woensdag 25 september 2013

Welke partijen analyseren?

In mijn blogartikeltje analyseren met de computer vermeldde ik reeds dat heel wat spelers analyseren eerder een noodzakelijk kwaad beschouwen om punten te scoren/ progressie te maken. Het spreekt voor zich dat je een activiteit die niet plezierig is, tracht te beperken tot een minimum. Hierbij is het dus zaak om een goede selectie te maken die een maximaal rendement oplevert. Ondanks dat ik in tegenstelling met de modale amateurschaker wel graag analyseer, moet ook ik keuzes maken welke partijen te analyseren simpel omdat het onmogelijk is om alles te bekijken.

Voor zover ik weet, bestaat er geen consensus over wat nu precies het beste materiaal is om te analyseren. Omdat analyseren een beetje zoals studeren is, geloof ik evenmin dat er een beste methode bestaat voor iedereen. Ik wil dan ook geen artikeltje schrijven over wat de beste partijen zijn om te analyseren maar meer een persoonlijke inkijk geven over het huiswerk dat ik bijna dagelijks maak. Trouwens gewoon bezig zijn met stellingen zal naar alle waarschijnlijkheid al een positieve invloed hebben op je spel.

Ik vermoed dat vandaag 80% van mijn analyses worden gemaakt op mijn eigen gespeelde partijen. De resterende 20% gaat naar partijvoorbereidingen, bepaalde openingen, input voor de blogartikeltjes of toevallige interessante stellingen. Zelf twijfel ik sterk of dit wel een goede verdeelsleutel is maar ik lig er niet wakker van want een optimaal rendement behalen betreffende beter te schaken, is voor mij geen vereiste als amateur. De motivatie voor al dit analysewerk haal ik enerzijds uit mijn speelwijze die gebaseerd is op een wetenschappelijke aanpak en anderzijds uit mijn plezier dat ik vind bij het uitzoeken wat er allemaal op het bord en in het bijzonder in mijn eigen partijen gebeurd is of kan/kon gebeuren.

Omdat niet elke eigen gespeelde partij even interessant is, is het vanzelfsprekend dat er niet in elke partij evenveel analysewerk wordt gestoken. Blitz of bulletpartijtjes bekijk ik zelden of nooit. Een uitzondering maak ik als er een speler mij meerdere malen hard van het bord heeft gezet met een bepaald systeempje en zelfs dan ga ik niet verder dan met een schaakprogramma en database snel detecteren hoe de opening wel kan worden gespeeld. Daar tegenover onderwerp ik wel elke eigen serieus gespeelde partij (waar tenminste de tijd is genomen om te noteren tijdens de partij) aan een grondige analyse. Met een grondige analyse bedoel ik een methode van analyseren die ik uitgelegd heb in mijn blogartikeltje analyseren met de computer.

Ik vermoed dat elke eigen serieus gespeelde partij op zulk intensieve wijze analyseren voor velen nogal ongeloofwaardig klinkt maar ik kan makkelijk mijn persoonlijke database van 650 eigen gespeelde partijen tonen die stuk voor stuk becommentarieerd staan soms met een brede waaier aan varianten. Trouwens als je kijkt enkel naar deze blog met meer dan 100 artikels waarbij erg vaak uitgebreide analyses staan van eigen partijen dan kan je al afleiden dat ik heel veel hergebruik wat ik al eens lang geleden heb gemaakt. Het oudste voorbeeld in deze blog dateert van 1996, zie schaakcompositities wat tevens overeenstemt met de start van de digitalisering van mijn analyses.

Ik ben mij er dus van bewust dat mijn analysedrift eerder de uitzondering is dan de regel zelfs bij de sterkere spelers. De sterke Belgische FM Thibaut Maenhout gaf op deze blog al toe dat hij zijn analyses niet zo uitgebreid maakt, zie zijn commentaar onder mijn blogartikel een uitgebreid zwartrepertoire. Tevens werd eens de vraag gesteld door een bekende Zottegemse schaker op deze blog, zie een hollands gambietje, of de kans niet klein was dat dergelijke partijen zich herhalen. Wel zoals eerder gezegd in dit artikeltje is het niet mij puur te doen om een optimaal rendement te halen uit al deze analyses wat niet betekent dat ik helemaal niets leer uit deze analyses. Op deze blog heb ik al heel wat artikeltjes geschreven die bewijzen dat ik wel degelijk de vruchten kon plukken van eerdere analyses, zie: een obscuur weens variantjede boemerangeen hollands gambietje en een hollands gambietje deel 2. Er is nog meer terug te vinden op deze blog maar dit zijn de meest opvallende artikeltjes.

Als je op de links geklikt hebt of gewoon de artikels nog herinnert dan zal je het wellicht opgevallen hebben dat ik veelal een slecht resultaat (verloren of remise tegen een veel lager gekwoteerde speler) scoorde bij een eerste ontmoeting met het vreemde systeem. In dit blogartikeltje wil ik aantonen dat het niet alleen slechte resultaten zijn waarvan je kunt leren. Ik ga dus een stap verder en stel dat je eigenlijk uit elk serieus gespeelde partij kunt leren dus zelfs als je gewonnen hebt tegen een (veel) minder ervaren speler in een raar variantje. Om deze stelling te ondersteunen, toon ik 3 partijtjes in chronologische volgorde die ik allen gewonnen heb in een variantje van het loperspel dat Linton als minderwaardig beschouwde voor wit maar m.i. eigenlijk wat ondergewaardeerd is.

Een eerste keer dat ik het variantje ontmoette was in 2003, de open van Le Touquet. Ik behandelde de opening op dezelfde wijze als in de normale hoofdlijn van het loperspel maar ondervond al snel dat wit prettiger stond. Pas in het eindspel kon ik na enkele heksentoeren mijn tegenstander verslaan.
In het vorige clubkampioenschap van Deurne had ik in mijn voorbereiding (jawel zelfs op een 1700 elopunter) opgemerkt dat Lb4 i.p.v. Ld6 heel interessant was omdat een normaal concept met Pc3-Lg5 onmogelijk wordt. Deze keer kwam ik prettig uit de opening maar onnauwkeurig en wellicht te optimistisch spel deden de stelling kantelen. Opnieuw kon ik pas na de 40ste zet een beslissend voordeel verkrijgen ondanks het grote eloverschil.
Tenslotte kreeg ik in de 4de ronde van het voorbije Open Gent opnieuw het variantje op het bord en ditmaal had mijn tegenstander de brute pech dat alle analyses nog fris in het geheugen zaten. Hetzelfde middenspel kwam op het bord maar deze keer wist ik dat ik best eerst de damevleugel controleerde vooraleer andere acties te ondernemen. Dit begripsvoordeel samen met het groot tijdsvoordeel waren uiteraard een ongelijke strijd.
In de 3 partijen behaal ik hetzelfde resultaat maar de wijze waarop is totaal verschillend dankzij het continu bijschaven van de aangeleerde kennis door het analyseren van de eigen partijen. Het is algemeen geweten dat het analyseren van de eigen partijen een must is voor elke speler maar er wordt m.i. te weinig beseft dat er ook van gewonnen partijen kan worden geleerd. Trouwens als jij niets leert van je gewonnen partij dan mag je wel verwachten dat je tegenstander dit zal doen. Het analyseren van de gewonnen partijen is dus ook ergens een methode om de tegenstander een stapje voor te zijn. Uiteraard ben ik akkoord dat je bij tijdsgebrek prioriteit moet geven aan de verloren partijen maar ik ondervind dat tijdsgebrek al te vaak niet de echte reden is en schakers liever iets anders doen dan analyseren waarmee we terug bij de inleiding zitten.

Brabo 

maandag 16 september 2013

Schaakintuïtie deel 2

In de 3de ronde van Open Gent leed ik met wit een vreemde en onverwachte nederlaag tegen een 200 punten lager gekwoteerde speler, nl. Gilles Regniers. Nu ik moet er onmiddellijk bij vertellen dat Gilles wellicht wel wat ondergekwoteerd staat want hij won net ervoor nog het Open Vlaams kampioenschap ondanks het feit dat er heel wat hogere elo's deelnamen, zie eindstand. Vreemd en onverwacht slaat dus eerder op het verloop van de partij dan het eloverschil.

