eerder de 3 resultaten mogelijk bleven. Trouwens recent vroeg iemand op Quality Chess Blog of het mogelijk is om een topprogramma zoals Komodo die recent wereldkampioen werd, een zet te laten spelen die remise vermijdt (dus voor 3 resultaten spelend). Het antwoord van Larry Kaufman was dat het programma als prioriteit had om de beste zetten volgens het algoritme te spelen en niet wat mogelijks de beste winstkansen zou opleveren (er bestaat geen directe link tussen beide). Dit geef ik even mee om te illustreren dat Glens visie over hoe te schaken wel door meer (de meeste?) bordschakers wordt gedeeld.

Een gelijkaardige kritiek die ik hoor op mijn analyses is dat ik soms te weinig rekening houd met het feit dat er in een partij meer is dan enkel de sterkte van de zetten. Zo gaf Kara al terecht eerder eens aan dat ik met mijn leestekens niet de praktische kansen had genoteerd. Nu ik denk wel dat ik veelvuldig al op mijn blog heb aangetoond dat ik wel degelijk bewust ben van het feit dat schaken complexer is dan puur correct spelen, zie bv spelen op de man. Vooral in de analyses van de partijen die ik zelf schaakte, tracht ik zoveel mogelijk in de proza te compenseren wat de leestekens weglaten.

Er vallen wel nog een paar kleinere zaken uit te leggen over hoe ik commentarieer maar ik geloof dat het artikeltje ruimschoots moet volstaan om de lezer in het vervolg beter te laten begrijpen hoe de juiste interpretatie te maken van mijn analyses. Ik verwelkom schakers om dezelfde of een gelijkaardige methodiek te gebruiken in hun publicaties maar iedereen doet uiteraard wat hij/zij zelf wenst. Een groot voordeel van de grote diversiteit in de publicaties is dat je zelfs over eenzelfde partij meerdere interessante inzichten kunt verkrijgen.

Brabo

dinsdag 17 december 2013

Een morele overwinning

Net zoals vele miljoenen schaakliefhebbers, volgde ik nieuwsgierig het voorbije wereldkampioenschap tussen Anand en Carlsen. Ik verwachtte een spannende tweestrijd met een beslissing slechts in de 12 de partij. Ondertussen weten we dat het anders is verlopen. Zonder twijfel is het interessant om eens te kijken naar welke strategieën beide spelers gevolgd hebben zonder de fout te maken dat we in hun positie andere en betere keuzes hadden gemaakt want achteraf is het altijd makkelijk praten (zie bv. mijn blogartikeltje ik wist het wel ). 

Anand liet achteraf in een interview voor de online krant The First Post optekenen dat hij verrast was dat Carlsen zo weinig had aangepast t.o.v. zijn normale tornooischaak voor dit wereldkampioenschap. Hij vond het een moedige keuze die zijn enorm zelfvertrouwen reflecteerde. In de vorige wk-matchen probeerden de spelers steeds iets nieuw om de tegenstander te verrassen maar Carlsen dus niet. Desalniettemin kunnen we uit een ander interview voor de Indische tak van CNN afleiden dat Anand wel rekening had gehouden met deze strategie van Carlsen. Hij vermeldde dat zijn strategie erin bestond om Carlsens spel te neutraliseren door hem duidelijk te maken dat je met enkel droog technisch spel tegen een wereldkampioen geen punten kunt scoren. Als ik het goed begrijp dan wou Anand spelen op de zenuwen van Carlsen en dus trachten hem psychologisch te dwingen af te wijken van zijn normaal type schaak. Achteraf gaf Carlsen inderdaad toe dat hij last had van zenuwen om maar eventjes te duiden dat er wel degelijk een logica zat in Anands strategie. Tevens is het fijn om weten dat ik niet de enige ben die last heeft van zenuwen voor een partijtje schaak. De eerste partij in het wereldkampioenschap liep compleet volgens plan. Carlsen ging zoals gewoonlijk een theoretisch openingsduel uit de weg maar werd verplicht om al heel snel remise toe te laten om erger te voorkomen.
Vele journalisten spraken van een belangrijke morele overwinning, zie bv. chessbase of de Indische krant Mid Day. Echter in de volgende partijen was hiervan niets te merken. Carlsen bleef gewoon zijn hit and run strategie (voor meer uitleg hier omtrent zie mijn blogartikeltje tanguy ringoir is belgisch kampioen) toepassen en in het vervolg bleek al snel dat Anands voorbereiding tekort kwam om Carlsens type spel in elke partij te neutraliseren. Uiteindelijk kregen we 10 verschillende openingsvarianten op het bord. We moeten terugkeren naar het wk Spassky - Fischer om zulke variëteit in openingen te vinden waar toeval of niet eenzelfde soort krachtverschil was tussen uitdager en regerende wereldkampioen. Schaken is een erg complex spel. Het is al een enorme prestatie om op alle kritieke lijnen een antwoord te verzinnen dus het is volstrekt onmogelijk zelfs in een voorbereiding voor het wereldkampioenschap om op alle mogelijke openingen een antwoord op voorhand te bepalen. Ik ben ervan overtuigd dat Carlsen dit ook wist en bijgevolg geen aandacht schonk aan zogenaamde morele overwinningen. Tenslotte is een remise met wit tegen een regerende wereldkampioen zelfs voor de nummer 1 in de elorankings een normaal resultaat en zeker niet slecht.

Uiteindelijk telt enkel het scorebord. Het maakt niet uit hoe goed je hebt gestaan want enkel bij het ondertekenen van het notatieformulier wordt bepaald wie wat krijgt. Na mijn debacle met mijn notatieformulier (zie het vorige artikeltje) trachtte Steven mij op te beuren door mij als morele overwinnaar uit te roepen maar we wisten allebei wel dat dit niet meer was dan sorry zeggen voor het toegeworpen punt. Als iemand moreel sterker uit zulk incident komt dan is het wel degene die 'geluk' had. Iets meer krijgen dan je normaal zou verdienen met je spel, is zeker moreel een opsteker. Zo stond ik in ronde 3 van de Belgische interclub uren met de rug tegen de muur tegen de nieuwe jonge Belgische IM Stef Soors maar haalde door hardnekkig verdedigen en een beetje geluk toch remise.
Zulke partij wordt door ervaren competitiespelers als een plusremise voor wit beschouwd maar het gaat mij een stap te ver om Stef tevens als morele overwinnaar uit te roepen. Ik ben er vrij zeker van dat ik meer tevreden naar huis ging dan hij. Het spreken over morele overwinningen lijkt mij dan ook meer toogpraat dan zich baserend op serieuze psychologische factoren.

Brabo

Addendum 18 december 2013
Grootmeester Hein Donner vertelt ons in zijn boek " De koning" : "De echte schaker speelt zijn spel als kansspel. Dat blijkt ook hieruit dat het winnen van een partij door stom geluk een veel diepere vreugde en bevrediging geeft dan het winnen door correct spel." Dank aan Hypekiller5000 voor het toesturen van de hint en Lelystadse schaakvereniging voor het terugvinden van de quote.

maandag 9 december 2013

Het sadistische examen

Uit een lang verleden toen ik nog studeerde voor ingenieur herinner ik mij dat ik weinig tot geen zenuwen had voor examens. Als je de leerstof goed had ingestudeerd, wist je op voorhand dat je een zeer goede kans maakte om een mooi resultaat neer te zetten. Bij officiële schaakwedstrijden heb ik daarentegen altijd een portie zenuwen. Mijn vrouw kent mij ondertussen zo goed dat ze voor elke wedstrijd vraagt of ik al een sanitaire stop heb gemaakt want ze weet zelf ook ondertussen dat ik door de zenuwen steeds buikkrampen krijg. Zelfs na bijna 20 jaar competitie is de stress er nog steeds alhoewel ik wel moet toegeven dat het met de jaren minder erg is geworden.

Schaken is voor mij uiteraard meer dan gewoon een spelletje. Ik spendeer er heel wat tijd aan en dan is het normaal dat je ook de resultaten belangrijk vindt. Nu in tegenstelling met een klassiek examen op school, kan je slechts 3 resultaten krijgen: 100%, 50% of 0%. Daarnaast weet je niet op voorhand wat er gevraagd zal worden dus is goed voorbereiden vaak onmogelijk. 1 fout antwoord kan voldoende zijn voor een 0. In het boek MFTL (die ik hier besprak in een blogartikeltje) spreekt Willy Hendriks over de schaakpartij als een sadistisch examen en daar sluit ik mij zeker bij aan.

