De stap zetten als beginner van thuis naar clubschaker is voor veel spelers een pijnlijke ervaring want snel wordt duidelijk dat men helemaal niet zo geweldig speelt als gedacht. Sommige spelers geven er dan ook de brui aan na een reeks nederlagen en zie je nooit meer terug. Anderen zetten door en hebben de schaakmicrobe te pakken. Voor hen is het schaken meer dan een spelletje geworden of met hout schuiven. In de wanorde wordt een zekere logica en schoonheid waargenomen. Je geraakt erdoor gefascineerd en je spendeert steeds meer tijd om nieuwe zaken te ontdekken en te bewonderen. Uiteraard is schoonheid een moeilijk te definiëren begrip en veel hangt ook af van persoonlijke smaak en voorkeur. In de wereld van compositieschaak heeft men geprobeerd toch enigszins een internationale standaard te geven aan wat schoonheid bevat (zie mijn commentaar onder mijn blogartikeltje schaakcompositities). Echter het zou te kort door de bocht zijn om die regels over te nemen in het bordschaak.
In bordschaak primeert het resultaat en mooie zetten worden voortdurend genegeerd om toch maar de eigen kansen te optimaliseren. Sommige tornooien proberen hieraan iets te verhelpen door schoonheidsprijzen te creëren maar dan riskeer je zoals in mijn blogartikeltje copycats dat er slimmeriken zijn die iets afspreken met de tegenstander. Ook kan een schoonheidsprijs de aanleiding zijn tot emotionele discussies, herinner Kasparov - Radjabov. Aan dit soort polemiek wil ik in elk geval niet deelnemen dus verkies ik liever om zonder prijzen of andere compensaties bepaalde dingen te tonen waarvan iedereen zelf kan bepalen of het mooi is of niet. Op mijn blog heb ik al wel een aantal leuke partijtjes getoond (bv. gekke materiaalverhoudingen) maar in dit blogartikel wou ik eens een aantal mooie zetten tonen uit mijn bordpraktijk. Ik plaatste de oplossingen onderaan het artikeltje zodat de lezers zelf eerst eens kunnen proberen.
Alle feedback is welkom over de stellingen maar ik kan nu al meegeven dat ik zelf geen enkele van bovenstaande stellingen opgelost heb tijdens de partijen ondanks meer dan voldoende tijd op de klok. Hiermee komen we langzaam naar de kern van het blogartikeltje en dat is niet zozeer de licht misleidende titel: 'mijn mooiste zet' maar wel kritieke zetten. Omdat er heel wat mogelijke interpretaties bestaan over een kritieke zet, definieer ik alvast wat het in dit blogartikeltje concreet betekent. Een kritieke zet is een stelling waarin de keuze een belangrijke invloed zal hebben op het resultaat (winst/ remise/ verlies) en de keuze niet vanzelfsprekend is, dus extra tijd (bv. 20 minuten) kost om correct te maken. Op qualitychess had ik een stevige discussie met de Deense GM Jacob Aagard over kritieke zetten. Jacob was van mening dat het aanleren om diep na te denken in kritieke posities van fundamenteel belang was voor de schaakontwikkeling. Ik en Willy Hendriks in zijn boek MFTL, die ik eerder al besprak op deze blog zie ik wist het wel, hebben echter grote twijfels.
Vooreerst bestaat er geen enkele wetenschappelijke methode om op voorhand te kunnen bepalen wat een kritieke stelling is of niet. Ik vermoed dat sommige lezers wel enkele oplossingen gevonden zullen hebben van de eerder vermelde stellingen maar het feit dat ik ze allemaal gemist heb ondanks er geen sprake was van tijdnood, duidt er m.i. op dat ik niet weet hoe een kritieke positie op voorhand te herkennen. Achteraf is het uiteraard makkelijk praten over kritieke zetten als men weet (eventueel met behulp van een computerprogramma) waar de evaluaties veranderden. Tijdens de partij heb je veelal niets beter dan je eigen intuïtie om te vertrouwen of het een kritieke stelling is of niet. Net die intuïtie is bij de minder ervaren spelers niet erg ontwikkeld vandaar mijn eerste bezwaar om het concept kritieke zetten aan te leren.
