donderdag 1 april 2021

Precisie

Wat is het verschil tussen een goede speler en een speler een klasse erboven (zeg 200 elo beter)? Behalve minder tactische fouten en een betere strategische kennis (in alle fasen van de partij), zou ik durven zeggen: precisie. Met precisie bedoel ik het hebben van het fijne gevoel welke zet net iets belangrijker is dan een andere. Dat hangt nauw samen met het strategische gevoel, voornamelijk in het middenspel, maar in het eindspel is het eerder de mix tussen tactische alertheid en strategisch begrip. Ik geef twee voorbeelden:

In de bekende partij Rubinstein-Capablanca uit San Sebastian 1911 (1-0) wint Rubinstein door een slordige evaluatie van Capa (en een hele sterke zet van Rubinstein – 17.Dc1!!) een pion quasi vanuit de opening. Het eindspel na de 21ste zet van wit ziet er zo uit:
Zwart aan zet houdt remise

De claim “zwart aan zet houdt remise” is misschien nogal sterk, maar wat noch Capablanca, noch Kasparov (in MGP1), noch Sorokhtin (in Chessbase) hebben opgemerkt, vinden de hedendaagse programma’s wel relatief snel: zwart speelt 21…h7-h5! De logica van de zet zie je pas duidelijk nadat hij gespeeld is: de witte loper heeft geen velden. Dat houdt in dat zwart een veel actievere verdediging heeft. Het gaat zelfs zo ver dat zwart na bv 22.Tae1 de zet 22…g7-g5! Heeft en zowaar dreigt om de loper op h3 te winnen. Dat leidt op zijn beurt tot: 23.Kh1 Pf3 24.Te7 g4 25.Lg2 Tf7 en wit heeft nauwelijks nog voordeel. Het paard is zo sterk dat wit best zijn loper ertegen ruilt om erger te voorkomen. Ter info: ik heb de stelling laten uitspelen tussen vier topprogramma’s (elk met 3’+3”/zet): het werden twaalf remises, telkens na h7-h5.

Rubinstein was zich goed bewust van de beperkte mogelijkheden van zijn loper en speelde na Capa’s 21.Tfe8 snel 22.Lg4, waarna er al heel wat muziek uit de stelling voor zwart was verdwenen. Na nog behoorlijk wat kleine onnauwkeurigheden van beide kanten won wit.

Een tweede voorbeeld vond ik eerder toevallig in een onbekend eindspel tussen Sigurjonsson (2435) en Brinck Claussen (uit het WK teams -26 Ybbs 1968): 
Wit aan zet speelt en houdt (zeer waarschijnlijk) remise

Wit dacht niet na, en speelde op algemene grond het “logische” 36.Tb8-a8. Hij had net schaak gegeven (35.Tb5-b8+ Kf8-g7), waarschijnlijk net om zijn toren achter de zwarte pion te krijgen (volgens Tarrasch the thing to do). Wat hij niet goed had ingeschat (en zwart ook niet), was dat dit geen standaard 4 vs 4+1 toreneindspel is. De witte pion op e5 is te ver opgerukt en is een zwakte die zwart kan aanvallen. Dus na 36.Tb8-a8 kreeg zwart een kans om de partij te winnen.

Eerst: wat had wit moeten spelen in de diagramstelling? 36.h2-h4! En zwart kan – als het nog kan – veel moeilijker winnen. Pion e5 is nu beschermd tegen “isolatie” van zijn collega-pionnen (wit speelt wanneer nodig f2-f4, bv na 36…Td4 37.Ta8 Td5 38.f4) en wits remisekansen zijn veel groter. 

Na 36.Tb8-a8 kon zwart dus winnen met een isolatie van de witte pion: 36…g6-g5! En wat wit nu ook speelt, uiteindelijk activeert zwart zijn koning om e5 aan te vallen, desnoods in een ruil met bv pion f7, maar dan gaat de zwarte koning, die veel actiever is dan zijn witte overbuur, de vrije a-pion gaan ondersteunen, die uiteindelijk promoveert en wit de toren kost. De analyselijntjes zijn best leerrijk om de fijne manoeuvres van de zwarte koning en toren te appreciĆ«ren.

Toen ik de “computerzet” 36.g6-g5 zag, was de logica meteen te zien, maar had iemand mij deze stelling getoond met de vraag wat te spelen, dan zou ik waarschijnlijk niet meteen op dit plan gekomen zijn. Een zoveelste illustratie dat we met de huidige orakels nog heel veel pareltjes uit de databanken kunnen opvissen. Misschien ook een zoveelste illustratie dat sterke spelers niet alleen de regels kennen, maar ook de uitzonderingen erop – en de uitzonderingen op de uitzonderingen.

Is meer precisie de “sleutel” tot verbetering? Ik denk het wel, maar trainen op precisie bestaat volgens mij niet. Zoals in het begin van het artikel gesuggereerd, is het volgens mij een gevolg van een beter getuned positioneel begrip van de concrete stelling op  het bord. Dus een beter begrip van opening, middenspel, eindspel, tactiek, … leidt tot meer precisie, niet omgekeerd.

HK5000

3 opmerkingen:

  1. Ik ben het eens dat trainen op precisie moeilijk is alhoewel sommige trainers wel degelijk met uitzonderlijk moeilijke oefeningen hun leerlingen trachten te duwen naar een hogere concentratie tijdens hun partijen. Echter naast jaren werken aan openingen, middenspelbegrip, eindspel, tactiek.. heb je ook laag-hangend fruit zoals
    - op tijd komen aan je bord
    - zorg dat je uitgeslapen bent
    - niet te veel maar ook niet te weinig eten op voorhand/ zorg voor een gezonde snack + drankje tijdens de partij
    - kijk eens op voorhand naar het repertoire van je tegenstander
    ....
    Als je al die relatief eenvoudige aandachtspunten optelt, kan dat gemakkelijk 100 of zelfs 200 elo aan precisie betekenen. Op meesterniveau vind ik dat niet verwaarloosbaar.

    BeantwoordenVerwijderen