Onlangs mocht ik een nieuw triest record neerzetten i.v.m. mijn meest pijnlijke blunder ooit in een officiële partij met een standaard tempo. Op zich al een prestatie want ik heb al wat stoten uitgehaald. Zo herinner ik mij dat ik een mat in 1 toeliet terwijl ik 2 zetten eerder nog 3 volle pionnen zonder compensatie voor stond of hoe ik een makkelijk gewonnen eindspel van toren tegen paard weggaf door de toren te plaatsen op een veld zodat mijn tegenstander een vork kon geven tussen koning en toren. Deze keer slaagde ik erin te verliezen op tijd niet alleen in een totaal gewonnen stelling zie hieronder maar tevens met een increment van 30 seconden per zet. 
Slotstelling Geirnaert - Brabo
Om te verliezen met een increment van 30 seconden zou je denken dat ik lag te slapen wat gezien de stelling en het late tijdsstip in de avond mogelijk ware geweest. Echter als ik vertel dat ik met opzet de resterende tijd liet aflopen dan was er uiteraard iets anders aan de hand. Vooraf hadden we onderling afgesproken om met het tempo 90 min voor 40 zetten, 15 min voor de rest met 30 seconden increment vanaf zet 1 te spelen. De fidereglementen vertellen ons dat we bij een tempo van 30 seconden increment steeds verplicht zijn om te noteren (zie artikel 8.4). Dit betekent dat de spelers steeds weten hoeveel zetten er precies zijn gespeeld. Eenmaal zet 40 gespeeld, koos ik dan ook om rustig eens te kijken naar de stelling en zo de stress van de vorige fase waarin enkele blunders gemaakt werden te laten wegebben. Groot was dan ook mijn verwondering toen Steven de winst op tijd claimde toen mijn tijd op 0 was geraakt en mij vertelde dat ik zet 40 nog niet had gespeeld. Mijn eerste reactie was dat hij een grapje maakte maar toen ik mijn notatieformulier nakeek, zag ik tot mijn verschrikking dat hij bloedserieus was.
Mijn notatieformulier
Regel 30 onderaan kolom 1 had ik opengelaten waardoor ik 10 zetten later verkeerdelijk dacht de 40ste zet gespeeld te hebben. Aanvankelijk dacht ik dat misschien het notatieformulier mee aan de basis lag van de fout want een notatieformulier met 30 zetten per kolom is niet iets wat ik gewoonlijk gebruik. Echter toevallig maakte ik recent dezelfde fout in mijn partij tegen Luc Winants terwijl we het meer klassieke notatieformulier van 20 zetten per kolom gebruikten. Gelukkig zag ik deze keer wel op tijd de schrijffout en kon ik nog corrigeren. Het lijkt mij daarom ook correcter om toe te geven dat ik gewoon onoplettend was. Nederlagen heb ik al lang leren aanvaarden als inherent aan het schaakspel maar dit soort debacles went nooit. Het is dan ook geen verrassing dat ik achteraf de slaap niet kon vatten en tot een gat in de nacht op het internet met afstompend bulletschaak mijn gedachten tevergeefs trachtte te verzetten.

Na de partij vertelde mij 1 van de omstaanders dat hij mij remise had gegeven in zulke situatie maar ik vind dit onzin. In mijn blogartikeltje over sportiviteit heb ik reeds gesteld dat cadeaus geven niets te maken heeft met sportiviteit en vaak zelfs een bron is voor conflicten. Zo herinner ik mij een polemiek enkele jaren geleden in het Belgisch kampioenschap correspondentieschaak. Yen Peeren maakte toen een grove analysefout door een onoplettendheid bij het opstellen van de positie. Toen Yen doorhad dat hij de verkeerde stelling had geanalyseerd, was het kalf al verdronken maar de tegenstander had medelijden en ging toch akkoord met het remisevoorstel. De poppen gingen uiteraard aan het dansen toen dit aan het licht kwam op schaakfabriek vooral omdat het cadeau een belangrijke rol had in het bepalen van de kampioen.
Correspondentischaak is uiteraard een andere schaakdiscipline dan bordschaak. Anderzijds kan je correspondentieschaak ook beschouwen als een open boek examen waar je toegang hebt tot allerlei hulpmiddelen dus zie ik weinig of geen serieuze redenen om plots minnelijker te zijn dan bordschaak.

Tenslotte wou ik ook nog eens terugkeren naar het feit dat ik verloor op tijd. Achteraf realiseerde ik mij dat ik van de digitale klok al had kunnen afleiden dat ik geen 40 zetten gespeeld heb want de extra 15 minuten worden automatisch bijgeteld van zodra de 40 zetten gespeeld zijn. Toppunt bovendien was dat de hulpvaardige Austin Apemiye mij de werking van de speciaal gekozen klok vooraf nog had getoond. Echter tijdens de hectische slotfase was ik dit compleet vergeten en dacht ik dat de digitale klok werkte zoals ik gewoon was dus tijd voor de nieuwe periode wordt enkel toegevoegd als een speler zijn tijd van de vorige periode opgebruikt heeft (en het aantal voorgeschreven zetten behaald heeft). Wachten met toevoegen van tijd wanneer een klok eerst 0 heeft geafficheerd, wordt gebruikt als men verkiest om geen informatie te geven over hoeveel zetten er precies al gespeeld zijn. Vroeger werd het wachten met het toevoegen van de extra tijd door fide gepropagandeerd, zie bv. dgt 2010 time correction in option 21 with move counter. In Duitsland werd zelfs de DGT2000 verboden om nog te gebruiken, zie bv. dgt 2000 nicht fuer fischer modus geeignet.

Vandaag hoor ik echter andere geluiden op het internet na wat surfen. Zo geeft de bekende arbiter Geurt Gijssen in zijn maandelijkse rubriek van augustus 2012 te kennen dat hij het probleem begrijpt maar een serieus antwoord geeft hij niet. Zijn verwijzing dat heel wat tornooien al gebruik maken van schermen waarop de partijen geprojecteerd staan, is onzin want er bestaat geen enkele reglementering over hoe precies de projectie moet gebeuren (herinner de commotie vorig jaar in de belgische interclubs). Tevens vertelt hij dat arbiters niets over het aantal zetten kunnen vertellen omdat ze fouten kunnen maken, hierbij totaal negerend dat de elektronische klok ook makkelijk een fout zettenaantal kan beschouwen.

Onze reglementen hinken duidelijk achterop t.o.v. de technologische veranderingen. Het is m.i. niet gewenst om diverse klokken te hebben die verschillend werken. Vandaag beveel ik dan ook aan om niet te vertrouwen op de klok voor de zettenteller want vaak weten we niet op voorhand hoe die zal reageren bij het toevoegen van tijd voor de volgende periode. De notatie goed verzorgen lijkt mij dus de verstandigste keuze maar dat blijkt voor mij makkelijker gezegd dan gedaan.

Brabo

Addendum 10 december 2013
Dat onze reglementen achterop hinken t.o.v. de technologische veranderingen, werd gisteren nogmaals eens pijnlijk in de verf gezet met een heroptreden van Ivanov Borislav, zie bv: chessvibes. Het is schrijnend dat we een jaar verder zijn , zie mijn blogartikeltje vals spelen en er helemaal geen vooruitgang is geboekt.

zondag 1 december 2013

Hoe winnen van een sterkere speler?

Tijdens een partij moet je als speler bij het bepalen van een zet geregeld afwegingen maken gebaseerd op heel gebrekkige informatie. Het zorgt ervoor dat er een onzekerheid gecreëerd wordt over de kwaliteit en uiteindelijk ook het resultaat. Het elo-systeem houdt rekening met deze onzekerheid door voor elke partij een prognose gebaseerd op statistisch onderzoek voor te stellen afhankelijk van het verschil in speelsterkte tussen beide spelers. In 2011 was er een competitie om een ratingsysteem te ontwikkelen die een meer nauwkeurige prognose maakt, zie the deloitte fide chess rating challenge. Heel wat teams slaagden erin om een beduidend nauwkeuriger mechanisme voor te stellen zoals je op de leaderboard kan zien. Echter een aanpassing van het bestaande elo-systeem bij de fide kwam er niet. Ik was niet betrokken bij de interne discussies maar ik kan mij wel enkele goede redenen voorstellen:
  • de meer nauwkeurige systemen zijn gebaseerd op complexe formules waardoor men erg afhankelijk wordt van computers
  • het huidige ratingsysteem laten vervangen door een nieuw betekent extra kosten
  • een ratingsysteem heeft als primaire functie om de speelsterkte van de spelers te bepalen. Een prognose maken voor een partij is van ondergeschikt belang vandaar dat het huidige elo-systeem  met zijn beperkingen volstaat

Het nadeel van het bepalen van een prognose is vaak dat ze nogal intimiderend kunnen zijn voor de lager gekwoteerde speler. Als zwakkere speler heb je bij een elokloof van 200 punten slechts een verwachtingspercentage van 24%. Intimidatie is uiteraard geen goede raadgever. Zo zie je geregeld spelers die heel passief spelen tegen sterkere spelers om toch maar geen grote fout te maken terwijl ze net op deze wijze kansloos van het bord worden geschoven. Omdat in de literatuur weinig vermeld staat over wat dan wel de juiste strategie is om als underdog je kansen te optimaliseren, vond ik het bijgevolg interessant om er een blogartikeltje aan te wijden.

Vooreerst moet ik erkennen dat je als lager gekwoteerde speler bij een verschil van 300 of meer elopunten nog weinig kunt proberen. De tegenstander is dan zo veel sterker op elk domein dat hij elk plannetje dat je hebt al lang op voorhand heeft doorprikt. Een voorbeeldje van zulk scenario kan je vinden in mijn blogartikeltje met een kanon op een mug schieten. Bij een kleiner verschil van pakweg 200 punten zijn er meer mogelijkheden om een vuist te maken als zwakkere speler. De strategie vermeld o.a. op de blog van de Oekraïnsche grootmeester Igor Smirnov is wellicht de meest bekende. Als je tegen een sterkere tegenstander speelt dan speel zo agressief mogelijk en compliceer zelfs al kost dit materiaal. Het principe is gerelateerd aan de eerder vermelde onzekerheden die in elke partij aanwezig zijn. Als we een partij zouden hebben die 100% uit onzekerheid zou bestaan dan mogen we stellen dat het resultaat random zal zijn en dus het verwachtingspercentage 50% zal zijn. Hoe meer complexiteit in een partij, hoe meer onzekerheden en dus hoe interessanter voor de zwakkere speler die zijn prognose gevoelig ziet verbeteren. Een speler die je geen 2 keer hoeft te vertellen om chaos op het bord te creëren, is mijn clubvoorzitter en ploegkapitein Robert Schuermans. In 2006 overtrof Robert zichzelf door met zwart in een va-banque partij de Oekraïnsche grootmeester Stanislav Savchenko te verslaan.
De partij is een mooi voorbeeldje van hoe de grootmeester compleet de controle verloor over de stelling en uiteindelijk als eerste zwaar in de fout ging. Alhoewel ik dus wel graten zie in de "chaos"-aanpak, stel ik mij wel de vraag of deze methode echt wel voor iedereen positieve resultaten zal opleveren. Bestaat het risico niet dat je als zwakkere speler complicaties creëert die vooral (of nog erger, enkel) jezelf in de fout duwen? O.a. in mijn blogartikeltje tactiek schrijf ik dat ik niet graag risico's neem dus ik twijfel of het spelen tegen je eigen stijl in wel de verstandigste strategie is. Ik vind het dus niet overbodig om eens te kijken of er andere strategieën bestaan die je kansen als lager gekwoteerde speler verbeteren.