Soms besef je wel dat er een beslissing genomen moet worden met verstrekkende gevolgen. Desalniettemin is het ook dan nog vaak onduidelijk of veel tijd spenderen een goede investering is. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk was de onderstaande stelling waar ik erg lang nadacht over de complicaties die rezen na 13....,Tfe8.
Uiteindelijk speelde ik ook 13...,Tfe8 en taxeerde ik 14.Lxf6 Pxf6 15.Pxe5 Lg4 16.Pxg4 Txe2 17.Pxf6+ gxf6 18.Txe2 Lxh2+ als goed voor zwart. Computerprogramma's hebben twijfels bij zowel de eindevaluatie als de individuele zetten van de variant om eventjes te duiden dat we wel degelijk mogen spreken van een kritieke stelling. Echter mijn tegenstander (nochtans 400 punten minder dan mijzelf) kwakte al snel het eveneens interessante 14.La4 op het bord met een heel nieuwe set van complicaties. Dit soort verrassingen gebeurde in de partij nog vele malen waardoor ik in hevige tijdnood kwam en hierdoor een hele resem moeilijke zetten moest spelen grotendeels op intuïtie. Ik mag terecht van geluk spreken dat ik zonder kleerscheuren die tijdnood overleefde want het gaat uiteraard vaker fout dan goed. Met bovenstaand voorbeeldje wil ik aantonen dat het onmogelijk is te weten op voorhand, hoe vaak kritieke stellingen zullen voordoen in een partij. Wel mogen we veronderstellen dat het aantal kritieke stellingen afhangt van de rating van de speler. Het gros van de fouten is te wijten aan het verkeerd beoordelen van kritieke stellingen dus hoe lager de rating, hoe meer fouten en hoe meer kritieke stellingen in een partij zullen verschijnen. Vandaar mijn 2de bezwaar om minder ervaren spelers te laten denken zoals grootmeesters. Grootmeesters kunnen het zich veel makkelijker permitteren om lang na te denken over kritieke zetten omdat er gemiddeld veel minder vaak voor hen zijn t.o.v. de minder ervaren spelers.
Vele spelers leren vandaag over het concept 'kritieke zetten'. Ze worden een denkmethode aangeleerd om extra veel tijd te spenderen aan kritieke zetten om zo betere resultaten te behalen. Spijtig krijgt men vaak het omgekeerde effect. Net omdat het erg moeilijk of onmogelijk is om kritieke zetten te herkennen, gaat kostbare tijd verloren in het zoeken van iets dat er vaak niet is. Ook wordt onvoldoende of zelfs geen aandacht geschonken over wat nog een redelijke termijn is om na te denken in een kritieke stelling. Een extreem voorbeeldje hiervan werd toevallig gepubliceerd gisteren op Schaakfabriek. Een speler in de expertengroep: Kim Le Quang had enkele jaren geleden eens meer dan 2 uur nagedacht over 1 zet en dat op een Belgisch kampioenschap.
Uiteindelijk krijgen we per partij x aantal minuten voor y aantal zetten. Als we voor kritieke zetten meer tijd spenderen dan moeten we dit compenseren en daar loopt het vaak mis. De winst aan zetkwaliteit neemt exponentieel af met de gespendeerde tijd dus is het belangrijk om de juiste tijdsverdeling te vinden volgens eigen capaciteiten tussen kritieke zetten en de resterende zetten. Die optimale tijdsverdeling is niet hetzelfde voor grootmeesters en minder ervaren spelers. Voor minder ervaren spelers is de correcte kloof in tijdsverbruik tussen kritieke zetten en resterende zetten vele malen kleiner dan bij grootmeesters. Als we dan spelers aanleren met voorbeelden uit de grootmeesterpraktijk om zoals grootmeesters te denken dan doen we eigenlijk meer slecht dan goed. Vaak worden hierdoor de fundamenten gelegd voor een levenslang gevecht met tijdnoden die vele punten kosten. Ik ben akkoord dat trainers benadrukken dat spelers moeten nadenken vooraleer een zet te spelen. Echter ik ben ervan overtuigd dat het veel verstandiger is om als trainer een denkmethode aan te leren gebaseerd op een gelijkmatige spreiding van de bedenktijd dan te werken met sterk variërende bedenktijden per zet.