Reeds in de opening maakte ik een opmerkelijke fout. Tijdens de partij kon ik mij niet meer de openingstheorie herinneren. Dat heb ik wel vaker als het een variant betreft die ik al bestudeerd heb maar nog niet eerder in een serieuze partij op het bord heb gehad. Tijdens de prijsuitreiking vertelde Thibaut Maenhout mij dat ik niet de enige ben die met dit probleem kamp. De sleutel om dit op te lossen is uiteraard de theorie herhalen, herhalen en nogmaals herhalen tot het er vast ingebakken zit maar mijn motivatie en prioriteiten negeren deze oplossing. Nu hoeft het vergeten van de theorie geen onoverkomelijk probleem te zijn als je met de witte stukken speelt, zolang je pragmatisch kiest voor een solide voortzetting (14.g3) en niet perse voor een kritieke. Echter ik ben geen pragmatische speler zoals  mijn eerder blogartikeltje de wetenschappelijke aanpak al aantoonde. Dus koos ik voor een riskant idee met een kwaliteitsoffer dat ik eens gezien had in een gelijkaardige positie, zie onderstaande partij.
Ook in mijn partij tegen Gilles zal je zien dat ik eerst a4 speel om daarna te vervolgen met Pcb4 en cxb4. Ik was mij ervan bewust dat er verschillen waren met Anand-Van Wely maar zag geen directe weerlegging van het idee toen ik het uitvoerde. Slechts enkele zetten later kreeg ik al spijt want toen merkte ik op dat de ogenschijnlijke onbelangrijke verschillen wel een cruciale impact hadden op de evaluatie van de stelling.
Zwart heeft zijn groot voordeel laten verzanden en in de slotstelling kan ik nu makkelijk remise maken met dameruil. Computerprogramma's hebben vandaag nog steeds moeite om te zien dat wit een vesting heeft in dit soort posities. Echter ik was niet tevreden met remise in de partij en meende dat ik risicoloos op winst kon spelen. Mijn tegenstander was hier achteraf over verwonderd maar ik had wel degelijk goede argumenten. Vooreerst beschikte ik over Capablanca's voordeel. Hij claimde in 1932 dat de tandem dame+paard sterker was dan dame+loper, zie het historisch artikel van Edward Winter. Ik moet hierbij wel onmiddellijk vertellen dat de correctheid van deze claim tegenwoordig bekritiseerd wordt want recente statistieken blijken dit niet onmiddellijk te ondersteunen, zie bv. dit artikel. Belangrijker is dat wit het sleutelveld d5 beschikbaar heeft om er een dominant paard op te plaatsen dat niet kan worden afgeruild. De sterkte van die troef kan je bv. goed zien in de onderstaande correspondentiepartij die ik won.
Tenslotte wist ik uit een eerder op deze blog besproken Svechnikovvariant dat wit in gelijkaardige pionnenstructuren dus met (tijdelijk) een pion minder op winst kan blijven spelen. Een recent voorbeeld uit de correspondentiewereld waarin wit succes had, kan je hieronder zien.
Alles optellend maakte mij erg optimistisch over mijn kansen en verklaart waarom ik enkele makkelijke remisevarianten in het verdere verloop van de partij vermeed. Aanvankelijk ging het allemaal goed tot ik iets te veel hooi op mijn vork nam en in de gecreëerde complicaties zelf de weg verloor. Zelfs dan zat er nog remise in maar het omschakelen naar de verdediging lukte niet meer in de weinig resterende tijd van de K.O. fase.
Deze partij toont duidelijk aan dat het vertrouwen op allerlei patronen, thema's,... geen garantie is op succes. In een eerder blogartikeltje over schaakintuitie gaf iemand de commentaar dat intuïtie gewoon toepassen van aangeleerde kennis is. Zo simpel is het dus vaak niet. Behalve in specifieke openingen is normaal geen enkele stelling identiek aan een andere. Elke stelling heeft dus zijn eigen karakteristieken waardoor je niet klakkeloos aangeleerde kennis kunt toepassen. Het toepassen van de juiste kennis op het juiste ogenblik is ook intuïtie. Dit kan je niet zomaar leren in een boekje. Wel is het zo dat ervaring met de tijd wel kan helpen om beter te evalueren. Eenzelfde geluid kan je horen van de huidige wereldkampioen in dit youtubefilmpje.

Brabo

dinsdag 10 september 2013

Inactiviteit

Als ik lange tijd weinig of niets geschaakt heb dan merk ik op dat mijn schaakspel roestig is. Het kost meer tijd dan gewoonlijk om de openingskennis te herinneren en ook het rekenen in de partij gebeurt niet zoals je zelf verwacht. Tijdnood staat dan ook geregeld op het appel als ik na een periode van inactiviteit opnieuw begin te schaken. In een tornooi zoals Open Gent over 9 ronden is inactiviteit (voor mij) een erg beperkt probleem. Mijn rating beschermt mij 3 of 4 ronden waardoor ik niet hoef van bij de start reeds 100% in vorm te zijn om punten te scoren. Trouwens zelfs als ik eens een steek laat vallen in de eerste ronden dan nog zorgt het Zwitsers systeem ervoor dat ik in de volgende ronden voldoende kansen krijg om de situatie terug recht te zetten. Anders is het echter als je enkel de Belgische interclub zou spelen. De data van de speelronden liggen ver uiteen op de kalender waardoor je onmogelijk met alleen de Belgische interclub in een zeker speelritme kunt geraken. Mijn ploeggenoot Daniel Sadkowski zal dit zeker kunnen beamen want kon dit vorig jaar zelf ervaren.

De oplossing ligt voor de hand. Je speelt een 2de competitie parallel zodat je bijna elk week wel een partijtje speelt. In mijn blogartikeltje de favoriet heeft honderden punten meer gaf ik eerder aan dat ik voor het lokale Deurnse clubkampioenschap heb gekozen. Sommige tegenstanders hebben wel 800 elo minder maar normaal krijg je toch 1800 - 2000 gemiddeld tegen wat ik ideaal vind om zo voldoende geprikkeld te worden en scherp te blijven tijdens het seizoen. Tegen een +1800 speler is het zelden een walk-over en ben ik als + 2300 speler steeds verplicht om goed te concentreren als ik tenminste geen rating wil weggeven.

Net zoals vorig seizoen werden de inschrijvingen voor het clubkampioenschap afgesloten op de algemene vergadering (vrijdag laatstleden). Echter in tegenstelling met de vorige 5 edities waaraan ik deelnam, werd al snel duidelijk dat deze editie geen ratinggemiddelde van 1800 zou halen. Uiteindelijk zouden slechts 2 + 1800 spelers zich inschrijven. Omdat ik geen backup-tornooi had voor dit scenario, vond ik het erg moeilijk om de juiste beslissing te maken. Na kosten en baten meermaals te hebben vergeleken, besliste ik teleurgesteld om niet deel te nemen. 

Na de algemene vergadering vertelde Robert Schuermans mij dat het een droevige evolutie is dat we bijlange niet alleen zien in het clubkampioenschap van Deurne. De Handel stelt slechts een fractie voor van wat het 10 jaar geleden was. De ligakampioenschappen zoals Antwerpen hebben grote moeite om deelnemers aan te trekken. De vraag die we ons hierbij moeten stellen is of dit een algemene tendens is in het Belgisch schaken of specifiek voor een bepaalde categorie van tornooien. In mijn blogartikeltje elo inflatie gaf ik reeds aan dat het aantal leden met 15% verminderd is de laatste 6,5 jaren dus dat zal zeker een substantiële rol spelen maar verklaart niet alles want we zien vandaag. Minstens even belangrijk is te kijken hoeveel partijtjes onze leden gemiddeld spelen want dit speelt uiteraard ook een grote invloed op de bezettingsgraad. Om dit te kunnen beantwoorden heb ik gekeken naar de activiteit van de Belgische top 100 spelers in 2 ratinglijsten gespreid over 7 jaren: juli 2013 en juli 2006. Ik heb de grens op het jaar 2006 gelegd om zeker te zijn dat ook de fidepartijen worden meegeteld en we dus geen appelen met peren vergelijken.


Uit de tabel zien we een niet te verwaarlozen achteruitgang in activiteit bij de top 100 spelers. Gemiddeld werd 1,2 partijtjes per speler minder gespeeld voor Belgische rating t.o.v. 7 jaren geleden of 120 potjes in totaal voor de top 100 spelers. Ik vermoed dat heel wat lezers zoiets niet verwonderlijk zullen vinden en het gewoon een logische evolutie is in onze steeds hectischere maatschappij. We moeten toegeven dat mensen steeds minder tijd hebben om geregeld te schaken en ons er beter bij neerleggen dat tornooien minder deelnemers zullen hebben. Dit is de makkelijke conclusie die m.i. gevaarlijk is voor de toekomst van het schaken in België omdat ze bepaalde aspecten uit het oog verliest.