Zo herinner ik mij vorig jaar dat de Nederlandse expert Danny De Ruiter in 2 weken tijd de bekende grootmeesters Ivan Sokolov en Jan Timman versloeg. In dit artikeltje wordt uitgelegd hoe Danny 3 weken op voorhand de openingsstudie aanvatte voor zijn partij tegen Ivan Sokolov en hiervan de vruchten plukte. De partijvoorbereiding is een belangrijk wapen voor de lager gekwoteerde speler want zoals beschreven in mijn blogartikeltje de sterktelijst neemt het beschikbare studiemateriaal sterk toe met de rating. Zelf herinner ik mij 1 overwinning op de Bulgaarse grootmeester Ventzislav Inkiov gebaseerd op een succesvolle partijvoorbereiding.
Nu het is een utopie om te geloven dat je steeds zo makkelijk met voordeel uit de opening dankzij een partijvoorbereiding kunt komen tegen een grootmeester. Zelf denk ik dat mijn Bulgaarse tegenstander wellicht nooit op voorhand had vermoed dat ik in een uurtje tijd (tijd tussen het bekendmaken van de paringen en aanvang van de partij) een voor mij onbekend systeem (geen enkele partij van mij in de database) had kunnen instuderen in die mate dat het te gevaarlijk werd om te spelen. Zoals beschreven in een ander blogartikeltje van Igor Smirnov zullen de meeste grootmeesters afwijken van hun standaard repertoire wanneer ze onraad voelen. Een snel spelende tegenstander in een voor hem onbekende opening is uiteraard een waarschuwingssignaal die een professional niet zal negeren.

Een strategie waarin ik wel meer graten in zie, is het opzoeken van stellingen die objectief misschien niet een voordeeltje garanderen maar wel makkelijk speelbaar zijn. Naast het studeren van schaakopeningen speelt hierin ook psychologie een rol. De hoger gekwoteerde speler voelt zich verplicht om te winnen maar op winst spelen vereist in dit type stellingen disproportionele risico's. In de eerste ronde van het nieuwe Belgische interclubseizoen etaleerde ik deze strategie ten volle.
Mijn ploeggenoot Daniel Sadkowski vatte het goed samen achteraf door te stellen dat ik de makkelijker spelende kant van het bord had gekozen. Trouwe lezers zullen zeker nog mijn blogartikeltje over groene zetten herinneren waarin ik het heb over het gebruik van openingsboeken voor schaakprogramma's. Wel als je de opening zou bekijken met een recent openingsboek dan zou je al snel ontdekken dat ik meermaals niet de meest populaire/ kritieke voortzetting heb gekozen maar wel de voortzetting met de beste praktijk-score. We weten allemaal dat statistieken hun beperkingen hebben maar betreffende praktische kansen voor een bordpartij vind ik ze erg nuttig.

Puur spelen op de man zonder rekening te houden met de eigen sterke punten lijkt mij dus tekort door te bocht. In bovenstaande voorbeelden zien we vooral dat je de beste kansen kunt creëren door te vertrekken vanuit je eigen sterkte: chaos voor de scherpe agressieve speler, openingskennis voor de schaker die vlijtig voorbereidt en openingen studeert, positiespel voor de meer positionele speler,...  Ik opteer dan ook om een strategie tegen sterkere spelers te gebruiken, gebaseerd op zelfvertrouwen en de eigen troeven i.p.v. (faal)-angst.

Brabo

dinsdag 19 november 2013

Bart wordt grootmeester

Afgelopen weekend was het dan eindelijk zover. We hebben een nieuwe Belgische grootmeester: Bart Michiels. Als we de genaturaliseerde grootmeesters buiten beschouwing laten dan mogen we spreken van een unieke gebeurtenis want het is 15 jaar geleden dat we dit nog eens mochten meemaken (Luc Winants werd grootmeester in 1998). Nu ik verwacht niet dat we nog eens 15 jaar zullen moeten wachten want Tanguy Ringoir staat ook te trappelen om de grootmeesterrangen te vervoegen en dan vergeet ik nog Stefan Docx die recent een grootmeesternorm scoorde, zie mijn blogartikeltje. Je zou bijna denken dat het goed gaat met het Belgisch schaken maar niets is minder waar. Aan de Belgische top hebben we nu wel een handvol spelers met uitzonderlijke resultaten maar als we iets ruimer kijken dan is het armoede troef. Dit wordt bv. duidelijk aangetoond in mijn blogartikeltje over eloinflatie waarin ik vermeldde dat de rating van de top 100 spelers zelfs is afgenomen t.o.v. enkele jaren terug (t.o.v. vorig jaar is er een extra 3 elopunten erosie geweest). Een project zoals go for grandmaster probeert hierin verandering te brengen maar het is afwachten welke resultaten dit op lange termijn zal brengen.

Nu het is een utopie om te geloven dat iedereen grootmeester kan worden door hard te werken. Recent verscheen een opzienbarend wetenschappelijk artikel dat komaf maakt met de bekende slogan waarin men stelt dat 10.000 uren voldoende zijn om een onderwerp zoals schaken te beheersen. Met 663 partijen was Bart weliswaar een actievere speler dan mijzelf met slechts 412 partijen volgens het laatste Belgische eloklassement (ik ben 10 jaar ouder maar speel ongeveer even lang schaak) maar het zou onzin zijn om te beweren dat het verschil in aantal partijtjes de echte reden is voor het niveauverschil. Bovendien in België zijn er meer dan 100 spelers met +1000 partijen die niet de grootmeestertitel dragen dus een directe link tussen veel spelen en niveau bestaat er niet. In het wetenschappelijk artikel spreekt men van 34% bijdrage door praktijk t.o.v. het niveau van iemand wat ik een realistisch percentage vind.

Talent is uiteraard een makkelijke verklaring waarom de ene wel en de andere niet grootmeester wordt maar het helpt ons niet echt verder want het is erg moeilijk om precies te definiëren wat een talent nu net is. Interessanter is om eens te kijken wat wel makkelijk te detecteren is en hoogstwaarschijnlijk een verschil heeft gemaakt naar de jacht op de grootmeestertitel. Het eerste wat bij Bart opvalt, is een gezonde ambitie. Veel spelen op zich is onvoldoende want om je niveau van FM naar GM te kunnen opkrikken moet je ook de juiste kwaliteit van tegenstanders ontmoeten. Afgelopen decennium heeft Bart heel wat gespeeld in het buitenland: Nederland, Frankrijk, Duitsland, Tsjechië, Polen, Rusland,... Het heeft een bom aan tijd, geld? (misschien voldoende gecompenseerd door prijzengeld) en energie gekost dus doorzettingsvermogen en/of ambitie waren zeker nodig. Dat je door ambities te hebben, normaal op termijn altijd vruchten kan plukken kan je o.a. lezen in een eerder blogartikeltje.

Een minstens even belangrijk onderdeel in het behalen van grootse prestaties is de omgeving. Het belang van een warme omgeving die meeleeft met de resultaten of nog beter actief ondersteunt, mag zeker niet onderschat worden en is iets waar een speler zelf weinig of niets kan aan veranderen. Zelf had ik het ongeluk om ouders te hebben die helemaal geen interesse of sympathie toonden voor het schaakspel, integendeel. Dit heb ik o.a. terloops al aangehaald in mijn blogartikeltje schaakcompositities. Vandaag heeft een zeer klein percentage van de schakers een schakende ouder. Echter zowel Luc Winants (Henri), Bart Michiels (Luc) en Tanguy Ringoir (Guy) hebben een schakende papa wat uiteraard niet als puur toeval kan worden beschouwd. Ik vermoed zelfs dat je met de gebrekkige trainingsfaciliteiten in België eigenlijk maar een kans maakt om grootmeester te worden als je kunt genieten van zulke uitzonderlijke omstandigheden.

Tenslotte speelt ook leeftijd een grote rol. Er is uiteraard een groot verwantschap met de vorige vermelde factoren maar intrinsiek heeft leeftijd ook de belangrijke eigenschap dat je als jonge speler veel makkelijker nieuwe dingen kunt aanleren. Of het nu talen zijn of schaken of nog een andere discipline, je bent er best heel vroeg bij om een kans te maken om later te kunnen uitblinken. Nu vooraleer er misvattingen gecreëerd worden, wou ik alvast iets verduidelijken. Mijn zoon die vandaag als jongste aangesloten lid van de bond te boek staat (klik op de jongsten) , is niet aangesloten om er  een grootmeester van te maken. Eind vorig jaar leerde ik de spelregels aan mijn beide kinderen (3 en 5 jaar) waarover ik rapporteerde in mijn blogartikeltje vals spelen maar het was enkel mijn jongste die interesse bleef tonen en uiteindelijk mij overhaalde om hem in te schrijven voor de schaaklessen in de lokale club. Evenmin is het de bedoeling om met het schaken bepaalde vaardigheden te ontwikkelen zoals sommigen willen doen geloven met het programma schaken op school. In het blogartikeltje kinderen leren schaken heb ik al laten verstaan dat ik huiverachtig sta tegenover elke pedagogische doelstelling met betrekking tot het schaken. Nee voor mij staat amusement centraal en zodra mijn zoon laat verstaan dat hij geen zin meer heeft dan stoppen we ermee. Ik weet niet hoe het voor Bart, Tanguy, ... is gegaan maar ik veronderstel dat ook hun ouders gewoon gestart zijn en het stapje per stapje gegroeid is zonder ooit doelen voorop te stellen die perse moesten worden gehaald. In elk geval is het wel zo dat al deze sterke spelers op erg jonge leeftijd zijn beginnen schaken dus ook dat zal wellicht een nodige (maar geen voldoende) voorwaarde zijn om een serieuze kans te maken (groot)-meester te kunnen worden.