Brabo
Oplossingen:
Stelling 1: Brabo - Behr 2006 Franse interclubs Ik koos voor het zwakke Tad1 waarna ik slechter kwam te staan. Met 18.Lxe7!! had ik een voordeel kunnen verkrijgen want na 18...Td7 heeft wit het verrassende 19.Lc5!!
Stelling 2: Claesen - Brabo 2006 Open Leuven Ik koos voor het zwakke Dg4 waarna ik erg slecht kwam te staan. Ik keek even na 31...Txf2!! maar voelde niet aan dat het werkte, zie 32. Lxf2 Txf2 33.Kxf2 (Op 33.h4 kan bv. e3 met winst) Dxh2+ 34.Ke3 Dxg3+ 35.Kxe4 d5+ 36.cxd5 Lf5+ 37.Kxf5 Dg6#
Stelling 3: Ghyselen - Brabo 2010 Open Gent Ik koos niets vermoedend voor de standaardzet 16...Ld5 met comfortabel gelijk spel terwijl 16...Lxg2 groot voordeel voor zwart had opgeleverd. Op terugslaan volgt uiteraard Dc6+ terwijl op Lxe6 wit zelfs een stuk verliest wegens Dxe6 met aanval op het paard.
Stelling 4: Guezzenec - Brabo 2003 Open Plancoet Ook hier koos ik voor de veilige zet 18...Pf6 terwijl het stukoffer 18...fxg3 compleet winnend was want na 19.hxg4 volgt 19...gxf2+ 20.Txf2 Lh2+ 21.Kf1 Txf2+ 22.Kxf2 Lg4 en op de dreigingen Tf8+ en Dg3+ bestaat geen goede verdediging meer.
Wit aan zet |
Zwart aan zet |
Zwart aan zet |
Zwart aan zet |
Vooreerst bestaat er geen enkele wetenschappelijke methode om op voorhand te kunnen bepalen wat een kritieke stelling is of niet. Ik vermoed dat sommige lezers wel enkele oplossingen gevonden zullen hebben van de eerder vermelde stellingen maar het feit dat ik ze allemaal gemist heb ondanks er geen sprake was van tijdnood, duidt er m.i. op dat ik niet weet hoe een kritieke positie op voorhand te herkennen. Achteraf is het uiteraard makkelijk praten over kritieke zetten als men weet (eventueel met behulp van een computerprogramma) waar de evaluaties veranderden. Tijdens de partij heb je veelal niets beter dan je eigen intuïtie om te vertrouwen of het een kritieke stelling is of niet. Net die intuïtie is bij de minder ervaren spelers niet erg ontwikkeld vandaar mijn eerste bezwaar om het concept kritieke zetten aan te leren.
Soms besef je wel dat er een beslissing genomen moet worden met verstrekkende gevolgen. Desalniettemin is het ook dan nog vaak onduidelijk of veel tijd spenderen een goede investering is. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk was de onderstaande stelling waar ik erg lang nadacht over de complicaties die rezen na 13....,Tfe8.
Zwart aan zet |
Vele spelers leren vandaag over het concept 'kritieke zetten'. Ze worden een denkmethode aangeleerd om extra veel tijd te spenderen aan kritieke zetten om zo betere resultaten te behalen. Spijtig krijgt men vaak het omgekeerde effect. Net omdat het erg moeilijk of onmogelijk is om kritieke zetten te herkennen, gaat kostbare tijd verloren in het zoeken van iets dat er vaak niet is. Ook wordt onvoldoende of zelfs geen aandacht geschonken over wat nog een redelijke termijn is om na te denken in een kritieke stelling. Een extreem voorbeeldje hiervan werd toevallig gepubliceerd gisteren op Schaakfabriek. Een speler in de expertengroep: Kim Le Quang had enkele jaren geleden eens meer dan 2 uur nagedacht over 1 zet en dat op een Belgisch kampioenschap.
