woensdag 10 juli 2013

Mijn mooiste zet

De stap zetten als beginner van thuis naar clubschaker is voor veel spelers een pijnlijke ervaring want snel wordt duidelijk dat men helemaal niet zo geweldig speelt als gedacht. Sommige spelers geven er dan ook de brui aan na een reeks nederlagen en zie je nooit meer terug. Anderen zetten door en hebben de schaakmicrobe te pakken. Voor hen is het schaken meer dan een spelletje geworden of met hout schuiven. In de wanorde wordt een zekere logica en schoonheid waargenomen. Je geraakt erdoor gefascineerd en je spendeert steeds meer tijd om nieuwe zaken te ontdekken en te bewonderen. Uiteraard is schoonheid een moeilijk te definiëren begrip en veel hangt ook af van persoonlijke smaak en voorkeur. In de wereld van compositieschaak heeft men geprobeerd toch enigszins een internationale standaard te geven aan wat schoonheid bevat (zie mijn commentaar onder mijn blogartikeltje schaakcompositities). Echter het zou te kort door de bocht zijn om die regels over te nemen in het bordschaak. 

In bordschaak primeert het resultaat en mooie zetten worden voortdurend genegeerd om toch maar de eigen kansen te optimaliseren. Sommige tornooien proberen hieraan iets te verhelpen door schoonheidsprijzen te creëren maar dan riskeer je zoals in mijn blogartikeltje copycats dat er slimmeriken zijn die iets afspreken met de tegenstander. Ook kan een schoonheidsprijs de aanleiding zijn tot emotionele discussies, herinner Kasparov - Radjabov. Aan dit soort polemiek wil ik in elk geval niet deelnemen dus verkies ik liever om zonder prijzen of andere compensaties bepaalde dingen te tonen waarvan iedereen zelf kan bepalen of het  mooi is of niet. Op mijn blog heb ik al wel een aantal leuke partijtjes getoond (bv. gekke materiaalverhoudingen) maar in dit blogartikel wou ik eens een aantal mooie zetten tonen uit mijn bordpraktijk. Ik plaatste de oplossingen onderaan het artikeltje zodat de lezers zelf eerst eens kunnen proberen.
Wit aan zet

Zwart aan zet

Zwart aan zet

Zwart aan zet
Alle feedback is welkom over de stellingen maar ik kan nu al meegeven dat ik zelf geen enkele van bovenstaande stellingen opgelost heb tijdens de partijen ondanks meer dan voldoende tijd op de klok. Hiermee komen we langzaam naar de kern van het blogartikeltje en dat is niet zozeer de licht misleidende titel: 'mijn mooiste zet' maar wel kritieke zetten. Omdat er heel wat mogelijke interpretaties bestaan over een kritieke zet, definieer ik alvast wat het in dit blogartikeltje concreet betekent. Een kritieke zet is een stelling waarin de keuze een belangrijke invloed zal hebben op het resultaat (winst/ remise/ verlies) en de keuze niet vanzelfsprekend is, dus extra tijd (bv. 20 minuten) kost om correct te maken.  Op qualitychess had ik een stevige discussie met de Deense GM Jacob Aagard over kritieke zetten. Jacob was van mening dat het aanleren om diep na te denken in kritieke posities van fundamenteel belang was voor de schaakontwikkeling. Ik en Willy Hendriks in zijn boek MFTL, die ik eerder al besprak op deze blog zie ik wist het wel, hebben echter grote twijfels.

Vooreerst bestaat er geen enkele wetenschappelijke methode om op voorhand te kunnen bepalen wat een kritieke stelling is of niet. Ik vermoed dat sommige lezers wel enkele oplossingen gevonden zullen hebben van de eerder vermelde stellingen maar het feit dat ik ze allemaal gemist heb ondanks er geen sprake was van tijdnood, duidt er m.i. op dat ik niet weet hoe een kritieke positie op voorhand te herkennen. Achteraf is het uiteraard makkelijk praten over kritieke zetten als men weet (eventueel met behulp van een computerprogramma) waar de evaluaties veranderden. Tijdens de partij heb je veelal niets beter dan je eigen intuïtie om te vertrouwen of het een kritieke stelling is of niet. Net die intuïtie is bij de minder ervaren spelers niet erg ontwikkeld vandaar mijn eerste bezwaar om het concept kritieke zetten aan te leren.

Soms besef je wel dat er een beslissing genomen moet worden met verstrekkende gevolgen. Desalniettemin is het ook dan nog vaak onduidelijk of veel tijd spenderen een goede investering is. Een recent voorbeeldje uit mijn bordpraktijk was de onderstaande stelling waar ik erg lang nadacht over de complicaties die rezen na 13....,Tfe8.
Zwart aan zet
Uiteindelijk speelde ik ook 13...,Tfe8 en taxeerde ik 14.Lxf6 Pxf6 15.Pxe5 Lg4 16.Pxg4 Txe2 17.Pxf6+ gxf6 18.Txe2 Lxh2+ als goed voor zwart. Computerprogramma's hebben twijfels bij zowel de eindevaluatie als de individuele zetten van de variant om eventjes te duiden dat we wel degelijk mogen spreken van een kritieke stelling. Echter mijn tegenstander (nochtans 400 punten minder dan mijzelf) kwakte al snel het eveneens interessante 14.La4 op het bord met een heel nieuwe set van complicaties. Dit soort verrassingen gebeurde in de partij nog vele malen waardoor ik in hevige tijdnood kwam en hierdoor een hele resem moeilijke zetten moest spelen grotendeels op intuïtie. Ik mag terecht van geluk spreken dat ik zonder kleerscheuren die tijdnood overleefde want het gaat uiteraard vaker fout dan goed. Met bovenstaand voorbeeldje wil ik aantonen dat het onmogelijk is te weten op voorhand, hoe vaak kritieke stellingen zullen voordoen in een partij. Wel mogen we veronderstellen dat het aantal kritieke stellingen afhangt van de rating van de speler. Het gros van de fouten is te wijten aan het verkeerd beoordelen van kritieke stellingen dus hoe lager de rating, hoe meer fouten en hoe meer kritieke stellingen in een partij zullen verschijnen. Vandaar mijn 2de bezwaar om minder ervaren spelers te laten denken zoals grootmeesters. Grootmeesters kunnen het zich veel makkelijker permitteren om lang na te denken over kritieke zetten omdat er gemiddeld veel minder vaak voor hen zijn t.o.v. de minder ervaren spelers.

Vele spelers leren vandaag over het concept 'kritieke zetten'. Ze worden een denkmethode aangeleerd om extra veel tijd te spenderen aan kritieke zetten om zo betere resultaten te behalen. Spijtig krijgt men vaak het omgekeerde effect. Net omdat het erg moeilijk of onmogelijk is om kritieke zetten te herkennen, gaat kostbare tijd verloren in het zoeken van iets dat er vaak niet is. Ook wordt onvoldoende of zelfs geen aandacht geschonken over wat nog een redelijke termijn is om na te denken in een kritieke stelling. Een extreem voorbeeldje hiervan werd toevallig gepubliceerd gisteren op Schaakfabriek.  Een speler in de expertengroep: Kim Le Quang had enkele jaren geleden eens meer dan 2 uur nagedacht over 1 zet en dat op een Belgisch kampioenschap.

Uiteindelijk krijgen we per partij x aantal minuten voor y aantal zetten. Als we voor kritieke zetten meer tijd spenderen dan moeten we dit compenseren en daar loopt het vaak mis. De winst aan zetkwaliteit neemt exponentieel af met de gespendeerde tijd dus is het belangrijk om de juiste tijdsverdeling te vinden volgens eigen capaciteiten tussen kritieke zetten en de resterende zetten. Die optimale tijdsverdeling is niet hetzelfde voor grootmeesters en minder ervaren spelers. Voor minder ervaren spelers is de correcte kloof in tijdsverbruik tussen kritieke zetten en resterende zetten vele malen kleiner dan bij grootmeesters. Als we dan spelers aanleren met voorbeelden uit de grootmeesterpraktijk om zoals grootmeesters te denken dan doen we eigenlijk meer slecht dan goed. Vaak worden hierdoor de fundamenten gelegd voor een levenslang gevecht met tijdnoden die vele punten kosten. Ik ben akkoord dat trainers benadrukken dat spelers moeten nadenken vooraleer een zet te spelen. Echter ik ben ervan overtuigd dat het veel verstandiger is om  als trainer een denkmethode aan te leren gebaseerd op een gelijkmatige spreiding van de bedenktijd dan te werken met sterk variërende bedenktijden per zet.

Brabo

Oplossingen:
Stelling 1: Brabo - Behr 2006 Franse interclubs Ik koos voor het zwakke Tad1 waarna ik slechter kwam te staan. Met 18.Lxe7!! had ik een voordeel kunnen verkrijgen want na 18...Td7 heeft wit het verrassende 19.Lc5!!

Stelling 2: Claesen - Brabo 2006 Open Leuven Ik koos voor het zwakke Dg4 waarna ik erg slecht kwam te staan. Ik keek even na 31...Txf2!! maar voelde niet aan dat het werkte, zie 32. Lxf2 Txf2 33.Kxf2 (Op 33.h4 kan bv. e3 met winst) Dxh2+ 34.Ke3 Dxg3+ 35.Kxe4 d5+ 36.cxd5 Lf5+ 37.Kxf5 Dg6#

Stelling 3: Ghyselen - Brabo 2010 Open Gent Ik koos niets vermoedend voor de standaardzet 16...Ld5 met comfortabel gelijk spel terwijl 16...Lxg2 groot voordeel voor zwart had opgeleverd. Op terugslaan volgt uiteraard Dc6+ terwijl op Lxe6 wit zelfs een stuk verliest wegens Dxe6 met aanval op het paard.

