vrijdag 27 december 2019

Openingen

In den beginne was er niets. En toen zei Paul Rudolf von Bilguer: "Er zij openingstheorie!" En er was openingstheorie. En dat gebeurde de eerste dag en ging von Bilguer rusten, want hij was het waard.
De tweede dag sprak hij: "Wit zal openen met 1.e4 of 1.d4 en zwart zal hierover nadenken." Dat was de tweede dag.
De derde dag liet hij zich ontvallen: "Zwart zal op 1.e4 e5 of c5 antwoorden. Op 1.d4 zal hij met d5 of Pf6 antwoorden." En dat was al heel wat voor de derde dag.
Op de vierde dag was von Bilguer in vorm, en hij ging verder met 1.e4 e5 aan de slag. Dit zijn de open spelen, en zij zullen zo genoemd worden, omdat ik andere openingen de "gesloten spelen" ga noemen. Wit speelt hier best 2.Pf3 en dan speelt zwart ook best 1...Pc6."
Op de vijfde dag deed von Bilguer het rustiger aan en liet enkel weten dat na 1.d4 d5 of Pf6 wit best met 2.c4 kon verder gaan.
Op de zesde dag vond Paul het tijd voor wat detailwerk en hij besteedde die dag tijd aan het Pruissisch.
Op de zevende dag zei von Bilguer vermoeid: "en laat von der Lasa nu maar de rest invullen".

De openingstheorie is historisch gegroeid, omdat mensen als von Bilguer dat nu eenmaal interessant vonden, om lessen te trekken uit hoe de beste spelers hun partijen opzetten. Hoewel de beste spelers goed begrepen waar ze het best hun stukken neerzetten in de opening (zie in dit verband het uitstekend leesbare Chess Secrets I learned from the Masters van Ed Lasker), kwam er toch nog veel persoonlijke smaak bij kijken. Vaak kwamen ze met hun foliekes nog goed weg, gewoon omdat ze strategisch of tactisch veel beter waren dan de "niet-meesters". Steinitz bijvoorbeeld bezorgde zichzelf bekrompen stellingen, maar zijn tegenstanders hadden vaak geen goed plan om hiermee om te gaan.

Was openingstheorie in het begin nog iets eenvoudigs, eerder een manier om een bepaald middenspel te bereiken, dan groeide het continu uit tot een monster in het schaakspel. Wie nu partijen uit begin vorige eeuw naspeelt, ziet een zeer smal repertoire (Spaans, Damegambiet), dat het bord in toptornooien overheerst. Dat wil niet zeggen dat er geen experimenten met bizarre openingen gebeurden - het Boedapester gambiet dateert van ruwweg 1916, en werd uitgewerkt door Abonyi, Barasz en Breyer (jawel, die van die grote Spaanse variant), vandaar ook de naam. De witte tegenhanger van het BDG, het Tennisson gambiet, werd al voor 1900 gespeeld.

Die tweesprong bleef aanhouden: "echte" schakers hielden zich aan de grote openingen, maar aan de rand waren er veel enthousiastelingen, die hun eigen bergweg uithakten. Otto Tennison, Hugh Myers, Stefan Bücker, Gerard Welling, Blackmar en Diemer, Smith en Morra, Maurits Wind (breeze), Michael Basman Van Geet, …

Maar geleidelijk aan sijpelen ideeën door van de ene naar de andere kant. Denken we maar aan de partij Karpov - Miles, waarin de Engelsman won met  1...a6. Of het Benko-gambiet, wat oorspronkelijk ook maar een wild idee van één speler was. En recent heeft vooral Alpha Zero veel ogen geopend. Het zetje h2-h4 was in de jaren 80 een veel voorkomende zet in… computerpartijen, omdat de simpele algoritmes te vroeg in het middenspel al activiteit aan torens wilden geven. Meer werd er met de zet niet gedaan - het programma was "tevreden" dat de torens nu wel meer velden hadden en dat was dat. Nu heeft Alpha Zero aangetoond dat die stormram heel vaak nuttig is om op lange termijn verzwakkingen uit te lokken in de vijandelijke (konings)stelling.

Alles is speelbaar, voorbeelden genoeg (bv rare openingszetten). Zo zag ik onlangs bij Quality Chess het boek Playing the Najdorf (playing the najdorf by david_vigorito) door David Vigorito passeren. Het lijkt me een goed boek, afgaande op het excerpt dat je op de site kan downloaden. Hier viel me meteen zijn aanbeveling op de Engelse aanval op: na 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 a6 6.Le3 e5 7.Pb3 Le6 8.f3 h5! Daar is-ie dan: de Alpha Zero zet. Nu, zo onlogisch is die zet niet: wit wil g2-g4 spelen, dus waarom niet even dat manoeuvre vertragen door zelf h7-h5 te spelen. Je vraagt je enkel af waarom hier niemand eerder is opgekomen. Maar dat bleek dan weer niet zo: al in "The English Attack" van de Firmian en Fedorowicz (Batsford, 2004) wordt de zet vermeld, alleen in een iets andere stelling, maar wel met dezelfde bedoeling.   