Trouwens je ziet al vrij snel zelfs op jonge leeftijd of iemand echt over de capaciteiten beschikt of niet om door te breken naar de top. Zelf kreeg ik al 15 jaar geleden een nederlaag te slikken door de 12 jarige Bart die in zijn toen al typische technische (af en toe zelfs droge) stijl mijn te optimistisch en flamboyant stukoffer weerlegde. 
Uiteraard niet leuk om als veel hoger gekwoteerde speler zulke partij te verliezen maar het was mij toen al duidelijk dat Bart mij zou passeren als hij verder zou blijven spelen. 2 grootmeesternormen kwamen er in 2009 en 2010. In 2011 overschreed hij de 2500 grens maar toch bleef het wachten tot nu om de laatste norm en de felbegeerde titel te kunnen binnenrijven. Sommigen menen dat dit te maken heeft met zijn doctoraat dat hij nu tevens heeft behaald. Dat zal inderdaad wel een rol gespeeld hebben maar m.i. is het precieze tijdsstip van de laatste norm puur toeval. De laatste jaren heeft Bart weinig gespeeld en is hierdoor blijven hangen op hetzelfde niveau. Echter in elk tornooi speelt toeval ook een rol (zie de gelukscalculator waaraan ik een steentje heb bijgedragen) waardoor je uiteindelijk wel eens een keertje moet lukken om een 100-200 punten boven je rating te kunnen scoren. Uit vertrouwelijke bron vernam ik bovendien dat Bart ook wel besefte dat het zeker in de eerste ronden meeviel. Ik heb zijn partij geselecteerd uit de 3de ronde, niet perse om mijn bewering te staven maar vooral omdat het dezelfde opening betrof als in onze onderlinge recente partij die ik besprak hier in een blogartikeltje: the modern french. Bart tracht in onderstaande partij de zettenvolgorde te verfijnen door eerst b6 te spelen en dan pas 0-0 waardoor hij de optie dxc5 elimineert wat ik reeds in mijn analyses had opgegeven.
Opnieuw dus een typische technische partij waarin Bart een erg goed oog heeft voor tactische kansen die plots verschijnen.  Uiteindelijk behaalde hij een TPR = 2671 over de 9 ronden dus ruimschoots voorbij de minimumeisen. Na 2 keer Belgisch kampioen is de grootmeestertitel uiteraard de kers op de taart.

Echter nu kan je wel de vraag stellen hoe het verder zal gaan met de schaakcarrière van Bart. Op schaakfabriek werd door enkele overijverige fans geroepen van eindelijk een echte / waardige grootmeester die meedraait in het Belgische circuit maar ik heb daar toch mijn bedenkingen over. Afgelopen jaar heeft Bart behalve interclub geen serieuze partijen gespeeld in België zelfs als je open tornooien beschouwt zoals Gent of Leuven. Ik vermoed dat het behalen van een doctoraat niet als bedoeling heeft om een 9 tot 5 job te beoefenen dus in de nabije toekomst zou er wel eens nog minder tijd kunnen vrijkomen. Ik ken de privesituatie niet van Bart maar mocht hij ooit starten met een gezinnetje dan komt nog minder tijd vrij. Tenslotte de grote (haalbare) doelen zijn weg dus het zou mij niet verwonderen dat partijen in het buitenland wel eens tot een minimum zullen worden herleid.

Als grootmeester moeten terugplooien naar lokale zwakkere amateurcompetities is voor velen niet aantrekkelijk. Een heel recent artikeltje geschreven door de Engelse grootmeester Nigel Davies omschrijft het goed: "Can you improve too much ?"  Ik vrees van wel. Als +2300 speler is het al wat zoeken een aantrekkelijk tornooi te vinden dat te combineren valt met de drukke job, gezin,... Een paar maanden geleden schreef ik hierover al een blogartikeltje inactiviteit waarin ik de moeilijkheden aangaf waarmee ik toen kampte. Ondertussen heb ik mijn draai gevonden in TSM Open waar we gebruik maken van een zeer flexibele formule die tegemoet komt aan de hedendaagse noden van de spelers. Met 10 spelers boven de 2100  elo waarbij Steven Geirnaert de top van de eloranking inneemt, kunnen we zeker spreken van een interessante mix.

Bart is uiteraard ook welkom maar het blijft uiteraard een stap terugzetten t.o.v. wat hij gewoon is. Dit moet ruim volstaan als kanttekening op de prestatie want het is nu tijd om eens serieus de titel te vieren. Zelf nodigde ik een aantal dichte schaakvrienden uit voor een feestje toen ik mijn FM titel in 2004 behaalde. Het werd een prachtige herinnering dus ik raad Bart ten stelligste aan om dit ook met zijn vrienden eens te doen.

Brabo

donderdag 14 november 2013

Stockfish 4

Vorige maand werd mij attent gemaakt door hypekiller5000 dat er een nieuwe release was van Stockfish die opmerkelijk goed scoorde in de ccrl (computer chess rating list) met een 3de plaats. Opmerkelijk detail is dat het programma gratis te downloaden is. Nu zelf sta ik een beetje argwanend t.o.v. gratis software omdat ik dan onmiddellijk denk aan illegale kopijen maar uiteindelijk liet ik mij toch verleiden om het programma te testen en gebruiken in mijn analyses. De belangrijkste reden hiervoor is dat mijn analysemethode gebaseerd is op 2 schaakprogramma's (zie blogartikeltje analyseren met de computer) en je met zulke analysemethode dan best beschikt over 2 ongeveer evenwaardige (en liefst ook complementerende programma's). Vorig jaar vertelde ik op deze blog dat ik Houdini 2.0 had aangeschaft waarmee ik Fritz 11 verving. Hierdoor bleef Rybka 3 over als 2de programma maar ik ondervond al snel dat het gat in speelsterkte iets te groot was geworden om nog van een goed rendement te kunnen spreken met mijn analysemethode. We mogen niet vergeten dat de release-datum van Rybka 3, augustus 2008 was dus we mogen stellen dat het programma voorbij de houdbaarheidsdatum was. 

Het eerste wat opvalt aan Stockfish is hoe het programma de stellingen evalueert. Als je gewoon bent van klassieke evaluaties met Rybka, Fritz en Houdini dan is het toch wel even schrikken. Ik bedoel dat je met Stockfish makkelijk evaluaties kunt hebben die 1 of zelfs meerdere pionnen (dus 100/100sten) kan schelen met de andere programma's. Een absoluut record detecteerde ik in een analysestelling van mijn recente partij tegen Steven Geirnaert, zie onderstaande screenshot.
Stockfish toont een evaluatie van 94 punten voor zwart !

Stockfish geeft dus een voordeel van 94 punten voor zwart. Zelfs als je alle resterende zwarte pionnen laat promoveren dan kan je nooit aan dit totaal komen. Houdini geeft hier trouwens slechts 11 punten voordeel aan voor zwart na 10 minuten rekenen. Op chesspub werd dit aangegeven als een negatieve eigenschap van Stockfish maar dit moet toch enigszins genuanceerd worden. Het programma is in de eerste plaats gemaakt om zo goed mogelijk te schaken en gebruikt hiervoor een evaluatiemechanisme dat optimaal helpt. Deze evaluaties worden puur informatief meegedeeld aan de eindgebruiker maar het is geenszins de bedoeling om met deze evaluaties een absoluut oordeel te vellen over wie welk voordeel heeft en hoe groot dit voordeel is.

Nu zou je verwachten dat zulk programma wel erg tactisch sterk zal zijn als het met zulke hoge evaluaties op de proppen komt. Echter in vergelijking met Houdini, vind ik het toch een stuk zwakker. Vooral bij stille onverwachte offers heeft Stockfish problemen. De oplossing in onderstaande analysestelling van mijn partij in Open Gent tegen Groffen, vindt Houdini binnen de seconde maar Stockfish na 10 minuten nog steeds niet !
Het is ongelooflijk dat Houdini deze breekzet e4 zo snel ziet en correct uitrekent. De sleutelzet doet mij trouwens denken aan de enige keer dat ik in mijn correspondentiecarriere (20 partijen gespeeld tussen 1998-2003) totaal verrast werd door mijn tegenstander. Het was met enige moeite dat ik nog weg kwam met een remise.
Opnieuw vindt Houdini de zet ogenblikkelijk (in 1999 kwam de zet nooit op het computerscherm !) terwijl Stockfish er toch ruim 4 minuten over doet. Ik kan nog andere tactische voorbeelden geven (bv. 8.g4 in mijn artikeltje over Houdini 2.0) maar ik veronderstel dat het ondertussen wel duidelijk is dat Stockfish heel wat snijdt in de variantenboom om een evaluatie te maken waardoor het geregeld tactisch iets mist. Nu kan je jezelf afvragen hoe het mogelijk is dat het gat in speelsterkte met Houdini slechts 25 elopunten bedraagt als je kijkt naar de elorankings voor computerprogramma's. Wel er is duidelijk meer belangrijk dan puur tactiek. Het is erg moeilijk te kwantificeren maar als ik kijk hoe Stockfish speelt in stonewall-stellingen dan merk ik op dat het programma sneller dan Houdini begrijpt welke plannen mogelijk zijn. In stellingen met gesloten pionketens zoals bv. de Portisch Hookvariant zie ik dan weer geen merkbaar verschil met Houdini. Ik leid daaruit af dat pionzetten wel eens een erg belangrijk onderdeel zouden kunnen zijn bij de evaluatiemethode van Stockfish.