15-16 geregistreerde partijtjes per 6 maanden gemiddeld is al erg weinig (Botvinnik vertelde dat je minstens 50 serieuze partijen per jaar moet spelen om voldoende actief te blijven) en het wordt nog minder als we de heel actieve spelers wegnemen in de statistieken die het gemiddelde drastisch omhoog trekken. In juli 2006 waren er 40 spelers van de top 100 spelers die minder dan 10 geregistreerde partijen lieten optekenen. Vervolgens stelde ik ook vast dat na juli 2006 er 12 spelers van de top 100 spelers waren die vandaag niet meer lid zijn van de schaakbond. 11 van de 12 spelers kwamen uit de groep van de 40 zeer weinig spelende schakers !! In de laatste ratinglijst zijn er 52 spelers van de top 100 spelers die minder dan 10 geregistreerde partijen lieten optekenen dus dat betekent weinig goeds voor de toekomst van het Belgisch schaken.

In mijn blogartikeltje nieuwe wedstrijdreglementen heb ik aangegeven dat de visie van de Belgische schaakbond o.a. erin bestaat om het ledenaantal te verviervoudigen in 5 jaren. Als we zulk cijfer willen benaderen dan zal er ook een serieuze inspanning moeten worden gemaakt om te kijken hoe we de huidige leden kunnen vasthouden. Ik hoor allerlei actieplannen om nieuwe leden aan te werven maar geen woord over hoe de huidige leden warm te krijgen om meer te spelen. Nochtans is het voor mij duidelijk dat niet alle inactiviteit volledig te wijten kan zijn aan onze steeds drukkere agenda's. Ik meen dat heel wat spelers best wel bereid zijn om een beperkte hoeveelheid tijd vrij te maken aan het schaken maar vinden geen geschikt tornooi qua kwaliteit en speeldata. Dit probleem verscherpt zich als speler met een hogere elo want gemakkelijk is het vandaag niet om evenwaardige of sterkere tegenstanders te vinden.

In elk geval behoor ik in die categorie van schakers die wel willen schaken maar weinig of geen geschikte tornooien meer kan vinden. Interne tornooien zoals clubkampioenschappen worden door veel sterkere spelers genegeerd. Van slechts 12 spelers uit de top 100 kon ik geregistreerde partijen uit interne competities terugvinden in de laatste ratinglijst. Nu we hoeven niet eens te kijken naar de top 100. Als ik de elolijst van Deurne onder de loep neem dan merk ik op dat slechts 2 + 1800 spelers van de 18 aangesloten + 1800s, dit jaar meespeelt aan het clubkampioenschap in Deurne. De redenen van dit gebrek aan interesse zijn uiteenlopend. De formule is achterhaald, men wil eens ergens anders spelen en/of tegen andere spelers of simpel het sneeuwbaleffect : de ene speler stopt dus de andere speler houdt er dan ook maar mee op (een beetje zoals in mijn geval).

Het lijkt mij geen overbodige luxe om de exacte redenen eens duidelijk in kaart te brengen aan de hand van een enquête. Zoiets raad ik aan voor elk tornooi die vandaag kampt met dalende deelnemersaantallen maar ook voor onze verschillende beleidsniveaus (clubs, liga's, federatie, bond) die het kader bepalen van heel wat tornooien. Persoonlijk hecht ik vooral belang aan nabijheid, een zekere minimumsterkte van gemiddelde elotegenstand en flexibiliteit qua speeldata (makkelijk in te passen in een drukke agenda). Een ideetje voor mijn regio waaraan ik denk, is een soort expertenkampioenschap (+2000 elo?) te organiseren voor groot Antwerpen met eenzelfde soort flexibiliteit zoals momenteel in het Deurnse clubkampioenschap van toepassing is. De winnaar is de kampioen van 't Stad. Alles zou kunnen worden geleid onder de vleugels van het Antwerps schaakcollectief. Spelers spreken onderling af waar en wanneer gespeeld wordt (binnen de krijtlijnen uiteraard van een tornooireglement). Het grote voordeel t.o.v. het lokaal Deurnse clubkampioenschap is dat een veel grotere poule van spelers wordt betrokken. Hierbij wil ik ook even aanstippen dat ik zeker niet wens dat de lokale clubkampioenschappen verdwijnen. De lokale clubkampioenschappen zijn erg belangrijk om het interne clubweefsel te versterken dus dit idee moet eerder als een verlengde worden gezien voor sterkere spelers. Ik ben benieuwd naar reacties (vooral vanuit het Antwerpse) om te horen of voor zulke formule uberhaupt interesse is.

Nu ik sta uiteraard ook open voor een compleet andere formule. Het blogartikeltje is dan ook niets meer dan een aanzet om de discussie over inactiviteit op gang te trekken. In elk geval blijf ik op zoek naar een tornooi in de omgeving om enkele interessante partijtjes te spelen in parallel met de Belgische interclub. Hints of aanbevelingen zijn welkom !

Brabo

Addendum 12 september 2013
Op het Franstalige forum las ik zonet een emotionele oproep om iets te doen tegen de wegsmeltende ledenaantallen (erg verwant met inactiviteit uiteraard). Blijkbaar staan meerdere clubs in Wallonië op het punt om te verdwijnen. Om deze informatie te checken, keek ik naar de KBSBsite en daar zag ik inderdaad een drastische vermindering van het totaal aantal leden op de elolijst (4162 spelers in januari, t.o.v. slechts 3597 spelers in juli wat overeenkomt met bijna 14% minder). Ik vermoed dat er wel wat spelers zijn die nog niet in orde zijn met hun lidgeld en er dus in de nabije toekomst een correctie zal gebeuren. Desalniettemin is het wel een alarmsignaal voor alle instanties om vandaag nog te reageren.

dinsdag 3 september 2013

Een Hollands gambietje deel 2

Weet je wat een topschaker zoals Kramnik doet op de rustdag vooraleer hij zijn eerste partij in de finale van een wereldbeker zal spelen? Vissen zie bv chessvibes ! Alhoewel het een erg populaire sport is in Rusland (mijn Russische schoonvader is ook een fervent beoefenaar) waren toch velen verrast dat een professional zoals Kramnik niet de hele rustdag serieus bezig was met de partijvoorbereiding. Dit betekent echter helemaal niet dat Kramnik weinig gaf om het resultaat maar wel dat hij wellicht van mening was dat rusten belangrijker was dan uren pluggen op de computer. Dit is mogelijk op voorwaarde dat het voorbereidingswerk al eerder werd gemaakt en er dus hoogstens nog hier en daar iets moest worden opgefrist. Dus een partij voorbereiden is voor Kramnik geen koortsachtig memoriseren van groene zetten zoals ik in mijn vorig blogartikel beschreef maar eerder een relax doornemen van enkele nota's en vooral goed uitrusten. 

Makkelijk gezegd allemaal maar hoe kon Kramnik op voorhand weten dat Dmitry Andreikin zijn tegenstander zal zijn in de finale? Wel dat wist hij uiteraard niet op voorhand wat automatisch betekent dat hij alle openingen in zijn repertoire vooraf in detail heeft bestudeerd. Sterke spelers zorgen ervoor dat ze een grondige kennis hebben van alle mogelijke systemen tegen hun repertoire. Een gelijkaardig geluid kan je lezen op chessmasterschool waar grootmeester Andrei Istratescu (dezelfde persoon uit mijn artikeltje met een kanon op een mug schieten) stelt dat veel spelers een plafond bereiken omdat ze onvoldoende inspanningen maken om een compleet repertoire uit te werken. Belangrijk is hierbij het woordje compleet wat in hoofdletters in zijn tekst vermeld staat. Een beperkte studie van de theorie zorgt ervoor dat je zwaktes hebt en een ketting is slechts zo sterk als zijn zwakste schakel. Bovendien is het heruitvinden van het wiel zinloos en vooral tijdrovend.

Uit het voorgaande kunnen we duidelijk afleiden dat een partij voorbereiden met behulp van groene zetten zeker geen professionele aanpak is. Het gebruik van groene zetten zou je kunnen vergelijken met het lezen van een boekbespreking i.p.v. het boek zelf. We weten allemaal dat het boek lezen veel beter is maar soms hebben we niet hiervoor de tijd of willen we hiervoor niet de tijd vrijmaken. Hetzelfde werd trouwens al verteld door Kara in de commentaren onder mijn blogartikeltje van patzer naar gm intro en calculation. Ik kon dan ook best Stefan Docx gevatte opmerking smaken in de boekenstand toen hij hoorde over mijn zoektocht naar groene zetten . Die opmerking moet ongeveer zo hebben geklonken: "In het Hollands zijn er wel veel groene zetten." 