Stelling 4: Guezzenec - Brabo 2003 Open Plancoet Ook hier koos ik voor de veilige zet 18...Pf6 terwijl het stukoffer 18...fxg3 compleet winnend was want na 19.hxg4 volgt 19...gxf2+ 20.Txf2 Lh2+ 21.Kf1 Txf2+ 22.Kxf2 Lg4 en op de dreigingen Tf8+ en Dg3+ bestaat geen goede verdediging meer.

dinsdag 2 juli 2013

De sterktelijst

In mijn vorig blogartikeltje gaf ik reeds aan dat ik heel veel tijd spendeerde tijdens het voorbije interclubseizoen aan de 11 wedstrijden. Ik sprak van meer dan 150 uren. Stel we nemen gemiddeld 5 uren spelen/ partij en 20 uren aan de +1500 km verplaatsingen dan blijft er nog meer dan 75 uren over om de 11 partijen voor te bereiden. Dat is heel veel dus is het logisch om ons de vraag te stellen of zulke voorbereidingen wel renderen in de interclub? Of nog sterker, kan je met een voorbereiding een beslissend voordeel verwerven t.o.v. de tegenstander in de interclub?

In 1996 had ik mijn eerste officiële rating waardoor ik voor de meeste tegenstanders in die beginjaren een onbeschreven blad was. Serieuze voorbereidingen van mijn tegenstanders op mijn repertoire waren dus onmogelijk maar omdat ik toen speelde in 5de, 4de en 3de afdeling was er evenmin veel materiaal te vinden over mijn tegenstanders. Wat ik bedoel met een serieuze voorbereiding, kan je lezen in mijn blogartikel: de partijvoorbereiding. Een enkele keer in 1997 had ik wel wat meer informatie over een tegenstander daar ik dankzij het  vergane? Westhoekcriterium een redelijk goed beeld had gekregen over wat mijn tegenstander normaal speelt.

Een recenter voorbeeld van een zeer geslaagde partijvoorbereiding is mijn partij tegen Arben Dardha, gespeeld in 2010. Arben is een gevaarlijke tactische speler en kiest daarom graag openingen die scherp zijn maar vaak zijn die ook dubieus. Met dit soort dubieuze openingen heb je meestal wel de 1ste keer een goede partij maar 2 keer dezelfde dubieuze opening spelen en dat tegen dezelfde tegenstander is vragen om moeilijkheden. Achteraf gaf Dardha aan dat hij vergeten was dat hij die opening al eens had gespeeld tegen mij. Ik vind zoiets vreemd want zelf onthoud ik vaak zelfs openingen gespeeld in blitzpartijtjes zie mijn blogartikel: aljechin met g5. Anderzijds vermeldde ik eerder een gelijkaardig voorval van Martijn Dambacher die onze onderlinge partij vergeten was, zie mijn blogartikel: de onzin van blitz.

De 2 partijtjes tonen dus duidelijk aan dat een partijvoorbereiding in de interclub inderdaad beslissend kan zijn. Echter vooraleer iedereen denkt dat ik het gros van mijn interclubpartijen zo win, moet ik onmiddellijk erbij vermelden dat dit tevens de enige 2 partijtjes zijn, waar de partijvoorbereiding beslissend was. Bovendien als ik aangeef dat ik sinds 1996 al 169 Belgische interclubpartijen gespeeld heb dan moeten we toegeven dat het een zeldzaamheid is dat partijen op deze wijze kunnen worden beslist (tenminste op mijn bescheiden niveau).

Desondanks krijg je al snel een stevige reputatie met die enkele partijtjes. Ik herinner mij heel wat spelers die in het verleden erg ver gingen om zelfs elke vorm van openingskennis te vermijden. Zo kreeg ik al 1.a3, 1.b3, 1.c3, 1.d3, 1.e3, 1.g3, 1.Ph3,... voorgeschoteld waarmee men wisselende resultaten behaalde. Persoonlijk vind ik dit een overdreven reactie want zelf vind ik mijn openingskennis gebrekkig wat o.a. nog werd aangetoond in mijn blogartikeltje een uitgebreid zwartrepertoire. Anderzijds een geslaagde opening mag dan uiterst zelden doorslaggevend zijn op het eindresultaat, er is wel een zekere beïnvloeding. In mijn blogartikel schaakopeningen studeren gaf ik aan dat het verschil tussen een goede en mindere opening gemiddeld 80 TPR kon zijn dus niet verwaarloosbaar.

Desalniettemin mogen we stellen dat de overgrote meerderheid van de spelers in de interclub elkaar niet kennen en dus aangewezen zijn om te vertrouwen wat er in de database vermeld staat. Hoe meer partijen vermeld staan, hoe beter men een beeld kan krijgen van zijn tegenstander. Niet verwonderlijk hangt het aantal erg af van de rating, zie onderstaande tabel die de aantallen weergeeft voor de Belgische top 100 (gebaseerd op Belgische elo 1 januari 2013).
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 986 partijen in de 365Chess.com database
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 386 partijen in de 365Chess.com database
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 220 partijen in de 365Chess.com database
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 113 partijen in de 365Chess.com database
We zien een duidelijke groei in aantal partijen t.o.v. een hogere rating waarvoor ik 3 verklaringen zie.
  1. Partijen van spelers met hogere ratings zijn gemiddeld kwalitatief beter dus interessanter voor het brede publiek om te bewaren.
  2. Om een hogere rating te bereiken, moet men gemiddeld meer partijen spelen. 
  3. Spelers met een hogere rating spelen vaker extern (bv. open tornooien) om zo interessantere tegenstanders te krijgen waardoor hun partijen sneller opgemerkt worden dan spelers met lagere ratings die voornamelijk intern (bv. lokaal clubkampioenschap) spelen.
De sample 2500-2600 spelers is klein wat een verklaring zou kunnen zijn voor de plotse explosieve aangroei van aantal partijen. Echter m.i. ligt de echte reden bij het feit dat 4 van de 5 spelers schaakprofessionals zijn. Meer spelen betekent meer inkomsten wat niet geldt voor een amateur.

Spelers zijn veelal erg goed op de hoogte van wat over zichzelf kan worden teruggevonden in de databases. Dit is niet puur uit narcisme maar vooral om beter te kunnen inschatten hoe uitgebreid de voorbereiding van een tegenstander zou kunnen zijn. Het spreekt voor zich dat spelers zich dan ook realiseren dat meer partijen in de database,  grotere risico's betekenen om de opening goed door te komen. Om dit risico te beperken, wordt gevarieerd in het repertoire. Het is dan ook geen toeval dat hoe hoger de rating en gemiddeld hoe meer partijen in de database dat er ook gemiddeld meer gevarieerd wordt. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel verschillende openingszetten worden gespeeld met wit waarvan minstens 10 partijen terug te vinden zijn op de online 365Chess.com database.
Als we de spelers weglaten met 0 omwille van te weinig partijen dan kunnen we volgende gemiddelden berekenen per elogroep:
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 3,4 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 2,4 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 1,5 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 1,2 openingszetten met wit die minstens 10 keer zijn gespeeld.
Van de 2200-2300 spelers staan relatief weinig partijen registreerd in de online 365Chess.com database waardoor het gemiddelde onnauwkeurig is maar desondanks zien we toch een duidelijke trend. Ik heb de oefening niet gemaakt voor zet 2, 3, enz maar ik ben er zeker van dat we opnieuw een grotere variëteit zullen zien bij de hogere ratings dan bij de lagere ratings. Om de impact hiervan te tonen, maak ik een hypothetische oefening waarbij iedere speler op 3 zetten varieert met dezelfde frequentie als voor de eerste witte zet:
  • 2500-2600 spelers: gemiddeld 3,4 x 3,4 x 3,4 = 39 varianten
  • 2400-2500 spelers: gemiddeld 2,4 x 2,4 x 2,4 = 14 varianten
  • 2300-2400 spelers: gemiddeld 1,5 x 1,5 x 1,5 = 3 varianten
  • 2200-2300 spelers: gemiddeld 1,2 x 1,2 x 1,2 = 2 varianten
Als we veronderstellen dat elk variant x minuten vergt om te bestuderen dan is het snel duidelijk dat je veel meer tijd nodig hebt om een grondige voorbereiding te maken voor een 2500-2600 speler in vergelijking met 2200-2300 speler. Dit verklaart ook waarom ik dit jaar zoveel extra uren spendeerde aan de partijvoorbereiding in vergelijking met vorig jaar. In onderstaand tabel toon ik het verschil tussen mijn recente ervaringen in 1ste afdeling en mijn eerdere ervaringen in 2de afdeling (enkel de 3 voorgaande seizoenen).

Concreet betekent dit als we veronderstellen een kwartier per variant dat je gemiddeld een half uurtje nodig hebt om voor te bereiden op een tegenstander in 2de afdeling en 2,5 uren gemiddeld op een tegenstander in 1ste afdeling. Hierbij hou ik geen rekening met de kwaliteit van de openingen die afhangt van de sterkte van de tegenstanders. Zo kwam ik in 1ste afdeling slechts 36% van de partijen goed uit de opening t.o.v. 67% van de partijen in 2de afdeling !