Het spreekt voor zich dat dit effect nog wordt uitvergroot in het eindspel. Dit wordt ook bevestigd in mijn eerste analyses. In deze fase van het spel overvleugelt Stockfish helemaal Houdini. Eerst toon ik een analysestelling van mijn partij tegen Raetsky die ik in mijn vorig blogartikeltje al terloops aanhaalde.
Tot 3 keer toe verliest Houdini het eindspel terwijl Stockfish het wonderbaarlijk wel kan houden (wat niet wil zeggen dat ik zeker ben dan het tegen perfect spel remise zal zijn). Ook in de 2 eindspelen besproken in mijn blogartikeltje over Houdini 2.0 toont Stockfish zich superieur. 42...Th4! wordt door Stockfish 4 gevonden in slechts enkele seconden t.o.v. meer dan 3 minuten voor Houdini 2.0. Houdini 2.0 vindt niet het fantastische 48...,Kd5! terwijl Stockfish dit wel doet in ongeveer 7 minuten. Echter Shirovs briljante Lh3 vindt Stockfish dan weer niet op mijn computer binnen de 10 minuten maar daar is uiteraard tactiek mee gemoeid.

Het is voor mij ondertussen duidelijk dat het programma erg goed complementeert bij Houdini 2.0. Ik ben verrast dat zulk sterk programma als gratis wordt aangeboden. Anderzijds besef ik ook wel goed dat een collectief aan vrijwilligers vaak mooiere resultaten kan neerzetten dan 1 of 2 professionals. Bovendien verwacht men van een nieuwe release dat Stockfish wel eens de nieuwe nummer 1 in computerschaak zou kunnen worden. Nu geen paniek want men staat nog mijlenver van schaken als puzzel op te lossen dus er blijft nog vele jaren plezier over om te zoeken naar het onbekende.

Brabo

woensdag 6 november 2013

Probleemzetten

Een spectaculaire partij met tal van tactische wendingen zal normaal het grote publiek meer aanspreken dan een meer positioneel gespeelde partij. Offers en tegenoffers zijn niet alleen fascinerend maar ook vaak veel makkelijker te begrijpen dan zogenaamde mooie stille zetten. Het is dan ook geen toeval dat ik in mijn blogartikeltje mijn mooiste zet uitsluitend koos voor tactische stellingen. Het concept kritieke zetten goed uitleggen, is niet makkelijk met stille zetten die in evaluatie soms weinig of niets variëren met de alternatieven.

Desalniettemin zal ik niet ontkennen dat ik ook erg kan genieten van een of meerdere stille zetten. Omdat er in een partij vaak heel wat stille zetten worden gespeeld die in de meeste gevallen banaal zijn, is het m.i. niet overbodig om te beschrijven wat als mooi kan worden bestempeld. M.i. is de belangrijkste karakteristiek dat de zet zeldzaam moet zijn maar tezelfdertijd functioneel moet blijven. Onlangs stootte ik via de blog van David Smerdon op een partijtje tussen L'Ami-Krasenkow waarin de eigenzinnige zet Lh8-a1 werd gespeeld.
Een loper in de hoek heeft een minimum aan potentiële velden waar hij naar toe kan gaan. Dus een loperzet waarbij men moedwillig van de ene hoek naar de andere gaat, is niet iets wat we geregeld op het bord zien. Dankzij een oud artikel van de fantastische website van Tim Krabbe komen we te weten dat deze zet ongeveer 1 keer per x aantal duizenden partijen voorkomt. Vervolgens is het ook eens leuk om te weten welke zet nu het zeldzaamst is. Wel behalve een aantal minorpromoties blijken alle zetten al 1 of meerdere malen in de praktijk gespeeld te zijn. Het is te zeggen als we de lange notatie gebruiken. Als we de korte notatie gebruiken dan ben ik hier niet helemaal zeker van zelfs als we geen minorpromoties in rekening brengen.

Een paard aan de rand is schakers schand is een bekend Nederlands spreekwoord dus we zullen niet te snel een paard aan de rand spelen. Het plaatsen van een paard in de hoek, is uiteraard nog veel minder gebruikelijk maar desalniettemin niet uiterst zeldzaam wat Herman Grooten recent nog illustreerde in enkele artikeltjes op schaaksite: vier maal een paard op h1 en gespot 56 paard naar de hoek. Pas echt vreemd wordt het als je een paard in de hoek plaatst wanneer je de keuze hebt tussen 2 paarden. Ik bedoel je speelt een zet zoals Pba8, Pca8, Pgh8, Pfh8, Pba1, Pca1, Pfh1, Pgh1. Zelf speelde ik zulke zet 1 keer in mijn carrière tegen Alexander Raetsky die na het tornooi grootmeester werd.
Na de partij lachte mijn tegenstander mij uit voor de meeste idiote zet die hij ooit had gezien alhoewel ik ze vandaag nog steeds geen slechte keuze vond. Op zet 36 miste ik trouwens een prachtige remisekans met Tc1 gevolgd door Txc5. Nu ik geef wel toe dat je met zulke zetten weinig partijen zult winnen. De oud-wereldkampioen Anatoly Karpov heeft het wel eens gedaan maar hij was toen nog erg jong zie zijn 29ste zet Pfh1 tegen Fedin. Van de 8 mogelijkheden, heb ik er 7 teruggevonden maar ik vermoed dat ook Pba1 wel eens gespeeld zal zijn. Heel wat onmogelijker wordt het wanneer we de bijkomende voorwaarde stellen dat de zet niet mag gespeeld worden op de eigen speelhelft. Ik bedoel bv. Pba8 met wit i.p.v. zwart. Puur uit nieuwsgierigheid daag ik de lezer uit om zulk voorbeeld uit de praktijk te zoeken (dus zonder vals te spelen en zelf een partij ineen te knutselen).

Tot daar de speciale zetten maar pas echt mooie zaken kan je zien wanneer meerdere stille zetten gecombineerd worden. Zo gaf onlangs Luc Winants terecht aan dat er in zijn partij tegen Moens een leuk moment zat op de zetten 31 en 32.
We mogen hier terecht spreken van een echte bristolruiming. Een licht stuk ruimt plaats voor een zwaarder stuk. In de probleemwereld is dit welbekend maar in een bordpartij zie je zoiets uiterst zelden. Een stapje verder gaat onderstaande analysestelling waar ik reeds in 1997 een leuk openingsnieuwtje in ontdekte. Volgens mijn databases is de zet trouwens nog steeds niet gespeeld in de praktijk.
Hier ruimt het zwaardere stuk plaats voor een lichter stuk. In mijn oud probleemboek staat zoiets benoemd als Turton-Bristol maar ik heb ook andere benamingen gevonden dus er bestaat discussie over de juiste benoeming. Tenslotte wil ik ook een echte probleemstelling eens voorleggen die ik als huisschaker iets meer dan 20 jaren geleden heb gemaakt. Er bestaan veel mooiere uitwerkingen van het thema maar het lijkt mij toch gepast in de context van dit blogartikeltje. De oplossing heb ik onderaan het artikeltje geschreven voor de lezers die het eens willen proberen alhoewel ik vermoed dat het te gemakkelijk is met het voorafgaande verhaal.
Wit geeft mat in 3
Ik twijfel sterk of dit soort probleemzetten wel kunnen in de bordpraktijk. In elk geval tonen schaakcompositities duidelijk aan dat het schaken veel meer mogelijkheden verbergt dan we ooit in een bordpartij zullen zien. Ik meen daarom ook dat we best niet te snel naar de zeldzame/ probleemzetten moeten zoeken in een partij. Het is niet met dit soort zetten dat we een partij in ons voordeel zullen beslissen of je moet al een erg sterke speler zijn zoals de grootmeesters in bovenstaande voorbeelden.

Brabo

Oplossing:
Loydse ruiming: Een stuk ruimt plaats voor een ander stuk die in tegenovergestelde richting hiervan gebruik maakt.
1.Lh8 (dreigt Db2#), Kb7 2.Dg7+ Kb6 3.Db2#

dinsdag 22 oktober 2013

Zwitsers gambiet

Zelfs in tornooien met een bescheiden prijzenpot zien we vandaag steeds vaker grootmeesters deelnemen. Dit was ook het geval in de Open van Gent deze zomer waar er 7 grootmeesters de volle 5 dagen meespeelden voor slechts 2 serieuze prijzen, zie info over het prijzengeld. Ik kan mij geen eerdere editie herinneren waar er 7 of meer grootmeesters deelnamen. Zoals aangegeven in mijn blogartikeltje met een kanon op een mug schieten is het ook crisis voor de profschakers en kan men niet te kieskeurig zijn bij het selecteren van de tornooien. Wereldwijd tellen we nu al ruim 1000 grootmeesters dus de onderlinge concurrentie is bikkelhard. Daarnaast kunnen we evenmin ontkennen dat de titel van grootmeester niet meer dezelfde uitstraling heeft als vroeger en dus ongetwijfeld in commerciële waarde verminderd is. In de Fide gaan daarom stemmen op om een nieuwe titel zoals supergrootmeester of elitegrootmeester te creëren. Persoonlijk vind ik dit geen slecht idee want mits een goede marketingstrategie zou het mogelijks schaken terug wat meer aandacht bij de massamedia kunnen bezorgen.