Er zit uiteraard een dubbele bodem in deze opmerking. Zowel mijn voorbereidingsmethode (op basis van mijn groene zetten) als mijn hardnekkig vasthouden aan een toch dubieuze Hollandse opening (met heel wat groene zetten voor wit) vindt hij amateuristisch. Hij heeft uiteraard gelijk maar vandaag kan/ wil ik niet de tijd steken in een meer professionele aanpak. Ik heb een full time job en een jong gezin die van mij voorrang krijgen. Dus is het roeien met de riemen die ik heb en dat zijn lapmiddeltjes zoals groene zetten of het spelen van een ietwat dubieuze opening zoals het Hollands.

Als je 20 jaar een ietwat dubieuze opening zoals het Hollands speelt zoals mijzelf dan heeft dit als grote voordeel dat je zo een beetje alle mogelijke systemen al gezien hebt. Bovendien is het Hollands in tegenstelling met bv. Najdorf en Gruenfeld veel minder onderhevig aan nieuwtjes. Geert Van der Stricht gaf na de Open Gent aan dat hij in 2000 helemaal up to date was met de Najdorf maar de laatste jaren alles zo snel in de theorie is geëvolueerd dat het ook voor hem onmogelijk is geworden om alle gespeelde varianten te kennen. M.a.w. elk nadeel heb zijn voordeel. In het vervolg van dit artikel zal ik een recent voorbeeldje uitlichten waar ik net zoals in een eerder blogartikeltje een hollands gambietje gebruik zal maken van mijn jarenlange ervaring in het Hollands om snel in de opening voordeel te krijgen. Ik heb als titel "Een Hollands gambietje deel 2" gekozen omdat het ook hier een gambiet betreft die bovendien een grote verwantschap heeft met het gambietje besproken in deel 1.

De oudste partij in mijn persoonlijke database tegen het h3 systeem in het Hollands dateert van 1998. Mijn zeer summiere kennis van dit systeem was toen gebaseerd op het boek Dutch Defense van Larry Christiansen en Jeremy Silman gepubliceerd in 1989 ! Daarin stond vermeld dat het offer aannemen gevaarlijk was voor zwart en veiliger d5 was.
Van bovenstaande partij leerde ik vooral dat ik niet moet wachten met c5 te spelen want daar komt mijn tegenspel vandaan. Pas in 2003 kwam er een vervolg. Een Franse expert met dit systeempje legde mij op de rooster door de zettenvolgorde te verfijnen maar ik vond een goede antidote en nam later het initiatief over. Als ik het mij goed herinner werd de partij eens gepubliceerd in het vergane schaaktijdschrift Vlaanderen Schaakt.
Ondanks dat ik in deze partij met d5 een goed resultaat heb neergezet, begon ik later te twijfelen of mijn opening wel nauwkeurig was. In het boek Win with the stonewall Dutch gepubliceerd in 2009 stond vermeld dat het plan met Lf4 erg doeltreffend was in dit soort stonewallstelling vandaar ik het in een volgende partij over een totaal andere boeg gooide. Het werd een hyperscherpe partij met uiteraard een aantal fouten.
De belangrijkste les uit deze partij die ik trok, was dat zwart best voor d5 kiest op het moment dat wit g4 heeft gespeeld. In een recente partij van Open Gent kon ik mijn verworven kennis etaleren. Ik antwoordde g4 onmiddellijk met d5 en wachtte niet met c5 maar speelde de zet van zodra ik zag dat het speelbaar was.
Het was bijlange geen foutloze partij maar wel eentje waarmee ik aantoon dat op mijn schaakniveau het zeker een voordeel kan zijn om vele jaren eenzelfde opening te spelen op voorwaarde dat je steeds attent bent om uit elke partij lessen te trekken.

Brabo

woensdag 28 augustus 2013

Groene zetten

In de meeste schaaktornooien staat er wel een boekenstand waar je tijdens of na het tornooi kan rondneuzen. Dit was ook zo in het voorbije Open Gent waarvan ik gebruik maakte om naast een vakantieleesboek ook een openingsboek te zoeken. Trouwe blogvolgers zullen zich zeker herinneren dat ik o.a. in mijn commentaren onder het blogartikel schaakopeningen studeren verteld heb dat ik geen openingsboeken gebruik om openingen te studeren. Dit is nog niet gewijzigd want ik heb het hier niet over een klassiek openingsboek waar je kan in lezen maar een openingsboek voor een schaakprogramma. 

Je kan je terecht afvragen wat je moet met een openingsboek voor een schaakprogramma. In een recent blogartikeltje gambieten heb ik aangegeven dat ik mij niet meer interesseer in computerwedstrijden. Dit betekent dat ik geen partijen meer speel tegen schaakprogramma's noch dat ik mij bezig hou met het organiseren van partijen waarin schaakprogramma's het onderling uitvechten. Nee voor mij ligt de kracht van dit soort openingsboek vooral in de partijvoorbereiding

Het aspect tijd speelt (voor mij) een cruciale rol in de partijvoorbereiding wat ik o.a. heb aangetoond met data in mijn blogartikeltje de sterktelijst. De reden van de tijdsdruk betreffende de partijvoorbereiding in de Belgische interclub moet m.i. vooral worden gezocht in het relatief hoog aantal mogelijk tegenstanders. In Zwitserse tornooien is die eerder te zoeken bij het feit dat de tijd tussen het tijdstip waarin de paringen bekend worden gemaakt en het tijdstip waarop de partij aanvangt erg beperkt is (gaande van enkele minuten tot enkele uren). In beide type tornooien is het dus zaak om zo efficiënt mogelijk te werken tijdens de voorbereiding en dan is een openingsboek voor mij een erg handig hulpmiddel.

Dit moet ik verder uitleggen want ik veronderstel dat bovenstaande onvoldoende is om te begrijpen waarom zulk type openingsboek een handig hulpmiddel is. In tegenstelling met (sommige) profschakers of zelfs sterke geroutineerde amateurs is mijn kennis van heel wat openingen gebrekkig zoals o.a. eerder al vermeld in mijn blogartikel een uitgebreid zwartrepertoire. Dit combinerend met het feit dat ik in elke partij een wetenschappelijk aspect tracht te weven, is voor mij voorbereiden vaak grotendeels een race tegen de tijd om een basiskennis te verkrijgen van de onbekende systemen/ varianten die mijn tegenstander mogelijks zal spelen (baserend uiteraard op het beschikbare materiaal in de databases).  Als basiskennis beschouw ik weten welke kritieke partijen er met een systeem/variant werden gespeeld hierbij vooral oog hebbend voor de meest recente. 

Het opzoekwerk van deze kritieke/recente partijen kan je doen via een simpele zoekfunctie op de onbekende stelling eventueel aangevuld met minimum eloratings van de spelers (bv. + 2500) in o.a. Chessbase.  Echter deze methode is nogal traag en omslachtig. 
  • Afhankelijk van de stelling, de grootte van de database(s) en de snelheid van de computer kan zulke zoekfunctie gemakkelijk een minuut of meer vragen.
  • Afhankelijk van de populariteit van de opening en de diepte van de gekozen onbekende stelling kan je soms erg veel partijen te zien krijgen waardoor het lang kluwen is om te weten wat wel of niet relevant is.
  • Het naspelen van de partijen is vaak onvoldoende om een oordeel te vellen over de kwaliteit van de gespeelde zetten. Een engine in parallel laten draaien is dus noodzakelijk waardoor je extra tijd moet spenderen om een redelijk kwaliteitsoordeel te zien op het scherm.