Uiteindelijk krijgen we per partij x aantal minuten voor y aantal zetten. Als we voor kritieke zetten meer tijd spenderen dan moeten we dit compenseren en daar loopt het vaak mis. De winst aan zetkwaliteit neemt exponentieel af met de gespendeerde tijd dus is het belangrijk om de juiste tijdsverdeling te vinden volgens eigen capaciteiten tussen kritieke zetten en de resterende zetten. Die optimale tijdsverdeling is niet hetzelfde voor grootmeesters en minder ervaren spelers. Voor minder ervaren spelers is de correcte kloof in tijdsverbruik tussen kritieke zetten en resterende zetten vele malen kleiner dan bij grootmeesters. Als we dan spelers aanleren met voorbeelden uit de grootmeesterpraktijk om zoals grootmeesters te denken dan doen we eigenlijk meer slecht dan goed. Vaak worden hierdoor de fundamenten gelegd voor een levenslang gevecht met tijdnoden die vele punten kosten. Ik ben akkoord dat trainers benadrukken dat spelers moeten nadenken vooraleer een zet te spelen. Echter ik ben ervan overtuigd dat het veel verstandiger is om als trainer een denkmethode aan te leren gebaseerd op een gelijkmatige spreiding van de bedenktijd dan te werken met sterk variërende bedenktijden per zet.
Brabo
Oplossingen:
Stelling 1: Brabo - Behr 2006 Franse interclubs Ik koos voor het zwakke Tad1 waarna ik slechter kwam te staan. Met 18.Lxe7!! had ik een voordeel kunnen verkrijgen want na 18...Td7 heeft wit het verrassende 19.Lc5!!
Stelling 2: Claesen - Brabo 2006 Open Leuven Ik koos voor het zwakke Dg4 waarna ik erg slecht kwam te staan. Ik keek even na 31...Txf2!! maar voelde niet aan dat het werkte, zie 32. Lxf2 Txf2 33.Kxf2 (Op 33.h4 kan bv. e3 met winst) Dxh2+ 34.Ke3 Dxg3+ 35.Kxe4 d5+ 36.cxd5 Lf5+ 37.Kxf5 Dg6#
Stelling 3: Ghyselen - Brabo 2010 Open Gent Ik koos niets vermoedend voor de standaardzet 16...Ld5 met comfortabel gelijk spel terwijl 16...Lxg2 groot voordeel voor zwart had opgeleverd. Op terugslaan volgt uiteraard Dc6+ terwijl op Lxe6 wit zelfs een stuk verliest wegens Dxe6 met aanval op het paard.
Stelling 4: Guezzenec - Brabo 2003 Open Plancoet Ook hier koos ik voor de veilige zet 18...Pf6 terwijl het stukoffer 18...fxg3 compleet winnend was want na 19.hxg4 volgt 19...gxf2+ 20.Txf2 Lh2+ 21.Kf1 Txf2+ 22.Kxf2 Lg4 en op de dreigingen Tf8+ en Dg3+ bestaat geen goede verdediging meer.
Je haalt zoveel dingen aan dat ik een aantal los van elkaar staande opmerkingen heb. Ik begin maar simpel.
BeantwoordenVerwijderenDat je 16...Lxg2 hebt gemist verbaast me; het enige dat ik te melden heb is dat ik mezelf vaak genoeg verbaasd heb.
In stelling vier is de bekende aanvalsregel van toepassing: hoeveel stukken heb je in de aanval en hoeveel heeft wit er in de verdediging? Ik tel 3 tegen 2. Na 18...fxg3 19.hxg4 gxf2+ en 20...Lxg4 is het nog steeds 3 tegen 2; evt. een loperschaak op h2 tussendoor en/of een torenruil op f2.
In dit specifieke geval sta ik aan de kant van Agaard, met een toevoeging van Bobby Fischer.
Je beseft al snel dat de keuze bestaat uit dit offer en het veilige ...Pf6. Fischer stelde dan dat je met jezelf een tijdlimiet moet afspreken (bv. 20 minuten of een half uur; zodanig dat je voor de rest van de partij een behoorlijk gemiddelde per zet over hebt) en die tijdlimiet uitsluitend moet besteden aan het berekenen van het offer.
Als je veel zelfvertrouwen hebt kun je zelfs a la Spielmann (wie zichzelf niet toevertrouwt dergelijke stellingen te winnen zal nooit een aanvalsspeler worden) op abstractere overwegingen vertrouwen. De terugtocht ...Pf6 doet niets voor je aanval. We hebben al gezien dat zwart alle reden heeft er op te vertrouwen dat de aanval kansrijk is. Dus moet 18...fxg3 de juiste zet zijn.