Ik heb al heel wat geschreven op deze blog over de voorbije Open Gent, zie gambietensportiviteitgroene zetteneen hollands gambietje deel 2schaakintuitie deel 2welke partijen analysereniccfrevolutie in het millennium maar ik had het nog niet over hoe het tornooi eindigde voor mij. Wel voor het eerst haalde ik 7/9, het dubbele van mijn score bij mijn eerste deelname exact 20 jaar geleden ! Zo viel ik ook weer eens in de prijzen wat na het afschaffen van prijzen voor de beste Belgen al een tijdje geleden was. Echter omdat er 2 spelers 7,5/9 haalden en er 10 spelers waren die 7/9 scoorden, was het uiteindelijk een zeer bescheiden bedrag (als ik het mij goed herinner dan was het 105 euro). 5 grootmeesters moesten het ook stellen met deze vergoeding na 5 dagen 'werken' waarmee het nogmaals duidelijk wordt dat profschaak geen evidente beroepskeuze is vandaag.  

Misschien nog opmerkelijker is het feit dat ik geen enkele keer in de 9 ronden speelde tegen een grootmeester of zelfs een hoger gekwoteerde speler dan mijzelf. Na een onverwachte nederlaag in de 3de ronde die ik uitgebreid besproken heb in mijn blogartikeltje schaakintuitie deel 2 was ik in het peloton verzeild waardoor ik alle kleppers ontweek. In de laatste ronde had ik een serieuze portie geluk want ik werd opnieuw ingedeeld naar beneden, kreeg wit toegewezen en bovendien kwam mijn erg beperkte voorbereiding op het bord. Omwille van het relatief vroege aanvangsuur (11u) en een speelzaal op een uurtje rijden was het zaak om de tijd optimaal te gebruiken in de partijvoorbereiding. Eerst bekeek ik het repertoire van mijn tegenstander en daarna maakte ik een keuze welke variant er het meest waarschijnlijk op het bord zou komen. Tenslotte zocht ik met die variant enkele recent gespeelde partijen door sterke grootmeesters op in de databases (voornamelijk twics) zoals vermeld in analyseren met de computer.
Mijn tegenstander Johan Goormachtigh vertelde mij achteraf dat hij geen tijd had gehad om zich voor te bereiden. Het is dus enigszins begrijpbaar dat hij iets koos waarmee hij ervaring had. Anderzijds als je net zoals mijn tegenstander van de 7de ronde, zie revolutie in het millennium niet op de hoogte bent van de laatste theoretische ontwikkelingen dan vraag je wel om moeilijkheden.
Of ik nu een gepast antwoord gevonden heb op mijn nederlaag tegen Negi, zie kanon op een mug schieten is een ander paar mouwen maar in elk geval ben ik blij om nog eens te kunnen scoren tegen de Scheveningen. Trouwens met Txf7 toon ik ook aan t.o.v. mijn blogartikeltje mijn mooiste zet dat het niet een kwestie is van bepaalde patronen niet te kennen maar wel van correct rekenen wat in bovenstaand geval uiteraard niet moeilijk is.

Alhoewel ik vanaf ronde 3 vrij goed schaak speelde, mag ik niet ontkennen dat dit ook grotendeels de verdienste was van de paringen. Ik bedoel een 7/9 scoren met behulp van een Zwitsers gambiet is niet hetzelfde als dezelfde score te behalen door voortdurend op de topborden te spelen. Door het gebruik te maken van het scheidingscriterium 'voortschrijding' wordt gelukkig wel een zeker onderscheid gemaakt in de eindrangschikking. Hierbij wens ik ook even te melden dat het goed is om te zien dat de organisatie afgestapt is van Bucholtz als scheidingssysteem t.o.v. voortschrijding omwille van de onvermijdelijke forfaits die worden gegeven in de laatste ronden (zoals ik had aanbevolen in mijn blogartikel afgesproken resultaat in open gent of niet).

Alhoewel het scheidingssysteem spelers die een Zwitsers gambiet spelen benadeelt in de eindrangschikking, zie ik toch geregeld spelers met opzet kiezen voor een Zwitsers gambiet wellicht omdat men geld belangrijker beschouwt dan een kans op een weinig betekenisvolle ereplaats. Het lijkt mij daarom geen slechte tornooistrategie om prijzengeld ook te koppelen aan het scheidingssysteem. Persoonlijk vind ik het eenvoudige Hort System een faire keuze waarbij de helft van het prijzengeld wordt verdeeld onder de spelers met dezelfde punten en de helft rekening houdend met het scheidingssysteem.

Omdat de prijsuitreiking bij de voorbije editie erg lang op zich deed wachten, zou het wellicht wel eens handig kunnen zijn om hiervoor een programmaatje te gebruiken. Ik heb Ruben Decrop die recent chessdevil lanceerde hiervoor aangesproken. Het programma lijkt mij in het verlengde te liggen van het tornooiprogramma dat hij creëerde maar het is een ander paar mouwen of het ook commercieel voldoende interessant is. In elk geval amateurprogrammeurs die een handje willen uitsteken voor een vlottere prijsuitreiking, zullen zeker welkom zijn bij de tornooiorganisaties.

Brabo

woensdag 16 oktober 2013

Revolutie in het millennium

Het enige boek van Kasparov over Modern Chess dat ik niet gelezen heb, is Garry Kasparov over modern chess, Part 1: Revolution in the 70's om de eenvoudige reden dat ik recenter openingsmateriaal interessanter vind om te studeren. Een leuke boekbespreking van dit boek kan je vinden op de site van de torrewachters. Recent werd de vraag gesteld op chesspub of we ook van een soort revolutie kunnen spreken in het nieuwe millennium. Al snel werd opgemerkt dat er in het laatste decennium een explosie is geweest (en we mogen stellen nog steeds bezig is) van nieuwe systemen en varianten in die mate zelfs dat een boek over de 70's wellicht slechts een hoofdstuk vandaag zou betekenen. Het is 1 van de voornaamste redenen waarom we tegenwoordig veel meer openingsrepertoire boeken zoals bv. Playing 1.d4 Indian defences van Lars Schandorff dan openingmanuels zoals bv. The complete Albin counter gambit van Luc Henris gepubliceerd zien.

Zonder twijfel heeft de computer hierin een belangrijke rol gespeeld. Vroeger keken spelers op naar het tactisch vernuft van spelers zoals Mikhail Tal of Rashid Nezhmetdinov. Vandaag kan iedere speler die een goede huisanalyse heeft gemaakt, toveren op het bord wat in mijn blogartikeltje iccf geïllustreerd werd. Spelers zijn niet meer bang om hyperscherpe openingsvarianten te spelen omdat ze weten dat hun computerprogramma op voorhand heeft getoond dat het allemaal speelbaar is. Naast het tactische, zien we ook een opmerkelijke opgang van gambieten waarin materiaal wordt geïnvesteerd voor dynamische karakteristieken. Het Marshallgambiet is zonder twijfel 1 van de meest uitgesproken systemen die een hoge vlucht heeft gekend in het laatste decennium in die zin zelfs dat veel witspelers de brui hebben gegeven aan de traditionele Spaanse opzet en die ingewisseld hebben voor het tragere d3 concept. Op mijn blog heb ik hiervan een voorbeeldje gegeven in het artikeltje eindspelen met ongelijke lopers deel 2. Bij het Marshallgambiet kunnen we spreken van voornamelijk uitdiepen van de theorie maar er zijn de laatste jaren ook vele nieuwe speelbare gambieten ontdekt. Ik herinner mij bv. de opzienbare Gajewski 2.0 gambieten die de wereld rondgingen want tenslotte betrof het toch een opening die talloze spelers al talloze malen hadden ontmoet.

Tenslotte zie ik een 3de tendens in het bekijken van positionele nadelen t.o.v. dynamiek. Een opening zoals het Berlijns werd enkele decennia geleden nog bekeken als onzin maar vandaag hebben de meeste topspelers het in hun repertoire zowel met wit als zwart. Eigenlijk is het wel absurd wat zwart doet. Hij laat zich vrijwillig derocheren, zijn pionnenstructuur versplinteren (dubbele c-pionnen) en bovendien krijgt wit enkele tempi cadeau. Desondanks slaagt de computer er niet in om iets te forceren integendeel want zwart heeft goede tegenkansen als wit eventjes onnauwkeurig speelt.