Uiteindelijk komen we met deze voorbereidingstijden terecht bij het kernonderwerp van dit artikeltje: de sterktelijst. In de Belgische interclub worden sterktelijsten ingediend per club die de volgorde bepalen hoe de spelers moeten worden opgesteld. Het staat de clubs volledig vrij om zelf te bepalen hoe lang hun sterktelijst is zolang het minimum aantal plaatsen ingevuld is. Deze vrijheid laat clubs toe om makkelijk vervangingen te vinden om toevallige afwezigen op te vangen. Echter deze vrijheid wordt door bepaalde grotere clubs vaak misbruikt. Deze grotere clubs gebruiken nauwelijks vaste spelers maar men werkt dankzij erg lange sterktelijsten met een roterende spelersgroep. Een extreem voorbeeld van zulke strategie kan je bv. lezen in mijn blogartikeltje hollandse stappen in de engelse opening waar ik aangaf dat mijn tegenstander FM Marcus Balduan slechts als nummer 55 op de sterktelijst staat.

In 1ste afdeling startte ik meestal met het opzoekwerk op vrijdag waarbij ik o.a. bepaalde welke varianten ik in detail zou bekijken van een aantal potentiële tegenstanders (maximum 5). Op zaterdag onderzocht ik dan die varianten stuk voor stuk en op zondag rondde ik af met nog eens alles te herhalen. Ik heb het niet  bijgehouden hoeveel uren ik zo bezig ben geweest met voorbereiden maar het zal zeker + 7 uren geweest zijn per ronde. Ik vermoed dat ik hiermee koploper ben betreffende voorbereiden in de Belgische interclub maar dit is moeilijk te staven daar praten over voorbereidingen nog grotendeels in België een taboe is. Als amateur staat het niet netjes om te winnen dankzij een voorbereiding dus de meeste spelers gaan dan ook liever dit onderwerp uit de weg.

Al deze noeste arbeid ten spijt maar het voorbije seizoen in 1ste afdeling ben ik er welgeteld 0 keer in geslaagd om met de voorbereiding te kunnen raden wat er op het bord zou kunnen komen. Tja daar mag je inderdaad eens mee lachen maar ik hoop als laatste te kunnen lachen wanneer ik de nieuwe kennis in de toekomst zal kunnen gebruiken. Behalve lachwekkend is 0/11 erg verwonderlijk. De ellenlange sterktelijsten zijn uiteraard de boosdoener die ervoor zorgen dat je ofwel moet kiezen tussen oppervlakkig voorbereiden op vele tegenstanders ofwel de voorbereiding beperken in aantal tegenstanders maar dan heb je het risico om verrast te worden aan het bord met een tegenstander waarop je niet hebt voorbereid (zie bv. met een kanon op een mug schieten). Ik gebruik het woordje boosdoener omdat ik persoonlijk vind dat een speler geen voordeel/ nadeel mag ondervinden van ellenlange sterktelijsten. Uiteraard zijn er verschillen tussen spelers maar het lijkt mij incorrect dat voorbereiden voor het ene team wel mogelijk is en het andere niet puur omwille van de gekozen reglementen.

Tijdens de bav van 1 juni 2013 vertelde Ruben Decrop dat roteren van spelers met lange sterktelijsten ook gebeurt in lagere afdelingen wat correct is maar er bestaat een groot verschil in schaal en impact. Ondanks een veel uitgebreidere voorbereiding in 1ste afdeling t.o.v. 2de afdeling, zag ik het aantal verrassingen (tegenstanders waarop ik niet was voorbereid) stijgen van gemiddeld 2,67 per seizoen in 2de afdeling naar 4 in 1st afdeling voor het voorbije seizoen. Als ik ook de gemiste details door het oppervlakkig voorbereiden meereken dan kom ik zelfs tot 7 partijen. Naast het aantal verrassingen is ook de impact veel groter want voorbereiden hangt sterk af van de rating zoals ik overvloedig eerder in dit artikeltje heb aangetoond. Op schaakfabriek gaf Tom (Piceu?) ook nog op dat de tegenstanders zich beter voorbereiden in 1ste afdeling maar dat vind ik een minder relevant argument. Of een speler zich voorbereidt of niet, is iets persoonlijks en heeft nauwelijks iets te maken met de afdeling.

Als we akkoord zijn dat voorbereidingen een invloed hebben op de resultaten dan mogen we besluiten dat de ellenlange sterktelijsten voornamelijk in 1ste afdeling voor ongelijkheden zorgen. Ik vermoed dat er weinig benadeelde spelers dit correct vinden dus hoogtijd om eens te kijken wat we er aan kunnen doen. Ik verwacht niet dat de profclubs zomaar iets zullen aanpassen dus blijft er niet veel anders over om een aangepast reglement voor 1ste afdeling te kiezen en te verkopen in een A.V. Er bestaan heel wat mogelijkheden om deze ongelijkheid te bestrijden:
  • Een maximum aantal spelers bepalen per ploeg
  • 8 basisspelers bepalen die een minimum % partijen spelen (samen en/of afzonderlijk)
  • Extra lidgeld vragen voor GM's en IM's bij een sterkelijst die langer is dan x aantal personen
  • Vrije bordvolgorde (met of zonder een elogrens als beperking)
  • Ploegopstellingen vroeger vrijgeven
Dit zijn een aantal voorstellen die ik gehoord heb of in bepaalde buurlanden al worden toegepast. Dit betekent dus niet dat ik ze allemaal geïmplementeerd wil zien. Het lijkt mij wel een goede basis om de discussie tussen de prof- en amateursclubs te openen om te zien waar eventueel een consensus kan worden gevonden. In elk geval dit lijkt mij een gezondere strategie dan puur iets op de A.V. te gooien en dan door iedereen te laten (weg-)stemmen. Ik zal eens vragen aan Jan Rooze of hij het ziet zitten om zulk discussieplatform te creëren want dit soort initiatief wordt best georkestreerd via de bond.

Brabo

maandag 24 juni 2013

Belgische interclubs apotheose

Met een veel drukkere agenda dan vorig jaar duurt het wat langer om bepaalde onderwerpen aan te snijden maar het spreekt voor zich dat ik de tumultueze apotheose van de voorbije Belgische interclubs niet op deze blog kon negeren. Alle ingrediënten voor een spectaculaire slotronde waren aanwezig. De 2 teams die nog in de running waren voor de titel (Amay en Wirtzfield) moesten het rechstreeks tegen elkaar opnemen terwijl tezelfdertijd de 2 teams die nog in aanmerking kwamen voor het 2de degradatieticketje (Deurne en Zottegem) ook een onderling duel moesten uitvechten. In deze wedstrijden hadden Amay en Deurne het voordeel van het gelijkspel wat betekent dat de tegenstanders moesten winnen om hun te kunnen passeren in de rangschikking.

In tegenstelling met de vorige ronden werd de laatste ronde voor 1ste klasse niet op dezelfde dag afgewerkt dan voor de andere klassen. Bovendien werd tevens beslist door de bond om die laatste ronde voor 1ste klasse gezamenlijk op 1 locatie af te werken. Voor zover ik begrijp werd voor deze 2 uitzonderingen niet eens de mening gevraagd van de leden op de A.V. waardoor achteraf heel wat wrevel heerste bij de spelers.   Ik heb het recent al aangehaald in mijn blogartikeltje bav van 1 juni 2013 maar ik zou graag wat meer inspraak zien van de rechtstreeks betrokken spelers/ clubs. Persoonlijk zie ik zowel voordelen als nadelen aan dit soort uitzonderingen waardoor ik er geen uitgesproken mening over heb.

Echter mijn mening verandert als de uitzonderingen worden gekoppeld aan de voorwaarde dat er op de afgesproken speeldag geen mogelijkheid bestaat om bij force majeure uit te stellen. Het is uiteraard de wet van Murphy maar op de speeldag 24 maart kregen we zeer uitzonderlijk voor de tijd van het jaar nog serieuze sneeuwval waardoor iedereen werd afgeraden de baan op te rijden indien niet noodzakelijk. 's Morgens verwachtte ik een afgelasting zoals bij andere sportwedstrijden waardoor ik al stilletjes hoopte om mijn verjaardag (toevallig dezelfde dag) in gezinsverband te kunnen vieren maar er kwam geen bericht van de bond. Tussen mijn ploeggenoten was er twijfel wat nu precies te doen maar uiteindelijk beslisten we toch te vertrekken en hoopten we op beterschap onderweg. Dit bleek een grove misrekening te zijn want het werd 1 grote slippartij tot Bullingen (een dorpje aan de Duitse grens) waar de gemeenschappelijke ronde zou plaatsvinden. Op de snelweg kwam onze auto zelfs op een bepaald moment dwars te staan, enkele cm van de vangrail. Iets verderop moesten alle passagiers uitstappen en helpen duwen omdat de auto de helling niet op geraakte. Een foto die de spelers van Zottegem postten op hun site, laat de lezer proeven van de winterse toestanden. Het mag dan ook niet verwonderlijk zijn dat achteraf onze ploegkapitein een vlammende brief schreef naar de bond waarin zelfs om het ontslag werd gevraagd van de bondsvoorzitter. Een serieus antwoord op die brief, heb ik niet gezien of gehoord maar volgens officieuze bronnen kon er niet afgelast worden omdat Wirtzfield anders te veel geld zou verliezen (huur zaal, profs, vliegtuigtickets,...). Blijkbaar moet er eerst iets ernstig gebeuren vooraleer men beseft dat geld geen voorrang kan hebben op het welzijn van de spelers.