Heb je sinds 2010 studie gedaan naar dit soort aanvalsstellingen? Ik vertrouwde op Spielmann's Richtig Opfern, maar er zullen modernere boeken zijn over het onderwerp.
Lc5 is mi de mooiste zet van het stel; ik betwijfel of ik dat had gevonden.
Voor de stelling met ...Txf2 geldt weer de regel: 3 aanvallers tegen 2 verdedigers, dus het is de moeite waard daar tijd aan te spenderen. Mijn tweede keuze zou ...Pd4 zijn geweest; het is niet zo moeilijk te berekenen dat pion f2 uiteindelijk altijd valt.
Omdat je eerder hebt laten zien diep genoeg te kunnen rekenen is mijn diagnose dat je onvoldoende aanvalspatronen herkent.
Daar valt wel iets aan te doen. Schaf één of twee geschikte boeken aan, speel een paar trainingspartijtjes en speel die zo agressief mogelijk, ie gericht tegen de vijandelijke koning. Neem je voor om in voorkomende gevallen geen terugtrekkende zetten te spelen, maar offervarianten. Bereken ze niet tot het einde (kun je in echte partijen vaak ook niet), maar speel ze ongeacht je twijfel.
Intuïtie kun je namelijk ontwikkelen, ook tav offermogelijkheden.
Dat voor mij taktiek een verbeteringspuntje is dat besef ik. Anderzijds denk ik niet dat ik echt (veel) zwakker tactisch ben dan spelers met een gelijkaardige rating dan mijzelf. Schaken is heel veel (99% zegt men) taktiek dus ik zou mijn rating niet hebben als ik te ver achter zou liggen op taktiek. Trouwens taktiek is wellicht voor iedere speler een puntje waarop men steeds kan werken. Ik hoor trouwens vaak spelers vertellen dat hun voorbereiding op een tornooi voornamelijk bestond uit het oplossen van tactische oefeningen om maar te duiden dat regelmatig herhalen zelfs van bekende patronen ook deel van het proces is om beter te spelen.
BeantwoordenVerwijderenIk heb in het artikeltje inderdaad heel veel dingen aangehaald zoals vaak in mijn artikeltjes. Soms wil ik gewoon zo compleet mogelijk zijn door alle facetten gerelateerd tot een zeker onderwerp te bespreken. Een andere keer probeer ik meer de verhaaltoer op te gaan. In dit artikeltje mag je de titel en de intro voornamelijk beschouwen als een middel om de lezer te stimuleren zelf de stellingen op te lossen. Als ik de stellingen zonder uitleg afvuur dan denk ik dat er veel minder zal worden opgelost dan nu zoals ik het inkader als mooiste zet. Het thema van dit artikel is het concept kritieke zetten en dat is moeilijk uit te leggen zonder concrete stellingen waarbij de lezer zelf niet eerst eens heeft gezocht naar de oplossing.
BeantwoordenVerwijderenDe 4 stellingen kunnen we bekijken vanuit 2 invalshoeken.
BeantwoordenVerwijderen1) Zoals ik ze boven heb aangeboden waardoor de lezer op voorhand weet dat er iets speciaals te vinden is.
2) We krijgen de stellingen toevallig in een partij voorgeschoteld zonder enige waarschuwing dat er iets te vinden is.
Ik wil de lezer laten voelen dat er een groot verschil is tussen deze 2 invalshoeken. Het concept kritieke zetten maakt hierin geen onderscheid. In mijn artikel geef ik de volgende definitie: "Een kritieke zet is een stelling waarin de keuze een belangrijke invloed zal hebben op het resultaat (winst/ remise/ verlies) en de keuze niet vanzelfsprekend is, dus extra tijd (bv. 20 minuten) kost om correct te maken." Hierin wordt helemaal niets verteld over de invalshoek. Nochtans gebruiken alle schrijvers/trainers de 1ste invalshoek om aan te tonen dat het concept 'kritieke zetten' werkt in de 2de invalshoek en daar knelt uiteraard het schoentje.