Een veel snellere en efficiëntere methode die (ongeveer) hetzelfde werk verricht, is het gebruiken van een openingsboek die een engine ondersteunt. 
  • Een zoekfunctie wordt uitgevoerd in (ongeveer) 1 seconde
  • Je krijgt onmiddellijk een overzicht van alle mogelijke zetten in een stelling met bijhorende populariteit, score, ...
  • De praktijkscore van een zet geeft een goede indicatie over hoe correct de zet is. Bovendien duidt de auteur van het openingsboek met het kleur groen aan of hij 1 of meerdere keuzes aanraadt voor zijn eigen engine. Vooral dit laatste vind ik interessant want we mogen veronderstellen dat de auteur vooraf al een goede afweging heeft gemaakt tussen de zetten naar alle waarschijnlijkheid met behulp van de engine. M.a.w. we mogen veronderstellen dat we voor de groene zetten geen engine parallel hoeven te draaien.
In het onderstaande screenshot kunt u het resultaat vinden van zulke zoekfunctie volgens een openingsboek die gelinkt is aan Fritz 11.
We zien dus rechts van de stelling, het resultaat van de zoekfunctie in het openingsboek.
  • Kolom 1 geeft de zetten weer die al werden gespeeld in de praktijk. 
  • Kolom 2 geeft per zet weer, hoeveel partijen werden gespeeld in de praktijk.
  • Kolom 3 geeft per zet weer, wat de score voor wit was.
  • Kolom 4 geeft per zet weer, hoeveel rating de spelers hadden die de zet hebben gespeeld in de praktijk.
  • Kolom 5 geeft per zet weer, wat de eloperformantie was van de spelers die de zet hebben gespeeld in de praktijk.
  • Kolommen 6-8 bepalen welke zet(ten) door de engine in tornooimodus worden gespeeld dus niet relevant voor mij.
  • 11...dxe5 staat in het groen wat betekent dat de auteur vindt dat deze keuze zijn voorkeur heeft en als kritiek moet worden beschouwd.
Deze werkmethode stelt mij in staat om op zeer korte tijd heel wat kritieke varianten te bekijken en te memoriseren. Ik durf zelfs te stellen dat mits beschikkend over een goed geheugen dat je in 1 uurtje voorbereiden met deze methode tegen de meeste spelers (niveau waar ik tegen speel dus geen + 2700 spelers) al de meeste lacunes in openingskennis kunt opvullen.

Het laatste decennium heb ik er veelvuldig van gebruik gemaakt in mijn partijvoorbereidingen en tot recent was ik erg tevreden van de resultaten. Ik zeg tot recent omdat ik onlangs met deze werkmethode een nare ervaring heb gehad. Als we kijken naar de resultaten in bovenstaand screenshot dan mogen we er uit afleiden dat dxe5 en b4 verder moeten worden bekeken. Pg4 mag worden genegeerd want slechts 1 keer gespeeld tussen niet-gekwoteerde spelers dus naar alle waarschijnlijkheid niet-relevant. Zo maakte ik ook in realiteit mijn partijvoorbereiding. De trouwe bloglezer zal misschien al gezien hebben dat deze stelling komt uit mijn partij tegen Stefan Docx die ik besprak in mijn blogartikeltje grootmeesternorm voor stefan docx. Als we die partij opnieuw naspelen dan zien we al snel dat Stefan net koos voor het door mij genegeerde Pg4. Erger wordt het om vervolgens vast te stellen dat Pg4 vandaag vrij populair is en het dus vreemd is dat de openingsboek hierover niets verteld.

Minder vreemd wordt het echter als ik vertel dat ik een openingsboek gelinkt aan Fritz 11 gebruikte dus daterend van 2007. Eigen schuld dikke bult, hoor ik al sommigen denken want een openingsboek gebruiken van 2007 in 2013 is gewoon vragen om moeilijkheden. Dat weet ik uiteraard ook wel dus waarom gebruik ik zulk boek dan. Wel de voorbije jaren heb ik weinig partijen gespeeld en zelden tegen sterkere tegenstanders waardoor ik weinig of geen kritieke recente lijnen op het bord kreeg. M.a.w. ik kreeg niet het gevoel dat mijn openingsboek te oud was om nog te betrouwen. Ook is het zo dat in mijn recente aankopen van schaakprogramma's (Rybka, Houdini) geen openingsboeken meer worden meegegeven. In tegenstelling met vroeger worden vandaag de openingsboeken apart verkocht en zoals velen hou ik de knip op mijn (schaak-) uitgaven dus liet ik het na om het openingsboek mee aan te schaffen.

De nare ervaring in mijn partij met Stefan Docx leerde dus mij een lesje vandaar ik vroeg aan Ben Van de Putte of hij een up to date openingsboek voor engines te koop had in zijn boekenstand op de Open Gent. Echter het enige waarmee hij op de proppen kon komen was opening encyclopedia 2013. Ik ben bereid om rond de 30 euro hiervoor uit te geven (per jaar) maar geen 100 euro zoals Chessbase vraagt wat mij op afzetterij lijkt. Het is Chessbase hun recht om van hun monopoliepositie in de markt te profiteren maar ik help er niet aan mee dus ik zoek naar andere legale alternatieven.

Een mogelijk alternatief is het zoeken naar gratis openingsboeken die te downloaden zijn van het internet. Iedereen kan met behulp van Chessbase zelf een openingsboek creëren dus heel wat is beschikbaar op het internet. Zoek op de extensie ctg en je vindt vele pagina's zelfs van recent gemaakte openingsboeken. Het probleem met dit alternatief is dat je geen enkele garantie hebt over de kwaliteit van het aangeboden openingsboek. Welke partijen werden verwerkt? Maakte de auteur zelf aanpassingen aan het boek of is het allemaal automatisch gegenereerd door de computer? Hoe recent is het boek gemaakt? ... Te veel open vragen voor mij om dit soort boeken blindelings te vertrouwen.

Een ander alternatief is het gebruik maken van een relatief nieuw fenomeen van online openingsboeken. Zo heb je 365chess.comchesslive.degameknot.com ,... Het meest recente online openingsboek is chesstheory.org, geleid door USCF Senior Master Mark Morss met als zeer ambitieuze opzet niet alleen de data te beperken tot de gespeelde zetten maar ook hoogstaande analyses toe te voegen en nauwkeurige beoordelingen. Ook hier zijn echter enkele belangrijke nadelen. Vooreerst heb je een internetconnectie nodig. Als je ter plaatste bent dan ben je min of meer verplicht om gebruik te maken van een smartphone of dergelijke wat ik niet bezit. De beschikbare data in de online openingsboeken is meestal van een lagere kwaliteit t.o.v. de te downloaden openingsboeken. Ik vermoed omdat de meeste online openingsboeken nog in hun kinderschoenen staan. Veel van die online openingsboeken eisen lidmaatschap die vaak niet gratis is. Tenslotte vind ik het grootste nadeel dat je niet snel kunt switchen tussen engine en openingsboek. Eenmaal op het einde van een variant in een openingsboek, is het aan te bevelen om met een schaakprogramma snel nog enkele zetten verder te kijken wat erg omslachtig is als je een online openingsboek gebruikt.

Uiteindelijk heb ik dan maar gekozen om mijn eigen openingsboek te maken met behulp van Chessbase. Ik selecteerde alle partijen gespeeld door +2300 spelers in de Megadatase (2011) en in de twics van de laatste 2 jaren dus 2012 en 2013. De geselecteerde partijen injecteerde ik in het openingsboek en na enkele uren wachten, was het openingsboek automatisch gegenereerd volledig gratis ! Hieronder kan je een screenshot vinden van een zoekfunctie volgens dit nieuw openingsboek op dezelfde stelling als in het eerdere screenshot.



























We zien onmiddellijk dat er een totaal ander beeld wordt getoond over dezelfde stelling. Pg4 wat ik volgens mijn oude openingsboek negeerde, wordt hier aanbevolen als absolute topkeuze. Hiermee is het verhaal nog niet af. Ik heb nu wel een nieuw up to date openingsboek die ik in de toekomst makkelijk kan verder updaten maar ik mis wel nog steeds mijn groene zetten. 

Zo is een statistisch goede score geen garantie voor een correcte zet. Zo kan het zijn dat er recent een weerlegging is gevonden maar het aantal partijen met die weerlegging nog erg klein is en dus te weinig invloed heeft op de uiteindelijke score. Evenmin is een statistisch slechte score voor een bepaalde zet een garantie dat de zet slecht is. Het is best mogelijk dat de speler wel gekozen heeft voor de beste zet maar later zijn voordeel heeft weggeven in de partij. Dit effect zien we vooral als er weinig partijen gespeeld zijn met een specifieke zet. Door het gebruiken van groene zetten, kan er worden bijgestuurd aan de evaluatie. Het aanduiden van de groene zetten is vandaag geen automatisch proces bij het creëren van een openingsboek dus het is aan de gebruiker om dit manueel te doen maar dit is voor een amateurschaker zoals mijzelf een onbegonnen karwei. Er bestaat wel een middeltje om een openingsboek te tunen door het schaakprogramma tegen zichzelf te laten spelen en de resultaten te laten meetellen in de statistieken. Echter ook dat is geen wondermiddel want je hebt duizenden partijen nodig vooraleer je een serieus effect zal zien in het openingsboek wat met een simpele pc, een proces van erg lange adem is.

Zelf ben ik tevreden over de eerste resultaten van het nieuwe openingsboek maar besef tezelfdertijd dat het niet perfect is. Ik verwelkom dus zeker reacties van lezers die andere en hopelijk betere ideeën hebben om een nog efficiënter en sterker openingsboek te verkrijgen zonder dat er hoge kosten aan verbonden zijn.