Aanvankelijk wilden dan ook meerdere ploeggenoten onmiddellijk rechtsomkeer maken om zonder kleerscheuren nu het nog licht was thuis te geraken. Echter er werd ons duidelijk gemaakt dat we dan ook de gevolgen zouden moeten dragen: forfait, geldboete, degradatie,... Je kan uiteraard zoiets wel aanvechten in een rechtbank maar uiteindelijk kozen we voor de pragmatische aanpak. Nu we er toch waren, konden we beter gewoon spelen. Hoe de terugrit te maken, zouden we bekijken na de partijen (achteraf bleek de meeste sneeuw reeds gesmolten dus we hadden geluk met onze gok).

De commotie was hiermee nog niet voorbij. Toen mijn ploeggenoot, de Nederlandse FM Pieter Tolk opmerkte dat zijn partij live zou worden uitgezonden via schaakfabriek trok hij prompt het kabeltje van de liveconnectie los. Ik ken de exacte drijfveren niet van Pieter maar ik kan mij wel allerlei redenen voorstellen. Er was vooraf niets aangekondigd over live uitzendingen in de reglementen. Ook was er voor zover ik mij herinner geen delay op de broadcasting waardoor er een verhoogd risico bestaat op valsspelen wat vandaag een erg hot topic is, zie bv. mijn blogartikel vals spelen (hiermee wil ik niet de eerlijkheid van mijn tegenstanders in twijfel trekken). Ik zie meer dan voldoende redenen om Pieters keuze te respecteren maar de arbiter Geert Bailleul had een andere mening en gebruikte (misbruikte?) zijn autoriteit om Pieter toch te verplichten (onder straffe van forfait) te spelen met de liveconnectie. Pieter liet het gelukkig niet aan zijn hart komen en koos pragmatisch en loyaal t.o.v. de ploeg om toch te spelen en de liveconnectie toe te staan. Achteraf hoorde ik opnieuw via officieuze bronnen dat liveconnecties mogen omdat hierover niets in de reglementen staat. Als we die logica volgen dan kan alles wat niet vermeld staat in de reglementen, worden afgedwongen door een arbiter. Ik vraag mij af hoever de spelers hierin de arbiter zouden blijven volgen. Hoogtijd om eens duidelijke grenslijnen te trekken in de functie van een arbiter binnen de interclubs want als we zo verder gaan dat zullen we vroeg of laat met een dure rechtzaak zitten waar ieder lid zal mogen voor opdraaien. Persoonlijk vind ik live-uitzendingen een duidelijke plus voor het schaken mits aan enkele voorwaarden zijn voldaan zoals een delay en het vooraf duidelijk aangekondigd wordt via de reglementen.

Het duel voor de titel tussen Wirtzfield en Amay werd grotendeels financieel beslist. Amay kwam opdraven met een gemiddelde elorating van 2541 elo (2 spelers met + 2600 ratings) terwijl Wirtfield er nog een flinke schep bovenop deed met een gemiddelde elorating van 2632 elo (6 spelers met + 2600 ratings), zie de officiele interclubwebsite. Het elo-overwicht werd professioneel verzilverd door Wirtfield met 7 (veelal gecontroleerde) remises en 1 overwinning waardoor ze net over Amay naar de 1ste plaats wipten. Er valt niets aan te merken op deze strategie maar wat wel bedroevend is dat er in beide teams samen slechts 1 Belg speelde. Om de winstkansen te maximaliseren, kozen beide teams om hun Belgen aan de kant te schuiven met uitzondering van de Belgische GM Luc Winants. Als we dan eerder op de B.A.V. samen goedkeurden om het Belgisch schaak te promoten, zie mijn blogartikeltje nieuwe wedstrijdreglementen voor de details dan vraag ik mij luidop af of we niet met andere interclubreglementen dit beter kunnen bereiken. Ik bedoel hiermee niet dat alle buitenlanders moeten worden geweerd in de competitie. Sterke buitenlanders brengen het niveau omhoog van de interclub zodat talentvolle Belgen ervaring kunnen opdoen of zelfs normen kunnen halen. Dit jaar slaagden 2 Belgen om een IM-norm te verziveren (Jan Rooze en Glen De Schampheleire) wat zonder inbreng van buitenlanders wellicht onmogelijk ware geweest. Ik pleit dus voor een gezond evenwicht tussen buitenlanders en Belgen in de competitie. Hierbij mogen we niet te voortvarend van start gaan met het introduceren van nieuwe reglementen. Bv. enkel een maximum ratio buitenlanders/Belgen introduceren vind ik niet verstandig want dan krijg je situaties waar de buitenlanders onderling op de topborden spelen en de Belgen onderling op de lagere borden. Dit creëert helemaal geen extra kansen voor de Belgen om ervaring tegen sterke spelers op te doen of normen te scoren.

Het verschil van de titelstrijd met het degradatieduel was groot. Op 1 uitzondering (Pieter) waren alle spelers Belgen en niemand (voor zover ik weet) werd betaald om te spelen. Ondanks er geen financiële incentief was, was de inzet op alle borden minstens even groot, zo niet zelfs groter dan bij de illustere professionals. Het werd een memorabele wedstrijd die beslist werd in de laatste minuten van de interclubcompetitie. Vooraf werd in de auto gespeculeerd dat 50% halen op de eerste 2 borden voldoende moest zijn om met de ploeg minstens een gelijkspel af te dwingen maar dat bleek een verkeerde inschatting. Zelf speelde ik zoals het hele seizoen op bord 1 en kreeg zoals verwacht de jonge en talentvolle Glen De Schampheleire als tegenstander. Daar ik bitter weinig bruikbare partijen van Glen had teruggevonden in de voorbereiding, had ik mij toegespitst om vooral de grote hoofdsystemen in het Hollands te reviewen. Het is sowieso onmogelijk in het beperkte tijdsbestek om alle mogelijkheden op voorhand te bekijken dus verkies ik liever de zaken te reviewen waarvan ik het meeste schrik heb. Glen koos echter voor een zijsteempje met 2.d3 tegen het Hollands wat in 2005 door de Duitse GM Stefan Kindermann gepropagandeerd werd in zijn boek The Leningrad system. Het was van 1997 dat ik het nog eens in een lange partij op het bord had gehad maar veel betekent dit niet. De laatste jaren had ik de variant geregeld eens bekeken als voorbereiding op potentiële tegenstanders waarvan partijen met die variant in de databases vermeld staan.

Op de Zottegemse site werd gerapporteerd dat Glen enorme kansen had maar dat vind ik nogal overdreven. Persoonlijk vind ik het mijn beste partij van dit seizoen ondanks de foutjes die wellicht onvermijdbaar waren in dit soort complexe stelling. Het is uiteraard een meevaller om net dit soort partij in de cruciale laatste interclubronde te kunnen spelen maar aanvankelijk zag het er naar uit dat het niet zou baten. Op de lagere borden werd weinig gehaald waardoor het uiteindelijk allemaal afhing van bord 2. De score was toen 3,5-3,5 dus moest Daniel Sadkowski remise houden in een troosteloos eindspel met 2 pionnen minder.

Voor Daniel zal de remise wel een opluchting geweest zijn na een erg moeizaam seizoen maar van een feeststemming was er geen sprake want het is nooit prettig om een andere ploeg te laten degraderen. Bovendien smaakt het eveneens bitter om te zien dat de ploegen met talentvolle Belgen langzaam uit de 1ste afdeling verdwijnen terwijl andere ploegen met bijna uitsluitend buitenlanders wel makkelijk standhouden. Ik betwijfel of dit een goede evolutie is voor het Belgisch schaken.

Volgend jaar spelen we dus met Deurne nog een jaartje in 1ste afdeling. Aanvankelijk had ik wat schrik van de reactie thuis want de extra inspanningen t.o.v. 2de afdeling die ik gemaakt heb, waren niet van de poes: ongeveer 1500 km verplaatsingen en wellicht +150 uren bezig geweest met de 11 wedstrijden. Gelukkig bleek mijn schrik onterecht. Omdat er bij het heenrijden grote problemen waren geweest op de weg, werd er beslist om niet te wachten op de uitkomst van Daniels partij. Tot mijn verrassing werden wij op de terugrit opgebeld door mijn vrouw die alles live aan het meevolgen was op Schaakfabriek en ons uitgebreid feliciteerde met het behoud. Ik zal niet ontkennen dat ik opgetogen was om te horen dat er ook thuis meegeleefd werd en het behoud dus als positief werd beschouwd.

Het was een ongelooflijk avontuur op het 1ste bord met tal van interessante partijen die ik hier op de blog heb besproken. De score van 3/11 tegen een gemiddelde van 2468 elo is niet geweldig maar evenmin slecht.  In elk geval vind ik de score voor mijzelf verdiend want met wat geluk hadden het zelfs 2 punten extra kunnen zijn, zie de gemiste remises tegen Michiels en Bok en de gemiste directe winsten tegen Docx. Met zwart had ik het dit seizoen makkelijker dan met wit maar dat wijt ik voornamelijk aan het feit dat ik verscheidene van mijn tegenstanders kon verrassen met mijn keuze voor Oud-Hollandse opstellingen waarmee ik afweek van mijn gepubliceerde partijen in de database. Ik vermoed dat ik dit voordeel volgend seizoen zal kwijt zijn. Normaal speel ik volgend seizoen een bordje lager en daar ben ik niet rouwig om want ik hoop hiermee scenarios zoals beschreven in mijn blogartikeltje met een kanon op een mug schieten te vermijden. Sterke Jan lost mij af en kan hopelijk opnieuw de ploeg op sleeptouw nemen want volgend seizoen belooft nog heel wat moeilijker te worden om erin te blijven.