Recent stootte ik op een gelijkaardig concept in de Rauzervariant waar zwart door middel van serieuze positionele concessies erg dynamisch spel tracht te verkrijgen. Ik bedoel het systeem met g6 waar zwart zichzelf laat opzadelen met een totaal verminkte pionnenstructuur wat zelfs vaak een pionoffer betekent.
Desondanks zien we dat recent meerdere sterke grootmeesters bereid zijn om de opening met de zwarte stukken te spelen. Ik denk aan 2012 Wereldkampioen bij de junioren Alexander Ipatov, 2011 Europees kampioen Vladimir Potkin en +2600 Evgeniy Najer. Een fantastische partij die weliswaar verloren werd door zwart maar niet door de opening, werd begin dit jaar in Wijk aan Zee gespeeld tussen de Zweedse grootmeester Nils Grandelius en de eerder vermelde Alexander Ipatov.
In het laatste New in Chess Yearbook 107 staat ook een compleet hoofdstuk gewijd aan het systeem wat ik ontdekte dankzij een bespreking in Checkpoint, een maandelijkse rubriek van Hansen op Chesscafe (lezers die toevallig dit boek in bezit hebben en bereid zijn om de kennis van dit hoofdstuk te delen zodat ik mijn analyses kan controleren, kunnen mij hiermee een plezier doen). We mogen dus verwachten dat er in de nabije toekomst nog spelers zullen zijn die het systeem eens gaan proberen. Wel zelf heb ik niet lang moeten wachten want reeds in juli kreeg ik het op het bord in ronde 7 van Open Gent door een jonge beloftevolle Belgische speler Yasseen De Herdt. In mijn partijvoorbereiding had ik opgemerkt dankzij de laatste twics en het downloaden van de partijen van het voorbije Belgisch kampioenschap dat Yasseen ermee 4 keer gewonnen had dus ik was een gewaarschuwd man om de opening zeker niet licht op te nemen. Het werd een hele ochtend pluggen om toch maar iets te vinden wat mij een voordeeltje zou opleveren wat geen sinecure was met 2 kleine kinderen rond mij hangend voor aandacht. Hoe langer ik keek naar de varianten, hoe meer ik verbaasd was over de vitaliteit van de opening. Uiteindelijk vond ik toch iets nieuws waarvan ik vermoedde (er was onvoldoende tijd om alles in detail uit te pluizen) dat het een verbetering kon zijn.
Wit won dus erg makkelijk waardoor Stefan Docx achteraf mijn overwinning interpreteerde als iets wat voornamelijk op de conto van de erg zwakke zwarte openingskeuze moest worden geschreven. Echter dit is m.i. onterecht want zwart kan makkelijk zijn spel verbeteren in de partij. Compleet gelijkspel kan ik niet  vinden voor zwart tegen de opstelling waarvoor ik gekozen heb maar zelfs met het nadeeltje is het zeker niet zo dat zwart perse hoeft te verliezen. Misschien slaagt een grootmeester wel erin om dit nadeeltje succesvol te verdedigen alhoewel ik moet toegeven dat ik zelf zeker niet vrijwillig dit soort stelling zou opzoeken. Voor het type speler die graag gambieten speelt (dus in die categorie val ik zeker niet) blijft het sowieso een goed verrassingswapen maar het lijkt mij toch een beetje riskant om het elke keer te spelen vooral als de tegenstander zich kan/ zal voorbereiden.

Als we van een revolutie in het millennium mogen spreken dan meen ik dat het vooral dankzij de computer is dat we vandaag beseffen dat er veel meer stellingen speelbaar zijn dan we vroeger mogelijk dachten. Dit vind ik een verfrissende gedachte in vergelijking met de doemdenkers die menen dat de computer voor de doodsteek zal zorgen van het moderne schaak.

Brabo

dinsdag 8 oktober 2013

Nederlands of Engels ?

Af en toe krijg ik de vraag waarom de blog niet in het Engels wordt geschreven zodat de artikels door een veel breder publiek kunnen worden gelezen. Uit de blogstatistieken lees ik af dat er wel wat verkeer komt uit niet-Nederlandstalige landen en dit zijn niet uitsluitend toeristen want de google-translate optie wordt geregeld gebruikt.

Technisch is het voor mij zeker mogelijk om in het Engels te schrijven maar tot nu toe heb ik de boot afgehouden. In elk artikel is een zekere link aanwezig met mijn persoonlijke ervaringen dus met een belangrijke insteek vanuit de regionale schaakwereld. Het is dan ook logisch om in de eerste plaats lezers aan te spreken die ook in deze regio spelen. Het gebruiken van de Nederlandse taal is dus een bewuste keuze om dit aspect te accentueren.

Anderzijds schrijf ik op deze blog over veel meer zaken dan enkel lokale aangelegenheden. Mijn vorig blogartikeltje iccf is hiervan een mooi voorbeeldje waar ook heel wat niet-Nederlandstalige schakers interesse voor tonen. Het gebruiken van google translate is zeker geen aangenaam alternatief als je zulke teksten moet lezen want de kwaliteit is vaak erg schabouwelijk. Ik besef dus dat schrijven in het Engels noodzakelijk is als ik een breder internationaal publiek wil betrekken. 

Een breder internationaal publiek is uiteraard aantrekkelijk voor mij want een blog schrijf je in de eerste plaats om gelezen te worden. Echter ik wil niet een breder internationaal publiek bereiken als dit ten koste gaat van de Nederlandstalige lezers. Een oplossing zou zijn om de blog in de 2 talen te onderhouden dus zowel Nederlands als Engels maar dit hou ik niet vol in mijn reeds overladen agenda. Dus stel ik de vraag aan de lezer wat hij/zij zou vinden als ik de swap maak naar het Engels. Is voor u het Engels als taal op deze blog aanvaardbaar of bedankt u liever hiervoor? Hoe meer reacties, hoe beter ik een gefundeerde keuze kan maken.

Brabo

Addendum 12 oktober 2013
Omdat Nederlands voor heel wat lezers een meerwaarde betekent, heb ik beslist om een Engelstalige spin-off te creëren van deze blog. Op de spin-off zal ik af en toe artikels vertalen naar het Engels op basis van inhoud en mijn beschikbare tijd. Dit is een voorlopige beslissing dus kan in de toekomst nog worden bijgestuurd. Een link is rechts toegevoegd. Iedereen bedankt om te reageren !

maandag 7 oktober 2013

ICCF

Dat kennis belangrijk is om punten te scoren, weten we allemaal. Het is dan niet verwonderlijk dat heel wat ambitieuze schakers een verzamelwoede hebben als het op databases aankomt. In een reeds eerder op deze blog vermeld youtubefimpje, zie schaakintuitie deel 2 vertelt Anand dat hij vandaag over een database van ongeveer 20 miljoen partijen beschikt. De auteur van het boek Grandmaster repertoire 10 The Tarrasch Defense, Nikos Ntirilis meende aanvankelijk dat dit allemaal kwalitatieve partijen zijn maar op Quality chess blog gaf ik al aan dat dit onmogelijk correct kon zijn. We mogen veronderstellen dat een regerende wereldkampioen pas zal spreken over een kwalitatieve partij als de spelers uit de top 100 komen en de partij gespeeld werd op een serieus tempo. De top 100 speelt erg ruim genomen, 100 partijen per jaar dus als we niet met overlappingen rekening houden, tellen we slechts 10.000 partijen per jaar.  Dit zou betekenen dat we 2000 jaar nodig hebben om aan 20 miljoen kwalitatieve partijen te geraken. 

Een wereldkampioen houdt dus veel meer bij dan enkel kwalitatieve partijen. Ik ken uiteraard niet de exacte samenstelling van Anand's database maar ik ben er vrij zeker van dat ze opgebouwd is rond een Chessbase product (Mega of Big database) waardoor ook heel veel partijen van een heel beperkte kwaliteit aanwezig zijn. Nu kan je jezelf inderdaad de vraag stellen of het niet verstandiger zou zijn om die minder interessante partijen eruit te gooien. Wel vooreerst ben ik van mening dat er meestal wel iets leerzaam aanwezig is in een serieus gespeelde partij. Dit aspect besprak ik uitvoerig in mijn vorig blogartikeltje welke partijen analyseren. Tevens zijn databases een goede bron om informatie te winnen over tegenstanders. De meeste wereldtoppers spelen niet uitsluitend tegen hun peers (denk aan simultaans, open tornooien, ...). Ook mogen we niet vergeten dat bepaalde jonge spelers later sterk zullen worden. Tenslotte is het ook zo dat het bewaren van grote databases spotgoedkoop is en bovendien beschikken we vandaag over instrumenten die in een minimum van tijd grote databases kunnen doorzoeken naar specifieke informatie.  Ik wil hierbij wel nog opmerken dat we beter chessbase als formaat van database gebruiken want ik ondervond dat bij pgn formaat de zoektijd serieus kan oplopen bij grote bestanden.

Nu zelfs al bewaren we ook de partijen met mindere kwaliteit, dan nog is 20 miljoen een erg hoog aantal. De meest recente commerciële Mega Database telt 5,4 miljoen partijen. Zelf heb ik er nu meer dan 7 miljoen waarvan ik een gedetailleerde opsomming maakte in een commentaar onder mijn blogartikeltje groene zetten. Onlangs voegde ik dankzij een hint van hypekiller5000 nog een mooie collectie kwalitatieve partijen aan toe die gespeeld werden tussen schaakprogramma's onderling zie computerchess. Killers van openingsnieuwtjes zal je nauwelijks vinden in zulke enginedatabases maar het is wel een erg handig hulpmiddel om een snelle en accurate evaluatie te krijgen van bepaalde bestaande openingsvarianten. Op openingmaster kan je vandaag tegen betaling 8,7 miljoen partijen vinden. Meer vind je wellicht niet als gewone schaker op het internet dus Anand beschikt duidelijk over enkele exclusieve kanalen. Mark Uniacke beweert op de Hiarcs website dat Anand gebruik maakt van hun schaakprogramma en dus ook wellicht toegang heeft tot extra enginedatabases. Daarnaast is ook geweten dat Anand bevriend is met Frederic Friedel en dus naar alle waarschijnlijkheid ook toegang heeft tot de partijen gespeeld op de webportal playchess. Momenteel staat de teller op playchess al op 660 miljoen partijen dus het moet een koud kunstje zijn om daar een 10 miljoen betere partijen uit te selecteren door gebruik te maken van rating en tempo als criteria.