Brabo

Addendum 2 september 2013
Dankzij een hint op chesspub vond ik op de Hiarcs website een openingsboek die 3 maandelijks wordt upgedate. Er wordt geclaimd dat het boek jaarlijks 80 elopunten wint in sterkte en er geen betere complete openingsboeken bestaan maar zonder harde bewijzen lijkt mij dit eerder verkoopspraatjes. Gratis is het dus evenmin want 1 jaar abonnement op het openingsboek kost 50 euro zonder BTW. Dit is voor mij te duur zonder enige garanties op kwaliteit maar reacties van lezers zijn opnieuw welkom.

vrijdag 9 augustus 2013

Bedrog

Het schaken begint stilaan op wielrennen te lijken – zelfverklaarde anti-dopingcommissies roepen de hele community bijeen voor iedereen die enigszins onregelmatige prestaties neerzet. Namen worden al bij voorbaat bij een modderpoel gezet om alvast als eerste met modder te kunnen gooien. Het feit dat er regelmatig zondaars de kop opsteken, zal hier niet vreemd aan zijn. Maar hoe is het zover kunnen komen?
Wel, al sinds het begin der informaticatijden hebben schakers gepoogd om de boel te belazeren. Een recent nummer (1/2013) van het tijdschrift Karl ging bijna integraal over deze thematiek. Er zijn vele vormen van bedrog (naast elektronische hulpmiddelen denk ik aan het influisteren van zetten, het gaan spieken in het boekenstalletje, het op het toilet analyseren van de stelling met een zakschaakspelletje, het faken van ganse tornooien (als je rijk genoeg bent, zoals Alexandru Crisan), het inzetten van je tweelingbroer of –zus (echt, het komt voor), enzovoort), maar hier beperk ik mij tot de bekendste gevallen van het zich laten assisteren met elektronische middelen. Op de site van chess.com staan enkele goede artikelen met leuke partijfragmenten (google “computers in chess good or evil”). In Chessvibes “cheating” in het zoekvenster intikken levert ook al een opvallend grote oogst op.
Eén van de eerste pogingen (die, zoals de meeste, slecht afliep), vond plaats in de New York open van 1993. Een onbekende zwarte speler, met een groot rastakapsel, speelde plots mee voor het prijzengeld. Met een opmerkelijke naam als “John von Neumann” kreeg hij al snel de aandacht van de tornooileiding, vooral toen hij één van zijn partijen verloor door tijdsoverschrijding na amper enkele zetten. Op het einde van het tornooi, mocht hij zijn kunnen demonstreren in een blitzpartijtje. De bedrieger viel meteen door de mand – hij was nauwelijks op de hoogte van de loop der stukken. Hij bleek een koptelefoon en zender te dragen, waarmee de zetten doorgegeven werden.
De 55-jarige Duitser Clemens Allwermann (elo 1925) werd in de Böblinger Open in 1998 de eerste echte schaker die “goed” gebruik maakte van software. Hij verklaarde zijn succes in het tornooi met argumenten als “iets wat ik net geanalyseerd heb voor mijn correspondentiepartijen”, of “gewoon geluk gehad”. Toen hij op het einde van zijn beslissende partij tegen Kalinichev een moeilijk mat in acht aankondigde, viel hij door de mand. Uiteindelijk gaf hij zijn 1660 DM prijzengeld terug en werd de rechtszaak tegen hem geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Sindsdien staat de man bekend als de pionier van het gebruik van de combinatie transmissie- en schaaksoftware Diverse sites verwijzen nog naar de eerste deftige poging om te cheaten, een compleet overzicht van het verhaal staat op Chessbase.
In 2006 speelde Eugen Varshavsky de pannen van het dak in de World open, maar nadat hij Ilya Smirin versloeg, werd hij verplicht om de twee laatste ronden zonder zijn immense hoed te spelen – zeer verrassend daalde zijn speelsterkte plots met meer dan 1000 elopunten – tot nu toe het enige geval dat bekend is van een schakende hoed.
Ook andere landen werden niet gespaard – onder andere Nederland, Indië en Dubai kregen er ook mee te maken. En dan was er de slimme telefoontruc van enkele Franse (top)spelers op de olympiade van Khanty-Mansiysk (2010), waarbij de zetten gecamoufleerd waren in internationale telefoonnrs. Marzolo analyseerde, stuurde de zetten door naar de coach (Hauchard) en die liep dan volgens een bepaald pad langs de borden, zodat de Feller wist wat hij moest doen. To no avail – het bedrog werd ontdekt en spelers en trainers werden zwaar gesanctionneerd. Dit was ongetwijfeld op het hoogste niveau tot op heden dat er gefraudeerd werd.
In Duitsland (2011) werd FM Natsidis gepakt in zijn laatsteronde partij tegen Sebastian Siebrecht (terwijl zelfs een verlies in die partij hem nog een IM-norm had opgeleverd). Overmoed gekoppeld aan gewoonte: zelfs voor een partij die hij mocht verliezen, had hij nog elektronische hulp nodig. Het zelfvertrouwen wordt volledig in het apparaat gelegd en het eigen denken stopte volledig.
In oktober 2012 werd Falko Bindrich (GM ondertussen) beschuldigd van cheating met zijn smartphone tijdens zijn partij tegen Sebastian Siebrecht (jawel, dezelfde). Hij kreeg een speelban van 2 jaar, maar toen hij beroep aantekende bij de Duitse bond, haalde de federatie bakzeil, met als motivatie dat er geen legale basis voor de schorsing was.
Het laatste bekende geval is dat van Jens Kotainy, die het open tornooi van Dortmund (zomer 2013) domineerde met 7/7. Dat kon misschien nog verklaard worden met het feit dat hij de hoogste elo was, maar het viel toch op dat hij weeral eens perfect speelde en pas een steekje liet vallen wanneer de buit al lang en breed binnen was. Hoe Kotainy geklist werd, is uitvoerig te lezen op de grote schaaksites. Opvallend is dat hij in een Duits tijdschrift (ik geloof dat het Schach 64 was) vorig jaar al aangevallen werd omwille van zijn verdachte schommelingen in speelsterkte (in blitz schijnt hij niet veel voor te stellen). In zijn recht van antwoord verdedigde hij zich met “Mir kann man keine - und wird es auch zukünftig nicht - Computerhilfe nachweisen”. Tot nu dus. Hoogmoed voor de val.
Nu enkel Ivanov nog – met zijn partners in crime deelt hij het gevoel van onaantastbaarheid. Zijn systeem werkt zo goed, dat hij zelfs rapidpartijen kan spelen op computersterkte. Hij draagt geen overdreven hoofddeksel en loopt niet weg van het bord tijdens de partij. De zender/ontvanger moet hij dus op zichzelf dragen – wat gestaafd wordt door zijn (zwakke) optreden in een tornooi waarin aangekondigd werd dat er controles zouden plaats vinden. Want zijn eigen bewering (dat hij zowel van Rybka als Houdini een trainingsmatch met 10-0 heeft gewonnen) gelooft natuurlijk niemand.
De recente gevallen vallen op door het feit dat het relatief jonge schakers zijn die in de verleiding komen. Is het normvervaging – of gewoon luiheid en de idee dat easy succes ook mogelijk is? Het feit dat deze generatie (zonder dat ik hiermee een ganse generatie wil zwart maken) van 20-30’ers opgegroeid zijn met internet, iPads en krachtige GSMs zal er voor iets tussen zitten. De technologie is er, de mogelijkheden ook en op het einde van de rit easy money.
Tweede opvallend feit is dat er ook een verschuiving in speelsterkte is waar te nemen. In het begin waren het zwakke spelers die eens wilden proeven van het leven van de schaakelite (en bijhorend prijzengeld). Behalve Ivanov, zijn het nu eerder spelers van meer dan 2300 die zich hieraan verbranden, in een onbezonnen poging om de eigen grenzen te verleggen. Een eerder verrassende vaststelling, maar anderzijds doet het ons besluiten dat de verleiding in elke laag van schaaksterkte moet voordoen. Sterke spelers hebben ook het voordeel dat een “goed tornooi” minder snel zal opvallen dan een -2000 speler die plots op wereldniveau begint te spelen. Maar zolang de sjoemelaars het doel te snel willen bereiken (lees: de eerste keuze van Houdini), zullen ze door de mand vallen.
En toch, “de perfecte moord” in het schaken is al eens beschreven in een fictief kortverhaal dat ooit (ik schat de negentiger jaren) eens gepubliceerd werd in het Engelse tijdschrift “Chess”. Hierin krijgt een gewone clubspeler plotseling het inzicht hoe hij elke schaakpartij moet winnen – het schaakspel is opgelost, de methode eenvoudig te onthouden. De speler pakt het slim aan – hij werkt zich geleidelijk op tot regionaal niveau en vergeet nooit om nu en dan een remise te spelen of een partij te verliezen. Na enkele jaren plaatst hij zich voor het zonaal en later het interzonaal tornooi. Hij slaat zich – weeral niet overtuigend – door de kandidatenmatchen heen en krijgt zijn kans op de wereldtitel. Nu pas ontbindt hij zijn duivels: hoewel de WK op topniveau speelt, verliest die elke partij. De match duurt amper 13 partijen: 13-0. Maar wanneer hij op het slotbanket zijn geheim wil onthullen en het schaken wil vernietigen, wordt hij neergeschoten door de ex-WK, die ondertussen de reden van zijn nederlaag heeft beseft. Na herstel blijkt hij een deel van zijn geheugen kwijt te zijn.
Een mooi verhaal, maar de vraag is natuurlijk hoe dergelijk gedrag vermeden of gedetecteerd kan worden. Om te beginnen de GSM afgeven of open en bloot op de speeltafel leggen, kan op praktische bezwaren stuiten bij grotere competities (vrees voor diefstal, om er maar één te noemen). Als de scheids al die GSMs moet in bewaring houden, zitten we bij een groot tornooi met een logistiek probleem.
Analyses van de partij achteraf kan al één en ander verduidelijken: heeft de speler werkelijk zoveel meer gezien dan zijn tegenstander? Kotainy vloog in Dortmund tegen de lamp omdat hij al een reputatie had en omdat hij bezig was om het deelnemersveld met een perfecte score op te rollen. Hij werd goed in de gaten gehouden en zo werd zijn merkwaardig gedrag opgemerkt: bij elke zet stak hij zijn hand in de broekzak waar zijn gsm zat, om de trilsignalen op te vangen en door te geven. Oplettendheid is minstens even belangrijk als technologische maatregelen (zo viel het Siebrecht op dat Bindrich net als Natsidis vaak van zijn bord wegging op zijn eigen bedenktijd).
Het uitsluiten van prijzengeld van spelers die drie forfaitpunten krijgen is een drastische maatregel, die tegen Ivanov uitgeprobeerd wordt. Maar hier wordt beroep gedaan op het altruïsme van de schaker: hij (en twee anderen) moet een punt afstaan, zodat een algemeen belang gediend wordt. Een speler die zelf in aanmerking komt voor een prijs, zal dit m.i. niet zomaar doen. Enkel wanneer alle spelers overeen komen, kan zo’n speler in de eerste drie ronden geboycot worden, waarmee de schade voor de “helden” beperkt blijft – ze kunnen gebruik maken van een Zwitsers gambiet (voor de speler die 0/2 heeft en de cheater tegenover zich krijgt, is de schade trouwens al beperkt – met 0/2 doe je zelden nog mee voor de prijzen). Controles op bezit van andere elektronische hulpmiddelen lijkt me nutteloos, gezien het gebruik van de gsm (die uitstond) in het geval Kotainy. Iedereen heeft een gsm, dus waarom als cheater het moeilijk maken om extra zendapparatuur mee te zeulen? Misschien gebruikt Ivanov wel een zendapparaat in zijn schoenen (een zet in correspondentiecode versturen en ontvangen met je tenen is niet zo moeilijk, deze techniek is in het verleden trouwens al gebruikt). Short in het jongste nummer van New in Chess gebruikt dit argument in zijn artikel “Dressed to Kill” om een stripschaaktornooi te houden en zo Ivanov te ontmaskeren.
Een alternatieve regel zou zijn dat aan de topborden (bv de eerste tien), de paringen en het kleur pas vlak voor de partij worden vrijgegeven, als de spelers in de speelzaal zijn – of de partijen te laten plaatsvinden in een volledig afgesloten ruimte. Opnieuw moeten spelers “boeten” (geen voorbereiding mogelijk) om een algemeen kwaad uit te roeien, maar het is een mogelijkheid, net als het vertraagd doorsturen van de zetten op het internet – wat op zich nog zo gek niet is (en niemand heeft er nadeel van, behalve enkele journalisten en internetschakers die het tornooi live willen volgen).
Een meer serieuze poging om het cheaten te ontmaskeren is het achteraf analyseren van de partijen, om zo een mate van overeenstemming met computers te kunnen aantonen. Hier zal een slimme cheater er wel voor waken om niet meer de beste zet van Houdini te gebruiken, maar van bv een freeware programma (Stockfish bv), dat dan nog eens getweakt is met afwijkende parameters. In gelijke stellingen kan er bovendien worden voor gekozen om bv de tweede of derde beste zet te spelen. Bovendien laat een slimme cheater ook taktisch nu en dan een gelegenheid door de vingers glippen en is hij niet afkerig van een remise meer of minder of van een tweede of derde plaats in een tornooi. Een “menselijk” openingsboek (niet te breed) en een onregelmatig tijdsverbruik maakt de verhullingsoperatie compleet. De kans dat er dan nog partijen met de computer kunnen geïdentificeerd worden als “vals” lijkt me klein.
Moraal van het verhaal: het is zeer moeilijk om onopgemerkt te cheaten en get away with it. Bovendien, het doet eigenlijk denken aan de postbodes in het cr-schaak: wat is de fun aan het doorgeven van computerzetten? Daarvoor schaak je toch niet?
Voor wie moedeloos wordt van dit artikel, er is hoop: Ivanov heeft wel degelijk – ondanks zijn computerhulp – al een partij verloren. Op de ouderwetse manier: hij werd verslagen met een extreme vorm van horizonwerking. De hele partij laat hij/de computer na om tegenspel te creëren met f6 of f5 en in tijdnood begaat hij een elementaire blunder (niet snel genoeg meer kunnen seinen?).