Brabo

vrijdag 7 juni 2013

Van Patzer naar GM: intro en calculation

Kleine introductie zodat jullie weten vanuit welk perspectief ik mijn zelfgebakken wijsheid met jullie deel. Ik ben een jonge twintiger die nog geen 2 jaar schaakt en amper 1600 elo heeft. Laatst op een tornooi heb ik enkele van mijn wedstrijden aan een Oost-Europeaanse GM getoond die de volgende diagnose uitsprak: You play too unstable, mixing brilliant chess with complete disastrous moves.

Zoals velen van jullie, droom ik ervan om mijn schaakniveau drastisch te zien stijgen. En net zoals iedereen ken ik HET recept om die droom waar te maken. Namelijk ‘’hard werken’’. Jammer genoeg is het leven (en vooral het schaakbord) ingewikkelder dan clichés oprakelen. Hard werken als een ongeleid projectiel zorgt niet alleen voor harde landingen, maar vooral voor in zee vallen terwijl de koning neerhalen het objectief is. Ook zijn er enkele grote obstakels tussen mij en mijn GM-titel. 

De 2 grote struikelblokken tussen mij en mijn GM-titel:
  • Ik kamp met het luiheidssyndroom
  • Ik moet rekening houden met supergrootmeester TIJD
Om 1 te verslaan heb ik besloten om artikels te schrijven op deze blog. En omdat ‘’If you can’t beat them join them’’ ga ik het advies van mijn grootmoeder volgen, ‘’ven die host nisht kan zaat machts ze zaat’’ (als je geen tijd hebt, maak je tijd) volgen.

Schaak als een geheel de baas zijn is aan je laptop gegeven (op voorwaarde dat hij Houdini verdraagt), maar voor ons creatieve stervelingen is het in stukjes breken en die stuk voor stuk te meesteren de beste oplossing. Daarom ga ik per artikel beschrijven hoe ik met een bepaald thema sumoworstel. Ook is het belangrijke knowledge/skill evenwicht iets dat in het oog moet worden gehouden. Zie Chess for Zebra’s hoe de weegschaal in jouw voordeel te doen kantelen. (Oefeningen oplossen wordt sterk aangeraden om aangeleerde wijsheid ook effectief te kunnen reproduceren).

Thema 1: Calculation

Ik begin met Calculation omdat ik het een essentieel onderdeel van het goed kunnen schaken vind.  (Als je dit perfect beheerst kun je wereldkampioen worden zonder een snars van het schaken te begrijpen J , zie Houdini & consorten).

In mijn ogen is het volgende de essentie van calculation in het schaken.

Calculation is een werktuig tot jouw beschikking om in schaakposities goeie zettensequenties te produceren. Je gaat een bepaalde zet uitrekenen totdat je tot een verdict komt, en naargelang dat verdict die zet ook uitvoeren of niet uitvoeren.

Merk op dat ik zettensequentie zeg en niet zet. Omdat ik in het verleden (zowel in oefeningen als over het bord) naar de beste zet zocht, vergat ik om te rekenen en na te zien of die zet wel werkte of niet.  è Naar de beste zet zoeken is fout, je moet naar de beste zettensequentie  zoeken!!!

Je moet eerst de positie analyseren i.p.v. in de wilde weg beginnen te rekenen om daarna met verstomming je vlag te zien wapperen (= in tijdnoodfase spelen). De meesten hebben waarschijnlijk al van Kotov en zijn kandidaatzetten gehoord. Bekijk de positie, kies enkele logische zetten uit en begin die stuk voor stuk te berekenen totdat je een verdict hebt en speel de volgens jou beste zet.

Ik wil Kotov’s methode wat bespreken aan de hand van een voorbeeld (Think like a GM blz16). De meesten onder jullie hebben waarschijnlijk soortgelijke situaties persoonlijk meegemaakt. Ik raad aan om eerst deze positie zelf te bekijken en daarna te rekenen om te concluderen welke zettensequentie de beste is.

Wit aan zet
Wit, een sterke speler concludeert dat hij genoeg materiaal heeft om een koningsaanval te plegen en er een beslissend voordeel uit te halen. Hij speelt met de volgende zetten in zijn hoofd; Lxh6, Pxh6 en Pg4-Pxh6+.

Ik ga alleen 1 van de kandidaatzetten geven zodat je enerzijds zelf aan deze oefening kunt werken terwijl ik ga uitvissen hoe diagrammen te posten.

1.Pxg6 Lxg3 2. hxg3 fxg6 3. Txe6 gxh5 4. Txf6+ Kh7 analyse van deze positie? Toren voor loper, zwakke d-pion en zwart heeft sterke loper. Verdict: nee

De sterke witspeler kon geen verdict maken en rekende in cirkels om in tijdnood dan maar snel zonder na te denken de ‘’veilige’’ zet Lc3 te spelen die in het volgende fiasco uitmondde: 1.Lc3 Pf4 2.Dg4 h5 3.Dd1 h4 en wit kon inpakken. 

Na zelf aan deze positie te hebben gewerkt en de gedachten van de witspeler te hebben gelezen ga je het volgende concluderen:
1) Er is onnodig veel tijd en energie verloren gegaan door constant van de ene zet naar de andere zet te springen.  è wees gedisciplineerd! en bereken elke zet apart totdat je een verdict hebt gemaakt vooraleer  een volgende kandidaatszet te berekenen!!!
2) Door tijdsnood/wanhoop wordt er snel een ‘’veilige zet gespeeld zonder die na te checken. è speel geen zet vooraleer die te berekenen en er een verdict over te vellen!!!

Kotov’s methode  gaat veel dieper, (niveaus van rekenen,…) maar ik ga wachten totdat mijn rating rond de 2200 ligt vooraleer mij verder te verdiepen in de Kotov-methode J.

Persoonlijk heb ik problemen met de nadruk die Kotov op ‘’kandidaatszetten’’ legt. Ik vind niet dat je gewoonweg verschillende zetten moet zoeken en die dan allemaal gaat berekenen om dan jouw zet te spelen. Vooral als de beste zet spelen jouw doel is, vind ik het moeilijk om dan direct naar enkele ‘’kandidaatszetten’’ te zoeken. Liever zoek ik naar 1 zet om die dan te berekenen waarna ik eventueel kijk of er een betere zet is. (Wanneer jouw zet niet werkt is het natuurlijk aangeraden om naar een andere zet te zoeken).

Daarom heb ik voor mijzelf de methode van Calculation wat gemodificeerd en focus ik niet op meerdere kandidaatszetten. Ik heb de gemodificeerde methode teruggevonden in ‘’Imagination in chess’’ van Gaprindashvili.

















Dit is het model dat ik in mijn eigen spel tracht te volgen. Dus als conclusie is het belangrijk:
1.       Analyseer de positie
2.       Bekijk jouw gekozen zettensequentie(s)
3.       geen zetten spelen zonder verdict.
4.       Wees gedisciplineerd en niet van de hak op de tak rekenen.
5.       Denk in zettensequenties en niet in zetten.

Ik wil nog een woordje kwijt over het concept verdict. Jouw verdict gaat variëren naargelang jouw kennis en niveau.

Dus zoals ik al in mijn intro zei is de kennis niet genoeg, en moet er gewerkt worden aan de bekwaamheid om die kennis ook om te zetten achter het bord. Hiermee wil ik enerzijds kwijt dat oefeningen op ongeacht welk thema, rekenen inhoud. Anderzijds verwijs ik graag door naar Gaprindashvili’s meesterwerk ‘’Imagination in chess’’ (750+ zware oefeningen die hoofdzakelijk over rekenen gaan). Dit boek is geavanceerd, maar inspanningen om ‘’imagination in chess’’ te doorploegen gaan wonderen verrichten. Ook is er een nieuw boek ‘’grandmaster preperation-calculation’’ die ik nog niet heb bekeken.

Bedankt om te lezen. Feedback, vragen, meningsverschillen zijn altijd welkom.

PawnMayhem

maandag 3 juni 2013

B.A.V. van 1 juni 2013

Het concrete verloop van een (buitengewone) algemene vergadering georganiseerd door de bond is onmogelijk af te lezen uit de verslagen die achteraf worden gepubliceerd op de bondswebsite. Mondeling of op de fora is evenmin weinig te achterhalen dus besliste ik om zelf eens naar de B.A.V. te gaan samen met mijn voorzitter/ploegkapitein Robert Schuermans. Het feit dat voor dit seizoen mijn lopende competities (interclub en klubkampioenschap) beëindigd zijn, liet mij toe om relatief makkelijk tijd hiervoor vrij te maken.

Persoonlijk vond ik het een erg leerrijke ervaring want zo kreeg ik een verhelderende kijk over hoe de bond en meer algemeen de Belgische schaaksystemen werken. De werking eens van nabij volgen, beantwoordt voor mij heel wat vragen over waarom bepaalde zaken gebeuren en andere niet. Ik vond het dus een waardevol gespendeerde halve dag (13u - 20u verplaatsingstijd inbegrepen). Dat is allemaal wel mooi maar als we eerlijk zijn dan ligt de essentie van een A.V. niet bij het uitleggen van de werking maar bij de voorstellen. 