Ik tracht de lezers eerst te laten denken via de 1ste invalshoek waardoor hij/ zij oplossingen vindt. Pas daarna begin ik te praten over de 2de invalshoek waaruit blijkt dat een +2300 speler (mijzelf) met voldoende tijd op de klok geen enkele oplossing vond. Op dit moment hoop ik dat de lezer beseft dat er inderdaad een immens verschil is tussen de 2 invalshoeken en dus het concept 'kritieke zetten' nooit mag worden uitgelegd via de 1ste invalshoek. In hoofdstuk 26 van MFTL onderneemt de auteur Willy Hendriks een bescheiden poging om via random puzzling uit te leggen hoe jezelf te trainen in de 2de invalshoek. Het is een verdienstelijke poging maar of zoiets echt rendeert, is voor mij onduidelijk.
Eenmaal we akkoord zijn dat de 4 stellingen vanuit de 2de invalshoek (een partij) moet worden bekeken dan wil ik nog even dieper op de individuele stellingen ingaan.
BeantwoordenVerwijderenAlhoewel ik in de 4 stellingen steeds blunderde, moet ik wel erbij vertellen dat ik uiteindelijk nog 3 keer remise behaalde en 1 keer zelfs won. Dit lijkt onbelangrijk in dit verhaal maar dit is niet zo. Geen enkele blunder leidde tot verlies van de partij waaruit we mogen afleiden dat ik in de eerste plaats tracht niet te verliezen en dus een controlerende speelstijl heb. Die speelstijl is gebaseerd op economisch spelen door weinig tijd te spenderen aan logische zetten waarvan je weet dat de remise in de pocket blijft. Het is een beetje oppervlakkig maar heeft wel als effect dat grote verliezende blunders/ tijdnood worden geminimaliseerd. Het neveneffect is dat je zo af en toe een keertje iets mist zoals in de 4 stellingen. Dit lijkt mij een goede trade.
Stelling 1: Brabo - Behr Ik zag niet Lc5 en alhoewel ik na Tad1 minder kom te staan, is het bijlange nog niet gewonnen voor zwart vandaar de praktische keuze om niet verder tijd te spenderen en Tad1 gewoon te spelen.
Stelling 2: Claesen - Brabo: Het patroon Txf2 is mij welbekend. Ik heb het al meerdere malen gespeeld in partijen (misschien publiceer ik daar wel eens een artikeltje over) dus daar ligt niet het probleem. Je offert op dat moment wel 2 torens dus dan moet je wel zeker zijn. Daarna volgt nog een pion en stukoffer om een niet alledaagse mat op g6 te verkrijgen. Je verwacht niet dat je nog meer materiaal moet offeren na 2 torens dus op een bepaald moment beslis je om gewoon verder te gaan en kies je voor Dg4 wat mij op dat moment geen onredelijke zet leek.
Stelling 3: Ghyselen - Brabo: Achteraf was het uiteraard ook schrikken toen de computer aangaf dat ik dit gemist had. Echter tijdens de partij had ik er geen tijd aan gespendeerd omdat ik op een economische wijze aan het schaken was. Ld5 was de natuurlijke zet en met een tempo van 2 uur/ 40 zetten kies je om dat soort zetten snel te spelen zonder nadenken. De zet paste perfect in de flow van de partij en tenslotte had mijn tegenstander toch ook ongeveer 2100 elo dus niet iemand die zomaar stukken weggeeft.
Stelling 4: Guezzenec - Brabo: Opnieuw kies ik hier om economisch te spelen. Pf6 kan je snel spelen zonder veel nadenken met een correcte stelling voor zwart. Je kijkt eventjes naar fxg3 maar als je niet onmiddellijk iets concreet ziet dan beslis je liever de tijd te behouden voor latere momenten in de partij (waardoor ik uiteindelijk zelfs de partij kon winnen). Een stuk offeren doe je niet snel als de stelling je niet verplicht.
De kritieke zetten werden niet opgelost omdat ik niet aanvoelde dat het kritieke zetten waren tijdens de partij. Tijdens de partij kan je niets beter doen dan het steeds afwegen van voor- en nadelen om langer na te denken. Ik kies voor een economische stijl die meer (voldoende) tijd overhoudt aan de tijdscontroles maar waardoor je wel af en toe eens iets kunt missen in eerdere fasen van de partij.
"Ik heb in het artikeltje inderdaad heel veel dingen aangehaald"
BeantwoordenVerwijderenIk bedoelde het niet als kritiek; slechts als verklaring waarom mijn reactie zo enorm lang is!
