woensdag 8 mei 2013

Eindspelen met ongelijke lopers deel 2

In een vorig blogartikeltje over eindspelen met ongelijke lopers toonde ik uit mijn praktijk enkele voorbeelden waarin ik slaagde om een remisesteling te winnen. Nu eerlijkheidshalve moet ik erbij vertellen dat het geen standaardstellingen waren en we toch mogen stellen dat in het algemeen zulke eindspelen wel remise worden gehouden. Een ander eindspel met grote remisetendensen is het toreneindspel. Dit eindspel is uiteraard complexer maar we moeten toegeven dat heel wat slechte stellingen met 1 of zelfs 2 pionnen minder remise kunnen worden gehouden. Nu zou je verwachten wanneer je de 2 type eindspelen (toren en ongelijke lopers) samenbrengt dat remise ook hier de meest voorkomende uitslag is maar de praktijk toont een ander beeld.

Objectief zijn veel van dit soort eindspelen wel remise maar aan het bord kan je als partij met het initiatief bijna oneindig blijven drukken net dankzij de ongelijke lopers. De optie om de lopers af te ruilen of te neutraliseren als verdediger bestaat zelden. Daarnaast kamp je als verdediger met een ongelijke machtsverhouding op het tegengestelde kleur van je eigen loper waardoor het vaak kunst en vliegwerk is om alle bressen dicht te maken met de toren en koning. Terwijl de aanvaller bijna niets mis kan doen, is het voor de verdediger lopen op eieren. Als je dan uren geconcentreerd moet zulke stelling verdedigen dan is het niet verwonderlijk dat de meeste spelers zoiets niet volhouden. Ik overdrijf niet want zelfs een Russische topgrootmeester zoals Sergey Karjakin ondervond recent nog in Wijk aan Zee dat dit type eindspel allesbehalve makkelijk te verdedigen is, zeker als de tegenstander Magnus Carlsen heet.
Zelf mocht ik ook eens hardhandig voelen hoe het is om dit soort posities te verdedigen in de 9de ronde van de Belgische interclub. Het was voor een zoveelste maal dit seizoen koffiedik kijken vooraf wie er precies aan mijn bord zou plaatsnemen waardoor ik ook deze keer weer heel snel op eigen kracht moest spelen. Mijn jonge talentvolle tegenstander, Benjamin Bok bleek meer vertrouwd met de actuele opening (d3 in het Spaans wordt tegenwoordig door o.a. Carlsen vaak gespeeld) want spendeerde zeer weinig tijd in de opening tot ik hem deed opschrikken met mijn aggressieve zet b3.

Ik liet het dus net als in de 1ste ronde tegen Bart Michiels, zie mijn blogartikeltje the modern french opnieuw afweten in de uitvluggerfase. Trouwens ook toen betrof het een eindspel met torens en ongelijke lopers. 2 keer eenzelfde soort remisestelling uit handen geven, lijkt vreemd. Echter ik heb zelf ook al 2 keer aan de andere kant van het bord gezeten. Een eerder blogartikeltje de boemerang besprak reeds 1 van de 2 gevallen. Het andere voorbeeld uit mijn praktijk kan je hieronder naspelen.

We zien dat de verdedigende partij met allerlei zaken moet rekening houden. Er is druk op de pionnen, kwaliteitsoffers of zelfs stukoffers hangen geregeld in de lucht en zelfs de koning is vaak niet veilig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat spelers bezwijken bij de aanhoudende druk. Zelfs het goed verdelen van de bedenktijd is geen garantie op succes want de tegenstander kan het vaak zo lang rekken dat je uiteindelijk toch te snel zult moeten spelen om het foutloos te kunnen.

Dit type eindspel in detail bestuderen, levert m.i. weinig op voor de praktische bordschaker want de 3 aangehaalde voorbeelden in bovenstaand artikel lijken geenszins op elkaar. Desalniettemin voor de speler zoals mijzelf die steeds benieuwd is naar het wetenschappelijke element in het schaken en dus niet puur het competitieve, is het spenderen van vele uren om een glimp te zien van de waarheid in dit eindspel, toch een zeer fascinerende activiteit.

Brabo

Geen opmerkingen:

Een reactie posten