Zoals besproken in mijn vorig blogartikeltje nieuwe wedstrijdreglementen lagen een aantal belangrijke voorstellen op de tafel dus wou ik de lezer alvast eerst eens laten weten wat er uiteindelijk werd goedgekeurd en weggestemd.
  • Dagorde: goedgekeurd
  • Verslag vorige AV: goedgekeurd
  • Visie : goedgekeurd
  • Behoud lidgeld: goedgekeurd
  • Toelaten van uitstellen voor de 1ste interclubronde tot 8 december 2013 voor clubs die problemen ondervinden met de autoloze zondag op 22 september 2013: goedgekeurd
  • Aanpassingen van allerlei details en minder relevante zaken voor de gewone clubspeler in het huishoudelijk reglement : goedgekeurd
  • Aanpassing van het wedstrijdritme voor BK: goedgekeurd
  • 3 aanpassingen aan het interclubreglement : weggestemd
  • Verstrenging selectiecriteria voor Olympiadeploeg: goedgekeurd
Hierbij wil ik ook opmerken dat er geen enkele betwisting was over de uiteindelijke uitslag want bij elk punt was het telkens erg duidelijk of de meerderheid voor was of tegen. Dit valt moeilijk te rijmen met het feit dat de vergadering een uur uitliep dus vermoed ik dat verdere toelichting wel nodig is.

Visie

De grootste slokop in tijd was zonder twijfel de presentaties over de visie. Gedurende bijna 3 uren spraken bestuursleden over de noodzaak en de inhoud van de visie. 10 minuten hadden volstaan voor iemand zoals mijzelf die op voorhand de beschikbare documentatie van het web al in detail had bestuurd. Nu het voordeel van dit lange discours was dat iedereen overtuigd was van de visie en we een gezonde unanieme goedkeuring konden noteren. Dat een visie iets positiefs is daar ben ik dus ook van overtuigd maar ik stel mij wel nog serieuze vragen bij hoe de concrete invulling zal gebeuren. De bestuursleden deden een oproep tijdens de vergadering naar vrijwilligers om kosten zoveel mogelijk te beperken maar dit lijkt mij zonder een open communicatie naar de basis over hoe de concrete invulling zal gebeuren nogal slap. Trouwens ik voelde ook tijdens de vergadering aan dat heel wat gewone leden schrik hebben dat het uitvoeren van bepaalde activiteiten in de context van de visie wel eens serieuze kosten zouden kunnen creëren die een verhoging van het lidgeld zouden noodzaken. Ik hoop dat de mensen die de activiteiten leiden, rekenschap houden met het feit dat extra kosten ten allen tijde eerst best worden goedgekeurd tijdens een A.V. of ik vrees dat er op korte tijd weinig nog zal overblijven van de unanieme steun aan de visie.

Wedstrijdritme BK

Het nadeel van het overmatig tijdsverbruik bij het agendapunt over de visie, was uiteraard dat de rest van de agenda zwaar onder druk stond. Sommige leden gaven aan dat ze om 6 uur moesten vertrekken waardoor de rest afgehaspeld moest worden in een dik uur. De bestuursleden maakten hiervan handig gebruik door een aantal punten snel door te duwen. Zo werd het puntje over de aanpassing van het wedstrijdritme in het BK gepasseerd zonder zelfs een stemming. Pas toen bleek dat we al een paar punten verder waren, werden sommige leden achteraan in de zaal wakker om de goedkeuring te herroepen want ze vreesden onterecht dat het over het wedstrijdritme in de interclub ging. Pas toen hen werd duidelijk gemaakt dat dit niet het geval was, liet men de zaken op de loop gaan want het wedstrijdritme in een BK was voor hun onbelangrijk. Dit voorvalletje toont m.i. ook een duidelijke tendens bij de stemming. Voor de meeste aanwezige leden is een stemming compleet overbodig als het over iets gaat waarmee ze geen directe belangen hebben. Spijtig want hierdoor worden beslissingen gemaakt over bepaalde zaken zonder serieuze overwegingen terwijl het voor de betrokkenen vaak wel belangrijke zaken zijn. Zelf heb ik niet willen debatteren over het competitieritme omdat ik dit jaar niet kan meespelen aan het BK en de kans klein is dat ik in de nabije toekomst zal kunnen meespelen. Na de vergadering vertelde mij een opgeluchte Dimitri Logie (organisator van het BK) dat er wel gekozen moest worden voor 90 minuten i.p.v. 100 minuten met 30 seconden increment/zet voor de eerste 40 zetten (met extra half uur en 30 seconden increment/zet voor de resterende zetten) omdat anders de kans te groot was dat er een overlapping zou zijn met het BK blitz op vrijdagavond in dezelfde zaal. Kijkend naar het programma, moet ik hem gelijk geven maar persoonlijk had ik nooit een programma goedgekeurd waarin een BK blitz mogelijks invloed zou kunnen hebben op het BK lange partijen. Trouwens als expert zou ik nooit deelnemen aan beide BK-kampioenschappen tezelfdertijd omdat ik niet geloof dat je zo optimaal kunt presteren. Ik ben benieuwd hoeveel experten aan beide kampioenschappen zullen meespelen.

Mogelijkheid tot uitstellen 1ste interclubronde

Het enige punt waarover wel wat onderling werd gepraat, was de vraag om te kunnen uitstellen voor de eerste interclubronde. Bepaalde steden zoals Brussel hebben dan een autoloze zondag en dat maakt het heel moeilijk om zowel binnen als buiten de stad te geraken. Ik vond het een terechte vraag van de Brusselse kringen maar hoe er door hen gestemd werd, vond ik dan weer absurd. Er werd gevraagd om uitstel te krijgen tot zelfs een paar weken na het eindigen van de interclubcompetitie maar het bestuur wou niet verder gaan dan 8 december 2013. Het gevolg was dat de Brusselse kringen tegen het voorstel stemden wellicht niet beseffend dat ze hierdoor verplicht zouden worden om sowieso op de normale speeldag dus de autoloze zondag te spelen. Gelukkig waren de andere leden pragmatischer en werd het voorstel met uitstel tot 8 december toch aangenomen. Sommige leden moeten blijkbaar nog leren dat het beter is 1 vogel in de hand te hebben dan 10 in de lucht.

Aanpassingen in de interclubreglementen

Het bestuur was intern verdeeld over de voorstellen betreffende de interclub en liet het daarom compleet over aan de leden. Ik vind dat enerzijds begrijpelijk maar anderzijds laat het de leden in het ongewisse. Op de vraag wie de reglementen had voorgesteld, werd vaag geantwoord met bepaalde clubs. De leden hadden het raden naar de voor- en nadelen van de nieuwe reglementen waardoor het uiteindelijk geen verrassing was dat de overgrote meerderheid liever voor de zekerheid van het bekende koos dus de huidige reglementen. Zelf trachtte ik nog de koers te wijzigen door te vragen of er apart over 1ste afdeling mag gestemd worden maar ik werd terecht gewezen dat amendementen niet mogelijk zijn tijdens een A.V. Een openhartige discussie bleek al snel een hopeloze zaak met meer dan 30 aanwezigen en velen reeds kijkend naar de klok.

Verstrenging selectiecriteria voor olympiade

Net zoals het wedstrijdritme voor het BK kon ook de selectiecriteria voor de olympiade op weinig interesse rekenen van de aanwezigen. Het voorstel om de voorwaarden te verstrengen werd er doorgeduwd dankzij Jan Rooze die ruim iedereen attent maakte dat we zonet gekozen hadden om de visie te steunen. Ik volg ook zijn logica dat het stimuleren van de Belgische topspelers om iets meer te spelen in Belgie, volledig in de lijn ligt van de visie om het schaken in Belgie te verbeteren. Het enige smetpuntje dat ik opnieuw hier zie is dat ik nergens hoor of de Belgische topspelers geinterpelleerd zijn over de strengere reglementen want misschien hadden zij bepaalde details graag anders gezien. Tijdens het typen van dit artikeltje las ik trouwens al een eerste reactie van de Belgische grootmeester Luc Winants op fefb forum die bevestigt waarvoor ik vreesde alhoewel ik vind dat zijn vergelijking met Carlsen overdreven is omdat we voorlopig in Belgie over geen enkele wereldtopper beschikken.