" Pf6 kan je snel spelen zonder veel nadenken met een correcte stelling voor zwart."
BeantwoordenVerwijderenDat laatste - die correcte stelling - betwist ik. Sterker nog, ik meen dat hier een hiaat in je positioneel begrip zit. Komt tamelijk vaak voor overigens. Het inzicht dat tactiek (inclusief offers) en positiespel te onderscheiden zijn maar verbonden zijn met elkaar heeft me minstens 100 Elo-punten opgeleverd.
"omdat ik niet aanvoelde dat het kritieke zetten waren"
Zoals ik al schreef kun je dat wel trainen; ik heb al uiteengezet hoe. Ik heb het zelf gedaan omdat ik een tijdje weliswaar een agressieve speelstijl nastreefde, maar merkte dat ik terugschrok van offers en terugtrekkende zetten als ...Pf6 speelde.
Op de fiets, toen ik boodschappen ging doen, heb ik er nog eens over nagedacht. Volgens mij presenteer je hier
BeantwoordenVerwijderen"Een stuk offeren doe je niet snel als de stelling je niet verplicht. .... "Ik kies voor een economische stijl" een vals dilemma.
Om te beginnen geloof ik niet dat er tactisch aan je mankeert. Je geeft aan zowel ...Txf2 als ...fxg3 te hebben gezien. Ik acht je volkomen in staat de varianten na ...fxg3 uit te rekenen. Nee, het is je keuze om ...Dg4 en ...Pf6 te spelen die mij interesseert. Ik ga proberen aannemelijk te maken dat dat op een hiaat in je positioneel inzicht wijst; ik denk hierbij terug aan andere stellingen waar je een soortgelijke keuze maakte.
Om te beginnen moeten we tactische genieën als Tal en Shirov negeren. Ik ken hun geheim niet en meen dat doorsnee schakers als jij en ik aan hen niet zoveel hebben. We kunnen hun alleen maar bewonderen.
Je keuze om economisch te spelen is meestal correct. Ik denk specifiek aan de late opening, het vroege middenspel en aan gewonnen stellingen. Ik heb op de hardhandige manier geleerd om in het laatste geval solide zetten te prefereren boven briljante, ook als de laatste sneller winnen. De kans op blunders is te groot en er staat teveel op het spel.
Er is echter een categorie stellingen waar economisch spelen niet rendeert. Die categorie is te speficeren.
Als jij en ik een aanvalspartij spelen volgt die een vast patroon. We bouwen onze stelling op, spelen onze stukken naar goede velden, provoceren verzwakkingen in de stelling van onze tegenstander, je kent het wel. Tijdens die opbouw staan we vaak voor de keuze: toeslaan middels een combinatie of verder opbouwen? Je hebt gelijk dat het laatste de voorkeur moet genieten.
Er komt echter een punt dat het niet meer mogelijk is om je stelling te versterken, doodgewoon omdat al je stukken al optimaal staan. Zowel in stelling 2 als in stelling 4 is dat het geval. En dan faalt je economische benadering. Je kunt onmogelijk beweren dat je dame op g4 beter staat dan op h5 en dat je paard op f6 beter staat dan op g4. Daarom vecht ik dit
"Pf6 kan je snel spelen zonder veel nadenken met een correcte stelling voor zwart"
Nee. Je verslechtert je stelling en adresseert niet de zwaktes in de stelling van je tegenstander en dat is ongeacht het verdere verloop van de partij. Dát besef moet het teken zijn om je in ...fxg3 te verdiepen en Fischers advies op te volgen - stel jezelf een tijdlimiet en begin te rekenen. Dat is een heel wat betere trade off dan de jouwe, zo mag je van me aannemen. Ik durf wel te stellen dat ik ...fxg3 had gespeeld - na een 15 of 20 minuten nadenken.
De tweede stelling is andere koek. Nee, ik durf absoluut niet te garanderen dat ik ...Txf2 had gespeeld, voornamelijk omdat ik niet weet of ik het cruciale ...d5+ had gevonden. Maar wel weet ik dat ...Dg4 weer je stelling verslechtert en niets doet tav het zwakke punt f2. Daarom denk ik dat ik ...Pd4 had gespeeld, wat nog altijd beter is dan ...Dg4. Het idee van ...Pd4 is immers simpel: een verdediger van f2 uitschakelen.