HK5000

woensdag 7 augustus 2013

Sportiviteit

Alhoewel het voorbije Belgisch kampioenschap op minder dan 50 meter van mijn kantoor afspeelde, moest ik zelf verstek laten gaan wegens onvoldoende verlof op de teller. Mijn chef laat nog niet toe om te batchen en daarna 50 meter verder schaak te spelen. Echter na het werk trachtte ik wel geregeld even binnen te springen om zo een glimp op te vangen van de sfeer en de partijen. Spijtig stelde ik vaak vast dat er nog weinig partijen bezig waren omstreeks 5 uur dus slechts 3 uren na het aanvangsuur. De reden hiervan is zeker het nieuwe tempo. Met minder tijd voor 40 zetten, zijn partijen sneller gedaan maar er is ook een zeker kwaliteitsverlies wat op zijn beurt leidt tot partijen met een gemiddeld minder aantal zetten. Het is een evolutie die ik niet toejuich maar ik zie in deze maatschappij waarin men steeds drukkere agenda's heeft, geen mogelijkheid om dit te counteren.

Als toeschouwer vielen mij 2 partijen in het bijzonder op. 1 partij vermeldde ik al in een vorig blogartikeltje de hollandse schaakanekdote. Rein Verstraeten weigerde remise in die partij waardoor hij Tanguy Ringoir verplichtte om verder te spelen. In zijn keuze speelde wellicht ook sportiviteit een rol. Geen enkele concurrent kon achteraf kwalijk nemen dat hij te makkelijk in een goede stelling de titel van Belgisch kampioen had weggegeven. In een 2de partij speelde opnieuw Rein een opmerkelijke rol. Daar koos hij tot mijn verbazing om niet de remise te claimen op zet 40 in een duidelijk inferieure stelling. Stefan had net per ongeluk 3 keer dezelfde stelling toegelaten. 
Het reglement artikel 9.2 uit Laws of Chess werd uiteraard gecreëerd om conflictsituaties te vermijden waarin 1 van de spelers geen zin had in remise maar tevens geen pogingen meer ondernam om de partij op een normale wijze te winnen. Omdat het duidelijk was dat Stefan wel nog serieuze pogingen ondernam om de partij op een normale wijze te winnen, zou het dus kunnen zijn dat Rein niet naar de letter maar naar de geest van het reglement handelde. Achteraf vroeg ik Rein wat precies zijn intenties waren in de partij maar hij gaf een ontnuchterend antwoord dat hij gewoon gemist had dat er een remiseclaim mogelijk was. Zelf herinner ik mij dat ik 2 gelijkaardige situaties al heb meegemaakt in officiële wedstrijden.

In beide partijen hadden mijn tegenstanders weinig zin in de remise. Pas toen ik ging claimen bij de scheidsrechter, werd het hun duidelijk dat ze per ongeluk 3 keer dezelfde stelling op het bord hadden laten verschijnen waarna ze teleurgesteld de remiseuitslag ondertekenden. Ik koos dus om de letter van het reglement toe te passen maar er bestaan wel degelijk spelers die kiezen voor de zogenaamd sportieve keuze.

