Vakantie :
schaken, schaken, schaken – en koude pintjes drinken !
De zomerperiode is bij
de schaker bekend als de periode tussen twee seizoenen. Clubkampioenschap,
interclub, liga: het zijn allemaal winteractiviteiten. De zomer daarentegen is
de periode van (vooral) de open tornooien, het mooie weer dat lonkt, kortom de
kans om eens zot te doen en deel te nemen aan een tornooi in het buitenland.
Het is geen nieuw verschijnsel, maar het is de jongste jaren (laat ons zeggen,
sinds 2000) wel sterk verbreid, zo lijkt het. Goedkoper transport (low cost
vliegtuigmaatschappijen, dank u Ryanair) en vooral internet, waardoor het gemakkelijker
is om in te schrijven in verre tornooien (en de nodige accommodaties te boeken,
dank u booking.com), hebben de stap kleiner gemaakt. Let wel, al in de 70’er
jaren van vorige eeuw trokken bijvoorbeeld Roeselaarse spelers naar Badalona (beginaugustus startte de 41ste editie), dus nieuw is de trend niet.
Het probleem om deel te nemen is vaak niet tijd
of geld, maar eerder de passie en de familiale situatie – het profiel van de
buitenlandse schaaktoerist is ofwel dat van de student of dat van de vrijgezel.
Weinig schakers krijgen het fiat om hun vakantie (vaak dan nog alleen) te
spenderen aan het schaken (want ze zijn meestal de rest van het jaar al het
halve of hele weekend weg). Namen als Marc Lacrosse, Marc Daels of Ben de Cat (net
nog een NATO-tornooi in Amsterdam afgewerkt – zie ook VSD 2015-14, dank u Jan Gooris) zijn in het buitenland geen
onbekende meer.
Tenslotte wil je als
zomerschaker niet elk jaar het open tornooi van Gent of Brasschaat spelen, maar
eens echt als buitenlander tussen een hoop Fransen, Duitsers of verder wonende nationaliteiten
zitten schaken - het gevoel delen dat schaken een internationale hobby is.
Vlaanderen zendt zijn zonen uit – dit jaar zitten er bijvoorbeeld een aantal in
het verre Montreal (!), maar ook een paar in het Siciliaanse Erigi.
Het verging die laatsten goed: de spelers die gekozen hadden om ervaring op te
doen in de sterke A-groep (+1800 elo) (Martijn Maddens, Yasseen De Herdt en
Michiel Bleys) speelden op een hoger niveau dan hun elo weergaf. De Belgen
verloren van sterkere spelers in de laatste ronde en bleven zo steken op hun
puntenaantal. De reizigers die gokten op een mooie geldprijs in het B-tornooi
(<2000 elo) (Tim Vandenbroucke en Simon Van Poucke), speelden bijna continu
op de topborden. Na acht ronden bevonden ze zich in de uiterst comfortabele
situatie dat ze als enigen 6,5/8 hadden, met bovendien een vol punt voorsprong
op de nrs 3. Tweemaal raden wat in de laatste ronde gebeurde J. Tim en Simon dus gedeeld tornooiwinnaar, met
een vol punt voorsprong op een batterij Italianen. Ook mindere goden Peter
Degrieck en Joren De Bode speelden boven hun niveau en kunnen zeer tevreden
zijn over de combinatie vakantie en schaken. Joren haalde 5/9, Peter Degrieck
4/9, maar ook zij wonnen dus elopuntjes.
Even terugkeren naar
Montréal – daar namen Pieter Claesen, Kim Le Quang en Daniel Vanheirzeele deel
aan het open kampioenschap voor Franstaligen. Ze deden het alle drie goed en
eindigden beter dan hun plaats op de ranking deed verwachten: Pieter op plaats
11 (6,5/9), Kim op 17 (6/9) en Daniël op 32 (5,5/9). Pieter en Daniël wonnen
(veel) ratingpunten, maar Kim moest er wat achterlaten in Canada, wegens een
punt te weinig gescoord tegen zwakkere tegenstand. Het tornooi werd gewonnen
door de beste speler, Romain Edouard, met 8/9. De lokale schaakhoop in Canada’s
bange dagen, Eric Hansen (2583) speelde niet zo bijzonder goed en moest vrede
nemen met de 9de plaats.
Deze Vlaamse zonen werden
voorafgegaan door een Zottegemse delegatie die zeer succesvol deelnam aan de
open in Dortmund. Glen De Schampheleire kaapte – deels tot zijn eigen
verrassing (het siert hem) – de hoofdprijs weg. Hierover deed Brabo in een vorig artikel al even melding; op de site van Zottegem kan je de sfeer even
proeven. Hierna een partij ter illustratie.
Ook op topniveau is de
trend duidelijk. Nu moet een professioneel schaker van +2400 al snel elke week
op een andere locatie staan, maar vaak wordt hierbij economisch
nagedacht : de kost van de verplaatsing wordt afgewogen tegenover de
mogelijke verdienste en vooral de kansen hierop. Als broodspeler moet je net
dat tornooi met aardig wat prijzengeld weten te selecteren, dat nog niet wijd
en zijd bekend is en derhalve ook andere (sub)toppers kan aantrekken. Het
aspect ‘exotische bestemming’ of ‘goed weer’ speelt hier heel wat minder een
rol. Spelers als Viesturs Meijers of Alexander Cherniaev kom je tegen in veel
tabellen, maar niet noodzakelijk de ‘zonnigste’. Het zijn de werkmieren onder
de veelschakers.