Als ik zo kan redeneren kan jij dat ook. Dat heeft met stijl niet zoveel te maken.
Het principe dat je na de opbouw altijd op een punt komt dat je niet meer verder de stelling kunt versterken, is mij wel bekend. Ik was mij dus bewust dat Pf6 niet past in de flow van de stelling en fxg3 de normale zet is. Ik ontken dus dat er een hiaat is op positioneel inzicht. Wat is het probleem dan wel?
BeantwoordenVerwijderen"Een stuk offeren doe je niet snel als de stelling je niet verplicht. .... " Eigenlijk had ik dit anders moeten zeggen. Een stuk offeren doe ik niet snel als ik met een andere zet niet hoef te verliezen (als ik correcte stelling gebruikte als benaming dan bedoelde ik eigenlijk geen verliezende stelling). Dit heeft inderdaad niets te maken met een economische stijl maar wel dat ik een grondige hekel heb aan om zelf een gambiet te maken zelfs als ik 100% weet dat ze gezond is. Ik heb in het verleden een aantal nare ervaringen gehad met gambieten die geweldige compensatie opleverden (zeg maar gewoon winststellingen) en sindsdien ben ik min of meer tot de conclusie gekomen dat een gambiet maken, niets voor mij is. Als je met zulke filosofie/ speelstijl speelt dan verklaart het m.i. wel waarom ik kies om snel bv. Pf6 te spelen. Je begint te rekenen en je krijgt al snel een sterk vermoeden dat je nooit 100% zekerheid zal hebben dat je alles tot de bot zult kunnen uitrekenen. Dit betekent dat je eigenlijk een gambiet zult moeten spelen. Rekening houdend met mijn grondige hekel aan gambieten (zelf spelen, niet er tegen spelen) dan is het m.i. logisch om economisch te zijn betreffende tijd en direct Pf6 te spelen.
Ik wil hierbij ook nog vermelden dat er een groot verschil is tussen een correcte zet en een kritieke zet. Een kritieke zet is een correcte zet maar een correcte zet is daarom geen kritieke zet. Ik bedoel een correcte zet hoeft helemaal geen grote invloed te hebben op het uiteindelijk resultaat van de partij. Ik haal dit aan omdat je vanuit de kennis dat een zet correct is, zelden kunt afleiden dat het ook een kritieke zet zal zijn. Concreet ik wist dat fxg3 de correcte zet was maar ik wist niet op voorhand dat het een kritieke zet was anders had ik uiteraard wel voor fxg3 gekozen.
Toevallig staat een nieuw blogartikeltje over gambieten in de pipeline (naar aanleiding van het monumentaal boek over de Albintegengambiet met als Belgische auteur, de FM Luc Henris) dus ik zal daarin zeker verwerken dat speelstijl wel een grote rol speelt in het kiezen voor gambieten.
Ook een blogartikeltje over wat en hoe economisch spelen, lijkt mij interessant maar dat is zeker voor later.
Het thema is het concept kritieke zetten dus we zijn aan het afdwalen met taktiek, inzicht en dergelijke. Desalniettemin wens ik toch nog een kleine rechtzetting te maken t.o.v. stelling 2 Claesen - Brabo Daar geef je op dat Pd4 sterker is dan Dg4. Dat wordt bevestigd door de engine maar achter het bord zie je toch andere zaken. Vooreerst dreigt wit Pxe4 wat niet alleen een pion wint maar tevens het paard in een dominante positie brengt en niet onbelangrijk opnieuw f2 dekt. In de partij speelde ik dus Dg4 om dit te vermijden en pas de zet daarna Pd4. Dat hierbij de zwakke d-pion verloren ging, vond ik minder belangrijk. Mijn tegenstander, een IM volgde mijn redening want offerde een kwaliteit om de aanval onschadelijk te maken. Echter onmiddellijk 31..Pd4 blijkt tactisch correcter te zijn omdat zwart na 32.Pxe4 kan antwoorden met 32...,d5 33.Lxd4 exd4 34.cxd5 Lxd5 35.Dxd4 Lxe4 36.Dxe4 Txf2 met een gelijke stelling. Het uitrekenen van de variant als het correct taxeren van de eindstelling, lijkt mij toch niet zo eenvoudig.
BeantwoordenVerwijderen