Conclusies en algemene aanbevelingen

  • De A.V. is niet de plaats om als lid te discussieren over de voorstellen. Op de A.V. kan je luisteren, enkele simpele vragen stellen en stemmen. 
  • Het bestuur heeft m.i. erg veel macht. Zij beslissen over welke voorstellen worden gestemd en welke voorstellen worden gesteund (visie, olympiade criteria). Daarnaast kunnen ze ook over heel wat zelf beslissen zoals progamma van het bk, welke activiteiten er gelanceerd worden voor de visie,...
  • Op de A.V. wordt over zaken gestemd waarbij de meerderheid zoniet alle leden niets of nauwelijks iets te maken hebben. De rechtstreeks betrokken spelers worden niet of nauwelijks hun mening gevraagd. Alhoewel dit statutair perfect mag, stel ik mij toch grote vragen of dit niet tegen de goedgekeurde visie gaat. Als we spelers willen motiveren om zoveel mogelijk een steentje bij te dragen (dat begint al met gewoon mee te spelen) dan vind ik ook dat we de betrokken spelers veel meer bij de besluitvorming moeten betrekken. 
  • De interclub is een heilig huisje in Belgie. Het bestuur is intern verdeeld om daar wijzigingen aan te brengen omdat men weet dat het heel gevoelig ligt bij de leden die hen hebben verkozen. Clubs of individuen moeten beseffen dat het indienen van 1 of meerdere voorstellen weinig kans op slagen heeft zonder dat er dossier is aangemaakt met de volgende elementen en er iemand bereid is om dit dossier voor de AV te verdedigen: 
    • Er wordt duidelijk uitgelegd wat het nieuwe reglement wil verbeteren.
    • Een ruim draagvlak tussen de clubs bestaat voor het reglement en wordt bewezen.
    • De collateral damage door het nieuwe reglement is verwaarloosbaar.
  • Vandaag bestaan er 1 of meerdere werkgroepen die voornamelijk bevolkt zijn door bestuursleden. Het is voor mij duidelijk dat er in die werkgroepen wel een zekere cohesie bestaat maar die werkgroepen missen de draagkracht van de gewone leden met als gevolg dat op de A.V. er veel open vragen zijn die uiteraard het stemgedrag negatief beinvloeden. Vandaag sijpelt er nauwelijks of geen informatie van de discussies door die worden gehouden intern op bestuursniveau en er bestaat geen platform waarin gewone leden onderling op voorhand kunnen debatteren over de voorstellen.
Alhoewel een keertje de A.V. volgen zeker een leerzame ervaring was, stel ik mij wel serieuze vragen wat het nut ervan is om dit nog eens te herhalen als alles bij het oude blijft. Misschien mag ik mij optrekken aan het lichtpuntje dat onze bondsvoorzitter op eigen houtje een enquete naar de 1ste klasse clubs heeft gezonden om hun mening te vragen over een aantal zaken betreffende de interclub. Anderzijds moet ik dan wel onmiddellijk vermelden dat KSK Deurne vergeten was in de lijst van 1ste klasse clubs en het doel van de enquete erg vaag was. Het is dan ook niet moeilijk om te begrijpen dat de enquete eerder negatief werd onthaald dan positief. 

Aanwezige leden of bestuurslui die enkele punten willen aanvullen of corrigeren zijn welkom om te reageren op deze site of privaat naar mijn emailadres. Lezers die over bepaalde punten willen debateren zijn uiteraard ook welkom om hier een reactie neer te schrijven.

Brabo

donderdag 16 mei 2013

Nieuwe wedstrijdreglementen

Op de bondswebsite staat een buitengewone algemene vergadering aangekondigd op 1 juni in Sint-Lambrechts-Woluwe. Als je klikt op de agenda staan een resem goed te keuren wedstrijdreglementen vermeld naast een draft over hoe de visie van onze bond er zal uitzien voor de volgende jaren. Zelfs al wordt de helft hiervan slechts goedgekeurd dan nog verwacht ik dat de meeste aangesloten schakers hier rechtstreeks of onrechtstreeks mee te maken zullen krijgen. Ik vond het dan ook belangrijk om hier vooraf op in te zoomen vooral omdat ik nergens in Vlaanderen iets hierover hoor of zie. Op het fefb-forum daarentegen is ondertussen wel al de discussie losgebarsten waaruit we mogen afleiden dat bepaalde nieuwe reglementen niet door iedereen met open armen zullen worden ontvangen.

De bedoeling van dit artikeltje is dan ook in de 1ste plaats om te informeren en indien nodig om hierover te debatteren. Hieronder geef ik een opsomming van de meest frappante wijzigingen. Daar de bondstekst allesbehalve duidelijk is waarover het steeds precies gaat, wil ik de lezer er ook op attent maken dat ik mogelijks een verkeerde interpretatie of voorstelling geef. Zelf de originele tekst eens nalezen kan helpen.


KBSB ontwerpt een visie

Zoals elk bedrijf die zichzelf serieus neemt, heeft de KBSB nu ook een visie ontworpen. De doelstellingen zijn groots:
  • verviervoudigen van het aantal leden in 5 jaar
  • groei van aantal vrouwelijke leden van 6% naar 15% in 5 jaar
  • verder ontwikkelen van schoolschaak
  • opzetten van internetschaak
  • verbeteren van de communicatie met o.a. een betere portal
  • verbetering van Belgie als schaakland op internationaal vlak
  • toename en versterking van inernationale tornooien in Belgie
  • partnerships aanmoedigen
  • doelmatigheid en efficientie verhogen
  • verantwoording afleggen
Allemaal lovenswaardige doelstellingen maar wat is realistisch? Als je tussen de lijnen leest dat het budget beperkt is want een verhoging van het lidgeld is zeker niet aan de orde dan vrees ik dat het moeilijk wordt om serieuze resultaten te boeken. Ik herinner mij dat ik hier op de blog al het idee van internetschaak heb besproken, zie clubschaak en of internetschaak maar zoals vaak bleven het dode letters bij gebrek aan vrijwilligers. Ik maak hiermee geen verwijten maar stel gewoon vast dat het niet evident is om vrijwilligers te engageren die naast de dagelijkse beslommeringen nog extra taken willen opnemen (vaak onbezoldigd). Nu zelfs al wordt er weinig gerealiseerd van bovenstaande lijst dan nog moet ik toegeven dat het beter is dan helemaal niets. Het neerschrijven van de visie, bekijk ik dan ook eerder als een kans voor het Belgisch schaken om bepaalde zaken te verbeteren.

Tempo voor BK

Een eerste belangrijke aanpassing van het wedstrijdreglement is het tempo op het Belgisch kampioenschap: agendapunt 17: WR art. 22. Men wil afstappen van de klassieke 2u voor 40 zetten + 1u K.O.. en het Fishertempo 1u30 voor 40 zetten + 30min voor alle resterende zetten met 30 seconden increment vanaf zet 1, gebruiken. Het gebruiken van een increment heeft een aantal duidelijke voordelen:

  • Het spelen puur op tijd vervalt waardoor tevens de vaak erg lastige claims verdwijnen.
  • Beide spelers zijn steeds verplicht om te noteren. Dit is handig voor de arbiter want hij heeft geen verplichting meer om de notatie over te nemen wanneer beide spelers minder dan 2 minuten op de klok hebben. Hierdoor kan hij dus het overzicht in de speelzaal beter behouden. Daarnaast is het ook eerlijker daar je geen situaties meer kunt hebben waar 1 speler moet noteren en de andere niet.
Een increment gebruiken heeft ook een aantal nadelen (zonder rekening te houden met het feit dat een analoge klok niet meer volstaat) die vooral bij minder ervaren spelers een rol kunnen spelen:
  • Vergeten of verkeerdelijk indrukken van de klok zorgt ervoor dat de berekening van de increments foutief gebeurt. Ook de toevoeging van de extra tijd na de 40ste zet gebeurt op het verkeerde moment. Ik heb zulke zaken al opgemerkt zelfs bij + 2300 spelers.
  • Het is erg omslachtig om de tijd aan te passen op de meeste zoniet alle digitale klokken tijdens een partij. Correcties of tijdstraffen (bv. voor verkeerde remiseclaim) gaan gepaard met groot onophoud. 
Daarnaast heb je ook een aantal minder uitgesproken voordelen en nadelen van het gebruiken van een increment. Een increment vermijdt grotendeels grove tijdnoodblunders dus verhoogt de gemiddelde kwaliteit van een partij. Sommigen vinden dit eerder een nadeel want tijdnoodblunders maken het net een groter spektakel. Het gebruiken van een increment betekent ook dat spelers minder vrijheid hebben in wanneer ze hun tijd willen spenderen. Het gebruiken van increments bevoordeelt spelers die steeds in tijdnood terechtkomen t.o.v. spelers die over de kwaliteiten beschikken om hun tijd zelf goed in te delen. Zelf ben ik iemand die het spel vanuit een wetenschappelijke aanpak benader dus een increment waarbij de foutenlast vermindert, beschouw ik als positief. Negatief vind ik echter dat het nieuwe reglement 10 minuten afneemt voor 40 zetten door 1u30 te gebruiken i.p.v. 1u40. Ik kan begrijpen als 2 ronden per dag worden afgewerkt dat men dan knipt op het tempo maar in het Belgisch kampioenschap wordt slechts 1 partij per dag gespeeld. Ik zie wel degelijk een kwaliteitsverlies door het wegknippen van 10 minuten op 40 zetten wat nogmaals werd getoond op het voorbije Vlaams kampioenschap. Op schaakfabriek sprak Jan over vechtschaak wat publiciteit oplevert voor het schaken maar dezelfde publiciteit kunnen we m.i. efficienter bereiken door iets te doen aan de snelle remises. Is het op een kampioenschap overdreven om prioriteit te geven aan kwaliteit ?