Je kan rustig stellen
dat het begrip ‘schaaktoerist’ de facto uitgevonden is door Sergey Tiviakov,
die als +2650 speler niet vaak meer werd uitgenodigd in de toptornooien, die
telkens maar weer de top 20 tegen elkaar willen zien spelen. Daarom dat hij vaak
de ‘leukere’ tornooien uitkoos, die hem gezien zijn sterkte bijna zeker de
eerste plaats opleverden. Zoals gezegd : kans x prijzengeld optimaliseren
kan ook door je kansen op bijna 100% te zetten – beter bijna zeker 1.500 euro
in de hand dan een veel kleinere kans op 15.000 euro. Alina L’Ami en Nigel
Short volgden algauw ook deze trend. Short is nog altijd een klassenbak, maar
absolute wereldtop is hij niet meer (hij weigerde zijn laatste uitnodiging voor
de London Classic omdat hij “niet meer meekon”) en hij maakte de switch naar de
betere open tornooien, bij vookeur met startgeld. Zo won hij onlangs (gedeeld) het open tornooi van Thailand – speel zeker zijn partij tegen Ulanday eens na, een mooi
voorbeeld van hoe te winnen tegen een 1900-speler door gewoon superieur
spelbegrip.
Het is een argument dat organisatoren ook uitspelen – je kan de landschappelijke en culinaire troeven gebruiken om de argumenten van de beter gedoteerde tornooien te counteren. Tenslotte wordt de bulk van een tornooi niet gevormd door de tien (semi)professionele +2400 spelers, maar door de massa clubschakers, die vooral voor de sfeer en het vakantiegevoel komt. Het is dan ook geen toeval dat de zuiderse bestemmingen een opleving kennen van schaaktornooien in de zomer, waarbij soms zelfs combinaties worden aangeboden met andere sporten.
Het tornooi van Porto
Mannu (begin juni – zie bv facebook/PortoMannu) is misschien niet zo bekend qua
naam, maar elke schaker kent ondertussen wel de “berenrots” die de affiches van
het tornooi telkens siert.
Porto Mannu |
In Schach Magazin 64
(juli 2015) bericht Ian Rogers over de meest recente versie net over dit
tornooi, dat een eerste prijs kent van amper 1000 euro, maar net daarom de
schaaktoerist viseert (of de IM die zijn kansen hoog inschat). En
schaaktoeristen waren er wel degelijk – het was dit jaar een droom voor de
handtekeningjagers onder ons: een groepje haast legendarische IJslandse
grootmeesters was afgezakt om wat vitamine D op te doen: ex-kandidaat Johann
Hjartarsson, Margeir Petursson, ex-FIDE voorzitter Fridrik Olafsson, en nog wat
“gewone” IJslanders waren van de partij, naast een contingent Duitsers en
Nederlanders. Van dit drietal viel vooral Olafsson (°1935!) in positieve zin
op:
Zelfs de FIDE heeft de
“zomerse” amateur (en zijn geldbeurs) ontdekt: het WK voor amateurs (losjes
gedefinieerd als -2200 elo spelers) wordt sinds een aantal jaren (na een winterse
aanloopperiode in Hastings) georganiseerd in exotische bestemmingen
(Griekenland voorop), waarbij de FIDE graag een graantje meepikt van de
hoteltarieven.
Zomertornooien vormen één
van de mooiere kanten van het schaakspel – niet enkel is schaken de sport die
het meest ‘combineerbaar’ is met internet, het is ook een activiteit die je om
het even waar en wanneer kan beoefenen, met elke nationaliteit, in quasi elk
land. Overal zijn er mensen die de universele taal van het schaken spreken. Op
reis in Mexico hebben Kris Deleu en ikzelf ooit op een pleintje in Morelia ad
hoc enkele blitzpartijtjes gespeeld tegen lokale spelers. Het feit dat ik dit fait
divers onthouden heb, zegt genoeg niet? En nu een koud pintje.
HK5000
"het profiel van de buitenlandse schaaktoerist is ofwel dat van de student of dat van de vrijgezel"
BeantwoordenVerwijderenDat geldt niet alleen voor buitenlandse tornooien. Kijk naar het Belgisch kampioenschap.
Na ronde 3-4 wordt gesteld dat de jeugd een putch doet in het open: http://www.skoudegod.be/commentaar_add.php?nieuws=1781
Echter van de top 100 doen er slechts 3 spelers mee in de Open. 2 + 50tigers en Arben Dharda die met zoon en pa overal spelen.
Ik las trouwens hetzelfde in het Brits kampioenschap: http://chessexpress.blogspot.be/2015/07/no-more-english-gms.html
Waar zijn alle spelers tussen 2200-2400?
Het viel mij ook op dat in de Open Gent de gemiddelde leeftijd heel wat hoger lag op de topborden dan het BK. Voor de Open Gent moest ik slechts 1 dag verlof nemen terwijl voor het BK een week dus de keuze was snel gemaakt als je zielsveel houdt van de kinderen en de vrouw. Ik vermoed dat ik bijlange niet de enige ben.
De formule van de Brugse meesters: http://www.brugsemeesters.be/ lijkt mij daarom niet ideaal. Een moordend tempo van 2 partijen per dag aan het snelste fide-tempo, telkens een ochtendpartij om 10 uur wat vele schakers haten maar vooral de verplichting om 5 dagen verlof te moeten nemen als je werkt. Misschien heeft de organisatie als doelgroep de jeugd gesteld en dan komt het wel goed. Ik wens ze in elk geval veel succes.