Dat deed me dan weer denken aan het kleine zetje a3 in de Pirc. Vaak gaat de Oostenrijkse aanval als volgt: 1.e4 d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 g6 4.f4 Lg7 5. Pf3 0-0 6.Ld3 c5 7.dxc5 Da5 en zwart krijgt zijn pion terug. Het doel van het "ezelsoor" op a3 is om in zo'n gevallen met b4 te kunnen antwoorden, en zwart kan fluiten achter zijn pion.

Is alles dan speelbaar - en is openingstheorie dan per definitie "overbodig"? Niet helemaal natuurlijk; er zijn altijd betere zetten en minder goede zetten. Maar dat is net de driesprong bij het schaken: het wetenschappelijke ("meest correcte schaak") versus het sportieve ("beste schaak qua resultaat") versus het kunstzinnige ("mooiste schaak"). Brabo is een voorstander van de wetenschappelijke aanpak - en dat is zijn goed recht. Maar spelers als Lasker en Kortchnoi speelden ook de man, en durfden wel eens iemand uit zijn tent lokken, om remise te vermijden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je altijd een winstpunt kan oprapen met een bizar idee (denk maar aan de partij Twyble-Sugden, de ultieme Van Geet partij). Maar het stelt een overdreven focus op openingstheorie wel in vraag. Tenslotte is schaken een spel in flexibiliteit en robuustheid (d.w.z.: het zoveel mogelijk open houden van opties), en hard kunnen rijden op de snelweg van openingstheorie garandeert nog geen succes, als je tegenstander met zijn 4x4 al na zet vijf het weiland der zijvarianten induikt.

Wat dat betreft mogen we Carlsen danken dat hij het schaken terug verlegd heeft van de Kasparov-snelweg naar Carlsen-terrein: daar waar Kasparov te zeer focuste op zijn kennis van scherpe, initiatiefrijke lijnen, gekoppeld met zijn sterke tactische inzicht, heeft Carlsen het spel teruggebracht naar zijn essentie: een strijd van opening tot eindspel, waarin je je sterkte moet bewijzen in elk aspect - ook het aspect van fysieke paraatheid in het zesde uur. 

Een ander punt heeft Brabo onlangs wel aangehaald om reizen naar exotica met een korrel zout te nemen: als programma's nu openingen als de Grob (en waarschijnlijk ook Sokolsky, de Gier, de Borg) weerleggen.  

Heb ik ook een partij om dit artikel te illustreren? Even kijken… er was enkele jaren geleden die computer die alles en iedereen afmaakte in online blitz met openingen als 1.e3 2.Ke2 3.Kf3 4.g3 5.Kg2, maar die grapjassen zijn daar ondertussen mee gestopt. Zelfs Chessbase liep erin (the third coming of bobby fischer)… maar het is wel een mooie illustratie van mijn punt. Nakamura opende ook eens een serieuze partij tegen Sasikirian met 1.e4 e5 2.Dh5 (en verloor, zie Danvers Opening).   

Dus ter ere van het bizarre in het schaken, zie hier hoe Kasparov met zwart "remise haalt" tegen 1.e4 e5 2.Dh5 tegen Hollywoodster Woody Harrelson (bron: hans48)



HK5000

5 opmerkingen:

  1. In 2014 werd er een interessant artikel gepubliceerd over de groei/ evolutie van de openingstheorie over 160 jaar: http://www.randalolson.com/2014/05/26/a-data-driven-exploration-of-the-evolution-of-chess-popularity-of-openings/

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Als iemand meer geinteresseerd is in een overzicht van de meest recente ontwikkelingen dan kan ik https://www.chess.co.uk/chess-magazine/ aanraden. Daarin wordt in elk magazine (maandelijks) een top 20 getoond van de meest gespeelde openingen in de voorbije maand door IMs en GMs. Tevens wordt ook zoals in een hitparade meegegeven welke openingen stijgen/dalen in populariteit. Zoiets lijkt mij vooral interessant voor de (semi-) professionele schaker die zijn studie-tijd optimaal wil indelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ook Milos Pavlovic (Quality Chess 2011) vermeldt ...h5 in enkele varianten tegen 6.Le3 in de Najdorf.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Er is iets mis met de lijn in de Oostenrijkse aanval van de Pirc dat gegeven wordt in het artikel. 1.e4 d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 g6 4.f4 Lg7 5. Pf3 0-0 6.Ld3 c5 7.dxc5 Da5? cxd6 en wit staat simpelweg een pion voor, of mis ik iets?

    BeantwoordenVerwijderen
  5. inderdaad Waywarder, ik had dat zetje met dat commentaar ergens zien passeren, en dan geprobeerd te reconstrueren, met beperkt succes dus... Als ik de partij met dat commentaar terugvind, publiceer ik het hier.

    BeantwoordenVerwijderen