Schuiven met spelers in de interclub

Een tweede belangrijke aanpassing van het wedstrijdreglement is voor de interclub waar men wil toelaten dat er geschoven kan worden met de spelers. Het staat een beetje vreemd geformuleerd op de agenda maar in principe gaat het erom dat iedere speler die deelneemt in een specifieke ronde, 2 plaatsen naar boven of 2 plaatsen naar beneden kan worden geschoven in de opstelling t.o.v. een strikte opstelling volgens de sterktelijst. Dit nieuw reglement heeft een aantal serieuze voordelen:
  • Kleurproblemen kunnen worden opgelost.  In het interclubseizoen 2010-2011 had ik 9 van de 11 partijen zwart. Ik had er geen problemen mee maar niet iedereen denkt er zo over en dan is het handig om als ploegkapitein te kunnen schuiven met de spelers.
  • De ongelijkheid die ontstaat tussen ploegen die spelen met een grote groep van spelers t.o.v. ploegen die spelen met een beperkte kern spelers wordt deels weggewerkt. Dit jaar speelde ik 11 ronden op bord 1 dus konden al mijn tegenstanders zich precies op mij voorbereiden. Dit stond vaak in groot contrast met hoe onvoorspelbaar het voor mij was om te raden wie mijn tegenstander zou zijn. Een extreem voorbeeldje hiervan was in ronde 4 waar ik verrast werd door de nummer 55 van de sterktelijst , zie mijn blogartikeltje hollandse stappen in de engelse opening.
Echter ook hier zijn een aantal nadelen:
  • Het schuiven van spelers betekent dat er een goed protocol moet bestaan hoe de ploegopstellingen zullen worden vrijgegeven. Vandaag heb ik nog geen uitgewerkt script gezien hoe dit zal werken dus daar zal ook zeker eerst over moeten worden nagedacht. Bovendien staan heel wat ploegkapiteins huiverachtig t.o.v. extra protocollen die de werklast verhogen.
  • Door het schuiven van spelers zal je het resultaat beinvloeden waardoor niet perse de sterkste ploeg zal winnen maar soms de meest tactische ploeg. Sommige spelers vinden dat hierdoor de waarde van de competitie daalt.
  • Er staat geen elobeperking op het schuiven van de spelers waardoor het in theorie mogelijk is om iemand met bv. 1000 elo minder op te offeren naar een hoger bord. Zoiets kan niet gebeuren, hoor ik denken. Ik stel voor om eens te kijken naar de Brugse opstelling in ronde 10, zie ind10.pdf. Dit nieuw reglement laat KBSK toe om de 2 laatste borden (-1100 elopunten) op te schuiven voor 2 spelers met ongeveer 2300 elopunten. Ik zeg niet dat KBSK zoiets zou overwegen maar ik heb voldoende gezien in het verleden dat heel wat clubs niet verlegen zijn om de reglementen in hun voordeel uit te buiten.
Ik sta achter het initiatief om te kunnen schuiven met spelers maar er is zeker nog wat schaafwerk nodig aan het voorstel om het een goed reglement te maken. Bovendien denk ik dat we ook moeten rekening houden met de verschillen tussen de afdelingen. Ongelijke voorbereidingen is een typisch probleem voor 1ste afdeling die nauwelijks of niet voorkomt in de lagere afdelingen. 2 plaatsen opschuiven in een ploeg met 8 spelers t.o.v. een ploeg met 4 spelers is een ander verhaal. Zo is het mogelijk in een ploeg met 4 spelers om er voor te zorgen dat de speler met de hoogste elo op een lager bord speelt (bord 1+2 =3) dan de speler met de laagste elo (bord 4-2 =2).

Elogemiddelden tussen ploegen in de interclub

De KBSB stelt voor om de reglementen betreffende elogemiddelden tussen ploegen in de interclub te verstrengen. Vroeger mocht een ploeg in hogere afdeling geen lager elogemiddelde hebben dan een ploeg in lagere afdeling van dezelfde club. Vandaag wordt dit uitgebreid door enkel te kijken naar het aantal spelers die laagst geklasseerd zijn in de hogere afdeling waarbij het aantal overeenkomt met het aantal spelers in de lagere afdeling. Dus als de hogere ploeg uit 8 spelers bestaat en de lagere ploeg uit 4 spelers dan worden enkel de 4 laagst gekwoteerde spelers van de hogere ploeg in rekening gebracht om het elogemiddelde te vergelijken. Opnieuw heb je hier een aantal duidelijke voordelen:
  • Het versterken van de lagere ploeg met spelers uit de hogere ploeg wordt moeilijker wat de fairplay ten goede komt.
  • Het verzwakken van de hogere ploeg met zwakke reserve spelers zoals eerder aangehaald in het Brugse voorbeeld wordt moeilijker waardoor de hogere ploeg dus een homogenere samenstelling krijgt tijdens de competitie wat de fairplay ten goede komt.
Echter er is een serieus nadeel aan de verstrenging:
  • Als in de hogere ploeg enkele basisspelers wegvallen dan is de kans groot dat basisspelers van een lagere ploeg moeten invallen wat op hun beurt een kettingreactie kan veroorzaken. Dit brengt zowel organisatorische problemen (voldoende chauffeurs) als ergernis (spelers worden ad hoc opgesteld in meerdere ploegen). Dit werd ruim besproken met concrete voorbeelden op het fefb forum.
Ik verwacht dan ook dat bovenstaand voorstel zal weggestemd worden. Een variant op het bondsontwerp heb ik voorgesteld in het blogartikelte interclubcompetitie of interploegcompetitie waar afgestapt wordt van elogemiddelden en gewerkt wordt met 2 vrije plaatsen per ploeg. Dit laat nog steeds het eerder vermeld geval van KBSK toe met een minimale impact op de competitie maar vermijdt de grote competitievervalsingen. 


Verder staan nog heel wat kleinere aanpassingen en verduidelijkingen in de nog goed te keuren reglementen die eerder voor een beperkt aantal schakers relevant zijn (bv. de selectiecriteria voor de Olympiade). Ik zie er op het eerste zicht geen graten in maar als iemand toch iets vreemd opmerkt dan mag hij/zij het mij altijd melden. Het is duidelijk dat er heel wat kan veranderen na 1 juni en ik raad dan ook iedereen aan om zijn/haar stem uit te brengen. Deze blog staat open voor reacties maar je kan ook de eigen clubverantwoordelijke contacteren of simpel reageren rechtstreeks naar vision@frbe-kbsb.be. Ik zal in elk geval de bond op de hoogte stellen van dit artikeltje.

Brabo

woensdag 8 mei 2013

Eindspelen met ongelijke lopers deel 2

In een vorig blogartikeltje over eindspelen met ongelijke lopers toonde ik uit mijn praktijk enkele voorbeelden waarin ik slaagde om een remisesteling te winnen. Nu eerlijkheidshalve moet ik erbij vertellen dat het geen standaardstellingen waren en we toch mogen stellen dat in het algemeen zulke eindspelen wel remise worden gehouden. Een ander eindspel met grote remisetendensen is het toreneindspel. Dit eindspel is uiteraard complexer maar we moeten toegeven dat heel wat slechte stellingen met 1 of zelfs 2 pionnen minder remise kunnen worden gehouden. Nu zou je verwachten wanneer je de 2 type eindspelen (toren en ongelijke lopers) samenbrengt dat remise ook hier de meest voorkomende uitslag is maar de praktijk toont een ander beeld.

Objectief zijn veel van dit soort eindspelen wel remise maar aan het bord kan je als partij met het initiatief bijna oneindig blijven drukken net dankzij de ongelijke lopers. De optie om de lopers af te ruilen of te neutraliseren als verdediger bestaat zelden. Daarnaast kamp je als verdediger met een ongelijke machtsverhouding op het tegengestelde kleur van je eigen loper waardoor het vaak kunst en vliegwerk is om alle bressen dicht te maken met de toren en koning. Terwijl de aanvaller bijna niets mis kan doen, is het voor de verdediger lopen op eieren. Als je dan uren geconcentreerd moet zulke stelling verdedigen dan is het niet verwonderlijk dat de meeste spelers zoiets niet volhouden. Ik overdrijf niet want zelfs een Russische topgrootmeester zoals Sergey Karjakin ondervond recent nog in Wijk aan Zee dat dit type eindspel allesbehalve makkelijk te verdedigen is, zeker als de tegenstander Magnus Carlsen heet.
Zelf mocht ik ook eens hardhandig voelen hoe het is om dit soort posities te verdedigen in de 9de ronde van de Belgische interclub. Het was voor een zoveelste maal dit seizoen koffiedik kijken vooraf wie er precies aan mijn bord zou plaatsnemen waardoor ik ook deze keer weer heel snel op eigen kracht moest spelen. Mijn jonge talentvolle tegenstander, Benjamin Bok bleek meer vertrouwd met de actuele opening (d3 in het Spaans wordt tegenwoordig door o.a. Carlsen vaak gespeeld) want spendeerde zeer weinig tijd in de opening tot ik hem deed opschrikken met mijn aggressieve zet b3.

Ik liet het dus net als in de 1ste ronde tegen Bart Michiels, zie mijn blogartikeltje the modern french opnieuw afweten in de uitvluggerfase. Trouwens ook toen betrof het een eindspel met torens en ongelijke lopers. 2 keer eenzelfde soort remisestelling uit handen geven, lijkt vreemd. Echter ik heb zelf ook al 2 keer aan de andere kant van het bord gezeten. Een eerder blogartikeltje de boemerang besprak reeds 1 van de 2 gevallen. Het andere voorbeeld uit mijn praktijk kan je hieronder naspelen.

We zien dat de verdedigende partij met allerlei zaken moet rekening houden. Er is druk op de pionnen, kwaliteitsoffers of zelfs stukoffers hangen geregeld in de lucht en zelfs de koning is vaak niet veilig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat spelers bezwijken bij de aanhoudende druk. Zelfs het goed verdelen van de bedenktijd is geen garantie op succes want de tegenstander kan het vaak zo lang rekken dat je uiteindelijk toch te snel zult moeten spelen om het foutloos te kunnen.

Dit type eindspel in detail bestuderen, levert m.i. weinig op voor de praktische bordschaker want de 3 aangehaalde voorbeelden in bovenstaand artikel lijken geenszins op elkaar. Desalniettemin voor de speler zoals mijzelf die steeds benieuwd is naar het wetenschappelijke element in het schaken en dus niet puur het competitieve, is het spenderen van vele uren om een glimp te zien van de waarheid in dit eindspel, toch een zeer fascinerende activiteit.

Brabo