Zo herinner ik mij het verhaal op schaakfabriek waarin verteld werd dat Jan Gooris opgaf in een stelling waarin hij remise kon claimen op basis van het reglement artikel 9.3 uit Laws of Chess. Zijn jonge tegenstander Yasseen De Herdt had enige moeite om de winst in het zeldzame eindspel paard + loper te vinden waardoor hij uiteindelijk 52 zetten nodig had voor de mat. Absoluut geen schande als je weet dat recent nog de wereldkampioene bij de dames er niet in slaagde om de mat te vinden, zie het leuke youtubefilmpje. De 50 zetten regel werd oorspronkelijk gecreëerd om te vermijden dat iemand onbeperkt zou proberen een stelling te winnen. Arbitrair werd de grens getrokken op zet 50 maar omdat hier duidelijk geen sprake was van onbeperkt proberen een stelling te winnen, vond Jan het correcter om niet vast te pinnen op de 50 zetten en dus de overwinning te gunnen aan zijn jonge beloftevolle tegenstander.

Men zou denken dat zulk gedistingeerd gedrag enkel voorkomt bij amateurs waar weinig op het spel staat maar ook bij professionals zijn gelijkaardige gevallen bekend. De Oekrainsche topgrootmeester Vassily Ivanchuk is een zeer eigenzinnige schaker met briljante ideeen. Niet alleen voor de tegenstanders is hij onnavolgbaar maar ook zelf heeft hij moeite om de controle over zijn gedachten te behouden waardoor hij geregeld in grote tijdnood komt. Zo was het ook in zijn partij tegen de Cubaanse topgrootmeester Leinier Dominguez Perez, gespeeld in Linares 2009. In het tijdsnoodduel smeet Vassily enkele stukken per ongeluk om die echter door Leinier in zijn eigen tijd werden rechtgezet. Echter Vassily voelde intuitief aan dat hij hiermee de normale gang van zaken had verstoord en stelde daarom op zet 47 in gewonnen stelling remise voor.
Leinier nam het voorstel aan maar kreeg later wroeging hierover toen hij vernam waarom Vassily niet had willen winnen. Hij vond dat hij nooit dit cadeau had mogen aannemen. In de Grandprix van Thessaloniki 2013 was hij dan ook blij om een cadeautje terug te kunnen geven aan Vassily maar dat was buiten de waard gerekend. Ook deze keer was Vassily in grote tijdnood. Vassily had een totaal winnende stelling maar blunderde en kwam verloren te staan. Leinier wou remise voorstellen maar Sofia Rules waren geldig dus moest hij zoeken naar een andere oplossing.
Uiteindelijk kwam een zetherhaling op het bord maar ondertussen was ook de vlag gevallen van Vassily. Leinier probeerde nog bij de arbiter te claimen voor een remise maar die was onverbiddelijk. Een arbiter is aanwezig om toezicht te houden op het volgen van de reglementen dus enigszins normaal dat hij die reglementen dan ook op de letter tracht toe te passen. 

De wellicht grootste perfectionist is de Tjechische topgrootmeester David Navara. Erg bekend is uiteraard zijn partij tegen Moiseenko waar hij remise gaf in compleet gewonnen stelling alhoewel er kwalificatie in de Wereldbeker en een grote som geld op spel stond. Echter wat weinigen weten is dat David zulke cadeaus niet 1 keer maar minstens in 3 gelijkaardige situaties heeft gegeven. Telkens betrof het een situatie waarin er mogelijks invloed was geweest op de prestatie van de tegenstander waardoor David zich slecht voelde bij het winnen van de stelling. Zelfs een slecht werkende klok waaraan David geen enkele verantwoording betrof, was voldoende om zich schuldig te voelen t.o.v. de tegenstander.

Het is een logica die weinig of geen andere grootmeesters vandaag volgen wat we o.a. kunnen afleiden uit Peter Svidlers quote: “I want to stress that this is in huge part due to what kind of a man David is. He is constantly worried he will do something wrong and in fact never does. In all my years of knowing him he hasn't done one thing wrong ethically and yet he constantly worries about it […] He is a great guy but sometimes he is his own worst enemy. I think because he wants so badly to be absolutely perfect in every respect.” 

Ik begrijp wel de drijfveer voor zulk extreem correct gedrag. Schaken wordt door heel wat spelers bekeken als een nobel spel waarin een pure krachtmeting op het vlak van ideeën en kunde plaatsvindt. Het resultaat van de partij moet in rechtstreeks verband staan met wie de sterkste speler was tijdens de partij. Reglementen zijn nodig om het geheel in een zeker kader te gieten maar mogen geen dominante rol spelen. In werkelijkheid is zulke zuivere strijd een utopie. Zoals de grote Tartakower ooit zei: " I never defeated a healthy player." Altijd zijn er wel redenen te vinden waarom het niet perfect ging. Als iedereen eerlijk is dan beseffen we dat zelden alle randvoorwaarden vervuld zijn om optimaal te kunnen spelen.

In tegenstelling met 'being mister nice guy of mister perfect' verkies ik Emanuel Lasker's filosofie: "Chess is, above all, a fight" . Dit betekent helemaal niet dat ik onbeschoft of onbeleefd gedrag goedkeur, integendeel maar wel dat spelers in de partij best gebruik maken van de mogelijkheden in de reglementen om de partij in hun voordeel te beslechten. Zo is het spelen op iemands tijdsgebrek een onderdeel van dit gevecht wat ik o.a. al uitlegde in mijn blogartikel eindspelen met ongelijke lopers deel 2. Om de mogelijkheden van de reglementen optimaal te gebruiken, moet je ze uiteraard ook eerst op voorhand bestuderen en daar knelt vaak het schoentje. Recent zag ik in Open Gent hoe Olaf Pienski (dezelfde persoon uit mijn blogartikeltje gambieten) een bekende theoretische remisestelling verloor op tijd tegen Geert Van der Stricht. Achteraf vroeg ik wat er precies gebeurd was aan Geert. Geert vertelde mij dat hij helemaal geen probleem had met een remise maar als de tegenstander vergeet remise voor te stellen/ claimen dan is dit voor zijn rekening waarmee ik het uiteraard eens ben.

Bovendien lijkt het erg sportief om af en toe eens niet het maximaal haalbare uit een stelling te halen maar in realiteit is het vaak een bron voor ergernis. Spelers worden jaloers omdat de ene wel een cadeau krijgt en de andere niet. Ook is het vaak zo dat een gunst voor de ene speler ten koste gaat van 1 of meerdere andere spelers. Ik ben dus van mening dat we beter ons concentreren op andere domeinen (stiptheid, niet praten tijdens een wedstrijd, ...) om sportiviteit te verdedigen.

Brabo

Addendum 26 augustus 2013
In de 2de ronde van de Fide Worldcup kwam het tot een conflict tussen de spelers Wang Hao en Dreev Aleksey zie o.a. chessbase,  betreffende remise door 3 keer dezelfde stelling. Aleksey stond huizenhoog gewonnen maar liet per ongeluk 3 keer dezelfde stelling op het bord verschijnen waarna Hao echter op verkeerde wijze remise claimde. Hij claimde namelijk remise zonder de zet waarmee 3 keer dezelfde stelling zou verschijnen vooraf schriftelijk te noteren. Het artikel 8.1 in de fidereglementen zegt dat je geen zetten op voorhand mag noteren maar blijkbaar weten heel wat spelers niet dat er een uitzondering bestaat voor het claimen van remises op basis van artikels 9.2 en 9.3. Puur toeval maar op deze blog vermeldde ik al eerder een voorbeeld van zulke fout, zie mijn partij tegen Steven Geirnaert in het blogartikel gekke materiaalverhoudingen. Echter in tegenstelling met Aleksey, ging ik niet in discussie maar vertelde ik Steven dat hij gewoon zijn formulier moest aanvullen met de beoogde zet waarmee de kous af was. Nu ik had uiteraard makkelijk praten wat er stond bijzonder weinig op het spel in mijn partij en bovendien was de eventuele winst veel minder evident in mijn partij tegen Steven. Vervolgens wil ik er ook nog op wijzen dat een foutieve remiseclaim niet betekent dat er geen nieuwe juiste claim kan worden gemaakt wat gebeurde in de partij door Hao. Uiteraard veelvuldig verkeerd claimen kan/ zal wel uiteindelijk bestraft worden met een nederlaag want wordt beschouwd als opzettelijk en herhalend storen van de tegenstander.