Uiteraard bestaat er naast een continu zoeken naar kwantiteit ook een gelijkaardige zoektocht naar kwaliteit. Een paar decennia geleden werd kwaliteit uitsluitend gelinkt aan bordpartijen gespeeld door de wereldtoppers. Vandaag zijn die partijen vanzelfsprekend ook nog belangrijk maar ondertussen hebben de meeste spelers ontdekt dat iccf een ware schat aan erg hoogstaande partijen levert. In heel wat recente bordpartijen zien we dan ook dat het openingsnieuwtje stamt uit de correspondentiewereld. Soms leidt dit tot vreemde wilde partijen als beide spelers gebruik maken van dezelfde informatie. Zo vond ik via chessvibes de partij Vachier-Lagrave Gelfand waar beide spelers een iccf-partij volgden uit 2012. Maxime week af op zet 18 met een voortzetting waarvan ik vermoed (rekening houdend met het tijdsverbruik voor de hele partij) dat hij wist op voorhand dat zwart bij correct spel remise zou kunnen behalen. Echter Boris had zijn huiswerk ook gemaakt want in een mum van tijd werd afgewikkeld met enkele fantastische tactische zetten naar een eeuwig schaak. Het voorbeeldje toont trouwens ook mooi aan hoe uitgebreid die spelers hun openingen voorbereiden dus niet alleen op de hoogte zijn van de sleutelpartijen maar tevens kritisch kijken naar allerlei alternatieven. Hieronder kan je beide partijen naspelen.
De bordpartij werd gespeeld in de voorbije Wereldbeker die gewonnen werd door Kramnik.
Zelf mocht ik enkele maanden geleden een gelijkaardige ervaring meemaken. Echter in tegenstelling met het vorige voorbeeld is hier minder duidelijk wie eerst was want het verhaal start eigenlijk al in 2010. Op chesspub publiceerde ik toen eigen gemaakte analyses over het Stautongambiet met De2 naar aanleiding van mijn partij tegen Pieter Saligo. In 2011 werd een correspondentiepartij gespeeld met exact de hoofdlijn die ik toen had aanbevolen.
Het kan uiteraard toeval zijn maar heel wat correspondentiespelers zijn erg actief op chesspub dus het zou mij niet verwonderen dat 1 of beide spelers op de hoogte waren van mijn eerder gepubliceerde analyses. Ik was dan weer op mijn beurt op de hoogte van de correspondentiepartij door een webpagina over het Stautongambiet. Trouwens als je een liefhebber bent van gambieten dan is de Ian Simpson's Chess Site zeker eens de moeite om rond te neuzen. Aanvankelijk had ik enkel notie genomen van de partij en het was pas nadat Stefan Docx mij erop wees (tijdens Open Leuven 2012?) dat zwart in de slotstelling ook met het spectaculaire Lxc3 remise had kunnen maken dat ik de moeite deed om enkele varianten eens met een computer te bekijken.
Vele maanden later kwam het allemaal op het bord tijdens de 6de ronde Open Gent. In het uurtje voorbereiden tegen Arno Bezemer had ik enkel mijn oorspronkelijke analyses over de Stautongambiet met De2 opgefrist waardoor ik de exacte zetten van de correspondentiepartij mij niet meer tijdens de partij kon herinneren. Echter door beiden logisch te redeneren, bereikten we toch de slotstelling van de correspondentiepartij en toen kreeg ik een déjà-vue want zag opslag de eindcombinatie met Lxc3 die ik eerder had bestudeerd.

De partij trok uiteraard wat toeschouwers die benieuwd waren wat er precies gebeurd was. Toen ik en Stefan Docx vertelden dat alles al bekend was, droop men stilletjes af. Net zoals in mijn artikeltje over de wetenschappelijke aanpak waren de reacties opnieuw erg varierend van verwondering tot afgrijzen.

Of dit soort bordpartijen een goede of slechte zaak is voor het competitief bordschaken, laat ik in het midden. Feit is dat je als titelhouder min of meer verplicht bent om op de hoogte te zijn van deze correspondentiepartijen om gelijke tred te kunnen houden in de opening. Hieruit mogen we dus afleiden dat correspondentiepartijen gespeeld op iccf waardevol zijn. Iccf heeft zich dit ook beginnen realiseren en kwam zo uiteindelijk tot de beslissing om hun database volledig af te schermen voor niet-leden. Sinds eind vorig jaar (zie ICCF Congress 2012) is de database afgeschermd, iets wat ik pas ontdekte in juli daar ik toen pas als voorbereiding op Open Gent trachtte de meest recente partijen te downloaden. Mijn pogingen op chesspub om deze blokkering te omzeilen, vingen bod dus lezers die mij hiermee kunnen helpen, zouden mij zeker een plezier doen. Ik vermoed dat sommige bordspelers nog via exclusieve kanalen toegang zullen hebben tot de iccf-database en dan behoor ik uiteraard graag tot deze groep bordspelers. Op chessvibes merk ik al op dat er geen referenties meer worden gemaakt naar recente correspondentiepartijen van 2013. Het is een spijtige evolutie die ik al eens eerder heb besproken in mijn blogartikeltje partijpublicaties.

Dat iccf verkiest om zich te distantiëren van bordschaak werd onlangs bevestigd door een belangrijke wijziging in hun statuten. In het ICCF Congress 2013 werd beslist om niet meer de basisregels te volgen van het bordschaak en dus de fide. Nu verwacht ik niet dat iccf de loop van de stukken zoals een paard of loper zal wijzigen maar wel dat de klemtoon meer gelegd zal worden op het correspondentieaspect dus de analyse. Een opmerkelijke beslissing vind ik dan ook de invoering van een ratingsysteem voor Chess 960 schaak. Een andere opmerkelijke beslissing is de afschaffing van de 50 zettenregel (artikel 9.3) als een tablebase wordt bereikt in een correspondentiepartij. Spelers kunnen nu met een tablebase remise of winst claimen bij de tornooileiding. Het grote voordeel is dat men niet meer verplicht kan worden om nog vele maanden te wachten op het resultaat dat iedereen al kende. Een nadeel is dat we nu mogelijks voor eenzelfde tablebasestelling een verschillend resultaat hebben voor een bordpartij t.o.v. een correspondentiepartij. Wat dit precies inhoudt en waarom iccf dit beslist heeft, zal ik trachten uit te leggen met een stelling die ik al eens eerder heb vermeld in mijn blogartikeltje schaakintuitie deel 2.

In bovenstaande screenshot zien we finalgen als output geven dat zwart wint in 85 zetten. Ik heb ook de hoofdlijn geafficheerd en daar zien we dat de 50 zettenregel niet in werking treedt dus zowel in bordschaak als correspondentieschaak zou zwart winnen indien deze lijn zou worden gevolgd. Echter hiermee is de kous niet af. Als ik op zetten 49 en 50 op het eerste zicht sneller verliezende voortzettingen kies dan wordt het een ander verhaal.


Zwart wint in 48+1+22 = 71 zetten maar nu treedt wel de 50 zettenregel in werking (pas op zet 55 wordt een pion verschoven). In bordschaak zou dit betekenen dat de partij remise wordt gegeven terwijl met het nieuwe reglement in correspondentie zwart toch nog steeds de winst kan claimen. Het omgekeerde zouden we nu kunnen doen voor zwart. We zoeken een minder snel winnende variant die opnieuw voldoet aan de 50 zettenregel. Dit proces kunnen we voor wit en zwart vele malen herhalen. Ik meen in bepaalde stellingen dat we makkelijk miljoenen iteraties moeten doen om zekerheid te hebben of een stelling volgens de 50 zettenregel al dan niet gewonnen kan worden. Manueel is dit dus vaak onmogelijk correct uit te voeren. Tablebases die rekening houden met de 50 zettenregel zijn in een veel beperktere mate beschikbaar dan het type dat ik besprak ik mijn blogartikel tablebases. De enige website die ik ken waar een zekere selectie aan tablebases met de 50 zettenregel staan (of DTZ50 genoemd) is chess.jaet.org/endings/. In de computation status kan je zien dat we spreken over een erg bescheiden dekking van de bestaande tablebases.

Nu kan je jezelf uiteraard afvragen of zulk soort conflictsituaties niet uiterst zeldzaam zijn. In bordschaak mogen we veronderstellen dat niemand erin kan slagen om 50 of meer opeenvolgende beste zetten te spelen zoals de tablebases weergeven dus het is sowieso iets wat enkel relevant is voor correspondentieschaak of puur vanuit analytisch oogpunt. Op chesspub refereerde de correspondentiespeler Vass naar een fantastisch artikeltje waar 24 voorbeelden van eindspelen met de 50 zettenregel in detail werden besproken (in het Russisch maar met googletranslate mag dat zelfs voor niet-Russisch sprekenden geen probleem zijn). 24 voorbeeldjes blijft weinig maar het toont wel aan dat er een zekere grens is overschreden door iccf. Iccf koos om een maximum aan tablebases te kunnen gebruiken zonder afhankelijk te zijn van de 50 zettenregel. Bovendien mogen we niet vergeten dat de 50 zettenregel iets arbitrair is (wat ik reeds uitgelegd heb in mijn blogartikeltje sportiviteit) en dus bekeken kan worden als slechts een middel om de partij te kunnen laten stoppen als de spelers technisch niet in staat zijn om te winnen. In correspondentieschaak is technisch veel meer mogelijk dus logisch om af te stappen van de menselijke limieten in bordschaak.

Alhoewel ik de stappen dus begrijp, ben ik als theoreticus bedroefd om deze evolutie. Databases exclusief maken voor een selecte groep, hanteren van andere reglementen, ... maakt mijn taak om onderzoek te doen niet makkelijk. Ook zorgt het voor een verdere versnippering van het al erg gemarginaliseerde schaken. Misschien moeten we inderdaad specialiseren om de toekomst te vrijwaren maar ik heb mijn twijfels want vaak is samen trekken aan dezelfde kar een betere strategie.

Brabo